Grote tijdsperiode: De middeleeuwen (476 - 1450)

advertisement
Grote tijdsperiode: De middeleeuwen (476 - 1450)
Bij het nader bestuderen van de middeleeuwen kwam men al snel tot de slotsom dat het hele
tijdvak van zo’n 10 à 12 eeuwen niet kan worden behandeld als 1 aaneengesloten periode
met een zelfde karakter. Daarom kwam men met de aanduidingen ‘de vroege middeleeuwen’
en ‘de late middeleeuwen’.
De vroege middeleeuwen (475 – 1000)
Verval van het Romeinse Rijk (3de – 5de eeuw)
Het Romeinse Rijk vormde in zijn bloeitijd (1ste en 2de eeuw) één geheel, verdedigd door een
sterk leger. Het werd vanuit Rome bestuurd door één keizer, bijgestaan door een uitgebreide
administratie. De keizer gedroeg zich steeds meer als een goddelijke alleenheerser.
Het Romeinse rijk kende een sterk ontwikkelde handelseconomie. Grote steden weden
vanuit heel de mediterrane wereld bevoorraad met basis- en luxeproducten.
De Romeinen kenden aanvankelijk een open en verdraagzaam polytheïsme. In de late
oudheid werd het christendom een belangrijke godsdienst. In 394 werd het zelfs de
staatsgodsdienst.
Vanaf de 3de eeuw raakte het machtige Rome echter steeds verder in verval. Er heerste een
langdurige economische crisis. De keizers hadden nog nauwelijks macht. De grenzen van
het rijk stonden onder enorme druk. De invallen van Germaanse stammen maakten de
chaos volledig. De eenheid van het rijk ging verloren. In 395 viel het rijk uiteen in een Westen Oost-Romeins rijk. In 476 kwam er een einde aan het West-Romeinse rijk.
Het Oost-Romeinse rijk leed veel minder onder de crisis. De hoofdstad Constantinopel lag
heel gunstig en was uitstekend verdedigd. De Germanen konden de stad niet innemen. Na
de ondergang van het West-Romeinse rijk bleef het Oost-Romeinse rijk verder bestaan. Het
wordt he Byzantijnse rijk genoemd.
Rond 500 was het West-Romeinse rijk uiteengevallen in verschillende Germaanse
koninkrijke. Hun koningen waren meer stamhoofden en legeraanvoerders dan echte vorsten.
Hun legers bevochten elkaar. De Germanen waren ongeletterd, ze hadden geen ervaring
met administratie.
Het Westen viel terug op een eenvoudige landbouweconomie. De plattelandsbewoners
produceerden zelf basisproducten die ze nodig hadden. Handel was er nog nauwelijks, er
circuleerde nog heel weinig geld. De steden verschrompelden verder.
De Germaanse koningen in het Westen bekeerden zich tot het christendom en maakten er
opnieuw de enige en verplichte godsdienst van. Dit christendom verbond het verdeelde
Westen. De bisschop van Rome werd als paus de leider van de westerse kerk. Latijn bleef
de voertaal voor godsdienst en geschreven cultuur.
Barbaarse stammen
De romeinen gebruikte de naam ‘Germanen’ als aanduiding van een grote verzameling
‘barbaarse’ stammen die ten noorden van het Romeinse rijk woonden. Zelf beschouwden die
stammen zich nooit als 1 volk.
De Germaanse cultuur verschilde op vele vlakken van de Romeinse cultuur. Daarom
beschouwden vele Romeinen de Germanen als achterlijke, gevaarlijke wildemannen. De
Germanen kende geen steden of stenen huizen zoals de Romeinen. Ze woonden in kleine
nederzettingen of alleenstaande hoeven. Dat waren lange houten constructies met wanden
van gevlochten takken. Het dak was met riet bedekt.
Germanen geloofden ook sterk in natuurkrachten en brachten offers (soms mensenoffers) bij
bomen, bronnen, moerassen… Zij geloofden dat in de moerassen Goden en geesten
woonden.
Het Byzantijnse rijk (500 - 1453)
Het Oost-Romeinse of Byzantijnse rijk strekt zich uit over 3 continenten; Europa, Azië en
Afrika met de stad Byzantium als centrum. Het kerngebied van het rijk lag in Klein-Azië en
het Balkan schiereiland.
Het Byzantijnse rijk was één en onverdeeld. De keizers bestuurden het als alleenheersers
vanuit de hoofdstad Constantinopel (ook Byzantium genoemd). Ze werden bijgestaan door
een uitgebreid ambtenarenkorps.
In het Oosten bleef ook de handelseconomie goed draaien. Grote, welvarende steden bleven
voor hun basis- en luxeproducten aangewezen op de invoer.
In het Byzantijnse rijk bleef het christendom staatsgodsdienst. De keizer beschouwde zich
als Gods vertegenwoordiger op aarde. Hij leidde niet enkel de staat, maar ook de kerk. In het
Oost-Romeinse rijk was niet Latijn maar Grieks al eeuwenlang de meest gesproken taal en
de taal van de geschreven cultuur. In het Byzantijnse rijk werd Grieks ook de voertaal voor
godsdienst en bestuur.
Onder keizer Justinianus beleefde het Byzantijnse rijk een absoluut
hoogtepunt. De keizer wou de eenheid van de Middellandse Zeewereld
herstellen. Door veroveringen in Spanje, Italië en Noord-Afrika slaagde
hij daar ten dele in.
Na Justinianus was het leger niet meer in staat de grenzen te
verdedigen. Vele gebieden ging verloren. Italië viel in de handen van de
Germaanse Longobarden. Op de Balkan zorgden de Bulgaren voor grote
problemen. In Klein-Azië was Perzië de grote vijand. In de 7de eeuw
profiteerden de Arabieren daarvan om Byzantium van zijn rijkste provincies te beroven.
Byzantium
In dit rijk gelde de Byzantijnse theocratie: één staat, één kerk, één wet.
Er bestond een staatskerk, met de keizer als hoofd. Hij werd gewijd als plaatsvervanger van
God op aarde (theocratie)
De stad had ongeveer 750 000 inwoners. Men beweerde dat men in de straten 72
verschillende talen kon horen.
De stad telde 5 keizerlijke en 9 prinselijke paleizen, 8 openbare en 153 particuliere
badhuizen; er waren binnen de stadsmuren meer dan 300 kloosters.
Economie
Byzantium beschikte over grote vloten en was het drukste
handelscentrum van de christelijke wereld. Het was een
draaischijf van de mediterrane handel. Het onderhield
handelscontacten met Azië (Indië en China). Via de Zwarte Zee
voerde het handel met Oost-Europa. Het christelijke Byzantium
en de islamwereld waren vijanden, maar voer den een levendige handel met elkaar. De
gouden munt van Byzantium , de bezant, werd overal als betaalmiddel aanvaard.
Nijverheid en handel waren de spil van een bloeiende economie. De boeren, handelaars, de
vaklui, ambtenaren, … iedereen was opgenomen in deze geldeconomie.
In het rijk was sociale ongelijkheid troef. De tegenstellingen waren groot tussen rijken en
armen, tussen vrije burgers en slaven.
Cultuur
De kunst in Byzantium stond vooral in dienst van de kerk. Kunstenaars sneden geraffineerde
ivoorstukken, schilderden fresco’s, verluchtten manuscripten, weefden en bewerkte zijde.
Maar het was in de architectuur, de mozaïekkunst en iconenkunst (afbeeldingen van
Christus, Maria en heiligen) dat de Byzantijnen topprestaties leverden.
Christus (mozaïek)
Maria met kind (icoon)
De Arabische beschaving (600 – 1300)
In de uitgestrekte woestijngebieden van het Arabische schiereiland woonden halfnomaden
(deel van het volk trekt rond met vee terwijl de rest een vaste verblijfplaats heeft) in
stammen. Ze hadden een herderseconomie. Kooplui en ambachtslieden leefden in de
marktstadjes van Midden-Arabië. Voor de handel met Byzantijnen en kooplui uit het Oosten
waren de oasen stopplaatsen langs de karavaanwegen. Aan de kusten en in de vruchtbare
valleien van het zuiden werd aan landbouw gedaan.
Mekka was het landsbouwcentrum. In deze stad, in de Ka’aba, vereerden de verschillende
stammen vele goden (polytheïsme). Iedere stam aanbad zijn eigen goden en had zijn eigen
riten. Er was religieuze verdeeldheid.
Er bestond geen Arabische staat. Er waren alleen stam- en familiehoofden. Er heerste
politieke verdeeldheid.
Mohammed werd in 570 geboren in een
koopmansfamilie in Mekka. Als jongeman
kwam hij in contact met het jodendom en het
christendom. De moslims geloven dat de engel
Gabriel hem in 612 verscheen: Allah (het
Arabisch voor God) had Mohammed
uitverkoren tot profeet om de islam (de
gehoorzaamheid aan God) te prediken.
Omwille van de tegenstand in Mekka week
Mohammed in 622 uit naar Medina. Dat jaar is
het begin van de mohammedaanse kalender.
In die stad werd hij aanvaard als de politieke en religieuze leider. Zo kwam hij in 630 terug
naar Mekka. De Ka’aba werd het belangrijkste heiligdom en Mekka de heilige stad van de
islam.
Bij de dood van de profeet in 632 was bijna het hele Arabische schiereiland bekeerd en
onderworpen. Mohammed bracht dus godsdienstige en politieke eenheid in het vroeger
totaal verdeelde Arabië.
Het heilige boek van de islam, de Koran, is een bundeling van de onvervalste woorden van
God zelf door de engel Gabriel aan de Profeet geopenbaard. De Koran bevat voor de
moslims één geloof, één moraal en één wet. Allah is de ene God (monotheïsme), almachtig
en mild. Om het eeuwige leven te verdienen, moeten de moslims de Vijf Pijlers van het
geloof naleven.  http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20040315_islam07
*Haji: Pelgrimstocht naar Mekka.
*Zakah: Aalmoezen aan armen en
behoeftigen.
*Shahadah: Er is geen God buiten
Allah en Mohammed is zijn profeet.
*Salah: Ritueel gebed (5x per dag).
*Saum: Vasten in de negende maand.
De Arabische kooplui hadden wereldwijde contacten. Zo leerden zij uitvindingen en nieuwe
technieken kennen. Chinese krijgsgevangen bijvoorbeeld leerden hen hoe papier te maken.
Ook na de expansie bleef de islam aanhangers winnen, zowel in Azië als in Afrika. De
Arabieren stonden open voor de hen omringende hoogstaande culturen. Bij dat alles
voegden zij de resultaten van hun eigen (wetenschappelijk) onderzoek. Hun beschaving
bereikte haar hoogtepunt van de 9de tot de 11de eeuw. Ze was toen de belangrijkste
beschaving ten westen van China.
De Arabieren waren meesters in decoratiekunst. De Koran verbiedt het afbeelden van
levende wezens. Daarom versierden zij hun gebouwen met geometrische tekeningen,
bloemmotieven en arabesken (versiering bestaande uit slingerende grondlijnen, waaraan
bloemmotieven sierlijk aaneengestrengeld vastzitten).
In verschillende landen werkten Byzantijnse, Egyptische en Spaanse kunstenaars en
architecten samen. Vooral in deze landen bloeide een
verfijnde beschaving. Moskeeën, paleizen,
universiteiten en publieke badhuizen, parken en
tuinen waren er de uiting van. Verrukkelijke tuinen
vormden een aards paradijs, een afspiegeling van de
eeuwige zaligheid. Zij waren de meesters in landen
tuinbouw: hun irrigatietechnieken waren superieur!
De Arabieren bouwden in natuur- en baksteen. Voor
hun architectuur vonden zij inspiratie bij de Grieken en
de Romeinen en bij de Byzantijnse bouwmeesters.
Het resultaat was echter steeds origineel en typisch
Arabisch.
Dit was een aard paradijs, een afspiegeling van
de eeuwige gelukzaligheid, aan de moslims bel
beloofde door de Profeet (13de eeuw v
vorstenhuis in Granada).
De Frankische beschaving
Merovingers
In de 5de eeuw verdween het laatste restje Romeins gezag in West-Europa. Germaanse
stamhoofden namen het gezag van de Romeins keizer over. Rond 500 was het WestRomeinse rijk uiteengevallen in verschillende Germaanse koninkrijken. In het rijk van de
Franken leverde de dynastie (vorstenhuis; een reeks opeenvolgende koningen uit eenzelfde
familie) van de Merovingers de koningen. Eén van hen, Clovis, veroverde de naburige
Germaanse koninkrijken. In het begin van de 6de eeuw strekte het Merovingische rijk zich uit
van over de Rijn tot de Pyreneeën.
De heidense Clovis liet zich rond 500 door de bisschop als
christen dopen. Dat verleende hem nieuw prestige. Hij trad in
de voetsporen van de christelijke keizers uit de late oudheid.
Zo verwierf hij de steun van de kerk, de enige overgebleven
organisatie uit de Romeinse tijd. Geletterde geestelijken
stonde hem voortaan bij in het bestuur. De koning steunde de
kerstening. Na de dood van Clovis werd zijn rijk verdeeld
onder zijn zonen. Volgens het Frankische erfrecht was het rijk
immers privébezit. Zo verbrokkelde het Merovingische rijk in
verschillende deelrijken.
Het doopsel van Clovis. Bisschop zal
de heilige zalf op het voorhoofd van
de koning uitsmeren.
Karolingers
De latere Merovingische koningen lieten hun rijk besturen door hun hofmeiers (voornaamste
adviseur van de koning). Deze hovelingen breidden hun macht steeds uit. Hofmeier Karel
Martel onderwierp alle deelrijken. In 732 versloeg hij de uit Spanje oprukkende moslims in
‘de slag van Poitiers’. Hij verwierf steeds meer macht en prestige. Zijn zoon Pepijn de Korte
pleegde in 751 een staatsgreep: hij zette de Merovingische koning af en eigende zich de
troon toe. Voortaan regeerde de dynastie van de Karolingers. Pepijn vond steun voor zijn
politiek bij de paus. Die kon militaire hulp gebruiken, nu zijn traditionele beschermer, de
Byzantijnse keizer, de handen vol had met de oprukkende Arabieren. Pepijn veroverde
enkele Byzantijnse gebieden in Midden-Italië en schonk ze aan de paus. Zo ontstond de
Kerkelijke Staat. Het was het begin van de pauselijke wereldlijke macht. Als tegenprestatie
zalfde de paus Pepijn tot koning. Dit kerkelijke gebaar verleende het koningschap een heilig
karakter. Het verbond tussen troon en altaar bepaalde nog eeuwenlang het verloop van de
Europese geschiedenis.
Karel de Grote volgde zijn vader Pepijn als koning. Met veel militair geweld en onder het
mom van een heilige oorlog breidde hij het Karolingische rijk uit tot in Spanje en Duitsland.
De onderworpen volken moesten zich bekeren tot het christendom. Toen de Longobarden
Rome bedreigden, versloeg Karel hen en voegde Noord-Italië toe aan zijn rijk. Hij trad op als
speciale beschermer van de Kerkelijke staat. Als wederdienst kroonde de paus hem in 800
tot de westerse keizer der Romeinen. Karel de Grote verdeelde zijn rijk in meer dan honderd
graafschappen en hertogdommen en bestuurde het vanuit Aken. De graven en hertogen
moesten in zijn naam besturen, recht spreken en belastingen heffen. In ruil daarvoor schonk
de koning hen het gebruik van landgoederen, en koninklijke inkomsten zoals de opbrengst
van belastingen en gerechtelijke boeten. De eenheid van het Karolingische rijk hield echter
niet lang stand. Met het verdrag van Verdun (843) splitsten de kleinzonen van Karel de Grote
het rijk op in drie aparte koninkrijken. Hieruit kwamen later Frankrijk en Duitsland voort.
De late middeleeuwen (1270-1500)
Dit is een periode in de geschiedenis van Europa die duurt van ca. 1270 tot 1500. Enkele
kenmerken die we aan deze periode kunnen toereiken is de verstedelijking in Europa, de
zware economische crisis, een heropleving van de geldhandel, het afbrokkelen van het
feodaal systeem en zo dus de macht van de Adel. Ook de langdurige oorlog tussen Frankrijk
en Engeland is gebeurd is deze Periode, genaamd de Honderdjarige Oorlog.
1 De kruistochten
De Kruistochten waren militaire tochten naar het ‘heilige land. Het volk vocht voor het
Christendom, voor hun geloof. De naam werd afgeleid van het kruis dat de ridders droegen
op hun kledij, schild, vlaggen,…
Een definitie van de kruistochten is: Alle Militaire georganiseerde ondernemingen tegen de
vijanden van het roomkatholiek geloof (Islam, Albanezen,…)
Waarom kruistochten?
de pelgrims hadden een heilig land namelijk, Palestina. Rond het jaar 1500 werd het land
veroverd door een Mohammedaanse stam en werden de Pelgrims mishandeld, misbruikt,
weggestuurd, verbannen uit hun eigen land. Dit is één van de grootste reden waarom de
Paus een kruistocht verklaarde, het werd een ‘heilige oorlog’ om hun ‘heilig land’ terug te
winnen.
Waarom namen er zoveel burgers aan deel?
De deelnemers kregen bepaalde voorrechten, ze hoefden geen belastingen meer te betalen
en als ze terug kwamen van hun tocht, ze zouden erna aflaat krijgen d.w.z., na hun dood
hoefden ze minder lang voor hun zonden boeten.
Het was een economische stimulans voor kooplieden, voor edelen was het een mogelijkheid
om hun territorium uit te breiden. Er waren dus redenen genoeg om deel te nemen aan deze
kruistochten.
Leverde deze kruistochten enige resultaten op?
In geen geval voor:
- de opbloei van de handel want die was al reeds aanwezig
- Voor nieuwe producten en technieken, dit gebeurde via andere wegen
- Intellectuele rijkdommen, deze kwamen uit Spanje, Italië, Griekenland
Wel resultaat op vlak van:
- De versterking van het nationaal gevoel
- Een grotere beweeglijkheid van mensen en goederen
- Het had dramatische invloed voor het Joodse volk/gemeenschappen
Data van de verschillende kruistochten
 1ste kruistocht (1096-1099)
 Jeruzalem wordt ingenomen. Paus Urbanus II nodigt ridders uit op kruistocht te
gaan tegen de ongelovigen
 2de kruistocht (1147-1149)
 Na de val van Odesa mislukt de 2de kruistocht na het beleg van Damascus
 3de kruistocht (1189-1192)
 Werd geleid door Frederik 1, mislukt na de dood van de keizer
 4de kruistocht (1202-1204)
 werd geleid door Venetianen
 5de kruistocht (1217-1221)
 kruistocht naar Egypte
 6de kruistocht (1228-1229)
 Werd geleid door Frederik 2. Jeruzalem komt weer tijdelijk in handen va de
Christenen.
 7de kruistocht (1248-1254) en 8ste kruistocht (1270)
 Geleidt door Franse Koning naar Egypte en Tunesië
 9de kruistocht (1271-1272)
2 De 100-jarige oorlog
De honderdjarige oorlog gebeurde tussen 1337-1453, een verzamelnaam voor deze oorlog
was een aantal gewapende conflicten. Dit klonk iets minimaliserende. Het was een strijd
tussen Engeland en Frankrijk. De oorlog heeft zo’n 116 jaar geduurd, met onderbrekende
wapenstilstanden.
Waarom was is die oorlog van start gegaan?
Na de dood van de Franse Koning Charles VI, was het een hele discussie wie de troon zou
opvolgen. De Engelse Koning III, de zus van Charles VI wou die troon maar evengoed wou
Philips VI deze. Er werd beslist dat de troonopvolging niet via een vrouwelijke tak ging
gebeuren en dus werd Philips VI Koning. Engeland was woedend en op 24 mei 1970 barste
de bom. Engeland had een groot deel van het Frans gebied bezet, en vond dus dat zij daar
het meeste recht op hadden. Sindsdien is de 100jarige oorlog van start gegaan.
3 De standenmaatschappij
De bevolking werd vroeger opgedeeld in groepen, deze groepen werden bepaald op vlak
van eigen rechten en plichten.
De 1ste stand
De geestelijken, ze hadden veel voorrechten, zoals vb. hun belastingen heffen, geen
krijgsdienst verrichten. Het waren ook grootgrondbezitters. Er waren hoge en lage
geestelijken. Hoge geestelijken waren bijvoorbeeld de kardinalen en bisschoppen. De lage
geestelijken bestonden uit monniken, priesters, nonnen.
De 2de stand
Adel, zij hadden ook veel voorrechten zoals ook het niet hoeven betalen van belastingen, ze
waren arbeidsvrij. De adel stond hoog aanzien en had veel luxe. De taak van de adel was de
bescherming van de clerus en de 3de stand.
De 3de stand
De boeren en de gewone burgers, deze waren opgedeeld in 2 standen: de horigen en de
boeren. De boeren hadden geen enkele rechten maar enkel plichten. Zij moesten de 1ste en
de 2de stand altijd gehoorzamen.
4 Het feodale systeem
In de middeleeuwen was het feodale stelsel of leenstelsel heel belangrijk. Dit hield in dat de
vorst zijn trouwe onderdanen beloonden door ze een stuk land in bruikleen te geven. Dit stuk
land werd het feodum genoemd. Voorwaarden voor het krijgen van een feodum:
 De vazal (lener) moest de leenheer trouw en gehoorzaamheid beloven.
 'Consilium et auxilium' was verplicht, leenheer bij raad en daad bijstaan.
Het kernbegrip van het feodale stelsel was trouw.
De invloed van het feodale stelsel op het wereldbeeld was er groot.
Afbrokkeling
Tijdens de Renaissance, een periode van grote maatschappelijke, culturele en politieke
veranderingen, verloor het feodalisme sterk aan kracht in West Europa. Waar eerder België,
Luxemburg, Nederland, enzovoort, allemaal een eigen leenman hadden, was er nu nog maar
een en dezelfde persoon. Zo kwamen er steeds meer bloedige strijden om de macht. Rond
1500, het einde van de Middeleeuwen dus, kwam het feodalisme aan zijn einde en kwamen
er steeds meer koningen die op de absolute macht uit waren. Maar in de rest van Europa, en
dan vooral in het midden en oosten, bleef het feodalisme nog lang bestaan. In Rusland
heerste dit machtssysteem zelfs nog tot 1917, onder leiding van de Tsaar, totdat het
communisme haar intrede deed.
5 het Christendom
De middeleeuwse beschaving werd vaak beschouwd als de christelijke beschaving. Het
geloof was in die tijd héél belangrijk. Het was de basis van alles. Na de dood kwam je in de
hel of hemel terecht, dit werd beslist op basis van hoe je je gedroeg. En alleen God had
hierover te beslissen. Je moest God dus altijd gehoorzamen, hij was de machtigste man op
aarde. In de middeleeuwse tijd stond dus de kerk centraal. De geestelijken lazen Bijbelse
verhalen voor aan de adel en de 3de stand. Want zij waren de enige die konden lezen. Daar
profiteerde de geestelijke af en toe wel eens van. Deze verhalen die werden voorgelezen
gaven aan welke richting het leven van de burgers leiden.
Download