JA - Wilfred van Eisden

advertisement
JA!?
Groep: 3 - 4
Onderwerp:
het toepassen van toonhoogteverschillen in de spreektaal.
Lesinhoud:
de kinderen merken dat ze de betekenis van een woord kunnen wijzigen door de toonhoogte te
veranderen.
Voorbereiding:
Op het bord heb je verschillende keren het woord “JA” geschreven: klein, groot, vet, dun, de letters
dicht op elkaar en ver uit elkaar.
lesbeschrijving
Je vader heeft een uur in de keuken
gestaan: het hele huis ruikt al naar de heerlijke
maaltijd die hij klaar gemaakt heeft: uien,
knoflook, room, ham, kruiden, kaas, aardappelen.
Hij haalt de schotel uit de oven en roept naar
boven: "het eten is klaar, kom je aan tafel?". Wie
van jullie wil een antwoord geven dat op het bord
staat?
De kinderen wijzen op het bord het woord aan dat
ze uitgesproken hebben.
Didactische aanwijzingen
Maak er al vertellend een appetijtelijk geheel van!
"Welke verschillende manieren staan er nu op het
bord? Sterk -zacht, lang -kort, hoog -laag. We
gaan ze allemaal op de goede manier uitspreken".
Je wijst met je ene hand een woord op
het bord aan en met de andere hand geef je een
teken aan de klas om het woord op de afgesproken
manier tegelijk uit te spreken. Herhaal woorden.
Gebruik je mimiek om zacht echt zacht te krijgen,
lang goed lang en hoog en laag zo hoog en laag
als ze kunnen!
De kinderen ontdekken dat het hoog of
laag uitspreken van het woord "Ja"
steeds iets anders kan betekenen.
Waarom gebruik je al die verschillende "ja's"?
"Bedenk maar eens een zinnetje waarin je zegt dat
je iets gaat doen wat leuk is maar ook heel
vervelend kan zijn. Aan de manier waarop jullie
dat zinnetje uitspreken, horen wij dan of je het
leuk of niet leuk vindt".
Eén van de kinderenn wordt uitgenodigd om een
“JA” van het bord uit te spreken. Natuurlijk
mogen enkele andere kinderen ook een" Ja"
proberen.
Je kunt ook de klas het goede woord
laten aanwijzen.
Je nodigt de kinderen uit om in groepjes korte
zinnetjes te maken. In die zinnetjes moet de
betekenis veranderen wanneer je de woorden hoog
of laag uitspreekt. Elke groep maakt vier
zinnetjes. Als iedere groep klaar is, kiezen ze één
uit om aan
de andere kinderen te laten horen .
Zorg dat je enkele zinnetjes achter de hand hebt
om aan de groepjes te geven.
Bijvoorbeeld:
-ik ga straks naar mijn schooltuintje;
-mijn oom komt me vanmiddag halen;
-ik ga met mijn moeder een nieuwe
broek kopen.
De kinderen luisteren naar elkaars
zinnetjes.
Veel plezier met deze smakelijke les!
Wilfred
Schrijf eventueel zo'n zinnetje op het bord. De
hele klas spreekt het tegelijk uit.
Download