RETENTIERECHT Retentierecht is wettelijk geregeld in Boek 3 en Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast heeft de AVC 2002 een regeling, die retentierecht uitbreidt naar oude vorderingen! Het retentierecht is een van de sterkste dwangmiddelen die de vervoerder tot zijn beschikking heeft om betaling van openstaande facturen af te dwingen. Een ander dwangmiddel is pandrecht. WAT IS RETENTIERECHT? In art.3:290 BW wordt retentierecht beschreven als de bevoegdheid die in de bij de wet aangegeven gevallen aan een schuldeiser toekomt, om de nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak aan zijn schuldenaar op te schorten totdat de vordering wordt voldaan. Degene, die het retentierecht uitoefent heet ‘retentor’. Bijvoorbeeld de vervoerder is schuldeiser van de afzender, omdat de afzender nog moet betalen. De vervoerder is verplicht om de lading af te geven aan de geadresseerde. Met het retentierecht kan de vervoerder het afgeven van de lading opschorten, totdat zijn openstaande facturen zijn betaald. Door gebruik te maken van het retentierecht kan de vervoerder de lading onder zich houden, en daardoor druk uitoefenen op de debiteur. Stel nu, dat de debiteur ook andere crediteuren heeft – niet denkbeeldig, want vaak is wanbetaling of te late betaling een signaal van een naderend faillissement! Het retentierecht kan ingeroepen worden tegen andere crediteuren, die beslag willen leggen op de lading. Ook in geval van faillissement van de debiteur mag de vervoerder zijn retentie blijven volhouden. Bovendien mag de vervoerder zich met voorrang boven de andere crediteuren op de lading verhalen. Het retentierecht mag worden ingeroepen tegen derden, die een recht op de lading hebben verkregen, nadat de vordering was ontstaan en de zaak in de macht van de vervoerder was gekomen. Bijvoorbeeld: een vervoerder houdt de lading vast, terwijl de lading aan een ander wordt verkocht. De koper kan niet aan de lading komen! Het retentierecht kan ook tegen derden met een ouder recht gelden, als de debiteur bevoegd was de overeenkomst aan te gaan en de retentor geen reden had om aan de bevoegdheid van de debiteur te twijfelen. Bijvoorbeeld: de bank heeft stil pandrecht op alle zaken van de verlader. De verlader geeft de vervoerder opdracht tot vervoer. Dit gebeurt in de normale bedrijfsvoering van de verlader. De vervoerder kan niet weten van het stille pandrecht en hoeft niet te weten, dat de bank het krediet heeft opgezegd. Dus de vervoerder gaat er te goeder trouw van uit, dat de verlader de opdracht mocht geven. Daarom kan deze vervoerder het retentierecht volhouden tegenover de pandhoudende bank. Tenslotte nog dit: het retentierecht is een dwangmiddel. De retentor heeft geen recht van parate executie. Voor verhaal op de lading moet de vervoerder nog een executoriale titel bij de rechter halen om vervolgens (formeel) executoriaal beslag (onder zichzelf) op de lading te leggen. BOEK 8 BW EN RETENTIERECHT VOOR DE VERVOERDER Speciaal voor de vervoerder kent boek 8 BW enkele bepalingen inzake retentierecht. Dit is regelend recht, dat betekent dat de wet geldt als contractspartijen zelf onderling niets geregeld hebben. Of omgekeerd: contractspartijen mogen afwijken van de wettelijke bepalingen, bijvoorbeeld door het van toepassing verklaren van de AVC 2002. Het retentierecht in boek 8 BW is beperkter dan het algemene retentierecht. Voor de vervoerder is het retentierecht beperkt tot de goederen die hij in verband met de vervoerovereenkomst onder zich heeft. De vervoerder kan het retentierecht niet inroepen voor eerdere nog onbetaalde transporten. Met name jegens een geadresseerde die met eerdere transporten niet van doen heeft gehad, zou uitoefening van het retentierecht onbillijk zijn. De uitoefening van het retentierecht dient de toets van redelijkheid en billijkheid te kunnen doorstaan. Indien de vervoerder reden tot twijfel had over de bevoegdheid van de afzender om de lading aan de vervoerder ter beschikking te stellen, kan hij het retentierecht niet gebruiken. AVC EN RETENTIERECHT Zoals hierboven uitgelegd is het retentierecht van de vervoerder regelend recht. Dat betekent dat contractspartijen mogen afwijken van de wet. Omdat de wet een vrij beperkt recht geeft aan de vervoerder, voeren de meeste vervoerders algemene voorwaarden (AVC 2002) waarin een ruimere werking aan het retentierecht wordt gegeven. Met name kan het retentierecht dan ook worden ingeroepen voor oude vorderingen. Samengevat: Retentierecht volgens AVC 2002: • Geldt ook voor oude vorderingen. • Geldt niet tegen derden met een ouder recht (bijvoorbeeld: de koper van de goederen). • Geldt wel tegen derden, als de opdrachtgever nog eigenaar was op het moment dat de vervoerder het retentierecht inroept. • Geldt ook tegen geadresseerde voor de huidige én voor oude vorderingen, mits vorderingen voortkwamen uit vervoersopdrachten naar dezelfde geadresseerde. Wettelijk retentierecht: • Geldt niet voor oude vorderingen. • Geldt ook tegen derden met een ouder recht (bijvoorbeeld: de koper van de goederen). • Als er contractueel retentierecht is, dan is wettelijk retentierecht niet geldig. Nog even een klein woord over pandrecht. Vaak worden retentierecht en pandrecht met elkaar verward. Retentierecht ontstaat automatisch door goederen in beheer te krijgen: de vervoerder neemt de goederen voor vervoer in ontvangst en kan automatisch op deze goederen retentierecht uitoefenen. PANDRECHT Pandrecht moet van te voren afgesproken worden. Enkel de eigenaar van de goederen kan pandrecht aan de vervoerder geven. Kortom, er zijn strenge voorwaarden om tot een geldig pandrecht te komen, terwijl retentierecht vrijwel vanzelf ontstaat. Pandrecht is dan ook sterker dan retentierecht jegens derden. In de algemene voorwaarden voor opslag resp. distributievervoer zijn eveneens retentierechten opgenomen, die de bewaarnemer retentierecht geven jegens bewaargever voor oude en toekomstige vorderingen. Ook kan de bewaarnemer retentierecht inroepen tegen ieder, die afgifte verlangt, tenzij hij reden had te twijfelen aan de bevoegdheid van de bewaargever of de goederen te laten opslaan.