Pathologie leereenheid 5 “guillain barré” Korte omschrijving Het syndroom van Guillain-Barré (GBS) of voluit syndroom van Landry-Guillain-BarréStrohl is een vorm van polyneuropathie en wordt ook wel polyradiculoneuropathie genoemd. Het is een perifere zenuwaandoening; de axonen degenereren en er vindt demyelinisatie plaats (myeline is een substantie die zenuwen omhult, beschermt en helpt bij prikkeloverdracht). De oorzaak is vaak een auto-immuunreactie na een infectie, operatie of vaccinatie. Meestal geneest de patiënt na een tijdje vanzelf, maar soms is de aandoening chronisch. Er is dan sprake van chronisch inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie oftewel CIDP. In Nederland worden jaarlijks ongeveer 1 op de 100.000 mensen getroffen door GBS. Oorzaken GBS treedt op door een reactie van het eigen afweermechanisme: Door deze auto-immuunreactie wordt het isolatiemateriaal van de zenuw (myeline) en soms ook het ingesloten geleidende deel (axon) aangetast, waardoor signalen vertraagd of gewijzigd doorkomen. Waardoor deze verkeerde reactie van het immuunsysteem ontstaat, is niet bekend. Ongeveer 70% van de gevallen doet zich voor kort na een infectie, zoals een keelontsteking of diarree. Verschijnselen Onder andere: ­ tintelingen en gevoelsverlies (beginnend in de benen; later ook in de armen) ­ moeite met lopen ­ ademhalingsproblemen ­ slikproblemen ­ snel toenemende spierzwakte ­ verlies van reflexen ­ spierverlamming Er zijn vier typen GBS: 1. Gemengd motorisch-sensibel type; gevoelsstoornissen en verlammingsverschijnselen. Ongeveer 75% van de GBS-patiënten in Nederland heeft dit type 2. Puur motorisch type; naast wat tintelingen (gevoel) alleen spierverzwakking. Ongeveer 20% van de GBS-patiënten in Nederland heeft dit type 3. Syndroom van Miller-Fisher; spierzwakte begint in de oogleden, waardoor deze laag gaan hangen. Ook kan met moeite hebben met het bewegen van de ogen. De ziekte kan zich uitbreiden naar andere lichaamsdelen maar dit hoeft niet. 4. Een vorm van GBS waarbij spierzwakte begint in de keel, de tong en het gezicht. Uitbreiding kan plaatsvinden maar het hoeft niet. Diagnostiek Om de diagnose syndroom van Guillain-Barré te mogen stellen moet er voldaan worden aan enkele criteria: ­ een snel opkomende spierzwakte of verlamming, in beide lichaamshelften ongeveer evenveel, die van beneden naar boven 'opstijgt' ­ gevoelsstoornissen (meestal) ­ verlies/vermindering van reflexen ­ verhoogd eiwitgehalte in het vocht rondom het ruggenmerg ­ aanwijzingen die duiden op zenuwbeschadegingen (gebaseerd op elektromyografie. Daarnaast is het belangrijk dat andere oorzaken worden uitgesloten alvorens de diagnose GBS te stellen. Behandeling ­ Het toedienen van immunoglobuline; een eiwit in het bloed dat een rol speelt bij afweerprocessen. Worden de immunoglobulines in het begin van de ziekte toegediend dan gaan ze verergering tegen. ­ Ziekenhuisopname. Goede verpleging en opvang terwijl men afwacht tot de verschijnselen verbeteren. Belangrijk is van de verworven mogelijkheden op dagelijkse basis te onderhouden, met of zonder hulp van kinesitherapeut. Prognose De eerste vraag die bij patiënten natuurlijk direct naar voren komt is of men herstelt van deze aandoening, omdat het GBS een zeer sterk wisselend beloop kan hebben, is dit bij de individuele patiënt niet goed te voorspellen. Sommige patiënten hebben slechts gering krachtsverlies, herstellen zeer voorspoedig en houden in het geheel geen restverschijnselen over, bij andere patiënten is er een langzaam herstel. Meestal duurt de plateaufase enkele dagen tot weken. De duur van de herstelfase varieert van weken tot maanden. Soms kan er tot 2 jaar na het begin van het GBS nog herstel optreden. Factoren die van belang zijn voor de prognose van het GBS zijn: de ernst van de verlamming in de acute fase, het gegeven of een patiënt beademingsbehoeftig is, de leeftijd (boven de 50 jaar), het feit of de patiënt diarree heeft gehad (Campylobacter) en tenslotte zijn bepaalde neurofysiologische variabelen van belang 1-3,8. Omdat het beloop bij de individuele patiënt niet goed voorspelbaar is, kan de onzekerheid leiden tot extra psychische belasting bij patiënt en familie. Uit het na-onderzoek van De Jager bij patiënten die beademd waren in de acute fase van het GBS in een periode waarin er weinig tot geen specifieke medicamenteuze therapie gegeven kon worden bleek er na gemiddeld twee jaar bij 30% nog steeds sprake te zijn van ernstige spierzwakte 9. Bovendien kunnen er nog persisterende gevoelsstoornissen zijn. Er is dus een goede reden om te blijven streven naar een optimale begeleiding en een nog betere medicamenteuze en ondersteunende therapie. De begeleiding die gegeven wordt hangt af van de fase van het ziektebeeld, de ernst, de prognose en van verschillende andere factoren.