lOMoARcPSD Taylorreeks Laat f een functie zijn en laat a een punt zijn waar f willekeurig vaak differentieerbaar is. In het laboratory project na paragraaf 3.10 van Stewart worden de Taylorpolynomen van f in a als volgt gedefinieerd: T0 (x) = f (a) T1 (x) = f (a) + f ′ (a)(x − a) T2 (x) = f (a) + f ′ (a)(x − a) + 12 f ′′ (a)(x − a)2 T3 (x) = f (a) + f ′ (a)(x − a) + 12 f ′′ (a)(x − a)2 + 16 f ′′′ (a)(x − a)3 enzovoorts. Met andere woorden: Tn (x) = n X f (k) (a) k! k=0 (x − a)k voor n = 0, 1, 2, 3, · · · Definitie De rij T0 (x), T1 (x), T2 (x), T3 (x), · · · heet de Taylorreeks van f in a en wordt genoteerd als: ∞ X f (k) (a) (x − a)k k! k=0 f (k) (a) noemen we de coëfficiënten van de Taylorreeks. k! f (k) (a) (x − a)k noemen we de termen van de Taylorreeks. De functies k! De getallen Voorbeeld We bepalen de Taylorreeks van f (x) = 1 = (x − 3)−1 in a = 5. x−3 De afgeleiden van f (x) zijn f ′ (x) = −(x − 3)−2 , f ′′ (x) = 2(x − 2)−3 , f ′′′ (x) = −6(x−3)−4 enzovoorts. Met andere woorden: f (k) (x) = (−1)k k!(x−3)−(k+1) voor k = 0, 1, 2, 3, · · · . 6 , kortom In a = 5 levert dit f (5) = 21 , f ′ (5) = − 14 , f ′′ (5) = 82 , f ′′′ (5) = − 16 1 lOMoARcPSD (−1)k k! . Hiermee kunnen we de Taylorpolynomen opschrijven: 2k+1 T0 (x) = 21 , f (k) (5) = T1 (x) = T2 (x) = T3 (x) = 1 2 1 2 1 2 − 14 (x − 5) − 14 (x − 5) + 81 (x − 5)2 − 14 (x − 5) + 81 (x − 5)2 − enzovoorts. 1 (x 16 − 5)3 ∞ X (−1)k (x − 5)k . k+1 2 k=0 Nu is het interessant om in de buurt van x = 5 de grafieken van de Taylorpolynomen te vergelijken met de grafiek van f (x): Zo krijgen we de Taylorreeks Voor grote n zien we dat de grafiek van Tn (x) op het interval 3 < x < 7 vrijwel samenvalt met de grafiek van f (x). Dat betekent dus dat de Taylorpolynomen gebruikt kunnen worden om f (x) te benaderen. Opgaven 1. Laat f (x) = beeld. 1 = (x − 3)−1 en a = 5, zoals in bovenstaand voorx−3 (a) Gebruik de grafische rekenmachine of Maple om een interval te bepalen waarop de afstand tussen T3 (x) en f (x) kleiner is dan 0.1. (Aanwijzing: kijk naar de verschilfunctie f (x) − T3 (x).) (b) Gebruik Maple om een n te bepalen zodanig dat de afstand tussen Tn (x) en f (x) op het interval 3.5 < x < 6.5 kleiner is dan 0.2. 2. (a) Bepaal de Taylorreeks van f (x) = 2 1 in a = 2. x−3 lOMoARcPSD (b) Schets (met de grafische rekenmachine of met Maple) de grafieken van de Taylorpolynomen van orde 3, 6 en 15. (c) Als we afspreken dat we met ”A ≈ B”bedoelen dat de afstand tussen A en B kleiner is dan 0.1, op welk interval geldt dan dat T15 (x) ≈ f (x)? √ 3. Bepaal de Taylorpolynomen T√ 1 + x in a = 0. 1 , T2 en T3 van f (x) = Gebruik deze polynomen om 1.1 te benaderen. √ 4. Bepaal de Taylorpolynomen T√1 , T2 en√T3 van f (x) = 3 x in a = 64. Gebruik deze polynomen om 3 63 en 3 64.5 te benaderen. 5. In deze opgave spreken we af dat we met ”A ≈ B”bedoelen dat de afstand tussen A en B kleiner is dan 0.05, (a) Bepaal de Taylorreeks van f (x) = ex in a = 0. (b) bepaal een interval waarop T3 (x) ≈ f (x). (c) Bepaal een interval waarop T10 (x) ≈ f (x). (d) Bepaal een n zodanig dat op het interval −3 < x < 3 geldt Tn (x) ≈ f (x). (e) Bepaal een n zodanig dat op het interval −5 < x < 5 geldt Tn (x) ≈ f (x). 6. (a) Bepaal de Taylorreeks van sin x in a = 0. (b) Bepaal de Taylorreeks van cos x in a = 0. 7. Voor kleine waarden van x wordt vaak gezegd dat sin x ≈ x. (a) Hoe past dit in de theorie van de Taylorreeksen? (b) Als we afspreken dat we met ”A ≈ B”bedoelen dat de afstand tussen A en B kleiner is dan 0.01, op welk interval geldt dan dat sin x ≈ x? 8. Bepaal de eerste twee termen 6= 0 van de Taylorreeks van de functie √ 4 f (x) = 4x − 8 + in a = 3. x−5 3