Preek over Lc. 15,1-7 d.d. 28 januari 2007 Brs en zrs, jongens en meisjes, geachte gasten, Voordat ik begin ben ik wel benieuwd met wie u zich identificeert. Met die 99 schapen. Of met dat ene. Mag ik even vingers zien? Wie denkt er dat hij bij die 99 hoort? ... En wie denkt er dat hij dat ene is? ... Dat vraag ik omdat dat heel belangrijk is voor hoe je tegen zo’n gelijkenis aankijkt. Met wie identificeer je je, met wie vergelijk je je? (dia 1) Vaak denk je daar niet eens over na, maar doe je dat intuïtief. Maar het is belangrijk om daar wel over na te denken. Want dat kan het verschil uitmaken tussen hem wel of niet begrijpen. Dus: hoor je bij die 99? Of ben je dat ene? Dat maakt veel verschil! *** Voordat het over schapen gaat, gaat het in Lc. 15 over mensen. Over 2 groepen mensen: ‘tollenaars en zondaars’. Dat is de ene groep. En ‘Farizeeën en schriftgeleerden’. Dat is de andere. Tollenaars dat zijn zeg maar afpersers en oplichters. Zondaars dat zijn wij allemaal natuurlijk. Maar als het op deze manier gebruikt wordt, dan gaat het over mensen die opvallen door hun zonden. Bv. hoeren. In Mt. 21 gaat het niet over ‘tollenaars en zondaars’, maar over ‘tollenaars en hoeren’. Dat is een voorbeeld van mensen die opvallen door hun zonden. Dat is de ene groep. De andere, dat zijn de Farizeeën en schriftgeleerden. De schriftgeleerden, dat waren de joodse theologen. Die Gods 10 geboden hadden uitgewerkt in honderden wetten en wetjes. En de Farizeeën waren gespecialiseerd in het zich daaraan houden. En daar lieten ze zich ook nogal op voorstaan. Zo was de godsdienst in Israël een karikatuur geworden van hoe God het bedoeld had. En wat zie je telkens weer gebeuren in de evangeliën? Dat Jezus als een magneet tollenaars en zondaars aantrekt (dia 2) – mensen die opvallen door hun zonden. Dat staat hier ook, in vs. 1: Alle tollenaars en zondaars kwamen Hem opzoeken om naar Hem te luisteren. (Lc. 15,1) Dus die trekt Hij als een magneet aan. Maar als je een magneet omdraait, dan trekt hij niet aan, maar dan stoot hij af. En dat doet Jezus ook. Als een omgedraaide magneet stoot Hij schriftgeleerden en Farizeeën af. Terwijl dat keurige kerkmensen zijn! (klik) Dat is eigenlijk wel heel verrassend. Je zou verwachten dat het andersom was. Dat mensen die opvallen door hun zonde afgestoten worden door Jezus. En dat keurige kerkmensen juist door Hem aangetrokken worden. pagina 1 Preek over Lc. 15,1-7 d.d. 28 januari 2007 En kijk es om je heen: vandaag is het ook andersom! Er zitten hier geen mensen die opvallen door hun zonden: geen oplichters en hoeren. Nee, er zitten hier juist keurige kerkmensen! Jezus trekt oplichters en hoeren en junks aan. En Hij stoot keurige kerkmensen af. Maar wij als kerken trekken vaak juist keurige kerkmensen aan. En stoten oplichters en hoeren af. (klik) Als ik dat zie, dan vraag ik me af of we het wel goed doen! (klik) Wat is het met Jezus, dat Hij zo’n aantrekkingskracht heeft op zondaars? (dia 3) – En dat terwijl Hijzelf zonder zonde is! En er ook een afkeer van heeft! – Waarom heeft Hij zo’n aantrekkingskracht op hen? Volgens mij is het heel simpel: Jezus laat merken dat Hij hen belangrijk vindt, dat Hij om hen geeft, Hij gaat een relatie met hen aan. Hij laat zien dat Hij van hen houdt. Hij aanvaardt hen onvoorwaardelijk. (klik) En dat is iets wat die mensen niet kennen. Ze worden altijd afgewezen om hun zonden. Ze krijgen altijd te horen: ‘Beter eerst je leven maar es, en kom dan nog maar es terug.’ Maar hier is Iemand Die zegt: ‘Wie je ook bent, wat je ook gedaan hebt, hoe je ook leeft: Ik hou van je’. (klik) Dat maakt zo’n indruk op hen, dat het hun hart verandert. En dat heeft ook z’n uitwerking in hun leven. (klik) Want dat is een nuancering die we wel even moeten maken. De Schriftgeleerden en Farizeeën zeggen, vs. 3: Die man ontvangt zondaars en eet met hen. (Lc. 15,3) En ze bedoelen: ‘Zeg me wie uw vrienden zijn, dan zal ik zeggen wie u bent’. M.a.w.: Hij is geen haar beter dan die zondaars. Maar wat ze weglaten is dat die mensen na die ontmoeting niet meer hetzelfde zijn. En dat is natuurlijk ook een stukje verklaring van het feit dat hier keurige kerkmensen zitten. Wij zijn ook zo geworden door de ontmoeting met Jezus. Als we Hem niet ontmoet hadden, dan waren we misschien wel mensen geweest die opvallen door hun zonden. Maar dankzij Hem zijn we daijt niet. Dat is een stukje verklaring daarvoor. Want ik blijf ermee zitten dat wij als kerk niet zo’n aantrekkingskracht hebben op mensen die opvallen door hun zonden. En ik vraag me af hoe dat komt. En ik denk dat dat komt omdat het voor ons heel moeilijk is om het te doen zoals Jezus het deed: om mensen onvoorwaardelijk te aanvaarden (klik). Om te laten merken dat we van hen houden en om hen geven, als we het helemaal niet eens zijn met hoe ze leven. Als ze Gods geboden aan hun laars lappen. Dan zitten wij denk ik zo vol veroordeling, dat we toch iets uitstralen van: ‘Beter eerst je leven maar es en kom dan nog maar es terug’. pagina 2 Preek over Lc. 15,1-7 d.d. 28 januari 2007 Ik denk dat dat ons niet alleen dwarszit met mensen die opvallen door hun zonden buiten de kerk, maar ook met mensen die opvallen door hun zonden binnen de kerk. Als mensen in de gemeente verkeerde keuzes maken, dan begrijpen we dat niet, dan weten we niet hoe we ermee om moeten gaan en dus gaan we er maar niet mee om, met als gevolg dat die mensen langzaam maar zeker onzichtbaar worden en verdwijnen. De vraag van vanmorgen is: Hoe kunnen we dat verbeteren? Hoe kunnen we mensen die opvallen door hun zonden binnen de kerk beter vasthouden? (dia 4) En hoe kunnen we mensen die opvallen door hun zonden buiten de kerk meer aantrekken? (klik) *** Dus: Jezus trekt als een magneet tollenaars en zondaars aan. En Hij stoot als een omgedraaide magneet Schriftgeleerden en Farizeeën af. En dan gaat Hij die gelijkenis vertellen. Het gaat over een herder. Dat is Hijzelf. En het gaat over een schaap dat verdwaald is en over 99 schapen die niet verdwaald zijn. En dat zijn wij. Misschien dat je op latere leeftijd tot geloof bent gekomen. Dan is het niet zo moeilijk om jezelf te herkennen in dat ene schaap. (dia 5) Je was verdwaald. Maar gelukkig: de herder is achter je aangekomen en hij heeft je gevonden. En nu ben je terecht. Hartstikke mooi. Het kan ook zijn dat je nog niet weet of je wel gelooft. Dat je hier wel zit, maar dat je vol zit met vragen en twijfels. En eerlijk gezegd: als je niet moest van je ouders, dan zou je er niet eens zijn. Nou, dan is het ook niet zo moeilijk om jezelf te herkennen in dat schaap. En dan ben je nog steeds verdwaald. Ik hoop dat je dan onthoudt wat Jezus hier vertelt: Dat Hij je niet zomaar laat gaan, want Hij geeft om je. Dat Hij achter je aankomt. Misschien dat we als gemeente wat dat betreft steken laten vallen, maar Jezus laat geen steken vallen! Dus: je bent misschien op latere leeftijd tot geloof gekomen. Of je bent misschien nog niet tot geloof gekomen. Dan is het niet zo moeilijk om jezelf te herkennen in dat ene schaap. Maar de meesten van ons gaan van jongsaf naar de kerk. En die zullen zich niet zo gauw herkennen in dat ene schaap. Die hebben ws. zoiets van: Ja, maar ik ben nooit verdwaald geweest. En die zullen zichzelf dus eerder herkennen in die 99 schapen. (klik) En hoe leg je dan uit wat Jezus hier doet? Dan zeg je waarschijnlijk: Ja, Jezus – de herder – vindt dat ene schaap belangrijk. Maar die 99 natuurlijk ook. Want de kudde moet compleet blijven. pagina 3 Preek over Lc. 15,1-7 d.d. 28 januari 2007 En waarschijnlijk zeg je er dan nog bij: Dus zal de herder die 99 schapen wel goed verzorgd hebben achtergelaten. (dia 6) Onder de hoede van iemand anders of zo. Maar – daar staat niks over in de gelijkenis! (klik) Over dat de herder ze goed verzorgd achter heeft gelaten. Nee, er staat juist in vs. 4 dat hij de 99 achterlaat in de woestijn. (Tussen 2 haakjes: in Matteüs staat ‘op de bergen’, maar dat komt omdat de ‘woestijn’ in Israël een steenachtig heuvellandschap is doorsneden door wadi’s, kloven geslepen door het regenwater. In de winter komt er een groen waas over, maar dat verdwijnt in het voorjaar weer. Dan is het droog en stoffig.) Dus: er staat niet dat hij ze goed verzorgd achterlaat. Maar er staat juist dat hij ze achterlaat in de woestijn. (klik) Dat is bepaald niet goed verzorgd! Dat is een gevaarlijke plek voor schapen: geen eten, geen drinken, wel kloven en roofdieren. We moeten oppassen dat we Jezus’ woorden en Jezus’ persoon niet inpassen in onze vanzelfsprekendheden. Jezus is de meest verrassende persoon die er ooit geweest is en die er ooit zijn zal. En wat Hij zegt, dat zijn de meest verrassende woorden die ooit gesproken zijn en die ooit gesproken zullen worden. (klik) Niets aan Jezus is ‘natuurlijk’ voor ons! Zingen: Ps. 119,49 *** Dus: als je jezelf herkent in die 99 schapen, omdat je nooit verdwaald bent, dan zeg je waarschijnlijk: ‘Ja, hij gaat achter dat ene schaap aan, maar die 99 zijn ook belangrijk natuurlijk. Die zal-die heus wel goed verzorgd achter hebben gelaten.’ Maar het opvallende is dat daar niks over in de gelijkenis staat! Het gaat helemaal over de zorg voor dat ene schaap. Daar gaat hij achteraan. Hij zoekt net zo lang totdat hij het gevonden heeft. Kijk, jongens en meisjes, ik heb er een plaatje (dia 7) van. Van de herder die achter het verdwaalde schaap aangaat. – Die herder dat is de Here Jezus. En de schapen dat zijn wij. – En het mooie van dit plaatje vind ik dat je kunt zien dat Hij zelfs gevaarlijke dingen doet om het verdwaalde schaap te redden. Want het schaap kan wel vallen, maar de herder ook! Dat past precies bij de Here Jezus. Want Hij is zelfs gestorven voor zijn schapen! In het OT, in Ez. 34, staan mooie dingen over Jezus, de herder die zal komen. Daar zegt God tegen de leiders in Israël, tegen de priesters en schriftgeleerden: Jullie zijn slechte leiders, slechte herders. En dan zegt-Ie: Weet je wat? Ik zal het wel zelf doen! Ez. 34,16: pagina 4 Preek over Lc. 15,1-7 d.d. 28 januari 2007 Ik zal naar verdwaalde dieren op zoek gaan, verjaagde dieren terughalen, gewonde dieren verbinden, zieke dieren gezond maken. (Ez. 34,16) Nou, dat is precies wat de herder in deze gelijkenis – Jezus – doet. Hij gaat achter dat verdwaalde schaap aan. Hij zoekt totdat hij het vindt. Hij hijst het op z’n schouders en neemt het mee naar huis. En dan gaat hij feestvieren. Met z’n vrienden en buren. Hij zegt tegen hen, vs. 6: Deel in mijn vreugde, want ik heb het schaap gevonden dat verdwaald was. (Lc. 15,6) (dia 8) Wat mij daaraan opvalt is dat hij het niet meer heeft over die 99! Er staat niet dat hij dat schaap weer terugbrengt naar de kudde en dat hij dan met de kudde naar huis gaat. Hij zegt niet: ‘Laten we feestvieren, want mijn kudde is weer compleet’. Maar hij zegt: ‘Laten we feestvieren, want ik heb het schaap dat verdwaald was gevonden’. Het schaap – en de andere 99 dan? (klik) Daar hoor je hem niet meer over. Eigenlijk dient de vraag zich aan: Wie is er nou eigenlijk verloren? (klik) Eerst is dat dat ene schaap. Dat is weggelopen. En dan is het zonder herder. Maar nu zijn het die 99. Want die zijn door de herder achtergelaten in de woestijn. Dus wie is er nou eigenlijk verloren? De verrassing van deze gelijkenis is dat de situatie aan het eind het omgekeerde is van de situatie van het begin! (klik) Het schaap dat verdwaald was is terecht, maar de schapen die altijd al terecht waren, zijn verdwaald! Dus: wie is er nou eigenlijk verloren? Dus: weet wat je doet als je jezelf rekent bij de 99! Dan kon jij wel es als verdwaald schaap eindigen! *** En dan komen in het laatste vers – vs. 7 – die 99 toch weer terug. Maar op een andere manier dan je verwacht. Niet op de manier van: ‘Die zijn ook belangrijk. En die zijn ook weer terecht. De kudde is weer compleet.’ Maar op een andere manier. We krijgen achteraf te horen waarom er met die 99 gebeurd is wat er met hen gebeurd is. Want, zegt Jezus in vs. 7: Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die tot inkeer komt dan over 99 rechtvaardigen die geen inkeer nodig hebben. (Lc. 15,7) (dia 9) Dat is het punt met die 99. Ze hebben geen inkeer - geen ‘bekering’ stond er in de oude vertaling – nodig. Zijn er hier ook mensen die geen inkeer nodig hebben? (klik) Misschien dat je bij het antwoord op die vraag grijpt naar het onderscheid tussen eerste pagina 5 Preek over Lc. 15,1-7 d.d. 28 januari 2007 bekering en dagelijkse bekering. En dat je zegt: ‘Ik heb alleen maar dagelijkse bekering nodig’. Maar als je het zo gebruikt, dan hou ik niet zo van dat onderscheid. Want dan lijkt het of dagelijkse bekering nodig hebben minder ernstig is dan eerste bekering nodig hebben. ‘Alleen maar dagelijkse bekering’. Als je dat zegt, besef je dan wel dat je met elke zonde de relatie met God helemaal kapotmaakt? Dat je met elke zonde weer op hetzelfde punt bent als iemand die z’n hele leven zonder God geleefd heeft? Het enige voordeel dat je dan hebt boven iemand die zonder God leeft, is dat je weet hoe de relatie weer hersteld kan worden. Door het bloed van Christus. En dat je weet dat je moet bidden op God het bloed van Christus wil accepteren als betaling in plaats van jouw bloed. *** Ik kom nu bij de kern. Er is geen mens die geen inkeer nodig heeft. Niet buiten de kerk. En niet binnen de kerk. In de taal van de gelijkenis: er is geen mens die niet verdwaalt. Dat kun je bv. lezen in Jes. 53,6. Daar staat: Wij dwaalden rond als schapen, Ieder zocht zijn eigen weg. (Jes. 53,6) (klik) Schapen zijn stomme beesten. Ze hebben totaal geen richtingsgevoel. Altijd weer verdwalen ze. En ze hebben het niet eens door als ze gered worden. Dan raken ze in paniek. En gaan ze ervandoor. Dat doen we ook als we keurige kerkmensen zijn elke dag. Elke dag zijn er momenten dat je je eigen gang gaat. Dat je iets anders even belangrijker vindt dan God: je reputatie, dat geld, die relatie, je veiligheid, seks. Elke dag zeg je wel een paar keer tegen God: ‘Nu even niet!’ En het is niet eens alleen een kwestie van dat zeggen. Of van iets doen. Of laten. Of denken. Het is ook een kwestie van hoe je bent. Daarmee maak je de relatie tussen God en jou ook al kapot. Dus: ik verdwaal elke dag. (dia 10) Nu zijn we waar we wezen moeten! Er zijn geen mensen die geen inkeer nodig hebben. Er zijn wel mensen die denken dat ze geen inkeer nodig hebben! Er zijn geen schapen die nooit – of laten we zeggen: niet zo vaak verdwaald zijn. Er zijn wel schapen die denken dat ze niet zo vaak verdwaald zijn. Er zijn geen schapen die het niet nodig hebben dat de herder achter hen aankomt, elke dag weer. (klik) Er zijn wel schapen die denken dat ze dat niet nodig hebben. (klik) *** pagina 6 Preek over Lc. 15,1-7 d.d. 28 januari 2007 De schriftgeleerden en Farizeeën uit Lc. 15 zijn zulke mensen. Ja, en als je denkt dat jij niet verdwaald bent, dat de herder niet achter jou aan hoeft te komen, dan word je jaloers als Hij achter anderen aangaat die dat wel nodig hebben. (klik) En dan zul je daar zelf ook niet zo gauw achteraan gaan. Als je niet goed beseft dat je zelf ook verloren bent, maar gered door de herder, dan zul je ook niet zo gauw achter andere verlorenen aangaan, omdat je graag wilt dat die ook gered worden. Niet binnen de gemeente: mensen die onbegrijpelijke keuzes maken. En niet buiten de gemeente: mensen die zonder God leven. Als je niet heel goed doorhebt dat je zelf van genade moet leven, dan gun je die genade ook niet aan anderen. Dan zul je ook niet achter hen aangaan. Weet u: Er is maar één ding dat je motiveert om achter een verloren schaap aan te gaan. Binnen en buiten de gemeente. (dia 11) Dat is niet dat de kudde compleet moet blijven of worden. Maar dat is het besef dat je zelf een verloren schaap bent. En – dat de Herder ook achter jou aan is gekomen. En dat telkens weer doet. (klik) *** De vraag (dia 12) die zich nou volgens mij aandient is deze: Als wij als kerken nou niet zo sterk zijn in het omgaan met verdwalende schapen binnen en verdwaalde schapen buiten de gemeente (klik); als we die niet als een magneet aantrekken, maar ze eerder afstoten; als we meeleven met elkaar moeilijk vinden en als we evangelisatie niet zo hoog op onze prioriteitenlijst hebben staan – beseffen we dan wel voldoende dat we zelf ook verloren schapen zijn? (klik) En als we dat willen versterken, dan moeten we daar beginnen: bij de genade waar we het zelf ook van moeten hebben. Wij liepen weg. Maar de Herder kwam achter ons aan. Dat doet Hij op dit moment zelfs. Hij komt achter ons aan, naar ons toe met zijn Woord. Dat doet Hij omdat Hij ons niet wil laten gaan. Dus: beginnen met beseffen dat we allemaal verdwaald zijn. (dia 13) En dat de Herder achter ons aan is gekomen. En dan zelf achter verdwalende en verdwaalde schapen aan. (klik) Waar moet je dan beginnen? Nou, heel simpel: als iedereen zich op een kleine groep concentreert (klik), dan valt er niemand buiten de boot, dan ontsnapt er niemand aan de aandacht. Meeleven met elkaar in de kleine groep is echt cruciaal. Maar het werkt alleen als je begint bij de genade waar je het allemaal van moet hebben. En buiten de gemeente dan? Nou: begin maar met wie God op je weg plaatst (klik). Iedereen krijgt verdwaalde schapen op z’n weg. Buren, collega’s, vrienden. pagina 7 Preek over Lc. 15,1-7 d.d. 28 januari 2007 En denk dan om de houding van Jezus: niet beginnen met veroordeling, maar met onvoorwaardelijke aanvaarding. Maar dat kun je alleen als je begint bij de genade waar jij het ook van moet hebben. Probeer de mensen Jezus te laten ontmoeten. Als God het geeft zal dat hun hart veranderen en hun leven. *** Ben jij dat ene schaap? Of ben je die 99? Pas op, want aan het eind van de gelijkenis zijn de rollen omgedraaid! Het ene is terecht, maar waar zijn die 99? Die zijn nu verloren! Want ze denken geen genade nodig te hebben. Als God ergens een hekel aan heeft, dan is het daaraan: aan hoogmoed, aan trots. Daar heeft Hij zo’n hekel aan, dat Hij nog verdergaat in Ez. 34,16. Ik las net het begin, maar er komt nog wat achteraan. Dat zal ik er nu even bijlezen: Ik zal naar verdwaalde dieren op zoek gaan, verjaagde dieren terughalen, gewonde dieren verbinden, zieke dieren gezond maken – maar de vette en sterke dieren zal Ik doden. (Ez. 34,16) ‘God weerstaat de hoogmoedigen, maar Hij richt de nederigen op.’ Let er maar es op hoe vaak dat terugkomt in de bijbel. En zorg dat je bij de nederigen hoort! Besef dat je dat ene schaap bent, niet die 99! Amen. pagina 8 Preek over Lc. 15,1-7 d.d. 28 januari 2007 Liturgie B mo 1. Votum 2. Zegengroet 3. Zingen: Ps. 106,1 (orgel) 4. Wet (eigen versie) 5. Zingen: Gz. 156 (orgel/ piano?) 6. Bidden 7. Lezen: Ez. 34,1-16 8. Tekst: Lc. 15,1-7 9. Zingen: Opw. 502 Jezus, ik wil heel dicht bij u komen (combo/ piano) 10. Preek deel 1 11. Zingen: Ps. 119,49 (orgel) 12. Preek deel 2 13. Zingen: Ps. 119,66 (orgel) 14. Danken & bidden 15. Collecteren 16. Zingen: Opw. 569 Regeer in mij (combo/ piano) 17. Zegen Liturgie B mi 1. Votum 2. Zegengroet 3. Zingen: Ps. 106,1 4. Bidden 5. Lezen: Ez. 34,1-16 6. Zingen: Ps. 23,1 7. Tekst: Lc. 15,1-7 8. Zingen: Ps. 23,2.3 9. Preek deel 1 10. Zingen: Ps. 119,49 11. Preek deel 2 12. Zingen: Ps. 119,66 13. Geloof belijden: Gz. 179a 14. Danken & bidden 15. Collecteren 16. Zingen: LB 175 17. Zegen pagina 9