capita selecta Reumatische ziekten als risicofactoren voor hart- en vaatziekten M.T.Nurmohamed, A.E.Voskuyl, I.E.van der Horst-Bruinsma en B.A.C.Dijkmans – Hart- en vaatziekten (HVZ) vormen de belangrijkste doodsoorzaak onder patiënten met reumatoïde artritis (RA), de ziekte van Bechterew en lupus erythematodes disseminatus (SLE). Niet alleen de sterfte aan HVZ, maar ook de cardiovasculaire morbiditeit is belangrijk verhoogd ten opzichte van die in de algemene bevolking. – Dit verhoogde cardiovasculaire risico kan slechts gedeeltelijk verklaard worden door een toegenomen prevalentie van klassieke risicofactoren voor HVZ en lijkt aan ontsteking gerelateerd te zijn. – Prospectieve interventiestudies die gericht zijn op modificatie van risicofactoren zijn nodig om de risicovermindering bij deze ontstekingsziekten te bepalen. – Naast SLE dienen ook RA en de ziekte van Bechterew beschouwd te worden als nieuwe risicofactoren voor HVZ. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1921-4 Reumatische ziekten, met als prototype reumatoïde artritis (RA), zijn aandoeningen met een ontstekingselement die veelal leiden tot functieverlies. Onder mensen met RA is de gemiddelde sterfte hoger dan onder de algemene bevolking. Deze oversterfte wordt voornamelijk veroorzaakt door harten vaatziekten (HVZ). HVZ spelen ook een belangrijke rol bij de morbiditeit van RA. Traditionele risicofactoren voor HVZ lijken bij RApatiënten geen overwegende rol te spelen, doch de laatste jaren is het duidelijker geworden dat ontsteking een zeer belangrijke risicofactor is voor HVZ. Mutatis mutandis geldt dit ook voor andere reumatische ziekten die gepaard gaan met een hoge mate van ontsteking, zoals de ziekte van Bechterew en lupus erythematodes disseminatus (SLE). In dit overzicht bespreken wij de epidemiologie van HVZ, de traditionele risicofactoren voor HVZ en ontsteking als risicofactor voor HVZ bij reumatische ziekten. reumatoïde artritis Mortaliteit. De mortaliteit is onder patiënten met RA verhoogd ten opzichte van die onder de algemene bevolking; de kans op vroegtijdige cardiovasculaire sterfte is bij RApatiënten toegenomen met factor 2-3.1 Er zijn verschillende predisponerende factoren voor deze verhoogde sterfte, VU Medisch Centrum, afd. Reumatologie, 4A42, Postbus 7057, 1007 MB Amsterdam. Hr.dr.M.T.Nurmohamed (tevens: afd. Inwendige Geneeskunde en Jan van Breemen Instituut, afd. Reumatologie, Amsterdam), hr.dr.A.E.Voskuyl, mw.dr.I.E.van der Horst-Bruinsma en hr.prof.dr.B.A.C.Dijkmans (tevens: Jan van Breemen Instituut, afd. Reumatologie, Amsterdam en Slotervaartziekenhuis, afd. Reumatologie en Auto-immuunziekten, Amsterdam), reumatologen. Correspondentieadres: hr.prof.dr.B.A.C.Dijkmans ([email protected]). zoals een lange ziekteduur, een hoge ziekteactiviteit, de aanwezigheid van extra-articulaire manifestaties, een afgenomen functioneringsniveau van de patiënt en hoge reumafactortiters. Cardiovasculaire morbiditeit. Ook niet-fatale HVZ, zoals myocardinfarcten, beroerten, hartfalen, ischemische hartziekten en perifeer vaatlijden komen bij RA-patiënten vaker voor. Bij deze groep patiënten worden 2 maal zo vaak hartinfarcten gerapporteerd als bij de algemene bevolking en veelal is het beloop ervan ernstiger, en zijn de recidiefkans en de sterfte hoger dan die onder niet-RA-patiënten.2 Preklinische atherosclerose en endotheeldisfunctie. Preklinische atherosclerose, gedefinieerd als een toegenomen intimamediadikteverhouding van de A. carotis communis en/of de aanwezigheid van atherosclerotische plaques in dat vat, wordt bij RA-patiënten vaker gezien dan bij gezonde controlepersonen.3 Endotheeldisfunctie kan als het allereerste begin van atherosclerose worden beschouwd en er zijn enkele publicaties verschenen die een verminderde endotheelfunctie bij RA lieten zien. In het endotheel wordt door endotheelstikstofoxidesynthase (eNOS) stikstofmonoxide geproduceerd, hetgeen essentieel is voor de cardiovasculaire homeostase: het reguleert de bloeddruk, de vaatwandremodellering en de angiogenese. Tumornecrosisfactor α (TNFα) blokkeert de activatie van eNOS en breekt daarnaast eNOS direct af. Tot dusver is bij RA door enkele groepen onderzoekers vastgesteld dat de endotheeldisfunctie partieel tegengegaan werd door TNFα-blokkade.4 Traditionele risicofactoren voor HVZ. De literatuur met betrekking tot cholesterolwaarden bij patiënten met RA is tegenstrijdig. Zo worden er bij RA-patiënten zowel hogere, lagere als vergelijkbare waarden voor totaalcholesterol, LDL-cholesterol en HDL-cholesterol ten opzichte van controlepersonen gerapporteerd. Hoewel recentelijk bleek dat Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 2 september;150(35) 1921 bij een vroege, actieve RA de concentratie totaalcholesterol is verlaagd, gaat deze verlaging gepaard met een nog sterkere verlaging van de hoeveelheid HDL-cholesterol. Dit leidt tot een ongunstige, dat wil zeggen hogere ratio totaalcholesterol/HDL-cholesterol, die normaliseert bij vermindering van de ziekteactiviteit.5 Voorts bleek dat het lipideprofiel bij patiënten met RA al jaren vóór het manifest worden van de ziekte minder gunstig is dan dat bij controlepersonen.6 Roken is een belangrijke risicofactor voor HVZ. Het is voorstelbaar dat roken ook bij RA een rol kan spelen, omdat van roken bekend is dat het invloed heeft op het ontstaan van RA en op de ernst van deze ziekte. Vooralsnog is het onduidelijk of roken een extra risico vormt voor het optreden van HVZ bij patiënten met RA. De prevalentie van diabetes mellitus is bij RA-patiënten niet verhoogd, maar er komen wel steeds meer data dat insulineresistentie bij RA-patiënten vaker voorkomt dan bij de algemene bevolking. Wat hypertensie aangaat, zijn de data tegenstrijdig, en over de invloed van overgewicht (uitgedrukt in ‘body mass index’) en fysieke fitheid op het optreden van HVZ bij patiënten met RA is weinig bekend. Niet-steroïde anti-inflammatoire middelen (NSAID’s) en selectieve cyclo-oxygenase 2-remmers (COXIB’s) worden vaak toegepast bij RA en zijn dikwijls onontbeerlijk in de beginfase van de behandeling. Inmiddels is uit grootschalig prospectief onderzoek bij niet-RA-patiënten duidelijk geworden dat COXIB’s na langdurig gebruik (12-18 maanden), ten opzichte van placebo het risico op HVZ verhogen. Uit een groot observationeel onderzoek alsmede uit een recente meta-analyse kwam verder naar voren dat de meeste NSAID’s ook gepaard gaan met een verhoogd cardiovasculair risico.7 8 Prospectief, methodologisch adequaat onderzoek naar de vraag of NSAID’s en COXIB’s ook bij patiënten met RA tot een verhoogd cardiovasculair risico leiden, ontbreekt echter tot op heden. Ontsteking. Atherosclerose wordt meer en meer als een ontstekingsziekte gezien en veel van de processen die bij RA worden geobserveerd, spelen een pathogenetische rol bij atherosclerose.9 Een effectieve onderdrukking van de gewrichtsontsteking met antireumatica, zoals methotrexaat, sulfasalazine en TNFα-blokkers, zou dan op den duur kunnen leiden tot minder cardiovasculaire incidenten. In een follow-uponderzoek onder 1240 RA-patiënten, van wie er 190 overleden, vonden de onderzoekers dat er onder patiënten die met methotrexaat waren behandeld 70% minder cardiovasculaire sterfte voorkwam dan onder patiënten die niet met methotrexaat waren behandeld.10 In een patiëntcontrolestudie werd bovendien aangetoond dat ook het gebruik van sulfasalazine verband houdt met een lager cardiovasculair risico.11 Ook TNFα-blokkerende therapie bij RA 1922 gaat gepaard met significant minder cardiovasculaire incidenten.12 ziekte van bechterew Mortaliteit. Onder patiënten met de ziekte van Bechterew is de mortaliteit tot ongeveer 2 maal zo hoog als onder de algemene bevolking. Ook bij bechterewpatiënten zijn cardiovasculaire aandoeningen de belangrijkste oorzaak van de verhoogde mortaliteit.13-17 Cardiovasculaire comorbiditeit. Cardiale aandoeningen die specifiek zijn voor de ziekte van Bechterew zijn insufficiëntie van de aortaklep ten gevolge van een aortitis van de aorta ascendens, en geleidingsstoornissen, die worden veroorzaakt door betrokkenheid van de atrioventriculaire knoop.13 De aorta-insufficiëntie treedt bij 1-10% van de patiënten op. De geleidingsstoornissen worden veroorzaakt door ontsteking en fibrosering van het septum, waardoor de atrioventriculaire knoop beschadigd raakt en er een atrioventriculair blok kan ontstaan. Geleidingsstoornissen treden op bij ongeveer 33% van de patiënten met de ziekte van Bechterew en houden verband met het HLA-B27-antigeen.14 15 Minder vaak vóórkomende cardiovasculaire aandoeningen bij bechterewpatiënten zijn pericarditis, cardiomyopathie en mitraalklepafwijkingen.17 Daarnaast kan ook het myocard beschadigen, waardoor linkerventrikelfalen ontstaat. Dilatatie en verminderde contractie van de linker ventrikel werden gerapporteerd bij 5 van de 28 patiënten met de ziekte van Bechterew,16 en de diastolische functie bleek bij bechterewpatiënten vaker gestoord te zijn dan bij gezonde controlepersonen.17 Atherosclerotisch vaatlijden treedt bij mensen met de ziekte van Bechterew eveneens vaker op dan bij de gezonde bevolking, zoals bleek uit een grootschalig onderzoek in Engeland.18 Het aantal myocardinfarcten bij ruim 5000 bechterewpatiënten uit huisartsenpraktijken bleek met een algeheel relatief risico van ruim 1,4 aanzienlijk hoger te liggen dan bij 10.000 gezonde, gematchte controlepersonen. Met name in de leeftijdsgroep van 60-64 jaar was het risico op een eerste myocardinfarct verhoogd met een relatief risico van 2,3. Traditionele risicofactoren voor HVZ. Algemene risicofactoren voor atherosclerotisch vaatlijden, zoals roken, een verhoogde cholesterolconcentratie, overgewicht en diabetes mellitus, lijken bij personen met de ziekte van Bechterew niet vaker aanwezig te zijn dan bij de gezonde bevolking,13 maar er treedt bij bechterewpatiënten vaker hypertensie op (tot 20%). Ontsteking. Ook bij de ziekte van Bechterew is wellicht de chronische ontsteking de verklaring voor het verhoogde risico op atherosclerotisch vaatlijden en er zijn thans prospectieve studies gaande die dit nader onderzoeken. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 2 september;150(35) sle Mortaliteit. De mortaliteit bij SLE vertoont een bimodaal patroon. Dit wordt veroorzaakt doordat SLE-patiënten die een actieve SLE of sepsis vroeg in het ziektebeloop overleven, later in het beloop alsnog overlijden aan vroegtijdig coronarialijden.19 Cardiovasculaire morbiditeit. Recente prospectieve onderzoekingen hebben aangetoond dat de cardiovasculaire morbiditeit bij SLE verhoogd is.20 De prevalentie van symptomatische coronaire hartziekten bij SLE is 6-10%, met een geschatte incidentie van 0,5-1,5% per jaar.21 22 De prevalentie van cerebrovasculaire aandoeningen als gevolg van atherosclerose bij SLE-patiënten wordt geschat op 2%.22 Vrouwelijke SLE-patiënten hebben een 5-9 maal verhoogde kans op coronarialijden, een 13 maal verhoogde kans op hartfalen en een 10 maal verhoogde kans op beroerte door een afsluiting van een cerebrale arterie of door een intracerebrale bloeding vergeleken met 18-44-jarige gezonde vrouwen.18 Opvallend is dat de piekincidentie van coronarialijden zich bij SLE-patiënten veel eerder voordoet dan bij de algemene bevolking, respectievelijk op de leeftijd van 49 jaar en 65-75 jaar, en dat twee derde van de SLE-patiënten met een HVZ jonger is dan 55 jaar.22 Preklinische atherosclerose en endotheeldisfunctie. De prevalentie van subklinische atherosclerose bij SLE-patiënten varieert tussen 17-55%22 en is daarmee dus aanzienlijk hoger dan die bij gezonde controlepersonen met eenzelfde leeftijd en geslacht. In kleine studies zijn aanwijzingen gevonden voor endotheeldisfunctie bij SLE.23 De waarde hiervan voor de dagelijkse praktijk is nog onduidelijk, omdat er geen prospectieve studies zijn die aantonen dat de intima-mediadikteverhouding, die verband houdt met endotheeldisfunctie, toekomstige HVZ voorspelt bij patiënten met SLE, hetgeen in de algemene populatie wel het geval is. Traditionele risicofactoren voor HVZ en ontsteking. Beperkte aantallen studies geven aan dat de risicofactoren voor HVZ vaker bij SLE voorkomen, waarbij in de meeste grotere cohorten hypercholesterolemie als duidelijke risicofactor wordt geïdentificeerd. Echter, deze risicofactoren verklaren slechts ten dele het toegenomen cardiovasculaire risico,23 24 hetgeen erop wijst dat SLE zelf een risicofactor is voor HVZ.25 SLE-gerelateerde factoren die in verband worden gebracht met HVZ zijn ziekteduur, ziekteactiviteit, een hogere leeftijd ten tijde van de diagnose en mogelijk ook prednisongebruik en de aanwezigheid van antifosfolipideantistoffen. Een van de kenmerken van SLE is het optreden van nefritis, al dan niet gepaard gaande met een nefrotisch syndroom en nierfunctiestoornissen, waarvan bekend is dat deze ook in de algemene bevolking in verband staan met HVZ. Nierfunctiestoornissen houden ook bij SLE verband met HVZ.21 Andere factoren die bij SLE in verhoogde mate aanwe- zig zijn en die mogelijk kunnen bijdragen aan een verhoogd HVZ-risico zijn hyperhomocysteïnemie en een toegenomen concentratie van asymmetrisch dimethylarginine (ADMA).24 26 Van hyperhomocysteïnemie is inmiddels gebleken dat er ook bij SLE-patiënten een samenhang is met HVZ.24 beschouwing De verhoogde preklinische cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit bij patiënten met RA, de ziekte van Bechterew en SLE zijn slechts gedeeltelijk verklaarbaar vanuit de traditionele risicofactoren voor HVZ. Het wordt steeds duidelijker dat de ontstekingscomponent bij deze ziekten een veel belangrijkere rol speelt en het is, met name bij RA, gebleken dat effectieve antireumatische therapie het cardiovasculaire risico vermindert. Gegevens over eventuele onderbehandeling van cardiovasculaire comorbiditeit ter verklaring van het verhoogde cardiovasculaire risico zijn nauwelijks beschikbaar. Wel is bekend dat de HVZ-comorbiditeit bij RA-patiënten niet verschilt van die bij patiënten met andere chronische ziekten en dat comorbiditeit bij patiënten met een chronische ziekte vaak onderbehandeld wordt.27 28 Dit laatste wordt geïllustreerd door een recente studie bij ruim 550 SLE-patiënten waaruit bleek dat verbetering van screening en behandeling van hypertensie en hypercholesterolemie mogelijk is, en dat een ruime meerderheid van de patiënten onderbehandeld werd voor hypercholesterolemie.29 Het is overigens niet bekend of en in welke mate modificatie van traditionele risicofactoren in deze ontstekingssituaties ook leidt tot vermindering van HVZ. Om dit verder te onderzoeken, worden voor RA thans grootschalige interventiestudies met statinen geïnitieerd, waarvan de eerste recentelijk van start is gegaan. Vanwege de vele factoren die een rol spelen bij het optreden van HVZ zijn prospectieve studies nodig die het effect van risicoreducerende strategieën onderzoeken. Voor RA en de ziekte van Bechterew zijn deze studies nog niet verricht. Een recente poging tot dergelijk onderzoek bij SLE-patiënten is niet succesvol gebleken, deels door terughoudendheid van patiënten en, opvallend genoeg, ook door terughoudendheid van behandelaars.30 Al met al is het opsporen en behandelen van cardiovasculaire risicofactoren, net als bij de algemene bevolking, ook noodzakelijk bij patiënten met reumatische ziekten, temeer omdat in gespecialiseerde settings cardiovasculaire comorbiditeit, zoals hypertensie bij RA-patiënten, wellicht minder goed behandeld wordt. Implementatie van cardiovasculair risicomanagement in de reumatologische praktijk lijkt dan ook aangewezen. Daarnaast is aandacht voor en behandeling van ziektespecifieke ontstekingsfactoren die een rol spelen bij het Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 2 september;150(35) 1923 optreden van HVZ nodig, teneinde de cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit onder patiënten met reumatische ziekten terug te dringen. Want anno 2006 dienen, naast SLE, ook RA en de ziekte van Bechterew beschouwd te worden als nieuwe risicofactoren voor HVZ. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Aanvaard op 5 juli 2006 Literatuur 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Doornum S van, McColl G, Wicks IP. Accelerated atherosclerosis: an extraarticular feature of rheumatoid arthritis. Arthritis Rheum. 2002; 46:862-73. Goodson N, Marks J, Lunt M, Symmons D. Cardiovascular admissions and mortality in an inception cohort of patients with rheumatoid arthritis with onset in the 1980s and 1990s. Ann Rheum Dis. 2005; 64:1595-601. Park YB, Ahn CW, Choi HK, Lee SH, In BH, Lee HC, et al. Atherosclerosis in rheumatoid arthritis. Arthritis Rheum. 2002;46:1714-9. Gonzalez-Juanatey C, Testa A, Garcia-Castelo A, Garcia-Porrua C, Llorca J, Gonzalez-Gay MA. Active but transient improvement of endothelial function in rheumatoid arthritis patients undergoing long-term treatment with anti-tumor necrosis factor alpha antibody. Arthritis Rheum. 2004;51:447-50. Boers M, Nurmohamed MT, Doelman CJ, Lard LR, Verhoeven AC, Voskuyl AE, et al. Influence of glucocorticoids and disease activity on total and high density lipoprotein cholesterol in patients with rheumatoid arthritis. Ann Rheum Dis. 2003;62:842-5. Halm VP van, Nurmohamed MT, Nielen MM, Stadt RJ van de, Koning MH de, Gast GM de, et al. Unfavourable lipid profile found two years before the onset of rheumatoid arthritis [abstract]. Ann Rheum Dis. 2003;62(Suppl 1):0143. Chan AT, Manson JE, Albert CM, Chae CU, Rexrode KM, Curhan GC, et al. Nonsteroidal antiinflammatory drugs, acetaminophen, and the risk of cardiovascular events. Circulation. 2006;113:1578-87. Kearney PM, Baigent C, Godwin J, Halls H, Emberson JR, Patrono C. Do selective cyclo-oxygenase-2 inhibitors and traditional non-steroidal anti-inflammatory drugs increase the risk of atherothrombosis? Meta-analysis of randomised trials. BMJ. 2006;332:1302-8. Hansson GK. Inflammation, atherosclerosis, and coronary artery disease. N Engl J Med. 2005;352:1685-95. Choi HK, Hernan MA, Seeger JD, Robins JM, Wolfe F. Methotrexate and mortality in patients with rheumatoid arthritis: a prospective study. Lancet. 2002;359:1173-7. Halm VP van, Nurmohamed MT, Twisk JW, Dijkmans BA, Voskuyl AE. Anti-rheumatic drugs are associated with reduction of cardiovascular risk in patients with rheumatoid arthritis. Arthritis Rheum. 2005;52 (Suppl 1):S704. Jacobsson LT, Turesson C, Gulfe A, Kapetanovic MC, Petersson IF, Saxne T, et al. Treatment with tumor necrosis factor blockers is associated with a lower incidence of first cardiovascular events in patients with rheumatoid arthritis. J Rheumatol. 2005;32:1213-8. Peters MJ, Horst-Bruinsma IE van der, Dijkmans BAC, Nurmohamed MT. Cardiovascular risk profile of patients with spondylartropathies, particularly ankylosing spondylitis and psoriatic arhritis. Semin Arthritis Rheum. 2004;34:585-92. Bergfeldt L, Edhag O, Vedin, Vallin H. Ankylosing spondylitis: an important cause of severe disturbances of the cardiac conduction system. Prevalence among 223 pacemaker-treated men. Am J Med. 1982;73:187-91. Peeters AJ, Wolde S ten, Sedney MI, Vries RR de, Dijkmans BA. Heart conduction disturbance: an HLA-B27 associated disease. Ann Rheum Dis. 1991;50:348-50. 1924 16 Ribeiro P, Morley KD, Shapiro LM, Garnett RA, Hughes GR, Goodwin JF. Left ventricular function in patients with ankylosing spondylitis and Reiter’s disease. Eur Heart J. 1984;5:419-2. 17 Sari I, Okan T, Akar S, Cece H, Curler O, Goldeli O, et al. Ventricular diastolic functions of ankylosing spondylitis patients by using conventional pulse wave Doppler, myocardial performance index and tissue Doppler imaging. Arthritis Rheum. 2005;52(Suppl):S212. 18 Symmons DPM, Goodson NJ, Cook MN, Watson DJ. Men with ankylosing spondylitis have an increased risk of myocardial infarction [abstract]. Arthritis Rheum. 2004;50(Suppl):S477. 19 Urowitz MB, Bookman AA, Koehler BE, Gordon DA, Smythe HA, Ogryzlo MA. The bimodal mortality pattern of systemic lupus erythematosus. Am J Med. 1976;60:221-5. 20 Ward MM. Premature morbidity from cardiovascular and cerebrovascular diseases in women with systemic lupus erythematosus. Arthritis Rheum. 1999;42:338-46. 21 Bruce IN. ‘Not only . . . but also’: factors that contribute to accelerated atherosclerosis and premature coronary heart disease in systemic lupus erythematosus. Rheumatology (Oxford). 2005;44:1492-502. 22 Nikpour M, Urowitz MB, Gladman DD. Premature atherosclerosis in systemic lupus erythematosus. Rheum Dis Clin North Am. 2005;31: 329-54. 23 El-Magadmi M, Bodill H, Ahmad Y, Durrington PN, Mackness M, Walker M, et al. Systemic lupus erythematosus: an independent risk factor for endothelial dysfunction in women. Circulation. 2004;110: 399-404. 24 Bruce IN, Urowitz MB, Gladman DD, Ibanez D, Steiner G. Risk factors for coronary heart disease in women with systemic lupus erythematosus. Arthritis Rheum. 2003;48:3159-67. 25 Roman MJ, Shanker BA, Davis A, Lockshin MD, Sammaritano L, Simantov R, et al. Prevalence and correlates of accelerated atherosclerosis in systemic lupus erythematosus. N Engl J Med. 2003;349: 2399-406. 26 Bultink IE, Teerlink T, Heijst JA, Dijkmans BA, Voskuyl AE. Raised plasma levels of asymmetric dimethylarginine are associated with cardiovascular events, disease activity, and organ damage in patients with systemic lupus erythematosus. Ann Rheum Dis. 2005;64:1362-5. 27 Redelmeier DA, Tan SH, Booth GL. The treatment of unrelated disorders in patients with chronic medical diseases. N Engl J Med. 1998; 338:1516-20. 28 Boers M, Dijkmans B, Gabriel S, Maradit-Kremers H, O’Dell J, Pincus T. Making an impact on mortality in rheumatoid arthritis: targeting cardiovascular comorbidity. Arthritis Rheum. 2004;50:1734-9. 29 Urowitz MB, Gladman DD, Ibanez D, Berliner Y. Modification of hypertension and hypercholesterolaemia in patients with systemic lupus erythematosus: a quality improvement study. Ann Rheum Dis. 2006;65:115-7. 30 Costenbader KH, Karlson EW, Gall V, de Pablo P, Finckh A, Lynch M, et al. Barriers to a trial of atherosclerosis prevention in systemic lupus erythematosus. Arthritis Rheum. 2005;53:718-23. Abstract Rheumatic diseases as risk factors for cardiovascular disease – Cardiovascular disease is the leading cause of death in patients with rheumatoid arthritis (RA), ankylosing spondylitis (AS) and systemic lupus erythematosus (SLE). In addition to mortality, cardiovascular morbidity is also markedly increased in these patients, compared with the general population. – The increased cardiovascular risk can be explained only partially by an increased prevalence of classical risk factors for cardiovascular disease; it also appears to be related to inflammation. – Prospective intervention trials aimed at the modification of cardiovascular risk factors are needed to determine the impact of cardiovascular risk reduction in patients with rheumatic disease. – In addition to SLE, RA and AS should be acknowledged as new risk factors for cardiovascular disease. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1921-4 Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 2 september;150(35)