Tot op dit moment is het document niet in te zien

advertisement
B&W.nr.: 060363, d.d. 21-03-2006
B&W-Aanbiedingsformulier
Onderwerp
CO2 -Kansenkaart:
BESLUITEN
Behoudens advies van de commi ssie R O WR----Kan
1.
in te stemmen met de CO2 -Kansenkaart als uitgangspunt voor beslissingen over energie-voorzieningen bij
nieuwbouw en herstructureringsprojecten;
2.
in te stemmen met de keuze voor het “tussenscenario” als ambitieniveau voor CO 2-reductie;
3.
in te stemmen met het nader concretiseren van het “tussenscenario” qua kosten en maatregelen, bij het
opzetten van de volgende fase - na 2007 - van het huidige klimaatbeleid (2003- 2007);
4.
in te stemmen met intensivering van het verplichte energieonderzoek op projectniveau, door de drempel
vanaf waar het onderzoek verplicht is, te verlagen van projecten van 250 woningen naar projecten van 50
woningen;
5.
in te stemmen met expliciet opnemen van het onderwerp CO2-reductie bij afspraken met niet-gemeentelijke
gebouwbeheerders, aan de hand van de CO2-Kansenkaart;
6.
de CO2-Kansenkaart te betrekken bij:
a)het kiezen van alternatieven na het sluiten van de E.ON-centrale Langegracht
b)het opstellen van nieuwe contracten na het aflopen van de eerste stadsverwarmingscontracten na 2012;
7.
deze besluiten ter kennisname te brengen aan de raad.
- Samenvatting (verschijnt in persbriefing)
Het college heeft een CO2-Kansenkaart vastgesteld die voortaan zal worden gebruikt als uitgangspunt
bij beslissingen over de energievoorziening bij plannen voor nieuwbouw en herstructurering. Op een
plattegrond van Leiden is aangegeven waar de beste kansen liggen voor CO 2- besparing. Bedoeling is
om de CO2- uitstoot te verlagen. De studie waarop de kaart is gebaseerd, heeft betrekking op zowel
woningen als bedrijven, kijkt vooruit tot 2030 en is uitgevoerd door een extern adviesbureau. Terwijl
beslissingen over energie-voorzieningen momenteel meestal op projectniveau worden genomen, is de
Kansenkaart erop gericht dit soort beslissingen voortaan in een breder kader te plaatsen voor de stad
als geheel, en met een verdere horizon. Er is gekozen voor een ambitieniveau dat verder gaat dan het
Kyoto-scenario. Dit betekent dat wordt ingezet op kansen voor maatregelen op woningniveau, kansen
voor stadsverwarming en voor warmte-koude-opslag (een duurzaam systeem dat warm, respectievelijk
koud water opslaat in twee verschillende putten in diepere bodemlagen. Daarmee kan vervolgens
worden verwarmd in de winter en gekoeld in de zomer). Per project zal op de CO 2- Kansenkaart
worden bekeken welke opties in aanmerking komen en vervolgens welke opties haalbaar zijn.
Raadsaanbiedingsformulier
Rv nr.
Opsteller
Naam:
Dienst:
Telefoon:
Mirte van Daalen/14 februari 2006
BoWo
516 5797
Verantwoordelijk portef.houder: Wim de Boer
Meningsvormend
B&W.nr.: 06.0363
B&W-besluit d.d: 21-03-2006
Besluitvormend
Naam Programma + onderdeel:
GSB-Programma Wonen, onderdeel duurzaam bouwen
Onderwerp:
De CO2 -Kansenkaart, instrument gericht op CO2 –besparing
Voorgenomen besluit:
8. Kennis te nemen van het besluit van het college.
INHOUD
Aanleiding:
Doel:
Kader:
Overwegingen:
Procedure:
Financiën:
Bijgevoegde informatie:
OVERIGEN
Communicatie:
x
Informatief (t.k.n.)
Evaluatie:
In te vullen door de griffie:
Raadsbesluit
Raadsvoorstelnr.
Onderwerp:
De raad van de gemeente Leiden,
Besluit:
1.
2.
3.
4.
Gedaan in de openbare raadsvergadering van ……
Voorzitter raad, griffier,
Advies van de commissie ……
is:
Hamerstuk
Hamerstuk met stemverklaring van de fracties van
Kort bespreekpunt
Uitgebreide discussie
Het besluit van de raad is:
Ongewijzigd aanvaard
Gewijzigd aanvaard
Verworpen
Aanvaarde
moties/amendementen:
CO2-KANSENKAART LEIDEN
Management samenvatting, 20 januari 2006
G3 Advies bv
Costerweg 12b
4104 AJ Culemborg
T. 0345 50 33 11
F. 0345 50 33 00
E. [email protected]
I. www.g3advies.nl
Aanleiding
Leiden heeft diverse plannen voor het aanpakken van bestaande wijken en bedrijventerreinen binnen haar
gemeente. Hierdoor ontstaan natuurlijke momenten om doelstellingen uit het gemeentelijke klimaatbeleid (2003
- 2007) en het gemeentelijk Milieubeleidsplan 2003 – 2010 te realiseren.
Het gemeentelijke klimaatbeleid sluit aan bij het landelijke beleid. Nederland heeft het verdrag van Kyoto
geratificeerd waarin landen zichzelf opleggen de emissie van broeikasgassen terug te brengen. Nederland heeft
afgesproken dat zij in 2010 een emissie heeft die in ieder geval 6% lager ligt dan de emissie in 1990. Het rijk
heeft met gemeenten en provincies afspraken gemaakt over inspanningen om dit te bereiken. De gemeente
Leiden heeft in verband hiermee middelen gekregen van het rijk om hier invulling aan te geven. De provincie
Zuid-Holland ontplooit ook activiteiten in dit kader. Zo ondersteunt zij middels subsidie projecten waar
duurzame energie wordt toegepast.
Woningen en bedrijven stoten door hun energieverbruik CO2 uit, een broeikasgas. Het
Meerjarenontwikkelingsprogramma 1999 – 2004 van de gemeente Leiden bevatte het opstellen van een
Energieprestatie-kansenkaart als actiepunt. Een Energieprestatie-kansenkaart is een kaart die aangeeft wáár in
Leiden zich de grootste kansen voordoen voor energiebesparing en het toepassen van duurzame energie. Met het
opstellen van de CO2-kansenkaart is invulling gegeven aan dit actiepunt.
Doel van de CO2-kansenkaart
Het uiteindelijke doel is de kansen die zich in Leiden voordoen, duidelijk in beeld te krijgen en daadwerkelijk te
benutten. Daarbij kan het zijn dat maatregelen voor een reductie van de CO 2-emissie op dit moment nog niet
direct haalbaar zijn. Het is dan van belang bij de keuze van de energievoorziening en de bouw van woningen en
bedrijven ermee rekening te houden dat de mogelijkheid wordt opengehouden om dit in een later stadium alsnog
te realiseren. Voor enkele opties is het van belang voor de haalbaarheid dat grotere gebieden worden aangesloten
op die energievoorzieningen. Dit geldt met name voor duurzame energievoorzieningen met warmtelevering of
warmte- en koudeopslag. Door per locatie de mogelijkheden te onderzoeken, wordt de kans voor het grotere
geheel niet altijd onderkend. Door Leiden als geheel te bekijken, worden ook mogelijkheden gesignaleerd die op
het niveau van één locatie wellicht niet als kansrijk zouden worden gezien.
De CO2-kansenkaart laat zien op welke plaatsen in Leiden de beste mogelijkheden liggen voor het reduceren van
de CO2-emissie. Daarbij wordt een link gelegd naar de doelstellingen in het lokale klimaat- en milieubeleid. Een
van de ambities die hierin zijn geformuleerd, is dat de stad op termijn CO 2-neutraal wordt. Belangrijke vragen
zijn: Kan dit? Met welke energietechnieken? Wat kost het? Wat zijn de terugvalopties?
Het gaat erom de CO2-emissie zo effectief mogelijk terug te brengen. Effectief betekent
enerzijds met zo min mogelijk maatschappelijk kapitaal en anderzijds middels de
KvK Tiel 16083628
beïnvloedingsmogelijkheden die de gemeente heeft.
ABN AMRO 60.20.02.621
BTW NL8048.80.062.B.01
Gehanteerde aanpak
Voor het opstellen van de CO2-kansenkaart is een projectgroep1 opgericht. Deze heeft het
volgende gedaan:
> Bepaling van de huidige CO2-emissie (2003).
> Inschatten van de emissie in de toekomst als geen maatregelen zouden worden getroffen. Dit wordt het
‘autonome scenario’ genoemd.
> Inventarisatie van de mogelijkheden voor energiebesparing en toepassing van duurzame energie.
> Opstellen twee alternatieve scenario’s: ‘huidige klimaatbeleid’ (bijdragen aan internationale Kyotoafspraken) en ‘CO2-neutraal op termijn’
1
Interne projectgroep met een vertegenwoordiging van de afdelingen RB en EZ van de gemeente, Universiteit Leiden,
Milieudienst West Holland en G3 Advies
>
Opstellen van de kansenkaart op basis van de voorgaande stappen.
De twee opgestelde alternatieve scenario’s zijn extremen. Deze extremen zijn onderzocht omdat daarmee de
bandbreedte goed inzichtelijk is gemaakt maar ook omdat de gemeente in haar beleid 2 heeft aangegeven te
willen onderzoeken of een CO2-neutrale energievoorziening mogelijk is.
De kansenkaart richt zich op het energieverbruik in de gebouwde omgeving. Het autonome scenario tot 2030 is
gebaseerd op een keuze van de projectgroep over de ontwikkeling van wonen en werken binnen de gemeente. Er
is uitgegaan van een groei met 9.000 woningen en een groei van de werkgelegenheid met 9.000 banen 3. Bij de
werkgelegenheidsgroei is uitgegaan van een bescheiden economische groei. In de berekening van de CO 2emissie in die periode is rekening gehouden met technologische ontwikkelingen. Omdat 1990 geldt als
referentiejaar voor het Kyoto-verdrag is ook een terugblik naar dat jaar gemaakt. De Milieudienst heeft hiervoor
de gegevens aangeleverd.
Autonome scenario (ongewijzigd beleid)
De CO2-emissie voor Leiden in 1990 ligt rond de 450 kiloton. Uit de analyse van de ontwikkeling van de CO 2emissie tussen 1990 en 2003, blijkt dat deze vrij constant is. Ook voor de periode van 2003 tot 2030 blijft de
emissie in het autonome scenario redelijk constant. Het stijgend aantal woningen en bedrijven wordt daarin
gecompenseerd door technologische verbeteringen, introductie van duurzame energiebronnen en gebruik van
duurzame elektriciteit. Technologische verbeteringen zijn bijvoorbeeld nieuwe verwarmingsketels en moderne
elektriciteitscentrales. Als Leiden echter sterker groeit, dan is aangenomen in het autonome scenario, zal de CO 2emissie van de gemeente substantieel toenemen. Ook als het gebruik van duurzame elektriciteit onder de
bewoners daalt, zal de CO2-emissie toenemen.
De kansen voor CO2-reductie
Bij de uitwerking van de scenario’s is gebleken dat er kansen liggen voor CO 2-reductie door de volgende drie
opties:
1.
Energiemaatregelen in bestaande woningen
2.
Warmte- en koudeopslag4 (bij bedrijven, utiliteit en woningen)
3.
Warmtelevering (bijvoorbeeld in de vorm van stadsverwarming).
Figuur 1 geeft de CO2-kansenkaart weer. Dit betreft een verzamelkaart. In de rapportage 5 zijn kaarten per optie
opgenomen. Hierna worden de kansen toegelicht.
2
Milieubeleidsplan 2003-2010, Hoofdstuk III: Wensbeeld — Onze gemeenten dragen hun steentje bij aan een duurzame
wereld. Het gebruik van primaire grondstoffen en fossiele brandstoffen is minimaal. Hergebruik van materialen is de norm.
Nieuwe huizen, wijken en bedrijventerreinen zijn duurzaam gebouwd. Energie wordt opgewekt door de vele zonnepanelen en
windmolens in de regio. Op den duur zijn de gemeenten CO2-neutraal.
3
deze keuze is gemaakt op grond van de scenario’s uit de Ontwikkelingsvisie: Leiden, Stad van ontdekkingen, juni 2004.
4
Warmte- en koudeopslag is een systeem waarbij in de winter grondwater wordt afgekoeld aan de binnenstromende
ventilatielucht of middels warmtepompen. Dit koude water wordt in de bodem opgeslagen in een laag waar het water goed in
en uit kan stromen (aquifer). In de zomer wordt dit koude water gebruikt voor koeling. Het koude water warmt daardoor op.
Het warme water wordt in een andere put opgeslagen en in de winter gebruikt voor het voorverwarmen van de ventilatielucht.
5
CO2-kansenkaart Leiden, G3 Advies, Culemborg, 15 november 2004
Figuur 1: CO2-kansenkaart Leiden
Kansen voor energiemaatregelen in bestaande woningen
Het treffen van energiemaatregelen in de bestaande woningen is een kosteneffectieve wijze voor CO 2-reductie.
Dit is een goede mogelijkheid voor de realisatie van het huidige klimaatbeleid (evenredige bijdrage leveren aan
Kyoto-afspraken). Het effect van maatregelen aan de woningen is op verschillende aspecten positief. Het
comfort wordt hoger door een meer gelijkmatige temperatuur in de woning. Als de maatregelen goed worden
uitgevoerd zal veelal de gezondheid van het binnenmilieu verbeteren. Een ander belangrijk aspect is dat de
energierekening voor de bewoners lager wordt.
De mogelijkheden voor het realiseren van energiebesparing in bestaande woningen zijn het meest gunstig bij
corporatiewoningen. Woningcorporaties zijn in staat om via hun strategisch voorraadbeheer en onderhoudsstrategie gestructureerd en doelmatig grote ingrepen te realiseren en daarmee de (energie)kwaliteit van hun
woningbezit te verbeteren. Dit betreft grootschalige renovatieprojecten en herstructureringsoperaties. Hierbij
kunnen middels een wijkgerichte aanpak schaalvoordelen worden bereikt zowel voor kosten als voor realisatie
van energieambities.
In figuur 1 zijn met een rode contour (en markering w) gebieden gemarkeerd met concentraties van
corporatiewoningen. Deze gebieden lenen zich derhalve het beste voor een grootschalige aanpak. De gemeente
kan hierover afspraken maken met de corporaties wat momenteel tot op zekere hoogte reeds gebeurt.
In de gebieden buiten de rode contourlijnen (w) is de situatie minder gunstig. Het betreft hier bijvoorbeeld
monumenten in de binnenstad of woningen die al een goede energiekwaliteit hebben (bijvoorbeeld Roomburg).
Voor gebieden met overwegend particuliere koopwoningen zullen eventuele verbeteringen in de energiekwaliteit
van woningen tot stand moeten komen door initiatieven van de bewoners zelf. De mogelijkheden van de
gemeente om hier invloed op uit te oefenen zijn beperkt tot stimuleringsmaatregelen, voorlichting en
beïnvloeding via Bureau PMB.
Kansen voor warmte- en koudeopslag
In kantoren en andere utiliteitsgebouwen zoals ziekenhuizen wordt veelal gekoeld met conventionele
koelmachines (airconditioning). Bij koeling is CO2-reductie te realiseren door gebruik te maken van koude uit
een warmte- en koudeopslag. De kosteneffectiviteit van deze maatregel is gunstig en wordt ook al op enkele
locaties in Leiden toegepast. In de CO2-kansenkaart is met blauwe contourlijnen (en markering k) weergegeven
waar volgens de projectgroep kansen liggen voor dit energieconcept. Dit betreft gebieden waar vraag naar
koeling èn verwarming naar verwachting het beste samengaan, zoals bedrijventerreinen, kantorenlocaties en
gebieden waar het hoger onderwijs is geconcentreerd.
De grootste locatie, die kansen biedt voor toepassing van warmte- en koudeopslag, bevindt zich bij de Leidse
Universiteit, Leeuwenhoek en het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). In dit gebied wordt nu al op
beperkte schaal gebruik gemaakt van deze techniek. Daarnaast zijn er nog een aantal bedrijventerreinen waar
koudelevering door schaalvergroting interessant gemaakt kan worden (zie contour op kansenkaart). Hierbij kan
nog worden gezocht naar een eventuele uitwisseling van warmte met woningen.
Kansen voor warmtelevering
In de huidige situatie wordt in grote delen van Leiden restwarmte geleverd uit de elektriciteitscentrale van E-On
(STEG-centrale6). Hiermee wordt de CO2-emissie reeds met 20 – 30% terug gebracht. Een ander voordeel is dat
stadsverwarming een energie-infrastructuur met een schone energiedrager (warmte) is. Hiermee is het mogelijk
om in de toekomst een meer duurzame warmtebron toe te passen. De bestaande hoofdleidingtracés zijn met
zwarte lijntjes op de kaart aangegeven.
Bij het onderzoek is ervan uitgegaan dat de bestaande infrastructuur voor warmtelevering in stand wordt
gehouden. Op termijn wordt de E-On-centrale gesloten en stopt de warmtelevering vanuit deze centrale. Op dat
moment is een overstap nodig naar een andere warmtecentrale. Dit kan een (duurzame) techniek zijn of een
nieuwe STEG-centrale. Een nieuwe STEG blijkt minder kosteneffectief te zijn dan de duurzame alternatieven
waarop hierna zal worden ingegaan. In de CO2-kansenkaart is een mogelijke verdeling van de warmteopties
weergegeven. Bij het bepalen van de grootte van de gebieden is rekening gehouden met het aandeel dat elke
optie bijdraagt in de totale warmtelevering.
De arceringen in de CO2-kansenkaart geven de kansen aan voor drie verschillende vormen van
warmteopwekking:
> Gele arcering (en markering wp): collectieve warmtepompen7 in combinatie met warmte- en koudeopslag.
Het grootste aandeel wordt geleverd door collectieve warmtepompen met warmte- en koudeopslag. De
reden om voor het geel gearceerde gebied te kiezen, ligt in de mogelijke combinatie met warmte- en
koudeopslag in gebieden met koeling (blauwe contour).
> Rode arcering (en markering b): bio-olie warmtekrachtkoppeling8. Met bio-olie wkk wordt duurzame
warmte en elektriciteit opgewekt. De duurzame elektriciteit kan worden toegepast voor het op duurzame
wijze aandrijven van de hierboven genoemde warmtepompsystemen. Dit leidt tot een hogere duurzaamheid
van het totaal. Op deze wijze hebben de systemen een onderlinge samenhang. De hoeveelheid bio-wkk die
wordt ingezet is afhankelijk van de elektriciteitsvraag van de warmtepompen. De warmte kan goed benut
worden in de omgeving van Leeuwenhoek omdat de Life Science-bedrijven en het LUMC een grote
warmtebehoefte hebben. De warmte kan ook aan woningen en andere bedrijven of instellingen worden
geleverd.
> Groene arcering (en markering a): aardwarmte van grote diepte9. Aardwarmte is goed in te passen in het
bestaande stadsverwarmingsnet. Het ruimtebeslag van een aardwarmtebron is zeer gering, omdat het
systeem vrijwel volledig ondergronds wordt aangelegd. Bovengronds wordt alleen een pompstation
6
Efficiënte elektriciteitscentrale waarbij een stoom- en gasturbine worden toegepast. Dit betreft grootschalige centrales.
Warmtepomp is een apparaat die werkt als een omgekeerde koelkast. Het onttrekt warmte aan bijvoorbeeld de warmte- en
koudeopslag en staat deze warmte af aan een centraal verwarmingssysteem.
8
Bio-olie warmtekrachtkoppeling. Met een installatie voor warmtekrachtkoppeling wordt warmte en elektriciteit opgewekt. Bioolie is olie uit speciaal daarvoor gekweekte gewassen zoals koolzaad. Doordat de plant tijdens de groei CO2 uit de lucht
absorbeert is het gebruik van bio-olie CO2-neutraal. Bio-olie is milieuvriendelijker dan de gewone dieselolie omdat het
plantaardig is en op natuurlijke wijze afbreekt. Bio-olie wordt reeds gebruikt voor energieopwekking in de glastuinbouw en de
industrie (o.a. in Leiden). Voor de wijk Baanderij in Leiderdorp wordt op dit moment onderzocht of een bio-olie-wkk haalbaar is.
9
Aardwarmte (geothermische energie) wordt gewonnen op grote diepten. Op 3 kilometer diepte is het water ca. 90°. Door dit
warme water op te pompen kan de warmte benut worden in stadsverwarmingssystemen. Het water wordt, nadat de warmte
eraan is onttrokken, weer teruggepompt in de grond. Dit zal daar vanzelf weer opwarmen. Er is nog geen concrete ervaring met
de toepassing van deze energiebron voor woonwijken in Nederland. Wel wordt er op dit moment voor de wijk Den Haag
Zuidwest onderzocht of deze vorm van verwarming haalbaar is.
7
geplaatst. Aandachtspunt bij dit energieconcept is de geschiktheid van de bodem.
In de CO2-kansenkaart is verder aangegeven waar warmtenetten kunnen worden uitgebreid c.q. aangelegd:
> Oranje arcering: in wijken waar al warmtenetten liggen, zijn niet altijd alle woningen aangesloten. De
warmtenetten hebben over het algemeen wel capaciteit om meer woningen op aan te sluiten. Dit kan
gecombineerd worden met herstructurering in die gebieden.
> Blauwe Arcering: in wijken waar nog geen warmtenetten liggen, kunnen deze worden aangelegd. In de
blauw gearceerde gebieden zijn de woningen grotendeels in bezit van woningcorporaties en bestaan deze
voor een groot deel uit gestapelde bouw. Bij woningen van corporaties is de overstap van gas naar warmte
organisatorisch beter mogelijk. De aanwezigheid van gestapelde bouw is een voordeel omdat hierdoor in
veel gevallen kan worden aangekoppeld op de bestaande blokverwarmingssystemen. Ook kan
geoptimaliseerd worden door bijvoorbeeld gebruik te maken van kleinschalige warmtenetten op basis van
warmtepompen of bio-olie ketels.
Consequenties voor kosten
Het treffen van energiebesparende maatregelen en het realiseren van duurzame energievoorzieningen brengt
kosten met zich mee. Door de natuurlijke momenten op te zoeken, staan er ook vermeden kosten tegenover. Zo
hoeven nieuwe woningen die worden aangesloten op een warmtenet, niet van ketels te worden voorzien.
Daardoor komen de meerkosten veelal in orde grootte op 1% van de stichtingskosten. Bij herstructurering zijn de
kosten hoger. Ook als hier gebruik wordt gemaakt van een moment van ketelvervanging.
Tegenover energiebesparende maatregelen staan jaarlijkse besparingen op de energierekening. Tijdens de studie
is nog niet bekeken bij welke partij de kosten en opbrengsten liggen. Dit is een onderwerp voor de volgende fase,
in concrete projecten. Zo komt de besparing veelal ten goede aan de bewoners, terwijl die niet altijd de
investeringen doen. Ook eventuele comforteffecten door bijvoorbeeld een betere temperatuurverdeling in de
woning zijn een voordeel voor de bewoners. Door een financieringsconstructie te kiezen waarbij de investering
en de besparing beide bij de bewoners terechtkomen, kan de besparing of eventuele meerwaarde van de
maatregel de investering acceptabel maken.
Daar de verschillende aankomende nieuwbouw- en herstructureringsprojecten sterk van elkaar verschillen, is er
geen standaard bedrag te noemen voor de kosten. Op dit moment bestaan er fiscale regelingen (bijvoorbeeld
Energie-investeringsaftrek) en subsidies (provinciale subsidie voor duurzame energie). Het is echter niet te
voorspellen hoe de beschikbaarheid hiervan is over de looptijd van de komende 25 jaar. Per project zal daarom
een onderzoek nodig zijn om de haalbaarheid van maatregelen en energievoorzieningen te beoordelen en de
financieringsconstructie uit te werken. Op basis van de resultaten van het onderzoek kan dan tevens beoordeeld
worden of de kosten bij de gemeente komen te liggen of bij andere partijen. Dan kan ook gefundeerd gekozen
worden voor een ambitieniveau en de wijze waarop dit wordt gerealiseerd. Voor de financiering zijn
verschillende mogelijkheden zodat per project bekeken kan worden welke daar het beste past. Voorbeelden
hiervan zijn:
> met ontwikkelaars afspraken maken over een dubo-budget (huidig beleid; zie kader op de volgende
bladzijde). Er zijn ontwikkelaars in Nederland die kostenneutraal duurzaam bouwen.
> met gebouwbeheerders (corporaties, universiteit e.d.) afspraken maken over energiebesparing
> met energiebedrijven afspreken dat zij voor eigen rekening en risico duurzame energievoorzieningen
realiseren waarbij de kosten naar de afnemers ‘niet-meer-dan-anders’ zijn of waarbij de meerwaarde
(comfort) opweegt tegen eventuele meerkosten
> in milieuvergunningen voor bedrijven consequent eisen stellen op gebied van energie
> eisen over energiebesparing stellen bij de gronduitgifte voor woningen en bedrijven.
In de haalbaarheidsstudies kan naast de financiële haalbaarheid ook naar de andere aspecten worden gekeken
zoals het ruimtegebruik in de wijk of in de woningen.
Relatie met het residueel grondprijsbeleid
De gemeente Leiden hanteert het residueel grondprijsbeleid. Dat betekent kortweg dat uitgaande van een marktprijs
voor de woningen en de bouwkosten ervan een bedrag overblijft voor de grond. Als de bouwkosten hoger worden door
milieumaatregelen, neemt het resterende bedrag voor de grond af. Dit gaat daarom ten koste van de inkomsten van de
gemeente. Indien in energiesystemen wordt geïnvesteerd kan een financieringsconstructie worden toegepast waarbij de
kosten bij de bewoners terechtkomen. Als dit niet wordt gedaan dan komen de kosten in de bouwsom terecht. Als het
om een beperkt bedrag gaat, kan dit acceptabel zijn. Op dit moment wordt door de gemeente in haar
exploitatieberekeningen voor locatieontwikkelingen reeds rekening gehouden met kosten voor duurzaam bouwen en
energiebesparende maatregelen. Per project zal moeten worden beoordeeld welke financiering mogelijk is en of de
resterende kosten in relatie staan tot waarmee rekening is gehouden.
Consequenties voor luchtkwaliteit
De keuze voor de energievoorziening heeft invloed op de luchtkwaliteit. In de CO2-kansenkaart genoemde
energievoorzieningen, die een positief effect op de luchtkwaliteit hebben, zijn warmtepompen, stadsverwarming
en geothermische energie. Deze systemen scoren daarom zelfs beter dan de veel toegepaste HR-ketels.
Technieken met warmtekrachtkoppeling of toepassing van biobrandstoffen kunnen een nadelig effect hebben op
de luchtkwaliteit. Het effect van de energievoorzieningen is overigens vele malen minder dan de effecten van
keuzen op gebied van verkeer en vervoer. Toch is het goed aandacht te besteden aan NO x-arme ketels en
warmtekrachtinstallaties. Verder is het van belang voor een goede zuivering van de rookgassen te zorgen.
Conclusies
Invulling van het huidige klimaatbeleid (bijdragen aan Kyoto-afspraken) kan bij een gemiddelde groei van
Leiden worden gerealiseerd door toepassing van energiebesparende maatregelen bij woningen en bedrijven.
Hierbij kan gebruik worden gemaakt van een gasinfrastructuur en individuele gasgestookte energiesystemen.
Ook worden deze beleidsdoelstellingen gerealiseerd als duurzame energievoorzieningen worden toegepast. Bij
een sterkere groei van het aantal woningen en gebouwen zal het Kyoto-scenario effectiever gerealiseerd kunnen
worden met duurzame energievoorzieningen zoals stadsverwarming of warmtepompen.
Bij het opstellen van de CO2-kansenkaart is gebleken dat het realiseren van een CO2-neutrale stad technisch
mogelijk is met de energietechnieken die ons vandaag de dag ter beschikking staan, maar weinig realistisch
gezien de kosten. Voor dit scenario is bij de huidige stand der technologie het sterk uitbreiden van
warmtelevering met duurzame warmtebronnen een noodzaak10.
Voor dit moment wordt het wel als realistisch gezien een stap verder te gaan dan het huidige klimaatbeleid en
daarbij tevens de mogelijkheid voor een CO2-neutrale stad op de langere termijn open te houden, en in te spelen
op het post-Kyoto-beleid. Voor dit scenario is het van belang dat wordt ingezet op warmtenetten en warmte- en
koudeopslagsystemen. Als warmtenetten worden gerealiseerd, wordt bijvoorbeeld de zeer milieuvriendelijke
optie aardwarmte open gehouden. Met deze aanpak ontstaat er ook enige reserve in het potentieel voor de CO 2reductie. Als dan bijvoorbeeld de groei in Leiden hoger is dan nu is aangehouden, dan kan ook de reductie van
de CO2-emissie worden verhoogd door in de warmtecentrales technieken met een hogere CO2-reductie te
plaatsen.
Voor alle scenario’s geldt dat de maatregelen en energievoorzieningen door andere partijen worden gerealiseerd.
De slaagkans hangt daarom af van de ambities van de betreffende partijen en de mogelijkheden die de gemeente
heeft om andere partijen mee te krijgen. Voor energievoorzieningen zoals stadsverwarming geldt over het
algemeen dat als eenmaal afspraken zijn gemaakt, de handhaving eenvoudiger is dan bij woninggebonden
maatregelen. Afspraken over de energievoorziening worden enerzijds met het energiebedrijf gemaakt en
anderzijds met de ontwikkelende partijen en de gebouwbeheerders. Met name de woningcorporaties zijn hierbij
belangrijk. Op het moment dat zij meewerken aan het aansluiten van nieuwbouw en eventueel bestaande bouw,
zal de realisatiekans voor een hogere energieambitie toenemen. Een belangrijke rol die de gemeente kan spelen
is ervoor te zorgen dat bij nieuwbouwlocaties vroegtijdig aandacht besteed wordt aan de energievoorziening. Dit
is nodig omdat het maken van afspraken over warmtelevering doorgaans meer tijd in beslag neemt dan het
aanvragen van een gasaansluiting.
Aanbevelingen
Op dit moment is het van belang dat de gemeente de grote lijnen uitzet. In de projecten kan dan effectief
onderzocht worden of de maatregelen en energievoorzieningen uit de kansenkaart daar haalbaar zijn.
Aanbevolen wordt:
1. Te kiezen voor een verhoogde inspanning ten opzichte van het huidige klimaatbeleid door de voorkeur uit te
spreken voor aanleg van warmtenetten (stadsverwarming) in alle gebieden waar nieuwbouw of een
ingrijpende herstructurering plaatsvindt. Hiermee blijft de optie ‘CO 2-neutraal op termijn’ open. Hiermee
ontstaat tevens een reserve in het potentieel voor CO2-reductie voor als Leiden toch sterker groeit dan in het
autonome scenario is aangenomen of als het gebruik van duurzame elektriciteit terugloopt. Op deze wijze
kan ook bij afwijkende ontwikkelingen voldaan worden aan de Kyoto-doelstellingen en wordt geanticipeerd
op post-Kyoto-beleid.
2. In het verlengde van het huidige klimaatbeleid te verplichten dat ook bij elke locatieontwikkeling tussen de
50 en 250 woningen binnen de gemeente, een energieverkenning wordt uitgevoerd waarbij in ieder geval de
optie warmtelevering nader wordt onderzocht. Dat is nu reeds beleid voor locaties van meer dan 250
woningen. De energieverkenning kan maatwerk zijn, variërend van een energiescan voor de kleinere
projecten tot een complete energievisie voor de grotere projecten. Hierbij is het opnemen in het
10
uitgaande van op dit moment gangbare technieken
3.
4.
5.
besluitvormingsproces van een toetsingsmoment van belang, waarop – gemotiveerd – kan worden
afgeweken van de aanbevelingen van het onderzoek.
Bij afspraken met corporaties, universiteit en andere gebouwbeheerders het onderwerp energie mee te
nemen in de afspraken en in te zetten op maatregelen aan woningen/ gebouwen en het toepassen van
warmtelevering en warmte- en koudeopslag.
Een communicatietraject voor de CO2-kansenkaart op te zetten waarin de aandacht wordt gevestigd op deze
kaart bij corporaties, gebouwbeheerders, energiebedrijf, taskforce woningbouw. Hiertoe een duidelijke
CO2-Kansenkaart voor Leiden te vervaardigen, en deze breed te verspreiden onder projectleiders,
woningcorporaties, gebouwbeheerders onderwijsinstellingen, LUMC, etc.
Betrekken van de uitkomsten van de CO2-Kansenkaart bij het kiezen van alternatieven na het sluiten van de
E.ON-centrale aan de Langegracht en het aflopen van de stadsverwarmingscontracten na 2012.
Download