Inhoudsopgave 1 INLEIDING 1 1.1 Geschiedenis van het brood 2 2 DE VERSCHILLENDE GRAANGEWASSEN. 3 2.1 Wat is graan? 3 2.2 Waaruit bestaat de graankorrel? 4 2.3 De groei van de graankorrel. 5 2.4 De delen van een korenhalm 6 2.5 Soorten granen 7 3 DE TEELT VAN HET GRAAN 8 4 GRONDSTOFFEN BIJ DE BROODBEREIDING 10 5 TAKEN 1E GRAAD 11 6 TAKEN 2E GRAAD 16 7 TAKEN 3E GRAAD 23 1 1. Inleiding Brood : het belangrijkste voedingsmiddel voor zowat 2/5 van de wereldbevolking. Brood is een basisbestanddeel van onze voeding. Het is lekker, voedzaam en een uitstekend middel tegen honger. Vele kinderen weten niet vanwaar het brood komt dat zij dagelijks eten. Hun moeder of vader haalt het bij de bakker, maar verder reikt hun kennis niet. Nochtans heeft het lekker geurend brood dat zij op tafel krijgen een lange weg afgelegd. Een dagelijks feit als ' elke dag brood op tafel ' willen we nu eens grondiger bekijken. Geschiedenis van het brood Al sedert onheuglijke tijden maakt brood deel uit van onze voeding. Het hoofdbestanddeel ervan, tarwe, werd zowat 8500 jaar geleden in cultuur gebracht tussen de rivieren Tigris en Eufraat (waar thans Irak ligt). Nog voor er sprake was van echte tarwe, zoals we die nu kennen, maakten onze voorouders meel door de granen van wilde grassen tussen twee stenen fijn te malen. Het poeder, dat ze op die manier bekwamen, mengden ze met water. Daarna lieten ze deze pasta in de zon drogen en aten haar vervolgens op. Ook maakte men gebruik van verhitte platte stenen om er een soort platte koeken op te bakken, die toen als brood dienden. Er werd ook gebakken in de hete as van het houtvuur. Achter het gistingsproces zijn ze naar alle waarschijnlijkheid heel toevallig gekomen. Misschien wel omdat men het deeg toevallig in de zon liet staan en de in de lucht aanwezige wilde gisten het fermenteringsproces op gang brachten. De oude Egyptenaren waren de allereersten, die het belang gist bij de bereiding van brood ontdekten. Later ontdekten de Grieken de oven. De Grieken waren de eersten die echte bakkerijen inrichtten. Hun vermaardheid was zo groot dat, na de verovering van Griekenland door de Romeinen, deze laatste, bakkers uit Athene overbrachten naar Rome. Het omslachtige malen, ging er pas op vooruit toen de eerste stenen handmolen in voege kwam. Pas in het Oude Rome begon het brood een beetje op ons hedendaagse boterhammetje te gelijken. De Romeinen gingen grotere molenstenen benutten, die door ossen in het rond werden gedraaid. Zij waren ook de eersten, die eraan dachten het meel te ziften, zodat ze tot het fabriceren van lichtere broodsoorten kwamen. Ze bakten de broden in grote stenen ovens, die de vorm van bijenkorven hadden. 2 De geschiedenis van het brood: De Egyptenaren maakten al brood vanaf 4000 voor Christus. Mensen vonden brood toen heel erg belangrijk. Ze bakten het in de meest gekke vormen. Er werd toen bijvoorbeeld ook betaald met brood. De doden kregen een brood mee in hun graf om in het hiernamaals op te eten. De Grieken hadden bakkerijen vanaf 500 voor Christus. Er werden broden gemaakt in allerlei vormen en met allerlei smaken: met maanzaad, sesam, room, anijs en honing. De Grieken gebruikten zuurdesem om hun brood te laten rijzen, dat leerden ze van de Egyptenaren. De Romeinen leerden het geheim van het brood bakken kennen van de Grieken, in de 2de eeuw voor Christus. Het oudste gekende brood is gevonden in Zwitserland. Daar vond men een mooi bewaard tarwebroodje dat 5500 jaar geleden werd verkoold bij een dorpsbrand. Natuurlijk is het niet zo eenvoudig om de ‘leeftijd’ van dat brood te bepalen. Als dit brood écht zo oud is, dan betekent dit dat we in Europa al voor de Egyptenaren wisten hoe we brood konden maken ! In de middeleeuwen heette de bakker in onze contreien de “broodmaker”. Alle ambachtslieden van het beroep groepeerden zich om aldus een sterke gilde van de bakkers te vormen en de rechten en de plichten te bepalen. De meester moest de leerjongen het beroep aanleren en voorzien in zijn voeding en opvoeding. De knechten hielpen de meester, Om hun rechten tegenover hem te verdedigen, verenigden zij zich in een gezellenvereniging. Een bepaald aantal meester-bakkers noemde men gezworenen. Zij werden door hun vakgenoten verkozen en waren belast met het toezicht op de toepassing van het reglement van de bakkersgilde. In onze moderne tijd wordt het graan in de maalderij met elektrische motoren gemalen. Zelfs in de bakkerij gebeurt alles machinaal. Desondanks bestaan er heden ten dage nog streken waar men het brood bakt op dezelfde wijze als ten tijde van de Oude Egyptenaren. 3 2. De verschillende graangewassen. Wat is graan? In feite zijn granen niets anders dan grassen, die sedert 7000 vóór Christus in cultuur zijn gebracht. De belangrijkste soorten zijn: tarwe, rogge, haver, gerst, gierst, maïs en rijst. Waaruit bestaat de graankorrel? De graankorrel bevat vele stoffen die noodzakelijk zijn voor een gezonde voeding. Hij bestaat uit verschillende goed te onderscheiden delen: De meelkern of het endosperm: waaruit de graankorrel voor 82 tot 85% is opgebouwd, levert het meel op. Het bevat zeer veel zetmeel (gluciden), dat een rijke energiebron is en de basis vormt voor bloem. De kiem: is de levensbron van de graankorrel. Hieruit put het graan zijn eerste groeikracht. Uit dit deel ontspruit de nieuwe plant als de korrel gezaaid wordt. Zij bevat veel vitamines, suiker, olie en natuurlijke enzymen. De pel of zaadhuid: wordt meestal gescheiden van het meel= de zemelen. Vormen zes lagen die de korrel omgeven. Zij bevatten ook stoffen die niet verteerd kunnen worden, en die men vezels noemt. Deze vezels hebben een zeer belangrijke functie in het spijsverteringsstelsel en meer in het bijzonder in de darmen, omdat zij verstopping voorkomen. Het kaf: een onverteerbaar weefsel, dat een beschermende functie vervult voor het graan als zaad. 4 De groei van de graankorrel. De graankorrel, die men geplant heeft, gaat door het vocht en de warmte zwellen en ontkiemen. Een worteltje ontwikkelt zich en een smal blaadje komt boven de grond. Meer en meer blaadjes ontstaan en de worteltjes vertakken zich. Men zegt dat graan een vlaktewortelaar is, doordat de wortels zich meer in de breedte vertakken dan in de diepte. Wanneer men de ontkieming van dichtbij wil volgen, kan men in een glazen potje vochtig vloeipapier of watten tegen de randen plaatsen en daartussen de korrels leggen. De planten kun je indelen in twee hoofdgroepen, de éénzaadlobbige en de tweezaadlobbige planten. Dit betekent dat het zaadje uit één of twee delen bestaat. Als een tweezaadlobbige, zoals een erwt of een boon, uit de peul wordt gehaald en de zaadhuid verwijderd wordt, valt hij uiteen in 2 helften: de zaadlobben. De éénzaadlobbigen hebben anderzijds slechts één zaadlob, maar de structuur ervan is ingewikkelder. Een rijpe tarwe- of maïskorrel is een éénzadige vrucht. Het grootste deel van het zaad bestaat uit hierin opgeslagen voedsel, met name zetmeel. Het embryo is zeer klein. 5 De delen van een korenhalm 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. tarwehalm de bladeren de stengel de aar de knoop de wortels de graankorrel de kafnaald 8 4 7 2 3 1 5 6 Men onderscheidt: 6 Soorten granen Tarwe: bloeiwijze: aar. Bij het overgrote deel van de tarwerassen bezit de aar geen baarden. Kleur: lichtbruin. Tarwe is een broodgraan. Het is het voornaamste voedingsgewas ter wereld. Wit brood wordt gemaakt van het gezeefde tarwemeel; uit het ongezeefde meel bakt men bruin brood. In bruin brood zitten zemelen, eiwitten, vitaminen en zouten, die in het wit brood grotendeels ontbreken. Daardoor gaan bij wit brood veel vitaminen verloren. Men onderscheidt zomer- en wintertarwe. De halmen en lege aren worden als stro gebruikt. tarwe rogge Rogge: bloeiwijze: aar met baarden. Kleur: groen. Het is langer en smaller dan tarwe. Rogge is een broodgraan. Naast de graanopbrengst is de stroproductie belangrijk. Het is een wintergraan bij uitstek. Gerst: bloeiwijze: aar met lange kafnaalden. Wintergerst: 4 rijen korrels op één aar. Zomergerst: 2 rijen korrels op één aar. De rijpe aren hangen vaak voorover gebogen. Kleur: licht strogeel. Gerst wordt als één van de oudste als graan gekweekte gewassen beschouwd. Vandaag de dag wordt het voornamelijk verbouwd als veevoer en voor de bierbrouwerij. Wintergerst heeft een hogere productie. gerst haver Haver: bloeiwijze: geen aar maar een pluim of tros. Gemakkelijk te herkennen aan zijn openstaande kafjes. Haver is een voedermiddel vooral gekweekt voor paarden. In de voedingsnijverheid wordt haver ook tot havermout verwerkt. Haver is een typisch zomergraan. Maïs: bloeiwijze: mannelijke pluim aan de top van de plant en vrouwelijk deel (kolf met het latere graan) in de bladoksel. Maïs wordt gebruikt als cornflakes, popcorn (gepofte maïs), maïsbrood (maïsvlokken), maar vooral als veevoeder. Zaaitijd: voorjaar (mei). maïs 7 Vroeger : Vroeger werkten vele mensen dagenlang aan het bewerken en het oogsten van het land. Er moest heel wat handwerk verricht worden om van het graan brood te maken. De boer ploegde het land met paard en ossen. De grote kluiten klei werden fijn gemaakt met de eg, zodat het zaad niet te diep viel. De boer zaaide het koren breedwerpig met de hand. Daarna egde hij het land nog een keer, zodat het zaad onder de grond kwam te liggen. De grond werd licht aangerold, zodat het zaad beter contact maakte met de grond. De plantjes konden nu gaan groeien, het zaad kiemde. Uit elke korrel groeide vanuit de kiem een worteltje en een stengel. In mei – juni hadden de stengels aren, waarin de bloemen en later de zaden zaten. Dan kon er geoogst worden, het graan was rijp. De halmen werden afgesneden (gemaaid) met de zeis of de sikkel en in schoven bij elkaar gebonden om te drogen. Met de schoven werden mijten gemaakt. De schoven werden zo gestapeld dat het water erlangs liep. Als ze droog waren konden ze naar de dorsschuur gebracht worden. Hier werden de halmen gedorst, het kaf (bloem- en kelkblaadjes) werd van het koren gescheiden door met een dorsvlegel erop te slaan. Het graan werd verwerkt (gemalen) of op graanzolders opgeslagen. Tegenwoordig : Nu gebeurt het oogsten meestal machinaal. Een grote oogstmachine verricht alle handelingen in één keer. Hij maait het koren, dorst het graan, doet het in zakken of spuit het in een vrachtauto, verpakt het stro (stengels) in keurige pakken, zodat de tractor ze meteen kan ophalen. Het graan wordt in silo’s opgeslagen of met graanschepen vervoerd. Ook het zaaien gebeurt machinaal, waardoor het koren in rijen komt te staan. 8 Oogsten vroeger en nu Of hoe in de landbouw veel arbeidskrachten overbodig werden door de uitvinding van nieuwe machines. Alle bewerkingen uit A worden bij B door 1 machine uitgevoerd; 9 Grondstoffen bij de broodbereiding Meel : De bewerking waarbij graan fijngemaakt wordt om er meel van te maken is het malen. De eerste uiterst primitieve maaltechniek bestond in het fijnwrijven van het graan tussen twee platte stenen. Achteraf kwam men tot de ontwikkeling van ros- en watermolens. De windmolens kwamen een stuk later. Er zijn twee hoofdtechnieken voor het malen: enerzijds het malen op molenstenen, een manier die reeds jaren wordt toegepast; anderzijds het malen op cilinders, de moderne industriële techniek. Gist : Gist treft men overal in de natuur aan, omdat deze levende stof vrij in de lucht rondzweeft. Je kunt ze echter niet met het blote oog zien. Gistcellen zijn goede schimmels die zich voeden met suikers. In bloem zit ook suiker. Van zodra de gistcellen suikers eten, vormt zich een gas (koolzuurgas) dat het deeg doet opzwellen en rijzen. Het brood wordt daardoor luchtiger en er komen kleine gaatjes in het broodkruim. Bakkersgist wordt gemaakt in een gistfabriek. Daar staan grote ketels waarin gistdeeltjes of schimmels alles vinden wat ze maar willen: vocht, warmte en voldoende suiker. In enkele dagen kunnen die cellen vele tonnen gist produceren. Die gist wordt dan gecentrifugeerd, gewassen en afgekoeld. De vaste gist wordt in blokken gesneden en verkocht aan de bakker. Zuurdesem : in plaats van gist kun je ook zuurdesem gebruiken. Zuurdesem werkt net zoals gist en is verzuurd deeg. Men verkrijgt zuurdesem door een klein stukje deeg te laten staan op een warme plaats. Op dat deeg zetten zich gistcellen (schimmels), waardoor het deeg begint te gisten. Als je een beetje van dat deeg bij je gewone deeg voegt, zal je brood rijzen. Zuurdesembrood smaakt wat zuurder dan brood. Zout : Zout komt in grote mate in de natuur voor o.a. in zeewater, in de aardlagen, steenzout of klipzout of in zoutmeren. Zout is een smaakmaker, maar zorgt er tevens voor dat het brood langer bewaard blijft, omdat het vocht aantrekt. 10 Taken 1e graad Een korenhalm Plaats het juiste cijfer op de juiste plaats 1. 2. 3. 4. De aar De wortel De halm De graankorrel Zie je het verschil ? Vul in: rogge — haver — tarwe — gerst 11 Van koren tot brood Nummer de zinnen van 1 tot 11 in de juiste volgorde. Bekijk de tekening. Het deeg kneden Het brood is klaar De granen malen Het graan dorsen Het brood bakken Het graan maaien Het graan zaaien Het graan in een zak doen Het koren groeit Het koren is rijp Deeg maken 12 VAN KOREN TOT BROOD 13 Ik bak brood Dit heb ik nodig: schrijf de woordjes bij de juiste tekening. Kies uit: een oven - water - bloem een ei - suiker - gist - zout - boter ………………………………………… ……………………………………… ………………………………………. ………………………………………… ……………………………………… ………………………………………. ………………………………………… ……………………………………… ………………………………………. 14 Invulversje Een aantal woorden ontbreken in dit versje. Vul ze in op de juiste plaats. molenaar – graan – broden – akker – meel –bakker Het ………………. staat op de …………………. De ………………….. maalt het tot ……………… Het meel , dat gaat naar de ……………………… Die bakt er de …………………… goudgeel. Roosterspel Welke woorden worden omschreven? De letters in de verticale kolom vormen een nieuw woord. 1. 2. 3. 4. 5. Hoe noemt een snee brood nog wel? Wat is het meest gebruikte soort graan in brood? Waarin bakt men brood? Wat zit er naast water, bloem en gist nog in brood? Hoe noemt men het mengen van het deeg met de handen? 1 2 3 4 5 15 Taken 2e graad De voornaamste akkerbouwgewassen Kies voor elk gewas de juiste naam. Schrijf die bij het juiste cijfer onderaan. Kies uit het volgende: snijmaïs – gerst – zaaigras – haver – tarwe – aardappel – rogge – suikerbiet. 1 4 7 2 3 5 6 1. …………………………… 2. …………………………… 3. …………………………… 4. …………………………… 5. …………………………… 6. …………………………… 7. …………………………… 8. …………………………… 8 16 Van akker tot bakker Vertel het verhaal of schrijf het op. Kleur de plaatjes in 17 1. Zet de 8 stappen van graan tot brood in de juiste volgorde. kiemen van het zaad ploegen van de velden meel wordt – samen met water, gist en zout – gekneed tot deeg zaaien van het graan deeg wordt in de oven gebakken tot brood oogsten van het rijpe graan malen van het meel bloei van het graan 2. Schrijf de volgende woorden in de juiste kolom. tarwe – de ploeg – de maaidorser – zaaien – gerst – de opraappers – bemesten – eggen – maïs – rogge – de kunstmeststrooier – oogsten. machines gewassen bewerking 3. Enkele spreekwoorden. Verbind het spreekwoord met de juiste uitleg. een misbaksel A. het is geregeld, klaar zijn broodje is gebakken B. dat is heel wat anders dat is andere koek C. iets dat mislukt is het is voor de bakker D. zijn fortuin is gemaakt 18 Ieder zijn eigen brood Zoek bij elke broodsoort de juiste omschrijving. 1 melkbrood gemaakt van wit meel zonder zemelen 2 meergranenbrood met melk en eieren 3 chocoladebrood met hompjes suiker, melk en eieren 4 maïsbrood met rozijnen, melk en eieren 5 rozijnenbrood met stukjes maïs 6 volgranenbrood met vlokjes chocolade, melk en eieren 7 bruin brood gemaakt van lichtbruin meel, soms met zemelen 8 suikerbrood met de volledige graankorrel 9 notenbrood van meer dan 1 soort graan, bv. tarwe en rogge 10 roggebrood van roggemeel ,met volledige graankorrels erin 11 wit brood met stukjes noot 19 De boer heeft veel machines Om de grond goed te bewerken, te zaaien, te oogsten en te mesten gebruikt men verschillende machines. Probeer nu de onderstaande zinnen correct aan te vullen. Kies uit: zaaimachine – eg – hakselaar – kunstmeststrooier – ploeg – maaidorser – frees Om de grond om te keren gebruikt men een ……………………. De …………………………. …………...gebruikt men om poeder of korrelvormige kunstmest over het veld uit te strooien. De ……………………… heeft een aantal messen die door de grond slaan om alles te mengen. Zaaien gebeurt niet meer met de hand maar met een …………………… Om het rijpe graan te oogsten gebruikt men een ……………………. De ……………………. kan maïs, gras en voedergewassen fijn hakken. Om de bovenlaag fijn te maken gebruikt men een werktuig met vele tanden, dat is de ………………… . Landbouwwerktuig om de aardoppervlakte om te keren. …………………………. 1 Machine om stro op te rapen, te persen en te binden. ………………………….. Motorvoertuig om werktuigen voort te trekken. 2 ……………………………. Machine om sproeistoffen op de gewassen te spuiten. …………………………….. 3 4 20 Broodzoeker In deze puzzel staan woorden die met graan telen en brood bakken te maken hebben. Zoek de volgende woorden op: zemel, meel, rijzen, volkoren, gerst, aar, kiem, bloem, gist, stro, korenbloem, kaf, korenwolf, trekker, zaaizaad, knip. De letters die overblijven vormen een woord. Welk woord is dat? …………………………………………….. Wat betekenen volgende woorden ? Zoek het op in je woordenboek of op internet. zemel : zaaizaad : korenwolf : knip : …………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………….. 21 Versje de B van bakker de B van bakker, een bezige baas. Hij wipt elke dag zo vlug als een haas uit zijn warme, zachte bed en dan pas begint de pret. Hij stookt zijn oven gloeiend rood, kneedt het deeg en bakt het brood. Hij bakt ze bruin, hij bakt ze wit, bakt brood dat vol krenten zit Wat later bakt hij slagroomsoezen, verjaardagstaarten en tompoezen, worstenbroodjes en saucijsjes voor alle jongens en meisjes Uit: “Het grote bedtijdboek”Harderwijk – Nederland1. 22 Taken 3e graad DE DELEN VAN EEN KORENHALM Ken je de delen van een korenhalm? Schrijf de delen bij het juiste cijfer. Kies uit: de graankorrel – de knoop – de bladeren – de aar – de kafnaald – de stengel de wortels - tarwehalm 7 4 8 2 3 1 5 6 1. …………………………………………………. 2. …………………………………………………. 3. …………………………………………………. 4. …………………………………………………. 5. …………………………………………………. 6. …………………………………………………. 7. …………………………………………………. 8. …………………………………………………. 23 Ken je de gewassen? Tracht aan de hand van onderstaande tekst het graangewas te bepalen. Ik heb geen aar maar een pluim of tros. Ik word veel gebruikt als voedsel voor de paarden. Men maakt soms ook lekkere pap van mij. Ik ben …………………. Mij vind je terug in cornflakes, popcorn, maar vooral als veevoeder. Mijn graantjes zitten opgesloten in een kolf. Als veevoeder word ik vaak gehakseld. Ik ben …………………….. Mij vind je dikwijls terug in de vorm van klontjes of gekristaliseerd. Ik lijk op een wortel maar ben eigenlijk een biet. Ik ben een ………………… Ik ben zowat het belangrijkste broodgraan. Ik word zowel in het voor- als in het najaar gezaaid. Mijn halmen en lege aren worden als stro verwerkt en dienen als vloerbedekking in de stallen. Ook vermicelli, macaroni en spaghetti worden van mijn meel gemaakt. Ik ben ………………………. Ik heb hele lange kafnaalden. In mijn aar vind je meestal 2 of 4 korrels bij elkaar. Ik word vaak gedronken als bier. Ik ben ………………………. Ik sta met mijn knieën in het water. Ik groei op terrassen. Ik ben een voedselbron in de meeste arme landen. Men maakt vaak koeken en pap van mij. Ik ben ook lekker gekookt. Ik ben………………………… Ik word vaak verwerkt in bruin brood. Ik ben een wintergraan bij uitstek. Ik word vaak verbouwd op arme zandgronden. Ik ben ……………………….. Ik ben één van de oudste cultuurgewassen. De Leiestreek kende vroeger dank zij mijn bestaan een grote bloei. Men verwerkte mijn vezels tot lijnwaad of linnen. Mijn zaden bevatten veel olie, die diende als grondstof voor olieverf en vernis. Ik ben …………………… Kies uit: gerst – rijst – haver – suikerbiet – vlas – tarwe – rogge – maïs 24 Brood de wereld rond Brood eet men in heel de wereld. Natuurlijk ligt niet al het brood van de wereld bij de bakker om de hoek. Gelukkig maar, anders zouden we op reis nooit eens iets nieuws kunnen eten. Wat denk je van een ontbijt met chapati ’ s uit India, yufka ’ s van de Turkse nomaden, Mexicaanse tortilla ’ s , injera ’ s uit Ethiopië of goakweis uit Noord–China? Trek een pijl tussen elke broodsoort en het land van herkomst. El Salvador - Frankrijk - Italië - Spanje - India - Midden-Oosten - Duitsland - Ierland churros Chapati Kugelhopf stokbrood Pitabrood ciabatta Pupusa’s Sodabrood 25 De boer en zijn machines Over welke machine gaat het? 1. Een krachtige motor op vier wielen, die de kar trekt is een t…………….. 2. Een ploeg die om zijn as 180° kan wentelen is een w…………………………….. 3. Een eg met stalen tanden die kunnen trillen is een t………………………….. 4. Een grote machine, die het graangewas maait en meteen het graan uit de aren dorst is een m………………………… 5. Een machine om kunstmest op de akkers of de weiden te strooien, is een k…………………………………. En nu omgekeerd: 1. Een mengmestverspreider is een ……………………………………………………………………………… 2. Een kuilvoersnijder is een ……………………………………………………………………………………… 3. Een maïshakselaar is een ………………………………………………………………………………………. 4. Een kipkar vervoert geen kippen, maar ………………………………………………………………………… 5. Een melkmachine is een ……………………………………………………………………………………….. Alle letters staan door elkaar. Maak er machines mee die de moderne landbouwer gebruikt …………………………………………. …………………………………………. …………………………………………. …………………………………………. lakeasrah trocart …………………………………………. deaimosrar geplo obereniroiet 26 Speekwoorden en gezegden Zet het cijfer van het gezegde bij de juiste uitleg. 1. Zoete broodjes bakken 2. Dat eet geen brood 3. Het komt voor de bakker 4. Het is voor de bakker 5. Brood op de plank hebben 6. Daar lusten de honden geen brood van 7. Dat gaat als warme broodjes over de toonbank 8. Het brood uit de mond sparen 9. Hij laat zich de kaas niet van het brood eten □ □ □ □ □ □ □ □ □ dat kost niets dat is schandalig hij komt voor zichzelf op het komt wel goed dat is een succesvol product het is al goed gekomen geld hebben erg zuinig zijn heel aardig doen om iets voor elkaar te krijgen 27 Kan een boer zijn akkers verplaatsen? In bijgaand rooster zitten 14 woorden verborgen. Je mag in alle richtingen lezen en dit zowel horizontaal, verticaal of diagonaal. De eerste letter is steeds gegeven. Elk vakje staat voor 1 letter. A H F E A H E C T A R E Y S Y K J R V D E D F N E G E O L P K K E R L A T S S N E K R A V A P A T L A S E L M A C H I N E L O O D S T R Q E D K R A P E N I H C A M B P O P U L I E R E N S H T A O S S U I K E R B I E T O I Z U V T S C D D E F Q R E E H E W D V T D L E P P A D R A A R P O L D E R S F C S R F P I T A E D D E R D T B D S S L K Y S C S E R S O S D R H D M A A D O I E A R S D E R T H O D F A V O N D S C H O O L R F O G E D C H I J K L J N E O U I L 8. P 9. M 10. M 11. V 12. P 13. H 14. E 28 Voordragen Het lied van de bakker Er was eens een bakker van koek en banket, die heette J. Bladerdeeg. Zo heette hij, maar hij bakte nooit en zijn winkel was helemaal leeg. En riepen de mensen buiten: Zeg, Heb je nog iets bij de thee? Dan stak hij even zijn hoofd om de deur en riep eenvoudig: Nee! Toch had hij alle amandeltjes die er bestaan op aarde en BENDES boter en BENDES meel, maar hij spaarde En spaarde En spaarde. En pas op de dag vóór Sinterklaas kreeg hij het ijselijk druk. Toen bakte hij drie letters banket van honderd kilo het stuk. Hij bakte de H van Hopsakee en de Z van Zet ‘m op. Hij bakte de W van Wie doet me wat en daarna hield hij stop. Ze konden niet in de winkel staan. Ze stonden in het portiek. En alle kinderen uit de buurt kwamen en aten zich ziek. Nu is er nog, als ik me niet vergis, het bovenste stuk van de Zet. Dus haast je naar J. Bladerdeeg, bakker van koek en banket. Annie M.G. Schmidt Uit “iedereen heeft een staat” Uitgeverij Arbeidspers, Amsterdam 29 Brood Bakken Info - blad voor de leerkracht Om een broodje te bakken heb ik nodig : 100 g bloem 30 ml melk 30 ml lauw water 5 à 10 g gist verder ook nog : een snuifje zout een soeplepel olie een koffielepel suiker rozijnen 1 ei Zo ga je te werk : - melk, lauw water en gist mengen - een kuiltje maken in het midden van de bloem - een snuifje zout op de rand van de bloem strooien - alles in het kuiltje gieten - olie en suiker toevoegen - alles mengen en verwerken tot deeg - het deeg kneden - het deeg laten rijzen - het broodje in vorm brengen - het broodje bestrijken met een ei - het brood bakken In de bakklas De houtoven wordt met hout gestookt. Hij wordt opgewarmd tot 160 °C. De brandende houtbrokken worden uit de oven gehaald. Vroeger kwamen die in de doofpot terecht, die door middel van een deksel werd afgesloten. Zo bekwam men houtskool. Nu wordt een elektrische oven gebruikt die gewarmd wordt tot 225 °C. 30 Bibliografie Brood ons dagelijks voedsel - “Walter Plaetinck” v.z.w. “Zuidgasthoeve” te Veurne Op school bij de boer - Herman Spruytte - Uitgeverij Belgische Boerenbond “De Blijde Broodeters” - W. Vandersteen - Speciale uitgave PURATOS Het Kleine Loo Brood - je - gezond! -Initiatief van VLAM Lekker Brood - samenwerkingsverband tussen VLAM en CLAVIS Akkerbouw - VZW Plattelandsklassen Groenvoer - VZW Plattelandsklassen 31