De inhoud van dit thema: 1.2 Weerstand 1.3 Ziektekiemen 1.4 Voorkom besmetting 1.5 Hygiënisch werken 1.6 Tips voor de praktijk 1-1 Weerstand krijg je door: • gezonde voeding • voldoende nachtrust • voldoende beweging 1-2 Overbrengen van ziektekiemen van de ene mens op de andere noemen we ook wel: • besmetten • aansteken 1-3 Ziektekiemen voelen zich lekker bij: • vocht • vuil • warmte 1-4 Hygiënisch werken is: • voorkomen dat je ziektekiemen overbrengt • voorkomen dat ziektekiemen kunnen groeien in de omgeving van de zorgvrager 1-5 Ziektekiemen verwijderen: • luchten • schoonmaken • ontsmetten 1-6 De inhoud van dit thema: 2.2 Zorg dat je schoon bent 2.3 Handen wassen 2.4 Tips voor de praktijk 2-1 Punten die van belang zijn: • • • • • ga iedere dag onder de douche trek iedere dag schoon ondergoed aan trek iedere dag een schoon shirt aan draag goed wasbare bovenkleding als je een uniform moet dragen, trek dan iedere dag een schoon aan • draag schone schoenen en sokken of kousen • zorg voor een schoon gebit: - poets je tanden twee keer per dag - ga op zijn minst een keer per jaar naar de tandarts voor controle 2-2 De inhoud van dit thema: 3.2 Beroepscode of gedragscode 3.3 Beroepsgeheim 3.4 Beroepshouding 3.5 Tips voor de praktijk 3-1 Beroepsgeheim is: • niet praten over zorgvragers met mensen buiten de instelling • met niemand praten over geheimen van zorgvragers 3-2 Een goede beroepshouding bestaat uit: • respect • eerlijkheid • betrouwbaarheid 3-3 De inhoud van dit thema: 4.2 Doelen en diensten 4.3 Cliënten van de thuiszorg 4.4 Tips voor de praktijk 4-1 Doelen van thuiszorg: • de cliënt woont langer zelfstandig • de cliënt heeft zijn zelfstandigheid terug gewonnen 4-2 Diensten van de thuiszorg: • verpleging • verzorging • kraamzorg • jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau) • huishoudelijk werk • uitleen van hulpmiddelen • informatie en voorlichting 4-3 Doelen van welzijnsinstellingen voor ouderen zijn: • langer zelfstandig blijven wonen • beter en meer aan de maatschappij meedoen 4-4 De instellingen doen dat door: • dagopvang • maaltijdverzorging • vervoer • informatie en voorlichting 4-5 Cliënten in de thuiszorg: • gezinnen • verstandelijk gehandicapten • lichamelijk gehandicapten en zieken • zintuiglijk gehandicapten (blinden, doven) • ouderen • lichamelijk zieken die verpleeghuiszorg nodig hebben • dementerenden die verpleeghuiszorg nodig hebben 4-6 De inhoud van dit thema: 5.2 Wat doet de ouderenzorg? 5.3 Zorgvragers in de ouderenzorg 5.4 Tips voor de praktijk 5-1 Doelen van ouderenzorg: • ouderen zijn zo zelfstandig mogelijk en nemen zelfstandig beslissingen over hun eigen leven • ouderen hebben een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven 5-2 Diensten van verzorgings- en verpleeghuizen: • verpleging en verzorging • informatie • activiteiten • begeleiding • ondersteunende diensten • huishoudelijk werk 5-3 De taken van een zorghulp in een verzorgingsof verpleeghuis: • • • • • • • • • • 5-4 bedden opmaken en verschonen opruimen schoonmaken maaltijden klaarzetten maaltijden rondbrengen koffie en thee zetten en andere dranken klaarmaken koffie, thee en andere dranken rondbrengen afruimen afwassen / afwasmachine gebruiken sociaal contact onderhouden Verschil in opnames: • permanente opname • tijdelijke opname • dagopvang • dagbehandeling 5-5 Doelen van dagopvang: • zorgvragers hebben meer zelfvertrouwen • voelen zich minder eenzaam • hebben meer sociale contacten • kunnen langer zelfstandig wonen • door de dagopvang zijn de taken van mantelzorgers minder zwaar 5-6 Twee soorten dagbehandeling: • somatische dagbehandeling • psychogeriatrische dagbehandeling 5-7 Je taken als zorghulp in de dagopvang of de dagbehandeling zijn vooral: • • • • • • 5-8 zorg voor de broodmaaltijden koffie en thee zetten en andere dranken klaarmaken afruimen opruimen afwassen activiteiten met zorgvragers: - krant lezen - spelletjes doen - knutselen - handwerken - muziek maken en liedjes zingen De inhoud van dit thema: 6.2 Mensen met een verstandelijke beperking 6.3 Mensen met een lichamelijke beperking 6.4 Doelen en taken voor de zorghulp 6.5 Tips voor de praktijk 6-1 Een doelgroep: • kan een groep mensen van dezelfde leeftijd zijn: ouderen of jongeren • kan ook een groep mensen met dezelfde soort beperking zijn: bijvoorbeeld een verstandelijke beperking of meervoudige beperkingen 6-2 Instellingen, woongroepen en verpleeghuizen zijn er voor: • alleen jongeren • alleen ouderen • zowel jongeren als ouderen • mensen met een lichamelijke beperking • mensen met een verstandelijke beperking • mensen met zowel een lichamelijke als een verstandelijke beperking 6-3 Doelen in de zorg voor mensen met een beperking: • cliënten functioneren zo zelfstandig mogelijk • nemen, voor zover mogelijk, zelfstandig beslissingen over hun eigen leven • cliënten voelen zich veilig 6-4 De inhoud van dit thema: 7.2 Het werkplan 7.3 De ADL-lijst 7.4 Tips voor de praktijk 7-1 Voordelen van een werkplan: • je hoeft niet iedere keer na te denken wat er moet gebeuren en in welke volgorde • je kunt niets vergeten • iemand anders kan je werk overnemen als jij er eens niet bent • jij kunt het werk van een collega overnemen als die er niet is 7-2 De inhoud van dit thema: 8.2 Doelen 8.3 Prioriteiten 8.4 Tips voor de praktijk 8-1 Doelen bestaan uit: • hoofddoelen • subdoelen 8-2 Hoofddoel: wat je uiteindelijk wilt bereiken 8-3 Subdoel: een tussenstap op weg naar het hoofddoel 8-4 De inhoud van dit thema: 9.2 Tempo 9.3 Normtijd 9.4 Tips voor de praktijk 9-1 Normtijd: vastgestelde tijd 9-2 De inhoud van dit thema: 10.2 Het werk verdelen over meer mensen 10.3 Middelen organiseren 10.4 Tips voor de praktijk 10-1 Eerst bedenken welke middelen je nodig hebt, omdat: • dit tijd scheelt • je voorkomt dat je twee of drie keer moet lopen • je zo ordelijk en efficiënt kunt werken 10-2 De inhoud van dit thema: 11.2 Communicatie 11.3 Inhoudsniveau en betrekkingsniveau 11.4 Tips voor de praktijk 11-1 Boodschap = • dat wat jij tegen iemand zegt • dat wat iemand tegen jou zegt • dat wat iemand tegen een groep mensen zegt 11-2 Inhoudsniveau en betrekkingsniveau: inhoudsniveau: de letterlijke inhoud van de boodschap betrekkingsniveau: de manier waarop iemand de boodschap moet opvatten 11-3 De inhoud van dit thema: 12.2 Vragen stellen 12.3 Luisteren 12.4 Tips voor de praktijk 12-1 Soorten vragen: • gesloten vragen: vragen waar maar één antwoord op mogelijk is • open vragen: vragen waar allerlei antwoorden op mogelijk zijn 12-2 De inhoud van dit thema: 13.2 Planning op papier 13.3 Schriftelijk rapporteren 13.4 Tips voor de praktijk 13-1 Voordeel van een planning op papier: • naslag • controle • informatie voor andere 13-2 6 W’s: • Wie? • Wat? • Waar? • Wanneer? • Waarom? • Op welke manier? 13-3 De inhoud van dit thema: 14.2 Culturele achtergronden 14.3 Waarden en normen 14.4 Omgangsvormen en gewoonten 14.5 Kunst 14.6 Geloof 14.7 Humor 14.8 Tips voor de praktijk 14-1 Cultuur is: het totaal van waarden, normen, omgangsvormen, gewoonten en kunstuitingen binnen een bepaalde groep 14-2 De inhoud van dit thema: 15.2 Opleiding 15.3 Werk en inkomen 15.4 Gezinsvorm 15.5 Woning en buurt 15.6 Invloed op jouw werk 15.7 Tips voor de praktijk 15-1 Wat speelt mee bij de keuze voor een opleiding? • aanleg • thuissituatie • verwachtingen • leefpatroon 15-2 Verband tussen opleiding en loon: • opleiding op hoog niveau werk op hoog niveau hoog loon • opleiding op laag niveau laag loon 15-3 werk op laag niveau De inhoud van dit thema: 16.2 Persoonlijke grenzen in letterlijke zin 16.3 Persoonlijke grenzen in figuurlijke zin 16.4 Tips voor de praktijk 16-1 De inhoud van dit thema: 17.2 Normen en waarden 17.3 Normen en waarden van jezelf, van de instelling, van de zorgvrager 17.4 Tips voor de praktijk 17-1 Wat zijn normen en waarden? • normen zijn opvattingen over gedrag • met waarden geven we aan hoe we het gedrag waarderen 17-2 De inhoud van dit thema: 18.2 Waarom is begrip belangrijk? 18.3 Rekening houden met wensen 18.4 Tips voor de praktijk 18-1 Rekening houden met wensen: • door te vragen • door je in te leven 18-2 De inhoud van dit thema: 19.2 Wat is verdraagzaamheid? 19.3 Geduld 19.4 Tips voor de praktijk 19-1 Verdraagzaamheid betekent dat je geen boosheid toont als de zorgvrager iets doet: • met vervelende gevolgen • waar hij niets aan kan doen • wat hij niet begrijpt 19-2 De inhoud van dit thema: 20.2 Andere meningen respecteren 20.3 Je eigen mening naar voren brengen 20.4 Tips voor de praktijk 20-1 De inhoud van dit thema: 21.2 Aandacht voor je werk 21.3 Aandacht voor zorgvragers 21.4 Tips voor de praktijk 21-1 De inhoud van dit thema: 22.2 Werkbespreking of overdracht 22.3 Werkoverleg 22.4 Andere soorten overleg 22.5 Tips voor de praktijk 22-1 Arbo: arbeidsomstandigheden 22-2 Notuleren: • opschrijven wat iedereen tijdens het overleg zegt • opschrijven welke afspraken er tijdens het overleg gemaakt zijn 22-3 De inhoud van dit thema: 23.2 Deskundigen betrekken bij je werk 23.3 Cliënten betrekken bij je werk 23.4 Tips voor de praktijk 23-1 Bij een probleem: • ga naar de juiste persoon • stel een duidelijke vraag • houd rekening met andermans tijd 23-2 De inhoud van dit thema: 24.2 Rekening houden met collega’s 24.3 Rekening houden met cliënten 24.4 Tips voor de praktijk 24-1 De inhoud van dit thema: 25.2 Alledaagse informatie 25.3 Verwijzen naar anderen 25.4 Tips voor de praktijk 25-1 De inhoud van dit thema: 26.2 Mondelinge instructies 26.3 Schriftelijke instructies 26.4 Tips voor de praktijk 26-1 Je krijgt instructies als je: niet weet hoe je iets moet doen 26-2 Belangrijk: instructies moet je precies opvolgen 26-3 De inhoud van dit thema: 27.2 Voorschriften 27.3 Procedures en protocollen 27.4 Tips voor de praktijk 27-1 Voorbeelden van voorschriften: • behandelingsvoorschriften • kookvoorschriften • schoonmaakvoorschriften • dieetvoorschriften 27-2 Voorbeelden van voorschriften, procedures en protocollen: • voorschrift ‘gebruik koelkast’ • voorschrift schoonmaakmaterialen • procedure alarmopvolging bij brand • klachtenprocedure • protocol voedselveiligheid • brandveiligheidprotocol 27-3 Voorschriften, procedures en protocollen moet je: • opvolgen • controleren 27-4 De inhoud van dit thema: 28.2 Omgeving en meubilair 28.3 Werkmateriaal 28.4 Wettelijke richtlijnen 28.5 Tips voor de praktijk 28-1 De inhoud van dit thema: 29.2 Discipline in je werk 29.3 Zelfdiscipline 29.4 Tips voor de praktijk 29-1 Discipline: afspraken nakomen 29-2 Zelfdiscipline: • afspraken met jezelf maken en nakomen • zelfbeheersing 29-3 De inhoud van dit thema: 30.2 Materialen voor droog werk 30.3 Materialen voor nat werk 30.4 Tips voor de praktijk 30-1 Materialen voor droog werk: • stofdoeken • plumeau • swiffer • veger • vloerwisser • stoffer en blik • ragebol • kruimeldief • stofzuiger 30-2 Materialen voor klamvochtig en nat werk: • emmers • spons, zeem • raamtrekker • vloertrekker • borstel om mee te boenen • mop met bijbehorende emmer of dweil met luiwagen (soort bezem) • werkdoeken • afwaskwast • vaatdoeken 30-3 De inhoud van dit thema: 31.2 Soorten schoonmaakmiddelen 31.3 Schoonmaakmiddelen gebruiken 31.4 Tips voor de praktijk 31-1 Soorten schoonmaakmiddelen: • • • • • • • • • • • 31-2 allesreinigers vetoplossers kalkoplossers sanitairreinigers schuurmiddelen chloor toiletreiniger glasreinigers spiritus stofdoekspray middelen om houten meubels en vloeren te behandelen Schoonmaakmiddelen in de instelling: • • • • gebruik de schoonmaakmiddelen van de instelling gebruik ze volgens voorschrift gebruik niet meer dan nodig is voorkom dat zorgvragers zelf de schoonmaakmiddelen kunnen pakken Schoonmaakmiddelen in de thuiszorg: • gebruik de schoonmaakmiddelen van de cliënt • gebruik ze volgens aanwijzingen van de cliënt en volgens voorschrift op het etiket • wees zuinig met het gebruik ervan • zet de schoonmaakmiddelen na gebruik terug waar ze stonden 31-3 De inhoud van dit thema: 32.2 Zuinig met water en middelen 32.3 Afval scheiden 32.4 Tips voor de praktijk 32-1 De inhoud van dit thema: 33.2 Opruimen 33.3 Schoonhouden 33.4 Gezellig maken 33.5 Tips voor de praktijk 33-1 Vier soorten vuil: • losliggend vuil • licht aangehecht vuil • sterk aangehecht vuil • onzichtbaar vuil 33-2 De inhoud van dit thema: 34.2 Dagelijkse beurt 34.3 Tussenbeurt 34.4 Tips voor de praktijk 34-1 Afwassen met de vaatwasser: • zorgvragers laten meehelpen • taken afstemmen op de zorgvrager • eerst tafel afruimen • afwasmachine vullen met vuile vaat • afwasmiddel in de vaatwasser doen volgens voorschrift • programma instellen • vaatwasser aanzetten en goed sluiten 34-2 Wat doe je bij een tussenbeurt? • afwas in de vaatwasser • aanrecht leegmaken • keukenkastjes afnemen • aanrechtkastjes afnemen • kookplaat schoonmaken • koelkast schoonmaken 34-3 De inhoud van dit thema: 35.2 Tussenbeurt van douche en badruimte 35.3 Tussenbeurt van het toilet 35.4 Tips voor de praktijk 35-1 Werkzaamheden tussenbeurt douche of bad: • tegels schoonmaken • kranen oppoetsen • kastjes aan de buitenkant afnemen • wasbak en eventueel ook het bad schoonmaken • vloer schrobben 35-2 Werkzaamheden bij tussenbeurt toilet: • afvalbakje legen • reiniger in de toiletpot • wasbak • wanden en deur • de toiletpot • vloer 35-3 De inhoud van dit thema: 36.2 Slaapkamers 36.3 Overige ruimten 36.4 Tips voor de praktijk 36-1 Werkvolgorde bij een tussenbeurt: • ramen open zetten • bed afhalen • dekbed en kussens buiten leggen om te luchten, als dat niet kan voor het open raam leggen • vuil wasgoed in de wasmand of direct in de wasmachine doen • ga iets anders doen zodat het beddengoed minimaal een half uur kan luchten • maak na een half uur (of langere tijd) het bed op met schoon linnengoed • stof alle oppervlakten in de kamer af • afhankelijk van de voerbedekking: stofzuigen of met een vloerwisser doen 36-2 Overige ruimten: • trap en overloop • hal en gang • kelder, berging en schuur 36-3 De inhoud van dit thema: 37.2 Soorten bedden 37.3 Werkhoogte 37.4 Tips voor de praktijk 37-1 Drie soorten bedden: • lage bedden • hoge bedden • hoog-laagbedden 37-2 De inhoud van dit thema: 38.2 Hulpmiddelen 38.3 Tips voor de praktijk 38-1 Bedhulpmiddelen: • papegaai • hoofdsteun/rugsteun • dekenboog • voetenbankjes • zandzakjes en kussentjes 38-2 De inhoud van dit thema: 39.2 Bedden 39.3 Ledikant en wieg 39.4 Tips voor de praktijk 39-1 De inhoud van dit thema: 40.2 Het bed afhalen 40.3 Wat ligt er op het bed? 40.4 Het bed opmaken 40.5 Tips voor de praktijk 40-1 Werkvolgorde bed afhalen: • haal de slopen van de kussens • haal de dekbedhoes binnenstebuiten van het dekbed af • haal het onderlaken/hoeslaken van het bed af • haal eventueel het molton van het bed • laat kussens en dekbed luchten • eventueel: draai de matras om 40-2 Wat ligt er allemaal op het bed? • matrasbeschermer • matras (eventueel met matrashoes) • molton • hoeslaken (eventueel met zeiltje en steeklaken of celstofmatje) • kussen(s) • dekbed met dekbedhoes • in plaats van een dekbed met dekbedhoes: bovenlaken met deken 40-3 Werkvolgorde opmaken bed: • leg eventueel een schoon molton op de matras • leg een schoon hoeslaken over het molton op de matras en stop het goed in • zorg dat zowel molton als hoeslaken strak ligt • leg eventueel zeiltje met steeklaken over het midden van het bed • leg eventueel een celstofmatje in het midden van het bed • doe eventueel een schoon ondersloop om de kussens en dan een schoon sloop • leg de kussens op hun plaats • doe een schoon dekbedhoes om het dekbed en stop het dekbed bij het voeteneinde in 40-4 Werkwijze hoes om dekbed: • steek je handen in de hoes tot aan de twee punten van het hoofdeind • pak met je handen de twee punten van het hoofdeind van het dekbed vast • als je met zijn tweeën bent, pakt de ander de hoes en trekt die over het dekbed, terwijl jij het dekbed en de hoes bij de punten blijft vasthouden • als je in je eentje bent, moet je een hand uit de hoes halen en met die hand de hoes over het dekbed trekken • doe een klein stukje en wissel dan van hand om de andere kant over het dekbed te trekken 40-5 De inhoud van dit thema: 41.2 Naar de schoenmaker 41.3 Verschillende materialen 41.4 Tips voor de praktijk 41-1 De inhoud van dit thema: 42.2 Kleding moet heel zijn 42.3 Kleding moet schoon zijn 42.4 Tips voor de praktijk 42-1 Kleine reparaties: • knopen aanzetten • losgeraakte zoom vastzetten • torn (losgeraakte naad) vastzetten 42-2 De inhoud van dit thema: 43.2 Verschillende stoffen 43.3 Witte was en bonte was 43.4 Tips voor de praktijk 43-1 Soorten wasmiddel: • voor witte was van 30° C tot 95° C • voor bonte was van 30° C tot 60° C • voor fijne was van 30° C tot 40° C • speciaal wolwasmiddel • vloeibare wasmiddelen • wastabletten • waspoeder • wasmiddel voor de handwas • vloeibare vlekverwijderaars 43-2 De inhoud van dit thema: 44.2 Schone natte was 44.3 Strijken en opbergen 44.4 Tips voor de praktijk 44-1 Was ophangen: • hang zoveel mogelijk soort bij soort op: - sokken bij elkaar - lingerie bij elkaar • sla het wasstuk eerst uit • hang het zo glad mogelijk op 44-2 Werkwijze: • controleer het pluizenfilter • controleer bij een condensdroger of de waterbak leeg is • stel de droogtrommel op de juiste temperatuur in • let op of het wasgoed in de droogtrommel mag • haal het droge wasgoed er zo snel mogelijk uit • maak het pluizenfilter schoon 44-3 Werkvolgorde strijken van overhemden: • eerst de kraag • dan de mouwen (bij voorkeur met behulp van een mouwplankje) • dan de schouders • achterpand • beide voorpanden • strijk de knopenlijst waar de knopen zitten, aan de binnenkant • hang het overhemd direct op een hangertje 44-4 Kledingstukken opvouwen: • leg het artikel met de voorkant plat op tafel • sla de zijkanten netjes terug • sla de onderkant naar boven • draai het artikel om zodat het nu met de voorkant naar boven ligt 44-5 De inhoud van dit thema: 45.2 Het wasgoed van de instelling 45.3 Het wasgoed van zorgvragers in de instelling 45.4 Tips voor de praktijk 45-1 De inhoud van dit thema: 46.2 Opgeruimd en schoon 46.3 Factoren die het gezellig maken 46.4 Tips voor de praktijk 46-1 Factoren die het gezellig maken: • bloemen en planten • snuisterijen • wandversiering • verlichting • kleur 46-2 De inhoud van dit thema: 47.2 Bloemenvazen schoonhouden 47.3 Bloemen onderhouden 47.4 Tips voor de praktijk 47-1 Bloemenvaas schoonmaken: • neem een oude vaatkwast of borstel • was de buitenkant van de vaas af • spoel de binnenkant van de vaas met heet water uit • borstel de binnenkant met een beetje soda • droog de buitenkant van de vaas af 47-2 Bloemen verzorgen: • zoek een geschikte schone vaas en doe daar de juiste hoeveelheid water in • los het zakje bloemenvoedsel in het water op • gebruik bij chrysanten chloor in plaats van bloemenvoedsel • haal overtollig blad onderaan de stelen weg • snijd de stelen onderaan schuin af • zet de bloemen direct in het water • zet bloemen nooit in de zon • zet bloemen niet dicht bij of boven de verwarming • zet bloemen niet op de tocht 47-3 De inhoud van dit thema: 48.2 De verzorging 48.3 Ongedierte en ziekten 48.4 Hydrocultuur 48.5 Tips voor de praktijk 48-1 Als je kamerplanten goed verzorgt, houd je rekening met een paar factoren: • geef niet teveel water, dan ‘verdrinkt’ de plant • geef af en toe plantenvoedsel, bijvoorbeeld eens in de twee of drie weken • spons het blad van grootbladige planten af met water • besproei de planten eens in de week met de plantenspuit • geef de planten één keer in de week water als ze in een normaal verwarmde kamer staan • geef planten twee keer in de week water als ze in een erg warme kamer staan • geef cactussen weinig water en bladplanten meer water • geef veel water bij hoge temperaturen • geef weinig water bij lage temperaturen • vraag wat je moet doen als de plant ziek is • zet planten met luis of ander ongedierte apart van andere 48-2 planten en vraag wat er met de plant moet gebeuren De inhoud van dit thema: 49.2 Omgaan met dieren 49.3 Voedsel 49.4 Tips voor de praktijk 49-1 Waarom willen mensen dieren om zich heen? • je hebt contact • het vergroot je inlevingsvermogen • het stimuleert je gevoel voor verantwoordelijkheid • je krijgt aandacht en je kunt aandacht geven 49-2 Dieren en hun eten: • volg het protocol • volg de aanwijzingen van de cliënt die het dier kent • volg de aanwijzingen van een collega • ga níet op eigen houtje maar wat aanrommelen 49-3 De inhoud van dit thema: 50.2 Honden 50.3 Katten 50.4 Andere dieren 50.4 Tips voor de praktijk 50-1 De inhoud van dit thema: 51.2 Symbolen op schoonmaakmiddelen 51.3 Symbolen voor veilig gebruik 51.4 Tips voor de praktijk 51-1 De inhoud van dit thema: 52.2 Wat is ergonomisch werken? 52.3 Zorg voor je lichaam 52.4 Geestelijke belasting voorkomen 52.5 Tips voor de praktijk 52-1 Ergonomie: het aanpassen van de werkomgeving aan de mens 52-2 Zorg voor jouw lichaam: • lichamelijke belasting voorkomen • veilig en gezond werken 52-3 De inhoud van dit thema: 53.2 Individuele activiteiten en groepsactiviteiten 53.3 Soorten activiteiten 53.4 Doelen van activiteiten 53.5 Tips voor de praktijk 53-1 Individuele activiteiten: activiteiten die je met één cliënt doet Groepsactiviteiten: activiteiten die je met meerdere cliënten tegelijk doet 53-2 Soorten activiteiten: • sociale activiteiten • recreatieve activiteiten • sportieve activiteiten • educatieve activiteiten 53-3 Doelen bij activiteiten: • ontwikkeling stimuleren • zelfstandigheid bevorderen • ontspanning bieden • vorming/educatie • sociaal contact bevorderen • beweging bevorderen • geheugen trainen • gedrag veranderen 53-4 De inhoud van dit thema: 54.2 Ondersteunen bij het lopen zonder hulpmiddelen 54.3 Traplopen 54.4 Tips voor de praktijk 54-1 De inhoud van dit thema: 55.2 Met een kruk lopen 55.3 Met twee krukken lopen 55.4 Met een rollator lopen 55.5 Met een looprek lopen 55.6 In een rolstoel rijden 55.7 Tips voor de praktijk 55-1 Juiste volgorde bij het lopen met één kruk of stok: • kruk aan de kant van het goede been • kruk en slechte been verplaatsen • gewicht overbrengen op de kruk • gezonde been verplaatsen 55-2 Instructie voor lopen met twee krukken: • sta goed rechtop • zet de krukken ongeveer 10 centimeter schuin voor de voeten • gebruik de krukken als afzetpunt • breng het lichaam naar voren en zet de slechte voet of de slechte kant tussen de krukken • breng de goede voet of kant nu naar voren en zet deze voor de krukken • verzet de krukken weer naar voren • enzovoort 55-3 De stoep op: • • • • Zet de rolstoel vooruit tegen de stoeprand Zet je voet op het stepje aan de achterkant van de stoel Kiep de rolstoel een beetje achterover Duw de rolstoel naar voren: de kleine wieltjes komen op de stoep • Rijd nu de hele rolstoel de stoep op De stoep af: • Zet de rolstoel met de achterkant naar de straat • Trek de rolstoel naar achter, zodat de grote wielen van de stoep af zijn • Houd de rolstoel wel tegen, zodat het niet te snel gaat 55-4• De kleine wielen volgen vanzelf De inhoud van dit thema: 56.2 De voorraad in huis 56.3 De voorraad in een instelling 56.4 Tips voor de praktijk 56-1 De inhoud van dit thema: 57.2 Omgaan met een budget 57.3 Kasboekje 57.4 Tips voor de praktijk 57-1 Een budget is: • een van tevoren vastgesteld bedrag • dat je in een vastgestelde periode • uitgeeft 57-2 De inhoud van dit thema: 58.2 Ondersteunen bij het inkopen doen 58.3 Inkopen doen voor je cliënten 58.4 Tips voor de praktijk 58-1 De inhoud van dit thema: 59.2 Gezonde voeding 59.3 Schijf van Vijf 59.4 Tips voor de praktijk 59-1 Gezond eten: • drie maaltijden per dag • op vaste tijden • kleine, gezonde tussendoortjes • minimaal 200 gram groente per dag • minimaal twee stuks fruit per dag • weinig suiker en weinig vet • voldoende vocht (minimaal 1½ liter) 59-2 Eet iedere dag uit ieder vak van de Schijf van Vijf: Vak 1: groente en fruit Vak 2: brood, pasta, rijst, peulvruchten Vak 3: zuivel, vlees, vis, ei of vleesvervangers Vak 4: vetten en olie Vak 5: water, vocht 59-3 De inhoud van dit thema: 60.2 Alles wat je lichaam nodig heeft 60.3 Tips voor de praktijk 60-1 Wat heeft je lichaam nodig? • vitaminen • mineralen • koolhydraten • eiwitten • vetten • vocht 60-2 De inhoud van dit thema: 61.2 Babyvoeding 61.3 Voeding van peuters 61.4 Tips voor de praktijk 61-1 Eetlustremmende producten: producten met veel vet of suiker 61-2 De inhoud van dit thema: 62.2 Oorzaken van te weinig voeding 62.3 De maaltijden gezellig maken 62.4 Tips voor de praktijk 62-1 Oorzaken onvoldoende eten: • onjuiste opvatting: voeding bij ouderen is onbelangrijk • eenzaamheid • alleen eten is ongezellig • medicijngebruik 62-2 Zorg voor een gezellige omgeving tijdens de maaltijd: • een gezellig gedekte tafel • alles op tafel wat er nodig is • eventueel een bloemetje op tafel 62-3 De inhoud van dit thema: 63.2 Verschillende diëten 63.3 Tips voor de praktijk 63-1 Meest voorkomende diëten: • natriumbeperkt • energiebeperkt • diabetesdieet • vetarm dieet • maagdieet • anti-allergiedieet 63-2 Afvallen kan alleen door: • energiebeperkt dieet • geen (of heel weinig) tussendoortjes • op zijn minst een haf uur per dag intensief bewegen (sporten) 63-3 De inhoud van dit thema: 64.2 Verschillende alternatieven 64.3 Tips voor de praktijk 64-1 Alternatieve voeding: • vegetarische voeding • veganistische voeding • ecologische voeding • andere alternatieven 64-2 De inhoud van dit thema: 65.2 Voordelen van de multiculturele samenleving 65.3 Voedingspatroon 65.4 Tips voor de praktijk 65-1 De inhoud van dit thema: 66.2 Veranderingen signaleren 66.3 Veranderingen op verschillende gebieden 66.4 Tips voor de praktijk 66-1 Gezondheid is dat je je goed voelt op: • lichamelijk • geestelijk • en maatschappelijk gebied 66-2 Veranderingen op: • lichamelijk gebied • sociaal gebied • het gebied van leefstijl en gedrag 66-3 Goede sociale omstandigheden: • lid zijn van een groep • vrienden hebben • gewaardeerd worden 66-4 De inhoud van dit thema: 67.2 Grenzen van de instelling 67.3 Grenzen van jezelf 67.4 Tips voor de praktijk 67-1 De inhoud van dit thema: 68.2 Luisteren naar anderen 68.3 Objectief kijken naar jezelf 68.4 Tips voor de praktijk 68-1 Soorten kritiek: • op je handelen: heb ik de goede materialen gebruikt voor deze taak? • op je gedrag: heb ik de cliënt voldoende gerustgesteld? 68-2 De inhoud van dit thema: 69.2 Vakliteratuur lezen 69.3 Mondelinge informatie 69.4 Tips voor de praktijk 69-1 De inhoud van dit thema: 70.2 Cursussen en trainingen 70.3 Intervisie 70.4 Tips voor de praktijk 70-1 Verschil cursus en training: • cursus: je doet kennis op over een onderwerp • training: je leert vaardigheden op een bepaald gebied 70-2 Intervisie is: • een probleem van jezelf voorleggen aan collega’s • de collega’s stellen vragen volgens een bepaalde methodiek • waardoor jij zelf het probleem helder ziet • en zelf het probleem kunt oplossen 70-3