Drempeltjes tussen de plantrijen van knolselder als erosie beperkende maatregel : De teelt van knolselder is een teelt die lang op het veld staat en waarbij de bodem tussen de rijen tijdens de meest erosiegevoelige periode (mei – juli) onbedekt is. Omdat onkruidbestrijding in veel gevallen gebeurt via bespuitingen is het mogelijk om tussen de plantrijen drempeltjes aan te leggen die de afstroming kunnen beperken. Afstroming in de plantrijen zelf kan op die manier niet vermeden worden, maar door de drempeltjes wordt wel vermeden dat afstromend water vanuit de tussenrijen naar de plantrijen stroomt en daar de hoeveelheid runoff doet toenemen. Neerslagsimulaties op het proefveld gaven aan dat de hoeveelheid runoff door het gebruik van de drempeltjes significant daalde. Door een relatief eenvoudige aanpassing van de plantmachine is het bovendien mogelijk om die drempeltjes aan te leggen tijdens het planten zodat een extra werkgang vermeden kan worden. Aanpassing aan de kooirol op de plantmachine : Beeld van de aangepaste kooirol op de plantmachine (L) en het resultaat na planten van de knolselder (R). Er werd in 1 werkgang klaargelegd en geplant. Op de kooirol die achter de rotoreg bevestigd was werden metalen buizen gelast tussen de staven van de kooirol. Dit gebeurde natuurlijk enkel in de tussenruggen. Omdat die metalen elementen geschrankt op de kooirol gelast werden schokte de plantmachine tijdens het planten ook niet. De metalen elementen waren enkele centimeters minder breed dan de afstand tussen beide plantrijen. Hierdoor bleef er naast de plantrijen een aarden dammetje liggen en kon het water uit de gemaakte putten tussen de drempeltjes niet wegstromen via het spoor van de aandrukrol in de plantrijen. Neerslagsimulaties : Neerslagsimulatie op het perceel met drempeltjes (L), en op het perceel zonder drempeltjes (R). Tussen de drempeltjes blijft duidelijk water staan. Zonder drempeltjes stroomt het water vanuit de tussenrij naar de plantrij waarlangs het wegspoelt. Een kleine week na planten werd een neerslagsimulatie uitgevoerd. In een tijdsspanne van een half uur werd een neerslaghoeveelheid van ongeveer 50 l/m² beregend boven een strook perceel met drempeltjes en een strook perceel zonder drempeltjes. Van de strook zonder drempeltjes spoelde beduidend meer water af. Tijdens en na de simulatie was ook duidelijk merkbaar dat in de putten tussen de drempeltjes water bleef staan dat later infiltreerde terwijl overtollig water in de strook zonder de drempeltjes van de tussenrij naar de plantrij stroomde en via de plantrij van het perceel afstroomde. Drempeltjes, tandbewerkingen of een combinatie van beide in een ruggenteelt prei : De belangrijkste conclusie die volgde uit de proef aangelegd in 2016 was dat het verruwen van de tussenruggen in prei een enorm effect had op de hoeveelheid afgespoeld sediment. Bovendien was de infiltratiecapaciteit in de tussenruggen waar de aangiettractor niet over rijdt een stuk groter dan die in de tussenruggen waar de wielen van de aangiettractor over reden. Van alle behandelingen bleek het aanleggen van drempeltjes het best om runoff te voorkomen, maar eenmaal een breekpunt bereikt is begint er snel veel sediment af te spoelen (nog altijd een stuk minder dan wanneer er helemaal niets gedaan wordt). Het viel ook op dat er achter de drempeltjes snel plassen gevormd werden terwijl de neerslag vlot infiltreerde waar een vaste tandbewerking of een triltandbewerking uitgevoerd werd. Om een goede werking te hebben moesten de drempeltjes ook mooi in het midden van de tussenrij afgelegd worden. Om voldoende losse aarde te krijgen werd in 2016 voor de drempeltjesmachine een ganzevoetvormige spoorwoeler gemonteerd . Deze tand maakt een schel aarde van ongeveer 1 cm los die dan door de drempeltjesmachine meegenomen wordt en op drempeltjes afgelegd wordt. De harde bovenlaag van de bodem wordt dus niet doorbroken. Bovendien is er door de tand ook nog wat oppervlakkige versmering. Dit leidt tot een slechte infiltratie van regenwater (dat dan wel achter de drempeltjes blijft staan). Om een optimaal waterbergend vermogen te krijgen testen we in 2017 de combinatie van drempeltjes met verschillende vaste tanden en triltanden uit die een stuk dieper door de bodem woelen. Op die manier zou de infiltratie van neerslag tussen 2 drempeltjes vlotter moeten verlopen. Er wordt gewerkt met relatief brede beitels zodat de volledige tussenrug openbreekt. Bovendien wordt de tandbewerking enkel uitgevoerd in droge omstandigheden om geulvorming te vermijden. De gebruikte drempeltjesmachine (L) en de verschillende tanden die voor de drempltjesmachine gemonteerd zullen worden (M, triltand; en R, scharre en spoorwoeler) De proef wordt aangelegd op een perceel waar na planten alle tussenruggen dichtgereden worden. Er is dus geen verschil in infiltratie tussen sporen waarin de aangiettractor gereden heeft en sporen waarin de aangiettractor niet gereden heeft. Tijdens de proefaanleg werden al enkele zaken duidelijk. Omdat onmiddellijk na planten en aangieten drempeltjes gevormd worden (voor het toepassen van herbiciden) lag de grond ondanks het aanrijden van de tussenruggen vrij los. Er werd enkel een dunne gecompacteerde laag van enkele centimeters gevormd. - - - Het gebruik van een brede tand (spoorwoeler) op geringe diepte doorbreekt de dichtgereden laag niet helemaal. Bovendien wordt zeer veel aarde losgemaakt waardoor zeer grote drempeltjes aangelegd worden. De tanden moesten zeer ondiep gemonteerd worden om te vermijden dat de drempeltjes hoger werden dan de ruggen zelf. Omdat er zoveel aarde meegesleept werd moest traag gereden worden (2 km/u) om te vermijden dat de ruggen te veel beschadigd worden. Het gebruik van een triltand met een relatief brede kop ( 6 cm) gaf een goed resultaat. De triltand brak de bodem open tot een diepte van ongeveer 5 cm, de dichtgereden laag werd zo bijna volledig meegenomen. Door het trillen werden kluiten ook gebroken zodat de meegesleepte hoop aarde niet al te veel schade aanbracht aan de ruggen. Er kon snel gereden worden (6 km/u) en de afleg van de drempeltjes was mooi gelijkmatig. Het gebruik van een vaste tand (scharre) woelde de bodem open tot een redelijke diepte. Wellicht geeft deze behadeling de beste infiltratie. Er werd zo wel vrij veel grond losgemaakt. Ook grote kluiten. Waardoor zeer grote drempeltjes gemaakt werden. Het was niet mogelijk Zeer grote drempeltjes bij gebruik van een (ondiepe) spoorwoeler Drempeltjes afgelegd in combinatie met de triltand. Drempeltjes afgelegd in combinatie met een vaste tand (Scharre) Niet kerende grondbewerking na een goed ontwikkelde groenbedekker in erwt: Op 9/05/2017 werd een proefperceel erwt ingezaaid waarbij het effect van verschillende bodembewerkingen op alle mogelijke aspecten van de teelt onderzocht wordt. In Haspengouw is het gangbaar om in het najaar een diepe (niet kerende) bodembewerking uit te voeren. Veel telers zijn van mening dat de zwaardere bodems ’s winters bezakken en dat het nodig is om in het voorjaar nog een tweede diepe (niet kerende) grondbewerking uit te voeren. De meerwaarde van zo’n tweede diepe grondbewerking wordt in deze proef onderzocht en vergeleken met een strook waar geploegd werd. Bovendien wordt onderzocht in hoeverre het achterlaten van grote hoeveelheden organisch materiaal (goed ontwikkelde doodgevroren gele mosterd) aan het oppervlak een effect heeft op de erosiegevoeligheid van het perceel en het voorkomen van ziekten en plagen in de erwten. Proefaanleg in Riemst: op een perceel met veel gewasresten (gele mosterd) worden verschillende diepe en ondiepe, kerende en niet kerende bodembewerkingen met elkaar vegeleken waarna erwten ingezaaid worden. Omdat erwten een teelt is waarin zeer snel volledige bodembedekking bereiken wordt, wordt ook opgemeten hoe snel deze volledige bodembedekking bereikt wordt. Dit gebeurt aan de hand van fotoreeksen. Omwille van de zeer droge omstandigheden in het voorjaar van 2017 zal vanaf half juni beregend worden zodat de groei niet al te veel achterblijft ten opzichte van andere jaren. (L) Door op verschillende tijdstippen op exact dezelfde plaats het gewas te fotograferen en de bodembedekkingsgraa d te bepalen kan een beeld gevormd worden van de snelheid waarmee volledige bodembedekking bereikt wordt. Resultaten van de penetrometermetinge n bij inzaai. Indien in het voorjaar geen diepe bodembewerking uitgevoerd werd neemt de indringingsweerstand sneller toe met de diepte. Of de erwten hier ook een nadeel van ondervinden zal nog moeten blijken. In beide objecten is ook duidelijk een ploegzool merkbaar. Tenslotte wordt ook informatie verzameld m.b.t. de kostprijs verbonden aan het niet kerend telen van erwten in vergelijking met het telen van erwten op een geploegd perceel. Dit wordt tegenover de behaalde opbrengsten gelegd om te vergelijken welke optie – in de gegeven omstandigheden – economisch het meest rendabel is.