Home Krant (/plus) (http://www.standaard.be/plus/20141114/ochtend) Filosofie (http://www.standaard.be/plus/tag/filosofie) FENOMEEN V/D WEEK - FILOSOFIE DE ONGRIJPBAARHEID VAN WATER De vloeibare wereld 14 NOVEMBER 2014 | Ignaas Devisch Alles stroomt, zei Herakleitos. De Griekse filosoof was met Thales van Milete een van de eersten die aandacht had voor water. De Nederlandse filosoof René ten Bos schreef een volledig boek over het ongrijpbare element. Ignaas Devisch Waarom hebben filosofen schrik voor water? Foto: Carl De Keyzer Water. De titel van het boek van René ten Bos is even eenvoudig als complexloos. Wat hebben wij met water en hoe denken we erover na? Met die vragen gaat de Nijmeegse hoogleraar filosofie René ten Bos aan de slag in zijn nieuwste boek. Na Het geniale dier dat in Nederland een hit werd, was het uitkijken naar een nieuwe turf over een thema dat door ten Bos op de hem eigen ‘contraire’ wijze zou worden benaderd. Water dus. Dat is een thema dat niet alleen in Nederland ertoe doet. Waarom, zo vraagt de auteur zich af, denken we zo weinig na over water? Tenslotte heeft Thales van Milete, de eerste filosoof, water als het stichtende natuurelement van de wereld naar voren geschoven. Maar daarna, zo schrijft Ten Bos, is het lang zoeken geweest naar filosofen die water als een thema in hun oeuvre hebben ingewerkt. Er is uitvoerig nagedacht over zoveel zaken, maar niet over water. Is het omdat we water associëren met onguur volk, of zedelijk verval? Schippersvolk staat zelden hoog op de sociale ladder. Waarom de filosofen het water links lieten liggen, is een interessante en opvallend fundamentele vraag. Water vliet en beweegt terwijl filosofen graag vaste grond onder de voeten hebben. Een grond staat voor een fundament, een begin dat alles veroorzaakt of toch minstens verklaart. Zo vertelt ten Bos hoe Plato’s Staat begint met Socrates die afdaalt naar de haven, om er niet lang te blijven. Waterige oorden zijn niet te vertrouwen, lieden van allerlei slag maken er de dienst uit en niemand die er goed weet wat voornaamheid is. Dat Thales niet ernstig werd genomen, heeft bijgevolg een filosofische reden waarvoor Plato absoluut mee verantwoordelijk is; Plato was bij uitstek de filosoof die dacht dat we alleen kennis opbouwen is door de studie van de essentie van volmaakte, nietbeweeglijke dingen. Water hoort daar niet bij, het heeft geen identiteit. Watervrees Water symboliseert de diversiteit – letterlijk: ‘wat alle kanten opgaat’ terwijl de Griekse filosofen op zoek gaan naar universaliteit – ‘het naar één kant sturen’. Ten Bos toont de moeilijkheid die water voor ons teweegbrengt: wat we ervaren is verandering, geen orde, die denken we alleen maar. En juist daarom is water zo’n uitdaging voor het denken: het laat zich niet ordenen. Het leidt tot een ‘thalassofobie’, aldus Ten Bos: de zee wordt een taboe voor het denken en het water als categorie leidt een zwerversbestaan doorheen de geschiedenis van de westerse filosofie. Natuurlijk werd en wordt het water gethematiseerd maar dan vanuit de marge, of op plaatsen waar je het niet verwacht, zoals bij Dante die schrijft over water als de hel. En zo weet Ten Bos nog een aantal onverwachte plaatsen aan te wijzen waarbij water ter sprake is gekomen. In een zeer meegaande en toegankelijke schrijfstijl brengt hij de lezer binnen in hoe wij en de filosofen in het bijzonder, over water hebben nagedacht. Zo opent hij op een hoogste originele manier een thema dat er ogenschijnlijk niet toe doet, tenzij in termen van management en economie: hoe water te beheersen en het tot onze dienst te stellen. Maar nadenken over water, nee, geef toe, dat doen we niet, maar na dit boek wordt het onmogelijk om er niet over te denken. Dat is tenslotte waarover filosofie altijd zou moeten denken: de horizon van ons denken openen en ons vragen in het gezicht werpen die er toe doen. Dat doet ten Bos met grote gretigheid. In de detailanalyse van enkele fragmenten van Thales en van Herakleitos is het smullen: de kracht van Ten Bos’ filosofie is er in gelegen dat hij uit filosofische fragmenten die alom bekend zijn, toch nieuwe zaken haalt die te denken geven en zijn interpretatie daarbij op een zeer heldere manier aan de lezer voorlegt. Hij wisselt voortdurend af tussen hedendaagse filosofen en antieke wijsgeren. Zo maakt hij een citaat van Empedokles helder aan de hand van Deleuze en Guattari of Michel Serres. Op zo’n moment verzanden de meeste auteurs in abstracties, maar dan is Ten Bos juist op zijn best; hij zou waarschijnlijk Heidegger aan een vierjarige kunnen uitleggen. Niet grijpen maar raken Waar is het de auteur nu uiteindelijk om te doen? We moeten af van het dualisme tussen het water en het droge, tussen zee en land, en wel omwille van een zeer duidelijke reden: de ongrijpbaarheid van water wijst op de inherente meervoudigheid van onze wereld en het wordt hoog tijd dat we hieraan recht doen. Een denken en een cultuur die geen oog hebben voor die meervoudigheid zullen uiteindelijk tegen zichzelf aan lopen. Dat is zowat het tegendeel wat Plato en met hem een hele geschiedenis voor ogen heeft gehouden: pas door iets vast te grijpen, zullen we begrijpen; of we zijn, zoals Kant stelde, niet uitgerust voor het vloeibare. Niet grijpen maar raken is de boodschap waarmee Ten Bos zijn boek eindigt: water raakt aan alles maar grijpt niets definitiefs vast. Tegen de verstarring van het denken in, pleit hij voor een radicale ommekeer: de meervoudigheid en de