Ondergrondse groeiruimte voor bomen De meest geschikte boom voor standplaatsen met beperkte groeimogelijkheden Jitze Kopinga Waar letten we op (traditionele aspecten)? Afmeting -> bovengrondse groeiruimte (architectuur) Sierwaarde Groeikracht en -snelheid Gezondheid (ziekten en plagen) Onderhoudsvriendelijkheid Geen “lastige” eigenschappen Algemeen: goede weerstand tegen typisch stedelijke bedreigingen (o.a. strooizout) Ondergrondse groeiruimte (??) Algemene perceptie c.q. ervaringen Aan de richtlijnen voor de noodzakelijke doorwortelbare ruimte wordt vaak niet voldaan Kennislacune Consensus (toegeeflijkheid) naar andere claims op de ondergrondse ruimte (o.a. infrastructuur K&L) “Wishfull thinking” -> voorspelbare problemen doorschuiven naar het latere beheer Last but not least: het kostenplaatje (prijs/kwaliteit) Vraag (uitdaging) blijft dus vooralsnog: bij welke hoeveelheid water en stikstof kan een boom nog een bladmassa vormen die de boom een gezond uiterlijk geeft. Kortom, waar zit de “rek” en hoe kunnen we daar gebruik van maken? Ondergrondse groeiruimte (richtlijnen) 3/4 m3 doorwortelbare ruimte per m2 kroonprojectie 1/2 m3 doorwortelbare ruimte per m2 kroonprojectie 5% organische stof en geen nalevering van vocht vanuit het grondwater 8% organische stof en geen nalevering van vocht vanuit het grondwater of < 8% organische stof en nalevering van vocht vanuit het grondwater Richtlijn gaat ook op voor de stiktofleverantie van de groeiruimte, maar dit model moet nog worden “doorgerekend” Stikstofmineralistie benvloeden onder minder gunstige omstandigheden (vocht, bodemzuurstof) Secundaire stikstofleverantie (N-depositie, gezelschapsdieren) Stikstofbinding uit de bodemlucht (o.a. wortelknolletjes) Bij beperkte vochtlevering kiezen voor droogtetolerante boomsoorten Waterconsumptie (bladverdamping gedurende het groeiseizoen) Hoeveelheid verdampend bladoppervlak Huidmondjesgedrag (actieve regulatie) Zgn. watereconomie (hoeveel groei voor hoeveel water) Per boomsoort verschillend Herstel van een tijdelijke droogteperiode Blijvende invloed op de bladmassa en –kwaliteit (sierwaarde) -> bladafstoting, tijdelijke verwelking, vorming St-Janslot, etc. Gezondheid (secundaire aantastingen) Per boomsoort verschillend Waterverbuik gedurende een groeiseizoen bij optimaal wateraanbod (Braun, 1976) Correlaties tussen de bladverdamping en de referentegewasverdamping van een aantal containerbomen bij optimale vochtvoorziening (Kopinga, 1998) De relatie tussen de bladverdamping en de Referentiegewasverdamping van containerbomen: kurkeik(6 jaar oud) en gewone esdoorn (3 jaar oud) Stikstoftekort Stikstoftekort en vochttekort gaan doorgaans hand in hand bij beperkingen in de doorwortelbare ruimte, en geven veelal ook vergelijkbare gevolgen Invloed op groei en ontwikkeling Invloed op de bladmassa en –kwaliteit (sierwaarde) Gezondheid (secundaire aantastingen) Verschillend per boomsoort (!!) In geval van voldoende wateraanbod is stikstoftekort doorgaans het grootste probleem Hoge grondwaterstand soms ook beperkend voor de doorwortelbare ruimte Stikstofgebrek (geen vochtgebrek) Waarom geen stikstofbemesting bij onvoldoende doorwortelbare ruimte? Tijdelijk karakter -> steeds (jaarlijks) herhalen Milieuaspecten (uitspoeling -> gerichte dosering) Verhoging van de hoeveelheid bladmassa ten opzicht van het wortelvolume verhoogt de droogtegevoeligheid van de boom Te grote verschuiving van de totale massa van de boom naar de bovengrondse delen kan leiden tot mechanische onstabiele situaties. Kernvraag bij de stikstofbalans Bij welke hoeveelheid stikstof kan een boom nog een bladmassa vormen die een boom bij een bepaalde grootte (en leeftijd) nog een gezond uiterlijk geeft Wat moeten we dan (nog meer) weten? De bladoppervlakte (bladdichtheid, bladbezetting) (LAI) van de boom die nog als normaal c.q. acceptabel geldt t.a.v. sierwaarde en gezondheid van een volgroeide boom De bladmassa (gewicht van de droge stof) per m2 bladoppervlakte Boomsoort-afhankelijk Boomsoortafhankelijk De hoeveelheid stikstof per eenheid bladmassa die kan worden aangemerkt als “voldoende” Boomsoortafhankelijk Ontwikkeling van de bladmassa (m2) (Vrestiak, 1991) Kroonvolume en jaarlijkse stikstofbehoefte van stadsbomen op 40 jarige leeftijd Kroonvolume (m3) 2500 2000 1500 1000 500 0 0 200 400 600 800 1000 Minimale stikstofbehoefte (g) 1200 1400 1600 Minimale stikstofbehoefte en kroonvulume van aan aantal 40 jaar oude stadsbomen 0 500 1000 1500 2000 Acer campestre Acer negundo Acer platanoides Acer platanoides 'Globosum' Acer pseudoplatanus Acer saccharinum Aesculus hippocastanum Ailanthus altissima Betula verrucosa Carpinus betulus Carpinus betulus 'Columnaris' Celtis occidentalis Corylus colurna Fagus silvatica Fagus silvatica 'Atropunicea' N-behoefte (g) Kroonvolume (m3) 2500 Conclusies. Wanneer men een zo groot mogelijke boom in een groeiplaats met een beperkte doorwortelbare ruimte wil laten gedijen, dan geven de verschillen in de stikstofbehoefte van bomen wellicht nog mogelijkheden om over een langere tijd, en met name op hogere leeftijd van de boom, een acceptabel beeld te kunnen realiseren Uiteraard dient daarbij dan wél aan de andere aanspraken op de kwaliteit van de groeiplaats (zoals een voldoende vochtleverantie en een voldoende afwezigheid van strooizout) te kunnen worden voldaan. Zo niet dan moet in ieder geval ook de droogte- en zouttolerantie in ogenschouw te worden genomen Met dank voor uw aandacht © Wageningen UR