Egboetswater Het gebiedje waar we heen fietsen is het” Egboetswater”. Eén van de gebiedjes die in West-Friesland in beheer zijn bij het Recreatieschap W-Friesland. Heel vroeger was West-Friesland een soort van eiland temidden van veel water. Er was nog geen NH-kanaal; scheepjes voeren via de sloten naar de Zuiderzee. De boertjes hadden platte schuiten waarmee ze van landje naar landje voeren en overal wat Vee hadden staan. Het vee werd op de schuiten verhuisd naar weer een andere weide. Omdat de Zuiderzee nog echt een zee wat, kwam er zelfs Walvisvaart voor. Walvisvaardershuisjes tref je nog op de Waddeneilanden aan. Die tijd is niet meer. Veel land is bedijkt, drooggemalen en Verkaveld. Er kunnen nu landbouwmachines gebruikt worden op het dikke pakket begroeïng, wat voorheen moeras was (net als in Flevoland). Het Egboetswater was voorheen een stortplaats = BOLK van voornamelijk bollenafval (gaat nu de bio-industrie in). Het Recreatieschap heeft het gebiedje rondom het Egboetskeetje aangekocht van een boer die sneeuwklokjes teelde en verhandelde. Dat is nog steeds te zien. In samenwerking met het Recreatieschap verzorgt het IVN dit gebiedje. Je treft hier veel Elzenbomen aan; die geven schaduw aan de sneeuwklokjes en geven ze stikstof via hun wortels. Een deel van de Elzen is gekap[t om open ruimtes te krijgen voor andere bomen en struiken. Het gebiedje is niet groot want even voor Wervershoof is nog een Eendenkooi en rondom zo’n gebiedje moet een bepaalde afstand bewaard worden. Wij treffen hier kersenbomen, hazelaars, abelen (zilverpopulieren), vlieren (met judasoren) e.a. De hazelaars geven nog geen stuifmeel, maar als je goed kijkt zie je wel al de vrouwelijke bloemetjes. Het verschil tussen planten en bomen is dat bij bomen een zaad ontkiemt, een worteltje dat naar benee en het stengeltje dat omhoog groeit en zaadlobben vormt (1e blaadjes). Na de 1e overwintering vormt zich in de stengel ‘ hout’ en dát is het verschil met gewone bloemen. Het is een ingewikkeld proces maar het komt erop neer dat in het hout kleine buisjes bij elkaar komen tot vaatbundels. De binnenste vaatbundels (via spinthout) vervoeren water en voedingszouten uit de bodem omhoog. De buitenste zeefvaten vervoeren stoffen die de plant maakt (o.i.v. bladgroen/zonlicht) zoals suikers naar beneden, voor wortelgroei en stevigheid (via kernhout). Naar binnentoe vormt zich steeds nieuw hout; dus wordt de boom steeds dikker (wij mensen daarentegen worden steeds langer). De schors geeft bescherming tegen uitdrogen. Dit alles is geen wondertje maar wel heel ingenieus. De sapstroom kun je met een stethescoop ook horen (niet in de winter want dan ‘rust’ de boom (zonder bladeren). De boom groeit dus in de breedte en dat zie je aan de korstmossen die in de breedte meegroeien. Elk jaar komt er binnenin een ring bij. Er vormt zich in goede jaren een brede ring en een smallere in slechtere jaren (dendrochronologie). Aan de jaarringen kun je aflezen hoe oud een boom is. Zo kun je een vervalst schilderij ontdekken: nl. als het hout waarop geschilderd is jonger is dan de tijd waarin de betreffende schilder leefde. Zelfs in de winter kun je nog heel wat vogels hier aantreffen. De merel herken je aan hun sporen in de sneew. Ze lopen in kringen en gooien de bladeren om op zoek naar wormen en insecten. Daar komen dan weer vinken, meesjes, roodborstjes en zelfs Koperwieken op af. Je kunt ook Houtsnippen voor je voeten weg zien vliegen of een Sperwer aantreffen in de lucht op zoek naar kleine vogels Eefje van wissen-pinkster 12-2-17