Project 3VWO 3HAVO ©DM 2004 Wiskunde. Het bepalen van hoogten van gebouwen en bomen met behulp van meting en berekening. Inleiding. Het is de bedoeling dat je in dit project enkele methodes gaat toepassen om zo nauwkeurig mogelijk de hoogte van een gebouw of van een boom te kunnen bepalen. Het project is verdeeld over 3 wiskundelessen. We werken in groepjes van vier, eventueel drie leerlingen (als dit zo uitkomt). Het project bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Het bedenken in de groep van één of meerdere methoden om de hoogte te kunnen bepalen. Welke hulpmiddelen heb je nodig? Wat voor berekeningen horen hierbij. 2. Het kiezen met de groep van twee methoden om de hoogte te bepalen en het vervaardigen van een hoogtemeter of hoekmeter. 3. Het verklaren van de bij de hoogte- of hoekmeter (die de groep gekozen heeft) behorende formules. 4. Het praktisch gebruik van de methoden. 5. Het vergelijken van de meetresultaten tussen de verschillende methodes 6. Het maken van een verslagje, waarin de meetresultaten vermeld worden en waarin een verklaring van eventuele verschillen. Ook kan in dit verslag eventuele onverwachte bevindingen worden vermeld. Met dit project kun je als groep een aantal ‘bonuspunten’verdienen. Het totale aantal bonuspunten is 4, die ieder lid van de groep bij zijn proefwerk mag gebruiken. Het aantal te verdienen bonuspunten: 1. 2. 3. 4. 5. Bedenken van een methode om hoogte te bepalen: Maken van de hoogte- of hoekmeter Verklaring van de formules Verwerking van de waarnemingsresultaten Verslagje met opmerkingen max. max. max. max. max. 1 ½ 1 1 ½ bonuspunt. bonuspunt. bonuspunt. bonuspunt. bonuspunt. Onderdeel 1. Het bedenken van een methode. Bedenk een methode om de hoogte van een gebouw of boom vanaf de grond te bepalen. Je zou hierbij een aantal hulpmiddelen kunnen gebruiken, zoals een geodriehoek, een liniaal, een stok van een bepaalde lengte (bv. 1 meter), een spiegeltje, enzovoort. Ook kun je een aantal dingen die je al weet uit de wis- en natuurkunde gebruiken om de hoogte te kunnen berekenen met deze hulpmiddelen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan: * goniometrische verhoudingen, bijvoorbeeld tangens. * natuurkundewet: hoek van inval = hoek van terugkaatsing. * gelijkvormigheid van driehoeken. Je moet je hierbij realiseren, dat je bij hoogtebepaling te maken hebt met rechthoekige driehoeken. Schrijf deze les per groep een methode op waarmee je de hoogte van een gebouw of boom zou kunnen bepalen. Vermeld er ook bij welke hulpmiddelen je nodig hebt en welke berekeningen je gebruikt. Lever dit in, met erop vermeld de namen van de leden van de groep. Onderdeel 2. Verschillende methodes om de hoogte te bepalen. I De goniometer of hoekmeter. We gaan met onze geodriehoek als voorbeeld een hoekmeter maken. Op de bijlage vind je een afbeelding van een geodriehoek, die je straks moet uitknippen. Benodigdheden: Een stuk stevig karton, A4-formaat. De afbeelding van de geodriehoek op de bijlage. Een schaar Plakstift, Pritstift. Plakband Limonaderietje of pvc-pijpje Touwtje met naainaald Gewichtje Werkwijze: We knippen de afbeelding op de bijlage van de geodriehoek uit en plakken deze met een plakstift op het stevig karton. We knippen deze driehoek uit en bevestigen met doorzichtig plakband een limonaderietje of pvc-pijpje op de hypothenusa (=schuine zijde) van de driehoek. Precies door het midden van deze hypothenusa, waar de 0 staat, bevestigen we m.b.v. de naainaald het touwtje en maken daarna aan het einde van dit touwtje het gewichtje vast. Nu is de hoekmeter klaar en kun je gaan meten. Je kijkt door het rietje naar de hoogste top van het te meten gebouw of boom en bepaalt met de meter de afgelezen hoek. Als H de hoogte is van het gebouw of de boom, h de lengte van degene die de meting verricht, a de afstand van het gebouw of de boom tot degene die de meting verricht, α de afgelezen hoek, Dan kun je H uitrekenen met de volgende formule: H = a × tan(90º - α) + h Bekijk de tekening of maak zelf een schets van de situatie en geef een verklaring voor de gebruikte formule. Toon aan, hoe ze aan de formule voor H gekomen zijn. II De hoogtemeter. Een ander hulpmiddel, dat we kunnen gebruiken om de hoogte van een gebouw of boom te bepalen is de hoogtemeter. Deze lijkt wel iets op de hoekmeter, maar we meten hier geen hoeken, maar afstanden. Benodigdheden: Een stuk stevig karton, A4-formaat. Ruitjespapier + liniaal Een schaar Plakstift, Pritstift. Plakband Limonaderietje of pvc-pijpje Touwtje met naainaald Gewichtje Werkwijze: We tekenen op ruitjespapier een rechthoekige driehoek met rechthoekszijden 12 cm en 22 cm. We tekenen op 1 cm vanaf de rechthoekszijden 2 lijnen en zetten bij het snijpunt van die lijnen de letter A. Zet langs de langste lijn vanaf punt A om de centimeter een streepje en zet er getallen bij zoals op de afbeelding te zien is. Zet op de andere rechthoekszijde, precies op 10 cm afstand van A de letter T. Knip deze driehoek nu uit en bevestig hem met plakstift op het stevig karton. Knip nu de driehoek uit en bevestig met doorzichtig plakband een limonaderietje of pvc-pijpje op de korte rechthoekszijde van de driehoek. Bevestig met de naainaald een touwtje aan het punt T en hang hieraan een gewichtje. De hoogtemeter is nu gereed voor gebruik. Om nu de hoogte van een gebouw of boom te bepalen, kijk je langs de korte rechthoekszijde, door het rietje of pvc-pijpje naar de top. Je klemt het touwtje met het gewichtje met je duim tegen de getallenlijn en schrijft afstand1 op. Bv. 7,3 cm. Daarna ga je 10 meter naar voren en herhaalt de meting. Nu schrijf je afstand2 op. Bv. 1,8 cm. De hoogte van het gebouw of van de boom kun je nu uitrekenen met de volgende formule: hoogte 100 meters afst1 afs2 Natuurlijk moet je uiteindelijk nog de lichaamslengte van degene die de meting uitvoerde erbij optellen. Geef met behulp van onderstaande situatieschets een afleiding van de formule. A Methode met spiegeltje. Bij deze methode heb je een spiegeltje nodig en je moet de natuurkundewet kennen, die zegt dat als er een lichtstraal op een spiegel valt, de invallende hoek gelijk is aan de teruggekaatste hoek. Je hebt nu twee gelijkvormige driehoeken (welke?) en kunt de hoogte van de boom BT berekenen met een verhoudingstabel. B. Methode met stok en zonneschaduw. Bij deze methode gebruik je een stok van een bepaalde lengte bv. 1 meter. Je houdt deze stok loodrecht op een plaats en bepaalt de lengte van de schaduw. Van een boom meet je ook de lengte van de schaduw en nu kun je vanwege de gelijkvormigheid van twee driehoeken (maak hiervan een schets!) de lengte van de boom bepalen. Een voorwaarde hierbij is natuurlijk wel, dat het zonnetje schijnt. C. Methode met meetlat en stok met bekende lengte. Hierbij hebben we weer te maken met gelijkvormigheid van driehoeken. BD is de meetlat, EF is de bekende lengte (de baak) EF is de lengte van de boom. BC EF BD EG Onderdeel 3. Het meten in de praktijk. Iedere groep kiest 2 methoden om de hoogte te meten. Van de Romeinse cijfers moet men er 1 kiezen (I of II) en van de letters moet men er 1 kiezen (A, B of C). Het is de bedoeling dat we met beide methodes de hoogte van het schoolgebouw gaan meten en hoogten van eventueel nog af te spreken objecten. Met elke methode moet men per groep verschillende metingen verrichten, dat wil zeggen van hetzelfde object maar dan op verschillende afstanden. Houd de gegevens nauwkeurig bij. Dus de afstanden, de hoeken of lengtes die je meet, enzovoorts. Zorg ervoor dat je alle benodigheden bij je hebt (pen, opschrijfmateriaal, zelfgemaakte hoogte- of hoekmeter, eventueel spiegeltje, meetlat, stok met bekende lengte, enz.). Maak als huiswerk een verslagje waarin in ieder geval de waargenomen resultaten, berekeningen en conclusies staan. Vergelijk de methoden onderling en de onderlinge nauwkeurigheid. Maak hiervan per groep 1 verslag en lever dat de volgende les in. Schrijf op het verslag de namen van alle groepsleden. Veel succes. Bijlage 1: geodriehoek voor de goniometer. Bijlage 2: Voorbeeld van een verslag. De groep bestaat uit de volgende personen: ……………………….. ……………………….. ……………………….. ……………………….. De gekozen methodes zijn: …………. en …………… Afleiding van de gebruikte formule (methode I of II): Metingen: Methode I 1e object ………………………….. Metingnr. afstand afgelezen hoek 1 2 3 lengte persoon Hoogte object Gemiddelde hoogte: ……... 2e object …………………………… Metingnr. afstand afgelezen hoek 1 2 3 lengte persoon Hoogte object Gemiddelde hoogte:……… Methode II 1e object …………………………….. Metingnr. afstand 1 afstand 2 hoogte lengte persoon Hoogte object 1 2 3 Gemiddelde hoogte: …….. 2e object …………………………….. Metingnr. afstand 1 afstand 2 hoogte lengte persoon Hoogte object 1 2 3 Gemiddelde hoogte: …….. Zo’n zelfde soort tabel kun je ook gebruiken voor methode A, B of C. Opmerkingen en conclusies: Methode ……… Opm: Conclusie: Methode ……… Opm: Conclusie: Handleiding voor de docent. Het is de bedoeling dat dit project in drie wiskundelessen plaatsvindt. Onderdeel 1, het zelf bedenken van een manier om hoogte te meten kan gedurende zo’n 30 minuten van een les gebeuren. Daarna leveren de leerlingen per groep hun ideeën in. Onderdeel 1 wordt apart verstrekt, zodat de leerlingen niet de methodes van onderdeel 2 klakkeloos overnemen als hun methodes. Dan krijgen ze onderdeel 2 per groep en kunnen de rest van de les in de groep hun keuzes maken. Onderdeel 2 en 3 met de bijlage worden dan gezamenlijk uitgedeeld. In les 2 kunnen ze aan de slag met onderdeel 2. Ze kunnen dan per groep een hoogtemeter of hoekmeter maken, dat ligt aan hun keuze. Verder kunnen ze in deze les de formules van I of van II verklaren. Omdat II behoorlijk moeilijk te verklaren is voor leerlingen, is enige ondersteuning en sturing door de docent hier op zijn plaats. In les 3 gebeurt onderdeel 3. De groepen gaan dan naar buiten en doen diverse metingen om de hoogte te bepalen van vooraf afgesproken objecten. Dit kan dan de hoogte van het schoolgebouw zijn of dehoogte van een lantaarnpaal bij de school, enzovoorts. De gegevens worden per groep bijgehouden en als huiswerk maakt de groep dan een verslagje van deze gegevens, waarin vermeldt: * de gevonden resultaten bij de diverse metingen. * de berekende hoogten * de eventuele verschillen of overeenkomsten tussen de verschillende methodes. * de nauwkeurigheid per methode. * de afleiding van de gebruikte formule De bonuspunten worden als volgt toegekend: 1. Bedenken van een methode om hoogte te bepalen: max. 1 bonuspunt. Originele ideeën belonen met 1 heel bonuspunt, gewone alledaagse ideeën met een half bonuspunt 2. Maken van de hoogtemeter max. ½ bonuspunt. Bij het VWO een half bonuspunt, bij de HAVO een heel bonuspunt, mits netjes vervaardigd. 3. Verklaring van de formules max. 1 bonuspunt. max. 1 bonuspunt. Bij de HAVO dit onderdeel weglaten. 4. Verwerking van de waarnemingsresultaten Een heel bonuspunt indien nauwkeurig en nauwgezet gedaan. Bij slordigheden ½ punt eraf. 5. Verslagje met opmerkingen max. ½ Bij de HAVO hiervoor 1 punt toekennen, mits netjes en inhoudelijk goed verzorgd. bonuspunt. Afleiding van de gebruikte formules. I. H = a × tan(90º - α) + h A1 + C1 = 90º C1 + C2 = 90º A1 = C2 A = 90º - x x = afgelezen hoek H = afstand × tan(90º - afgelezen hoek) + h. II. H 100 a1 a 2 T12 = C1 A = S = 90º AC’C SAT a1 : SA = 10 : H T2 = E1 D=S DE’E SDT a2 : (SA – 1000) = 10 : H De gelijkvormigheid moeten de leerlingen zelf ontdekken. De hint van het aftrekken mag door de docent gegeven worden. a1 H = 10 SA a2 H = 10 SA – 10000 H(a1 – a2) = 10000 H 10000 100 cm m a1 a 2 a1 a 2 waarbij a1 en a2 in cm worden afgelezen.