Wettelijke kader veiligheid school (aug 2006)

advertisement
WETTELIJKE KADERS VEILIGHEID & SCHOOL (AUG. 2006)
I-
Preventie en bestrijding van seksueel geweld en seksuele
intimidatie in het onderwijs, Meld- en aangifteplicht (juli 1999)
Sectoren: PO, VO en BVE
Voor klachten over seksuele intimidatie in de schoolsituatie geldt naast de richtlijn van het
Wetboek van Strafrecht, ook de Wet Preventie en bestrijding van seksueel geweld en seksuele
intimidatie in het onderwijs (1999). Aanleiding voor de Wet Preventie en bestrijding van
seksueel geweld en seksuele intimidatie in het onderwijs, is het verzwijgen en/of het
schoolintern afhandelen van zedenzaken, met als gevolg dat de pleger het seksueel misbruik
binnen de school of op een andere onderwijsinstelling kan voortzetten. De wetgeving is
gebaseerd op de gedachte dat herhaald seksueel wangedrag het best kan worden bestreden
door politie en justitie in te schakelen.
De wet bevat een aangifteplicht voor het bevoegd gezag (schoolbestuur) en een meldplicht
voor het personeel bij een zedenmisdrijf. Het gaat in de wet om strafbare vormen van
seksuele intimidatie en seksueel misbruik: zedenmisdrijven, zoals ontucht, aanranding en
verkrachting, gepleegd door een medewerker van de onderwijsinstelling jegens een
minderjarige leerling.
Schoolbesturen die vermoeden dat er sprake is van een geval van ontucht met een
minderjarige leerling door een personeelslid, moeten contact opnemen met een
vertrouwensinspecteur. Als uit overleg met de vertrouwensinspecteur blijkt dat het een
redelijk vermoeden betreft moet het schoolbestuur aangifte doen bij Justitie. Voorafgaand aan
de aangifte, moet de school aan de ouders van desbetreffende leerling en aan de (mogelijke)
dader melden dat tot aangifte wordt overgegaan. Om de drempel om een
vertrouwensinspecteur in te schakelen zo laag mogelijk te houden, heeft deze zelf geen
aangifteplicht.)
Het personeelslid dat weet heeft van een seksueel misdrijf heeft een meldingsplicht richting
schoolbestuur.
De brochure Seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs: Meldplicht en
aangifteplicht, licht de wetgeving verder toe.
Artikel 4: Verplichting tot overleg en aangifte inzake zedenmisdrijven
Indien het bevoegd gezag op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van zijn
instelling met taken belast persoon, zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een
misdrijf tegen de zeden als bedoeld in titel XIV van het Wetboek van Strafrecht jegens een
minderjarige leerling van de school, treedt het bevoegd gezag onverwijld in overleg met de
vertrouwensinspecteur.
Indien uit het overleg bedoeld in het eerste lid, moet worden geconcludeerd dat er sprake is
van een redelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan
een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een minderjarige leerling van de school, doet
het bevoegd gezag onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141
van het wetboek van Strafvordering, en stelt het bevoegd gezag de vertrouwensinspecteur
daarvan onverwijld in kennis.
Toelichting wetsartikelen:
Indien een personeelslid op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van de
school met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een
misdrijf bedoeld in het eerste lid jegens een minderjarige leerling van de school, stelt het
personeelslid het bevoegd gezag daarvan onverwijld in kennis.
De wet verplicht onderwijspersoneel en medewerkers van een onderwijsinstelling, het bevoegd
gezag onverwijld te informeren als zij - op welke manier dan ook - informatie krijgt over
mogelijke schending van de openbare zedelijkheid, ontucht, aanranding of verkrachting,
gepleegd door een medewerker van de school met een minderjarige leerling. Meldt een
personeelslid dergelijke informatie niet aan het bevoegd gezag, dan kan hij worden
aangesproken op het niet voldoen aan zijn verplichtingen als werknemer, mogelijk gevolgd
door RPBO-sancties (RPBO: rechtspositiebesluit onderwijs, hierin staan sancties beschreven
voor onderwijspersoneel als berisping, schriftelijke berisping, schorsing, schorsing met
inhouden van salaris, ontslag, ontslag op staande voet, etc.).
De wet spreekt over bevoegd gezag en niet over de schoolleiding als meldpunt. Het bestuur
kan de schoolleiding opdragen de aangifteplicht feitelijk uit te oefenen en hierover onverwijld
te rapporteren. Het bevoegd gezag blijft te allen tijde eindverantwoordelijk voor het handelen
van de school.
In alle gevallen waarin het schoolbestuur of de schoolleider beschikt over informatie inzake
een mogelijk zedenmisdrijf gepleegd door een personeelslid jegens een minderjarige leerling,
is het schoolbestuur verplicht om daarover onmiddellijk in overleg te treden met de
vertrouwensinspecteur. Met betrekking tot klachtmeldingen inzake seksueel misbruik hebben
de vertrouwensinspecteurs een geheimhoudingsplicht.
Alvorens over te gaan tot aangifte, stelt het schoolbestuur de ouders van de klager en de
aangeklaagde op de hoogte.
De Wet Preventie en bestrijding van seksueel geweld en seksuele intimidatie in het onderwijs,
verplicht het bevoegd gezag tot het doen van aangifte van vermeend seksueel misbruik,
ondanks mogelijke bezwaren van betrokken ouders en leerlingen. Deze wet stelt het algemeen
belang boven dat van individuele betrokkenen. Ouders en leerlingen mogen van de actoren in
het juridische proces de grootst mogelijke zorgvuldigheid verwachten.
Meer informatie is te vinden in de publicatie Beleid tegen seksuele intimidatie, papieren tijger
of schoolpraktijk? (pdf) een handreiking voor slagvaardig schoolbeleid, en op www.ppsi.nl.
Bron: minocw.nl en schoolenveiligheid.nl (21-08-06)
II-
Klachtenregeling (aug. 1998)
Sectoren: PO en VO
Op grond van de wet Kwaliteitszorg is een klachtenregeling verplicht. Deze garandeert een
zorgvuldige behandeling van klachten.
Zowel leerlingen en hun ouders als personeelsleden kunnen een klacht indienen bij de
klachtencommissie, onder andere over gedragingen van het personeel.
Op grond van de klachtenregeling stelt het bevoegd gezag een klachtencommissie in of sluit
zich aan bij een lokale of regionale klachtencommissie.
Als de klachtencommissie na onderzoek de klacht gegrond verklaart, dan volgt rapportage en
advies naar het schoolbestuur. Het schoolbestuur neemt vervolgens maatregelen.
Scholen zijn verplicht om over de klachtenregeling informatie op te nemen in de schoolgids
(zodat alle belanghebbenden op de hoogte zijn).
Artikel 11b: klachtenregeling
Ouders dan wel verzorgers, en personeelsleden kunnen bij de klachtencommissie, bedoeld in
het tweede lid, onderdeel a, een klacht indienen over gedragingen en beslissingen van het
bevoegd gezag, personeel of de permanente commissie leerlingenzorg, waaronder
discriminatie, dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen door
het bevoegd gezag, het personeel of de permanente commissie leerlingenzorg.
Het bevoegd gezag treft een regeling voor de behandeling van klachten. Deze regeling
vermeldt in ieder geval:
a. de instelling van een klachtencommissie, die klachten behandelt,
b. de wijze waarop de klachtencommissie haar werkzaamheden verricht,
c. de termijn waarbinnen de klager een klacht kan indienen en
d. de termijn waarbinnen mededeling plaatsvindt van het oordeel, bedoeld in het zesde lid, en
hoe bij noodzakelijke afwijking van deze termijn wordt gehandeld.
Deze regeling strekt ter vervanging van klachtenregelingen op grond van andere voorschriften
dan dit artikel en strekt niet ter vervanging van een andere voorziening die op grond van een
wettelijke regeling, niet zijnde een klachtenregeling, voor de klager openstaat of heeft
opengestaan.
Deze regeling
a. voorziet erin dat de klachten worden behandeld door een klachtencommissie die bestaat uit
ten minste drie leden, waaronder een voorzitter die geen deel uitmaakt van het bevoegd
gezag en niet werkzaam is voor of bij het bevoegd gezag en
b. waarborgt dat aan de behandeling van een klacht niet wordt deelgenomen door een
persoon op wiens gedraging de klacht rechtstreeks betrekking heeft.
De klager en degene over wie is geklaagd dan wel de instantie waarover is geklaagd krijgen de
gelegenheid:
a. hun zienswijze mondeling of schriftelijk toe te lichten en
b. zich bij de behandeling van de klacht te laten bijstaan.
De klachtencommissie vormt zich een oordeel over de gegrondheid van de klacht en deelt dit
oordeel, al dan niet vergezeld van aanbevelingen, schriftelijk mede aan de klager, degene over
wie is geklaagd dan wel de instantie waarover is geklaagd en het bevoegd gezag.
Het bevoegd gezag deelt de klager en de klachtencommissie, bedoeld in het tweede lid,
onderdeel a, binnen 4 weken na ontvangst van het in het zesde lid bedoelde oordeel van de
klachtencommissie schriftelijk mede of hij het oordeel over de gegrondheid van de klacht deelt
en of hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen zal nemen en zo ja welke. Bij afwijking
van de in de eerste volzin bedoelde termijn, doet het bevoegd gezag daarvan met redenen
omkleed mededeling aan de klager en de klachtencommissie onder vermelding van de termijn
waarbinnen het bevoegd gezag zijn standpunt bekend zal maken.
Degene die betrokken is bij de uitvoering van dit artikel en daarbij de beschikking krijgt over
gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijze moet vermoeden, is
verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot
mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
Gegevens die betrekking hebben op een klacht worden bewaard op een plaats die uitsluitend
toegankelijk is voor de leden van de klachtencommissie en het bevoegd gezag.
Bron: minocw.nl en schoolenveiligheid.nl
III-
Wet op het onderwijstoezicht (sept. 2002)
Sectoren: PO, VO, BE.
Artikel 6: Vertrouwensinspecteurs
Bij de inspectie zijn vertrouwensinspecteurs werkzaam voor:
a) onderwijsdeelnemers die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik of seksueel intimidatie
dan wel fysiek geweld of psychisch geweld, gepleegd door een ten behoeve van de instelling
met taken belast persoon of een onderwijsdeelnemer van de instelling;
b) ten behoeve van een instelling met taken belast personen die het slachtoffer zijn van
seksueel misbruik of seksuele intimidatie dan wel fysiek geweld of psychisch geweld, gepleegd
door een ten behoeve van de instelling met taken belast persoon of een onderwijsdeelnemers
van de instelling;
c) onderwijsdeelnemers, ten behoeve van een instelling met taken belast personen, besturen,
ouders, op instellingen ingestelde klachtencommissies en op instellingen aangestelde
vertrouwenspersonen die geconfronteerd worden met een geval van seksueel misbruik of
seksueel intimidatie dan wel fysiek geweld of psychisch geweld als bedoeld onder a en b.
Naast taken voortvloeiend uit artikel 3, heeft de vertrouwensinspecteur ten behoeve van de in
het eerste lid genoemde personen en organen de volgende taken:
a) fungeren als aanspreekpunt;
b) adviseren over eventuele te nemen stappen;
c) het bijstaan bij het nemen van stappen gericht op het zoeken naar een oplossing;
d) desgevraagd begeleiden bij het indienen van een klacht of het doen van aangifte.
De vertrouwensinspecteur is, zover het misdrijven betreft als bedoeld in
artikel XIV van het Wetboek van Strafrecht, jegens een onderwijsdeelnemers of ten behoeve
van een instelling met taken belast persoon, vrijgesteld van de verplichting tot het doen van
aangifte als bedoeld in de artikelen 160 eerste lid en 182 eerste lid van het Wetboek van
Strafvordering.
De vertrouwensinspecteur is zover het betreft een geval van seksueel misbruik of seksuele
intimidatie als bedoeld in het eerste lid onder a of b, verplicht tot geheimhouding van hetgeen
hem in de uitoefening van zijn functie is toevertrouwd door een onderwijsdeelnemers of een
ten behoeve van de instelling met taken belast persoon.
Bron: schoolenveiligheid.nl
IV-
Bescherming tegen seksuele intimidatie, agressie en geweld
Sectoren: alle sectoren
Artikel 4 uit de ARBO-wet bevat bepalingen over bescherming van werknemers tegen seksuele
intimidatie, agressie en geweld.
Let op: Wet is ook van toepassing voor ouders die meegaan op schoolkampen
Artikel 4, lid 2: Arbeidsomstandighedenwet (2000)
In verband met een zo groot mogelijke veiligheid en een zo goed mogelijke bescherming van
de gezondheid en het bevorderen van welzijn bij of in verband met de arbeid, zorgt de
werkgever ervoor:
- dat de werknemer zoveel mogelijk wordt beschermd tegen seksuele intimidatie en de
nadelige gevolgen daarvan;
- dat de werknemer zoveel mogelijk wordt beschermd tegen agressie en geweld en de
nadelige gevolgen daarvan.
Artikel 5 uit de ARBO-wet, lid 1:opmaken RI&E en lid 3:opmaken PvA
Arbeidsinspectie: handhavingsaspecten
Op de volgende punten wordt handhavend opgetreden door de Arbeidsinspectie, indien er
geen of onvoldoende beleid is gevoerd tegen agressie en geweld.
Het AG & SI-beleid is voldoende, als er:
o voorlichting en onderricht wordt gegeven m.b.t. dit onderwerp;
o protocollen aanwezig zijn voor werkzaamheden met risico op agressie en
geweld;
o meldingsprocedures aanwezig zijn t.b.v. gebeurtenissen die gepaard gaan met
agressie en/of geweld (melding bij Arbeidsinspectie en aangifte bij politie);
o incidenten met agressie en/of geweld bijvoorbeeld tijdens werkoverleg worden
besproken en in een rapport worden vastgelegd
o procedures aanwezig zijn voor opvang en begeleiding in geval werknemers
geconfronteerd zijn met agressie en/of geweld;
o waar mogelijk en nodig materiele, bouwkundige en/of organisatorische
maatregelen zijn genomen;
o eventuele risico’s op agressie en/of geweld in de RI&E zijn opgenomen en
daaruit voortvloeiende concrete maatregelen in het PvA vermeld worden, zo
nodig onder vermelding van de termijnen waarbinnen voorgenomen
maatregelen gerealiseerd zullen zijn.
Daarnaast dient de school (algemeen breder Arbobeleid):
o verzuimbeleid te voeren, inclusief verzuimbegeleiding;
o
o
o
o
o
werknemers een periodiek arbeidsgezondheidsonderzoek (PAGO) aan te bieden;
voldoende bedrijfshulpverleners (BHV-ers) aan te stellen;
een goedgekeurde RI&E in bezit te hebben (incl. PvA); elke 4 jaar herhalen;
de brandveiligheidsvoorschriften na te leven;
dodelijke ongevallen en ongevallen met ernstig letsel te registreren en direct te
melden bij de Arbeidsinspectie (Deze controleert of alle betrokkenen zich aan de
Arbowet houden en kan sancties opleggen bij overtredingen).
De veiligheidscoördinator
Op grond van de Arbo-wet moeten scholen, net als andere bedrijven, een veiligheidsplan
hebben. Scholen worden met ingang van 1 augustus 2006 verplicht het veiligheidsbeleid van
de school te vermelden in de schoolgids.
Veiligheidsbeleid en veiligheidsplan
Van belang is dat een veiligheidsbeleid past bij de cultuur van de onderwijsinstelling. Om het
veiligheidsbeleid efficiënt te kunnen uitvoeren is een schoolveiligheidsplan nodig.
Mogelijkheden:
-met het schoolveiligheidsplan van Vios kan de school een eigen schoolveiligheidsplan
samenstellen.
- het schoolveiligheidsplan Veilig Onderwijs (pdf) van de AOb maakt duidelijk dat een
veiligheidsplan geen papieren tijger is, maar een praktische uitwerking van de
verantwoordelijkheden van de werkgever. In dit schoolveiligheidsplan wordt het aanstellen
van een veiligheidscoördinator geadviseerd.
Belangrijk is dat veiligheid een eigen plaats krijgt in het schoolbeleid. Daarom kiezen scholen
er steeds vaker voor om iemand aan te stellen die verantwoordelijk is en zich ook
verantwoordelijk voelt voor het uitzetten en bewaken van het totale veiligheidsbeleid.
Het managen van veiligheid omvat uiteenlopende taken en activiteiten. Om dit hele proces
efficiënter te laten verlopen en om de werkzaamheden goed te coördineren kan een
veiligheidscoördinator aangesteld worden.
Er zijn instellingen waar de preventiemedewerker en/of arbo-coördinator de
veiligheidscoördinator is. Op andere instellingen is de veiligheidscoördinator meer het
aanspreekpunt voor sociale veiligheid.
De taken van de veiligheidscoördinator kunnen zowel op het gebied van fysieke als van sociale
veiligheid liggen. De functie en taken van een veiligheidscoördinator kunnen dus per school
verschillen. De taken kunnen o.a. inhouden:

Het organiseren van inspecties.

Het opstellen en oefenen van het ontruimingsplan.

Het bijhouden van ongelukken.

Het opstellen van een veiligheidsverslag.

Inventariseren van de veiligheidsbeleving binnen de school.

Maken van een stappenplan naar sociale veiligheid.

Opstellen en naleven van regels voor het sociale verkeer op school.

Terugdringen van agressie en wapengeweld op school.

Afsluiten van veiligheidsconvenanten.
In het door PO- en VO-organisaties ondertekende arboplusconvenant (november 2004) zijn
activiteiten opgenomen die inspelen op de behoeften van scholen; kern van de activiteiten
rondom veiligheid is het opleiden van interventiecoaches zijn (zie bijgevoegd papieren
document arboplusconvenant).
V-
Arbeidsomstandighedenwetgeving, veranderingen
Vanaf midden 2005 zijn de branches vrijer gelaten worden in het organiseren van deskundige
Arbodienstverlening (advies over en toetsing RI&E, ziekteverzuimbegeleiding, arbo-spreekuur,
PAGO, aanstellingskeuringen).
1. keuze standaardregeling: contract bij arbodienst blijft
2. keuze maatwerkregeling: deskundigheid wordt elders ingekocht.
Andere wijziging is dat er interne preventiemedewerker(s) moeten worden aangesteld met
preventietaken. Bij organisaties met 15 of minder werknemers, kunnen de werknemers deze
taken zelf op zich nemen. In veel organisaties zal de Arbodienst de arbocoördinator de
feitelijke rol van preventiemedewerker kunnen vervullen.
Bron: arbo.nl
VI-
Relevante CAO-bepalingen voor primair onderwijs
Sector: PO
Artikel 25
Het bevoegd gezag maakt gebruik van een door de personeelsgeleding van de (G)MR op
onderstaande criteria getoetste regeling ‘Seksuele intimidatie’. Hierin is aangegeven:
1-Doel van het beleid.
2-Op welke wijze de aanwijzing van een ‘vertrouwenspersoon’ geschiedt en met welke
bevoegdheden en taken deze is belast.
3-Op welke wijze ongewenst gedrag aan de vertrouwenspersoon kenbaar kan worden
gemaakt.
4-Het reglement voor het behandelen van en het doen van een uitspraak over een, bij een ter
zake door het bevoegd gezag ingestelde uitspraak van de klachtencommissie, ingediende
klacht.
5-Dat het bevoegd gezag beslist over eventuele (disciplinaire) maatregelen, gehoord
hebbende de uitspraak van de klachtencommissie, tenzij zich een omstandigheid voordoet,
waarin het bevoegd gezag terstond een disciplinaire maatregel wil treffen.
Onderhandelaarsakkoord verlenging van de CAO po 2002-2005
Artikel 13. Veiligheidsbeleid en toezichthoudende taken
In het sociaal statuut van de CAO po wordt de bepaling opgenomen dat er op een school een
veiligheidsplan moet zijn. Dit plan is een onderdeel van het plan van aanpak als bedoeld in
artikel C10 van de CAO po (arbeidsomstandigheden, ziekteverzuimpreventie en
personeelszorg). Tevens is afgesproken dat dit plan van aanpak in ieder geval ook gericht
moet zijn op het voorkomen en beperken van arbeidsrisico’s ten gevolge van agressie en
geweld op school, waarbij met name aandacht wordt besteed aan adequate scholing en
begeleiding van werknemers met toezichthoudende taken.
Zie bijgevoegd papieren document van CAO PO 2005-2008 (concept d.d. 06-07-06) rondom
statuut sociaal beleid en onderdeel 11.5 en 11.6 veiligheid en preventiemedewerker.
Bron: schoolenveiligheid.nl
Overige wetten die met veiligheid te maken hebben:
- Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens
- Wegen Verkeerswet (1990)
- Wet personenvervoer (2004)
- Bouwbesluit
- Gemeentelijke Bouwverordening
Bron: consumentenveiligheid.nl
Aanvullende informatie: jaarverslag Inspectie 04-05
De staat van het onderwijs 2004/2005
Op 25 april 2006 presenteerde de Inspectie van het Onderwijs haar jaarverslag 2004/2005,
getiteld De staat van het onderwijs. Hoofdstuk 4 is geheel gewijd aan de veiligheid in het
onderwijs. CSV geeft hieronder de belangrijkste cijfers en conclusies weer, gekoppeld aan de
onderwerpen op de CSV-site.
Meer aandacht voor veiligheidsbeleid
Meer nog dan in voorgaande schooljaren houdt de inspectie toezicht op het veiligheidsbeleid
van scholen. De inspectie beoordeelt scholen op een drietal elementen van sociale veiligheid:
1. Hebben scholen voldoende inzicht in de beleving van sociale veiligheid door leerlingen
en personeelsleden?
2. Hebben scholen een veiligheidsplan dat incidenten kan voorkomen?
3. Hebben scholen een beleid dat adequaat optreden na incidenten mogelijk maakt?
Digitaal pesten
Veel scholen maken zich zorgen over digitaal pesten. Dit bleek in 2005 tijdens
rondetafelgesprekken van de inspectie met het onderwijsveld. Een derde van de basisscholen
geeft aan dat leerlingen elkaar digitaal pesten. De inspectie vermoedt dat het werkelijke cijfer
hoger ligt omdat sommige scholen niet goed weten of er digitaal gepest wordt en omdat
leerlingen niet altijd vertellen dat ze digitaal gepest worden. Op ongeveer 85 procent van de
scholen voor praktijkonderwijs of vmbo pesten leerlingen elkaar digitaal. Havo- en vwoscholen hebben hiermee in mindere mate te maken (respectievelijk 59 en 47 procent).
Meer informatie over internet-onveiligheid op de CSV-site: thema's, tools en scholing.
Loverboys
Eén op de vijf praktijkscholen en vmbo’s heeft te maken met loverboys. Op havo- en vwoscholen liggen deze cijfers beduidend lager: respectievelijk 7 en 3 procent. Een deel van de
scholen weet niet goed of deze problematiek rond de school speelt.
Meer informatie over loverboys op de CSV-site: thema's, tools en scholing.
Extremisme
In het landelijk beeld valt op dat ‘wit’ extremisme (Lonsdale, white power) met regelmaat
voorkomt in het vo, zeker in het praktijkonderwijs (44 procent). Opvallend is bovendien dat
‘wit’ extremisme zich in de vier grote steden veel minder manifesteert dan in de rest van het
land. Bij religieus georiënteerd extremisme is het precies andersom. Dit komt voornamelijk in
de grote steden voor, en dan vooral in het vmbo (7 procent).
Meer informatie over extremisme op de CSV-site: thema's en tools.
Agressie en geweld
De inspectie constateert in het basisonderwijs een toename van fysiek geweld ten opzichte
van voorgaande schooljaren. In het vo komt fysiek geweld vaker voor op scholen voor
praktijkonderwijs/vmbo (85 procent) dan op scholen voor havo/vwo (45 procent).
Meer informatie over agressie en geweld op de CSV-site: thema's, tools en scholing.
Homoseksuele discriminatie/intimidatie
Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat de acceptatie van homoseksualiteit afneemt,
met name onder allochtone jongeren. Volgens de onderwijsinspectie zijn er nog geen
betrouwbare cijfers waaruit blijkt dat homoseksuele leerlingen en personeelsleden in
toenemende mate last ondervinden op school. De veiligheidsmonitor voortgezet onderwijs
moet in 2006 de eerste concrete gegevens leveren. Op gemiddeld 10% van de vo-scholen
heeft in 2004/2005 een incident plaatsgevonden rond homoseksuele discriminatie/intimidatie.
Dat is een toename ten opzichte van voorgaande jaren.
Meer informatie over homo-discriminatie op de CSV-site: thema's, tools en scholing.
Meer informatie over homo-intimidatie op de CSV-site: thema's, tools en scholing.
Seksueel geweld
Het aantal klachten dat bij de vertrouwensinspecteurs is ingediend over seksueel misbruik is
gestegen van 29 naar 146; in 69 gevallen werd aangifte gedaan. Klachten over seksuele
intimidatie stegen van 141 naar 231, er werd 21 keer aangifte gedaan.
Meer informatie over seksuele intimidatie op de CSV-site: thema's, tools en scholing.
U kunt ook kijken op de website van PPSI: www.ppsi.nl.
Vertrouwensinspecteurs
Bij de vertrouwensinspecteurs komen steeds meer klachten binnen. In 2004/2005 zijn er
1.015 klachten afgesloten tegen 445 in het vorige schooljaar. Dit komt door de grotere
bekendheid van de vertrouwensinspecteurs en de aandacht voor sociale veiligheid in de
media. Sinds het voorjaar van 2005 kunnen ook signalen van discriminatie en racisme worden
gemeld. Hierover zal volgend jaar voor het eerst worden gerapporteerd.
Meer aandacht voor jongere leerlingen
Problemen rondom loverboys, extremisme, homo-discriminatie en -intimidatie komen nu
vrijwel uitsluitend op vo-scholen voor. Er is echter een verschuiving gaande naar jongere
leeftijdsgroepen. De inspectie vindt dan ook dat de maatregelen en voorlichting zich in
toenemende mate moeten richten op het basisonderwijs.
Maatregelen: registratie en krachtenbundeling
De inspectie pleit voor incidentenregistratie en krachtenbundeling. Veel scholen ontwikkelen
nu nog hun eigen veiligheidsbeleid. De inspectie pleit ervoor dat gemeenten en besturen hierin
het voortouw nemen. Zo’n gezamenlijke aanpak kan tot een snellere beleidsontwikkeling
leiden. Bovendien maakt dit het makkelijker buitenschoolse instellingen – politie, jeugdzorg, et
cetera – bij het veiligheidsbeleid te betrekken.
Download