Reumatische ziekten als risicofactoren voor hart

advertisement
capita selecta
Reumatische ziekten als risicofactoren voor hart- en vaatziekten
M.T.Nurmohamed, A.E.Voskuyl, I.E.van der Horst-Bruinsma en B.A.C.Dijkmans
– Hart- en vaatziekten (HVZ) vormen de belangrijkste doodsoorzaak onder patiënten met reumatoïde
artritis (RA), de ziekte van Bechterew en lupus erythematodes disseminatus (SLE). Niet alleen de sterfte
aan HVZ, maar ook de cardiovasculaire morbiditeit is belangrijk verhoogd ten opzichte van die in de
algemene bevolking.
– Dit verhoogde cardiovasculaire risico kan slechts gedeeltelijk verklaard worden door een toegenomen
prevalentie van klassieke risicofactoren voor HVZ en lijkt aan ontsteking gerelateerd te zijn.
– Prospectieve interventiestudies die gericht zijn op modificatie van risicofactoren zijn nodig om de
risicovermindering bij deze ontstekingsziekten te bepalen.
– Naast SLE dienen ook RA en de ziekte van Bechterew beschouwd te worden als nieuwe risicofactoren
voor HVZ.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1921-4
Reumatische ziekten, met als prototype reumatoïde artritis
(RA), zijn aandoeningen met een ontstekingselement die
veelal leiden tot functieverlies. Onder mensen met RA is de
gemiddelde sterfte hoger dan onder de algemene bevolking.
Deze oversterfte wordt voornamelijk veroorzaakt door harten vaatziekten (HVZ).
HVZ spelen ook een belangrijke rol bij de morbiditeit
van RA. Traditionele risicofactoren voor HVZ lijken bij RApatiënten geen overwegende rol te spelen, doch de laatste
jaren is het duidelijker geworden dat ontsteking een zeer
belangrijke risicofactor is voor HVZ. Mutatis mutandis
geldt dit ook voor andere reumatische ziekten die gepaard
gaan met een hoge mate van ontsteking, zoals de ziekte van
Bechterew en lupus erythematodes disseminatus (SLE).
In dit overzicht bespreken wij de epidemiologie van HVZ,
de traditionele risicofactoren voor HVZ en ontsteking als
risicofactor voor HVZ bij reumatische ziekten.
reumatoïde artritis
Mortaliteit. De mortaliteit is onder patiënten met RA verhoogd ten opzichte van die onder de algemene bevolking;
de kans op vroegtijdige cardiovasculaire sterfte is bij RApatiënten toegenomen met factor 2-3.1 Er zijn verschillende
predisponerende factoren voor deze verhoogde sterfte,
VU Medisch Centrum, afd. Reumatologie, 4A42, Postbus 7057, 1007 MB
Amsterdam.
Hr.dr.M.T.Nurmohamed (tevens: afd. Inwendige Geneeskunde en Jan van
Breemen Instituut, afd. Reumatologie, Amsterdam), hr.dr.A.E.Voskuyl,
mw.dr.I.E.van der Horst-Bruinsma en hr.prof.dr.B.A.C.Dijkmans (tevens:
Jan van Breemen Instituut, afd. Reumatologie, Amsterdam en Slotervaartziekenhuis, afd. Reumatologie en Auto-immuunziekten, Amsterdam),
reumatologen.
Correspondentieadres: hr.prof.dr.B.A.C.Dijkmans
([email protected]).
zoals een lange ziekteduur, een hoge ziekteactiviteit, de
aanwezigheid van extra-articulaire manifestaties, een afgenomen functioneringsniveau van de patiënt en hoge reumafactortiters.
Cardiovasculaire morbiditeit. Ook niet-fatale HVZ, zoals
myocardinfarcten, beroerten, hartfalen, ischemische hartziekten en perifeer vaatlijden komen bij RA-patiënten vaker
voor. Bij deze groep patiënten worden 2 maal zo vaak hartinfarcten gerapporteerd als bij de algemene bevolking en
veelal is het beloop ervan ernstiger, en zijn de recidiefkans
en de sterfte hoger dan die onder niet-RA-patiënten.2
Preklinische atherosclerose en endotheeldisfunctie. Preklinische
atherosclerose, gedefinieerd als een toegenomen intimamediadikteverhouding van de A. carotis communis en/of de
aanwezigheid van atherosclerotische plaques in dat vat,
wordt bij RA-patiënten vaker gezien dan bij gezonde controlepersonen.3
Endotheeldisfunctie kan als het allereerste begin van
atherosclerose worden beschouwd en er zijn enkele publicaties verschenen die een verminderde endotheelfunctie
bij RA lieten zien. In het endotheel wordt door endotheelstikstofoxidesynthase (eNOS) stikstofmonoxide geproduceerd, hetgeen essentieel is voor de cardiovasculaire homeostase: het reguleert de bloeddruk, de vaatwandremodellering en de angiogenese. Tumornecrosisfactor α (TNFα)
blokkeert de activatie van eNOS en breekt daarnaast eNOS
direct af. Tot dusver is bij RA door enkele groepen onderzoekers vastgesteld dat de endotheeldisfunctie partieel tegengegaan werd door TNFα-blokkade.4
Traditionele risicofactoren voor HVZ. De literatuur met betrekking tot cholesterolwaarden bij patiënten met RA is
tegenstrijdig. Zo worden er bij RA-patiënten zowel hogere,
lagere als vergelijkbare waarden voor totaalcholesterol,
LDL-cholesterol en HDL-cholesterol ten opzichte van controlepersonen gerapporteerd. Hoewel recentelijk bleek dat
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 2 september;150(35)
1921
bij een vroege, actieve RA de concentratie totaalcholesterol
is verlaagd, gaat deze verlaging gepaard met een nog sterkere verlaging van de hoeveelheid HDL-cholesterol. Dit
leidt tot een ongunstige, dat wil zeggen hogere ratio totaalcholesterol/HDL-cholesterol, die normaliseert bij vermindering van de ziekteactiviteit.5 Voorts bleek dat het lipideprofiel bij patiënten met RA al jaren vóór het manifest
worden van de ziekte minder gunstig is dan dat bij controlepersonen.6
Roken is een belangrijke risicofactor voor HVZ. Het is
voorstelbaar dat roken ook bij RA een rol kan spelen, omdat
van roken bekend is dat het invloed heeft op het ontstaan
van RA en op de ernst van deze ziekte. Vooralsnog is het onduidelijk of roken een extra risico vormt voor het optreden
van HVZ bij patiënten met RA.
De prevalentie van diabetes mellitus is bij RA-patiënten
niet verhoogd, maar er komen wel steeds meer data dat
insulineresistentie bij RA-patiënten vaker voorkomt dan bij
de algemene bevolking.
Wat hypertensie aangaat, zijn de data tegenstrijdig, en
over de invloed van overgewicht (uitgedrukt in ‘body mass
index’) en fysieke fitheid op het optreden van HVZ bij
patiënten met RA is weinig bekend.
Niet-steroïde anti-inflammatoire middelen (NSAID’s)
en selectieve cyclo-oxygenase 2-remmers (COXIB’s) worden
vaak toegepast bij RA en zijn dikwijls onontbeerlijk in de
beginfase van de behandeling. Inmiddels is uit grootschalig
prospectief onderzoek bij niet-RA-patiënten duidelijk geworden dat COXIB’s na langdurig gebruik (12-18 maanden),
ten opzichte van placebo het risico op HVZ verhogen. Uit
een groot observationeel onderzoek alsmede uit een recente meta-analyse kwam verder naar voren dat de meeste
NSAID’s ook gepaard gaan met een verhoogd cardiovasculair risico.7 8
Prospectief, methodologisch adequaat onderzoek naar
de vraag of NSAID’s en COXIB’s ook bij patiënten met RA
tot een verhoogd cardiovasculair risico leiden, ontbreekt
echter tot op heden.
Ontsteking. Atherosclerose wordt meer en meer als een
ontstekingsziekte gezien en veel van de processen die bij
RA worden geobserveerd, spelen een pathogenetische rol
bij atherosclerose.9 Een effectieve onderdrukking van de gewrichtsontsteking met antireumatica, zoals methotrexaat,
sulfasalazine en TNFα-blokkers, zou dan op den duur kunnen leiden tot minder cardiovasculaire incidenten. In een
follow-uponderzoek onder 1240 RA-patiënten, van wie er
190 overleden, vonden de onderzoekers dat er onder patiënten die met methotrexaat waren behandeld 70% minder
cardiovasculaire sterfte voorkwam dan onder patiënten die
niet met methotrexaat waren behandeld.10 In een patiëntcontrolestudie werd bovendien aangetoond dat ook het gebruik van sulfasalazine verband houdt met een lager cardiovasculair risico.11 Ook TNFα-blokkerende therapie bij RA
1922
gaat gepaard met significant minder cardiovasculaire incidenten.12
ziekte van bechterew
Mortaliteit. Onder patiënten met de ziekte van Bechterew
is de mortaliteit tot ongeveer 2 maal zo hoog als onder de
algemene bevolking. Ook bij bechterewpatiënten zijn cardiovasculaire aandoeningen de belangrijkste oorzaak van
de verhoogde mortaliteit.13-17
Cardiovasculaire comorbiditeit. Cardiale aandoeningen die
specifiek zijn voor de ziekte van Bechterew zijn insufficiëntie van de aortaklep ten gevolge van een aortitis van de aorta
ascendens, en geleidingsstoornissen, die worden veroorzaakt door betrokkenheid van de atrioventriculaire knoop.13
De aorta-insufficiëntie treedt bij 1-10% van de patiënten op.
De geleidingsstoornissen worden veroorzaakt door ontsteking en fibrosering van het septum, waardoor de atrioventriculaire knoop beschadigd raakt en er een atrioventriculair
blok kan ontstaan. Geleidingsstoornissen treden op bij ongeveer 33% van de patiënten met de ziekte van Bechterew en
houden verband met het HLA-B27-antigeen.14 15
Minder vaak vóórkomende cardiovasculaire aandoeningen bij bechterewpatiënten zijn pericarditis, cardiomyopathie en mitraalklepafwijkingen.17 Daarnaast kan ook het
myocard beschadigen, waardoor linkerventrikelfalen ontstaat. Dilatatie en verminderde contractie van de linker ventrikel werden gerapporteerd bij 5 van de 28 patiënten met
de ziekte van Bechterew,16 en de diastolische functie bleek
bij bechterewpatiënten vaker gestoord te zijn dan bij gezonde controlepersonen.17
Atherosclerotisch vaatlijden treedt bij mensen met de
ziekte van Bechterew eveneens vaker op dan bij de gezonde
bevolking, zoals bleek uit een grootschalig onderzoek in
Engeland.18 Het aantal myocardinfarcten bij ruim 5000
bechterewpatiënten uit huisartsenpraktijken bleek met een
algeheel relatief risico van ruim 1,4 aanzienlijk hoger te
liggen dan bij 10.000 gezonde, gematchte controlepersonen. Met name in de leeftijdsgroep van 60-64 jaar was het
risico op een eerste myocardinfarct verhoogd met een relatief risico van 2,3.
Traditionele risicofactoren voor HVZ. Algemene risicofactoren voor atherosclerotisch vaatlijden, zoals roken, een verhoogde cholesterolconcentratie, overgewicht en diabetes
mellitus, lijken bij personen met de ziekte van Bechterew
niet vaker aanwezig te zijn dan bij de gezonde bevolking,13
maar er treedt bij bechterewpatiënten vaker hypertensie op
(tot 20%).
Ontsteking. Ook bij de ziekte van Bechterew is wellicht
de chronische ontsteking de verklaring voor het verhoogde
risico op atherosclerotisch vaatlijden en er zijn thans prospectieve studies gaande die dit nader onderzoeken.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 2 september;150(35)
sle
Mortaliteit. De mortaliteit bij SLE vertoont een bimodaal
patroon. Dit wordt veroorzaakt doordat SLE-patiënten die
een actieve SLE of sepsis vroeg in het ziektebeloop overleven, later in het beloop alsnog overlijden aan vroegtijdig
coronarialijden.19
Cardiovasculaire morbiditeit. Recente prospectieve onderzoekingen hebben aangetoond dat de cardiovasculaire morbiditeit bij SLE verhoogd is.20 De prevalentie van symptomatische coronaire hartziekten bij SLE is 6-10%, met een
geschatte incidentie van 0,5-1,5% per jaar.21 22 De prevalentie
van cerebrovasculaire aandoeningen als gevolg van atherosclerose bij SLE-patiënten wordt geschat op 2%.22 Vrouwelijke SLE-patiënten hebben een 5-9 maal verhoogde kans op
coronarialijden, een 13 maal verhoogde kans op hartfalen
en een 10 maal verhoogde kans op beroerte door een afsluiting van een cerebrale arterie of door een intracerebrale
bloeding vergeleken met 18-44-jarige gezonde vrouwen.18
Opvallend is dat de piekincidentie van coronarialijden zich
bij SLE-patiënten veel eerder voordoet dan bij de algemene
bevolking, respectievelijk op de leeftijd van 49 jaar en 65-75
jaar, en dat twee derde van de SLE-patiënten met een HVZ
jonger is dan 55 jaar.22
Preklinische atherosclerose en endotheeldisfunctie. De prevalentie van subklinische atherosclerose bij SLE-patiënten
varieert tussen 17-55%22 en is daarmee dus aanzienlijk hoger
dan die bij gezonde controlepersonen met eenzelfde leeftijd
en geslacht. In kleine studies zijn aanwijzingen gevonden
voor endotheeldisfunctie bij SLE.23 De waarde hiervan voor
de dagelijkse praktijk is nog onduidelijk, omdat er geen
prospectieve studies zijn die aantonen dat de intima-mediadikteverhouding, die verband houdt met endotheeldisfunctie, toekomstige HVZ voorspelt bij patiënten met SLE, hetgeen in de algemene populatie wel het geval is.
Traditionele risicofactoren voor HVZ en ontsteking. Beperkte aantallen studies geven aan dat de risicofactoren voor
HVZ vaker bij SLE voorkomen, waarbij in de meeste grotere
cohorten hypercholesterolemie als duidelijke risicofactor
wordt geïdentificeerd. Echter, deze risicofactoren verklaren
slechts ten dele het toegenomen cardiovasculaire risico,23 24
hetgeen erop wijst dat SLE zelf een risicofactor is voor
HVZ.25 SLE-gerelateerde factoren die in verband worden gebracht met HVZ zijn ziekteduur, ziekteactiviteit, een hogere
leeftijd ten tijde van de diagnose en mogelijk ook prednisongebruik en de aanwezigheid van antifosfolipideantistoffen.
Een van de kenmerken van SLE is het optreden van nefritis, al dan niet gepaard gaande met een nefrotisch syndroom
en nierfunctiestoornissen, waarvan bekend is dat deze ook
in de algemene bevolking in verband staan met HVZ. Nierfunctiestoornissen houden ook bij SLE verband met HVZ.21
Andere factoren die bij SLE in verhoogde mate aanwe-
zig zijn en die mogelijk kunnen bijdragen aan een verhoogd HVZ-risico zijn hyperhomocysteïnemie en een toegenomen concentratie van asymmetrisch dimethylarginine
(ADMA).24 26 Van hyperhomocysteïnemie is inmiddels gebleken dat er ook bij SLE-patiënten een samenhang is met
HVZ.24
beschouwing
De verhoogde preklinische cardiovasculaire morbiditeit en
mortaliteit bij patiënten met RA, de ziekte van Bechterew en
SLE zijn slechts gedeeltelijk verklaarbaar vanuit de traditionele risicofactoren voor HVZ. Het wordt steeds duidelijker
dat de ontstekingscomponent bij deze ziekten een veel belangrijkere rol speelt en het is, met name bij RA, gebleken
dat effectieve antireumatische therapie het cardiovasculaire
risico vermindert.
Gegevens over eventuele onderbehandeling van cardiovasculaire comorbiditeit ter verklaring van het verhoogde
cardiovasculaire risico zijn nauwelijks beschikbaar. Wel is
bekend dat de HVZ-comorbiditeit bij RA-patiënten niet verschilt van die bij patiënten met andere chronische ziekten
en dat comorbiditeit bij patiënten met een chronische ziekte vaak onderbehandeld wordt.27 28 Dit laatste wordt geïllustreerd door een recente studie bij ruim 550 SLE-patiënten
waaruit bleek dat verbetering van screening en behandeling
van hypertensie en hypercholesterolemie mogelijk is, en dat
een ruime meerderheid van de patiënten onderbehandeld
werd voor hypercholesterolemie.29 Het is overigens niet bekend of en in welke mate modificatie van traditionele risicofactoren in deze ontstekingssituaties ook leidt tot vermindering van HVZ. Om dit verder te onderzoeken, worden
voor RA thans grootschalige interventiestudies met statinen
geïnitieerd, waarvan de eerste recentelijk van start is gegaan.
Vanwege de vele factoren die een rol spelen bij het optreden van HVZ zijn prospectieve studies nodig die het effect
van risicoreducerende strategieën onderzoeken. Voor RA en
de ziekte van Bechterew zijn deze studies nog niet verricht.
Een recente poging tot dergelijk onderzoek bij SLE-patiënten is niet succesvol gebleken, deels door terughoudendheid van patiënten en, opvallend genoeg, ook door terughoudendheid van behandelaars.30
Al met al is het opsporen en behandelen van cardiovasculaire risicofactoren, net als bij de algemene bevolking,
ook noodzakelijk bij patiënten met reumatische ziekten, temeer omdat in gespecialiseerde settings cardiovasculaire
comorbiditeit, zoals hypertensie bij RA-patiënten, wellicht
minder goed behandeld wordt. Implementatie van cardiovasculair risicomanagement in de reumatologische praktijk
lijkt dan ook aangewezen.
Daarnaast is aandacht voor en behandeling van ziektespecifieke ontstekingsfactoren die een rol spelen bij het
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 2 september;150(35)
1923
optreden van HVZ nodig, teneinde de cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit onder patiënten met reumatische
ziekten terug te dringen. Want anno 2006 dienen, naast
SLE, ook RA en de ziekte van Bechterew beschouwd te worden als nieuwe risicofactoren voor HVZ.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 5 juli 2006
Literatuur
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Doornum S van, McColl G, Wicks IP. Accelerated atherosclerosis: an
extraarticular feature of rheumatoid arthritis. Arthritis Rheum. 2002;
46:862-73.
Goodson N, Marks J, Lunt M, Symmons D. Cardiovascular admissions and mortality in an inception cohort of patients with rheumatoid arthritis with onset in the 1980s and 1990s. Ann Rheum Dis. 2005;
64:1595-601.
Park YB, Ahn CW, Choi HK, Lee SH, In BH, Lee HC, et al. Atherosclerosis in rheumatoid arthritis. Arthritis Rheum. 2002;46:1714-9.
Gonzalez-Juanatey C, Testa A, Garcia-Castelo A, Garcia-Porrua C,
Llorca J, Gonzalez-Gay MA. Active but transient improvement of
endothelial function in rheumatoid arthritis patients undergoing
long-term treatment with anti-tumor necrosis factor alpha antibody.
Arthritis Rheum. 2004;51:447-50.
Boers M, Nurmohamed MT, Doelman CJ, Lard LR, Verhoeven AC,
Voskuyl AE, et al. Influence of glucocorticoids and disease activity
on total and high density lipoprotein cholesterol in patients with
rheumatoid arthritis. Ann Rheum Dis. 2003;62:842-5.
Halm VP van, Nurmohamed MT, Nielen MM, Stadt RJ van de, Koning
MH de, Gast GM de, et al. Unfavourable lipid profile found two years
before the onset of rheumatoid arthritis [abstract]. Ann Rheum Dis.
2003;62(Suppl 1):0143.
Chan AT, Manson JE, Albert CM, Chae CU, Rexrode KM, Curhan GC,
et al. Nonsteroidal antiinflammatory drugs, acetaminophen, and the
risk of cardiovascular events. Circulation. 2006;113:1578-87.
Kearney PM, Baigent C, Godwin J, Halls H, Emberson JR, Patrono C.
Do selective cyclo-oxygenase-2 inhibitors and traditional non-steroidal anti-inflammatory drugs increase the risk of atherothrombosis?
Meta-analysis of randomised trials. BMJ. 2006;332:1302-8.
Hansson GK. Inflammation, atherosclerosis, and coronary artery
disease. N Engl J Med. 2005;352:1685-95.
Choi HK, Hernan MA, Seeger JD, Robins JM, Wolfe F. Methotrexate
and mortality in patients with rheumatoid arthritis: a prospective
study. Lancet. 2002;359:1173-7.
Halm VP van, Nurmohamed MT, Twisk JW, Dijkmans BA, Voskuyl AE.
Anti-rheumatic drugs are associated with reduction of cardiovascular
risk in patients with rheumatoid arthritis. Arthritis Rheum. 2005;52
(Suppl 1):S704.
Jacobsson LT, Turesson C, Gulfe A, Kapetanovic MC, Petersson IF,
Saxne T, et al. Treatment with tumor necrosis factor blockers is associated with a lower incidence of first cardiovascular events in patients
with rheumatoid arthritis. J Rheumatol. 2005;32:1213-8.
Peters MJ, Horst-Bruinsma IE van der, Dijkmans BAC, Nurmohamed
MT. Cardiovascular risk profile of patients with spondylartropathies,
particularly ankylosing spondylitis and psoriatic arhritis. Semin
Arthritis Rheum. 2004;34:585-92.
Bergfeldt L, Edhag O, Vedin, Vallin H. Ankylosing spondylitis: an
important cause of severe disturbances of the cardiac conduction
system. Prevalence among 223 pacemaker-treated men. Am J Med.
1982;73:187-91.
Peeters AJ, Wolde S ten, Sedney MI, Vries RR de, Dijkmans BA. Heart
conduction disturbance: an HLA-B27 associated disease. Ann Rheum
Dis. 1991;50:348-50.
1924
16 Ribeiro P, Morley KD, Shapiro LM, Garnett RA, Hughes GR, Goodwin
JF. Left ventricular function in patients with ankylosing spondylitis
and Reiter’s disease. Eur Heart J. 1984;5:419-2.
17 Sari I, Okan T, Akar S, Cece H, Curler O, Goldeli O, et al. Ventricular
diastolic functions of ankylosing spondylitis patients by using conventional pulse wave Doppler, myocardial performance index and
tissue Doppler imaging. Arthritis Rheum. 2005;52(Suppl):S212.
18 Symmons DPM, Goodson NJ, Cook MN, Watson DJ. Men with
ankylosing spondylitis have an increased risk of myocardial infarction [abstract]. Arthritis Rheum. 2004;50(Suppl):S477.
19 Urowitz MB, Bookman AA, Koehler BE, Gordon DA, Smythe HA,
Ogryzlo MA. The bimodal mortality pattern of systemic lupus erythematosus. Am J Med. 1976;60:221-5.
20 Ward MM. Premature morbidity from cardiovascular and cerebrovascular diseases in women with systemic lupus erythematosus. Arthritis Rheum. 1999;42:338-46.
21 Bruce IN. ‘Not only . . . but also’: factors that contribute to accelerated atherosclerosis and premature coronary heart disease in systemic
lupus erythematosus. Rheumatology (Oxford). 2005;44:1492-502.
22 Nikpour M, Urowitz MB, Gladman DD. Premature atherosclerosis in
systemic lupus erythematosus. Rheum Dis Clin North Am. 2005;31:
329-54.
23 El-Magadmi M, Bodill H, Ahmad Y, Durrington PN, Mackness M,
Walker M, et al. Systemic lupus erythematosus: an independent risk
factor for endothelial dysfunction in women. Circulation. 2004;110:
399-404.
24 Bruce IN, Urowitz MB, Gladman DD, Ibanez D, Steiner G. Risk factors for coronary heart disease in women with systemic lupus erythematosus. Arthritis Rheum. 2003;48:3159-67.
25 Roman MJ, Shanker BA, Davis A, Lockshin MD, Sammaritano L,
Simantov R, et al. Prevalence and correlates of accelerated atherosclerosis in systemic lupus erythematosus. N Engl J Med. 2003;349:
2399-406.
26 Bultink IE, Teerlink T, Heijst JA, Dijkmans BA, Voskuyl AE. Raised
plasma levels of asymmetric dimethylarginine are associated with
cardiovascular events, disease activity, and organ damage in patients
with systemic lupus erythematosus. Ann Rheum Dis. 2005;64:1362-5.
27 Redelmeier DA, Tan SH, Booth GL. The treatment of unrelated disorders in patients with chronic medical diseases. N Engl J Med. 1998;
338:1516-20.
28 Boers M, Dijkmans B, Gabriel S, Maradit-Kremers H, O’Dell J, Pincus
T. Making an impact on mortality in rheumatoid arthritis: targeting
cardiovascular comorbidity. Arthritis Rheum. 2004;50:1734-9.
29 Urowitz MB, Gladman DD, Ibanez D, Berliner Y. Modification of
hypertension and hypercholesterolaemia in patients with systemic
lupus erythematosus: a quality improvement study. Ann Rheum Dis.
2006;65:115-7.
30 Costenbader KH, Karlson EW, Gall V, de Pablo P, Finckh A, Lynch M,
et al. Barriers to a trial of atherosclerosis prevention in systemic lupus
erythematosus. Arthritis Rheum. 2005;53:718-23.
Abstract
Rheumatic diseases as risk factors for cardiovascular disease
– Cardiovascular disease is the leading cause of death in patients with
rheumatoid arthritis (RA), ankylosing spondylitis (AS) and systemic
lupus erythematosus (SLE). In addition to mortality, cardiovascular
morbidity is also markedly increased in these patients, compared
with the general population.
– The increased cardiovascular risk can be explained only partially by
an increased prevalence of classical risk factors for cardiovascular
disease; it also appears to be related to inflammation.
– Prospective intervention trials aimed at the modification of cardiovascular risk factors are needed to determine the impact of cardiovascular risk reduction in patients with rheumatic disease.
– In addition to SLE, RA and AS should be acknowledged as new risk
factors for cardiovascular disease.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1921-4
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 2 september;150(35)
Download