1 De Franse Revolutie Hoofd!uk 8.3.2 © meneervanempel.nl Kenmerkende aspecten De democratische revoluties in westerse landen, discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap In het kort 1789: Franse burgers nemen de macht over 1799: Einde revolutie > Napoleon Bonaparte dictator Geen stabiel democratisch bestuur (VS) Bijnaam: revolutie der revoluties: 1. Radicaler dan die uit de VS en de Republiek 2. Half Europa raakt betrokken bij de Franse Revolutie Radicaliteit: eerste fase Oorzaken: ancien régime: • Grotere ongelijkheid dan in de VS en de Rep. • Frankrijk is een feodale samenleving: 1. Eerste en tweede stand (vrijgesteld van belasting en hadden een eigen rechtbank) 2. Hoge functies in het bestuur en het leger • Frankrijk is bijna failliet Radicaliteit: eerste fase Oorzaak: derde stand vond voorrechten onrechtvaardig Acties: • Koning wil belasting hervormen (bijeenroepen SG) • SG voor het eerst bijeen sinds 1614 • Alle drie de standen vertegenwoordigd • Ruzie over stemprocedure • Eed van de kaatsbaan > Nationale vergadering Gevolg: eerste fase van de revolutie Radicaliteit: eerste fase Acties: • NV (nationale vergadering) schaft privileges van de adel en geestelijkheid af • Grondwet: Verklaring van de rechten van de mens en de burger: 1. Volkssoevereiniteit, 2. Gelijkheid 3. Vrijheid (meningsuiting + religie) Radicaliteit: eerste fase Discussie stemprocedure: • Alle mannen of mannen met bezit? Monarchie? Gevolgen 1791: • Rijke burgers > wetgevende • Koning > uitvoerende macht Radicaliteit: eerste fase Situatie: • Veel enthousiasme van het volk Gevolg: • Volk binden aan het nieuwe Frankrijk:
Feesten, patriottistische plechtigheden, etc. • Verdeeldheid volk: 1. 1790: nationale kerk 2. Arbeiders/boeren vinden revolutie niet ver genoeg gaan (Jacobijnen) Radicaliteit: tweede fase Oorzaak: • Jacobijnen grijpen de macht (broodtocht) Acties: • Opstanden tegen de nieuwe regering (contrarevolutie) • Jacobijnen gebruiken terreur tegen contrarevolutie (40.000 onthoofd) • Louis Capet & Marie-Antoinette onthoofd • Alle symbolen en instituten van het ancien régime gaan weg (religie en koning) Radicaliteit: derde fase Situatie: • 1794: Jacobijnen verliezen Acties: • 1795: nieuwe grondwet > macht bij de rijke burgers • Neerslaan opstanden via generaal Napoleon Bonaparte Gevolg: • 1799: Napoleon Bonaparte dictator (einde democratie) Betrokkenheid Europa Situatie: • Jacobijnen bang dat Europese landen de revolutie willen terugdraaien (waarom?) Gevolgen: • 1792: aanval op Oostenrijk (defensief + idealen verspreiden voor bondgenootschappen) • 1795: Bataafse revolutie > 1798 eenheidsstaat Kenmerkende aspecten De democratische revoluties in westerse landen, discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap Huiswerk Maandag 22 september Maken de rest van werkwijzer paragraaf 8.3