Jongens wel? Meisjes niet, en meiden niet!

advertisement
Jongens wel? Meisjes niet, en meiden niet!
Edien Bartels
De auteurs van het artikel Jongens wel, meisjes niet, Karim en Hage, verschenen in Medisch
Contact nr 38, 19 september, geven aan dat jongensbesnijdenis complexer is dan meestal
wordt verondersteld. Ze laten zien dat er niet één vorm van jongensbesnijdenis gepraktiseerd
wordt maar verschillende die ook in graad en mate van intensiteit verschillen. Cor Hoffer laat
in zijn publicaties zien dat er ook binnen de meest gangbare vorm van jongensbesnijdenis,
type I circumcisie, grote verschillen in uitvoering bestaan. Er kan weinig of veel voorhuid
worden weggesneden. (Dit wordt overigens ook aangegeven in de typologie onder type I).
Daarnaast geven de auteurs van het artikel in Medisch Contact aan dat de milde vorm van
meisjes besnijdenis zoals destijds in discussie, het sneetje of prikje in de clitoris, weinig risico
met zich meebrengt. In die zin is er ook sprake van discriminatie. Jongensbesnijdenis is niet
of nauwelijks in discussie, kan zonder problemen gepraktiseerd worden terwijl
meisjesbesnijdenis een heftig onderwerp is en geheel verboden. Dit is ook het standpunt dat
ik verdedig in mijn artikel Medische ethiek en rituelen van bloed, in het Tijdschrift voor
geneeskunde en ethiek, 1998, jrg 8, nr 4. pp. 128-134.
Ik ben het dan ook geheel eens met de conclusie van de auteurs van Jongens wel, meisjes
niet dat alle vormen van rituele, niet medisch geïndiceerde besnijdenis, ook
jongensbesnijdenis, of verboden zou moeten worden of op een overeenkomstige manier, niet
verminkend, voor zowel jongens als meisjes toegestaan zou moeten worden.
Wel wil ik hier de volgende overwegingen aan toevoegen:
De milde vorm van besnijdenis voor meisjes, het prikje of sneetje in de clitoris, is een door
Nederlandse gezondheidwerkers bedachte vorm van meisjesbesnijdenis om een niet
verminkend alternatief te kunnen bieden aan ouders die hun dochters willen besnijden. Het is
geen gepraktiseerde vorm in de landen waar meisjes gewoonlijk worden besneden. De vraag
is of dit alternatief ingang zal vinden als het daadwerkelijk zou worden aangeboden.
Als antropoloog zie ik dat mensen rituelen behoeven en dat het lichaam een krachtig centrum
daarvoor is. Ik verwacht daarom niet dat een verbod op jongensbesnijdenis in de praktijk
haalbaar is. Omdat de discussie over jongensbesnijdenis zo ‘simpel’ wordt gevoerd, meestal
worden vragen daarover weggewoven, én omdat jongensbesnijdenis ook in de westerse
wereld een duidelijke plaats heeft, lijkt het niet waarschijnlijk dat dit gebruik tegengegaan kan
worden. Het is immers niet alleen een religieus maar ook een medisch hygiënisch gebruik. In
Canada en de USA worden jongetjes baby’s bijna ‘vanzelfsprekend’ besneden. Ook al geven
de schrijvers van het artikel aan dat de medisch hygiënische voordelen niet duidelijk zijn en
veel problemen kennen. Als we ervan uitgaan dat een ritueel in een samenleving voortgezet
wordt omdat er aspecten in benadrukt worden die mensen belangrijk vinden, dan kunnen we
veronderstellen dat jongensbesnijdenis in de westerse wereld een medisch ritueel is
waarbinnen hygiëne, mannelijkheid en mannelijke seksualiteit met elkaar in relatie worden
gebracht, zoals het in islamitische samenlevingen een religieus ritueel is waarbij rituele
reinheid, mannelijkheid, mannelijke seksualiteit en de gemeenschap benadrukt worden. Juist
die verankering in de samenleving maakt het moeilijk voor de gezondheid schadelijke rituelen
te bestrijden zoals ook de strijd tegen meisjesbesnijdenis laat zien.
Daarom zoek ik ten aanzien van jongensbesnijdenis een pragmatische opstelling. Er zijn
allerlei vormen van rituele, medisch verantwoorde jongensbesnijdenis ontwikkeld. Die
vormen van besnijdenis werden tot voor kort ook vergoed via de ziektekostenverzekering. Dat
is nu niet meer het geval. Er zou nagegaan moeten worden of deze beperking in vergoeding
van medische kosten, ouders ertoe brengt hun zoons vaker te laten besnijden in het land van
herkomst met behulp van traditionele besnijders. Als dat het geval zou zijn, zou
jongensbesnijdenis, ook rituele besnijdenis, weer onder de ziektekostenverzekering moeten
worden gebracht. Daarbij denk ik niet aan een ingreep in het ziekenhuis maar aan de
alternatieve medisch verantwoorde uitvoering zoals die zich de laatste jaren heeft ontwikkeld
en waarover Cor Hoffer ook heeft gepubliceerd. Dat is een praktisch standpunt. Het betekent
vooral dat de ingreep verantwoord kan plaatsvinden en dat er controle is op het type en de
uitvoering.
In de meeste samenlevingen dient rituele besnijdenis uitgevoerd te worden vóór het intreden
van de puberteit. Dat betekent dat het argument om te wachten tot een kind volwassen is en
dus zelf kan beslissen over deze ingreep, na bijvoorbeeld het 18e levensjaar, voor de
praktisanten niet onderhandelbaar is. Maar we kunnen dit argument wel gebruiken om nieuwe
vormen van ‘besnijdenis’, waarbij het gaat om zogenaamd individuele ingrepen, terug te
dringen. Ik denk daarbij aan vulva reconstructies en/of verkleinen van schaamlippen, een
cosmetische operatie die de laatste jaren vaker wordt toegepast zonder medische noodzaak. In
feite gaat het daarbij om een moderne vorm van meisjesbesnijdenis die zou plaatsvinden ‘uit
vrije wil’. Wat als ouders uit landen waar meisjesbesnijdenis gangbaar is daar gebruik van
gaan maken? Er is geen leeftijdsgrens gesteld voor deze operaties. Als antropoloog zet ik
vraagtekens bij deze ‘vrije wil’, maar als dit argument dan zo ‘hard’ is, dan moet het geen
probleem zijn om niet medisch geïndiceerde operaties aan geslachtsdelen van meisjes voor
het 18e levensjaar te verbieden.
Amsterdam 24 september 2008
Dr. Edien Bartels s antropoloog en werkzaam bij de vrije Universiteit afdeling Sociale en
Culturele Antropologie.
Download