werk 2 bio laatste versie in versie 2003

advertisement
1. De vacuole van een bepaalde plantecel bevat een paars vocht. De cel wordt in een
zoutoplossing gelegd waarvan de osmotische waarde lager is dan die van het
vacuolevocht. Na een kwartier blijkt de cel nog te leven.
De kleur en de osmotische waarde van het vacuolevocht van deze cel worden
vergeleken met die van de cel onder normale omstandigheden.
Welke veranderingen zullen zijn opgetreden?
Kleur vacuolevocht
A.
B.
C.
D.
Osmotische waarde
vacuolevocht
Hoger
Lager
Hoger
Lager
Donkerder
Donkerder
Lichter
Lichter
2. In onderstaande afbeelding is een dierlijke cel schematisch weergegeven.
Een aantal plaatsen is met de cijfers 1 tot en met 9 aangegeven.
1
2
3
4
9
5
6
8
7
Op welke van de plaatsen vindt de eiwitsynthese plaats?
A.
B.
C.
D.
Alleen op plaats 3.
Alleen op plaats 6.
Alleen op plaats 7.
Alleen op de plaatsen 5 en 8.
1
3. Onderstaande tekening stelt een lengtedoorsnede
van een vaatbundel voor.
Welk (e) cijfer(s) geeft (geven) de houtvaten aan?
A.
B.
C.
D.
Alleen 1.
Alleen 2.
Alleen 3.
Alleen 1 en 4.
4. In onderstaand schema is de ontwikkeling weergegeven van een zaadbeginsel van
een plant.
Tussen welke stadia treedt mitose op?
A.
B.
C.
D.
Tussen stadium 1 en stadium 2.
Tussen stadium 2 en stadium 3.
Tussen stadium 3 en stadium 4.
Tussen stadium 3 en stadium 7.
2
5. Nevenstaande tekening stelt een door
midden gesneden bloem voor.
Welk deel kan of welke delen
kunnen uitgroeien tot een vrucht?
A.
B.
C.
D.
Alleen 1.
Alleen 2.
Alleen 3.
Alleen 2 en 3.
6. Nevenstaande afbeelding geeft schematisch
de ligging van enkele organen in het bekken
van een vrouw weer.
Een aantal organen is met de cijfers
1 tot en met 4 aangegeven.
4
3
2
1
In welk orgaan vindt de ontwikkeling
van een embryo plaats?
De ontwikkeling van een embryo vindt plaats in:
A. orgaan 1
B. orgaan 2
C. orgaan 3
D. orgaan 4
7. Bij mensen komt een afwijking voor waarbij pigmenten in bepaalde weefsels
ontbreken. Mensen met een dergelijke afwijking worden albino’s genoemd.
Het allel voor albinisme is X – chromosomaal.
Een albino man trouwt met een niet – albino vrouw.
Hun eerste dochter is een albino.
Is het allel voor albinisme dominant of recessief?
De vrouw is in verwachting van een zoon.
Hoe groot is de kans dat deze zoon een albino is?
A.
B.
C.
D.
Het allel voor
albinisme is
recessief
recessief
dominant
dominant
Kans dat de
zoon albino is, is
100%
50%
25%
0%
3
8. In een X-chromosoom van een muis is door mutatie een recessief letaal allel
ontstaan. Individuen, met het door dit recessieve allel bepaalde fenotype, sterven in
een vroeg embryonaal stadium.
Het geslacht van een muis wordt op dezelfde wijze bepaald als bij de mens.
Naar aanleiding van deze mutatie worden twee beweringen gedaan:
1. dit recessieve allel kan zowel door mannetjes als door vrouwtjes aan het
nageslacht worden doorgegeven.
2. bij een vrouwtje met dit letaal allel zal naar verwachting elke worp voor
1
1
deel uit mannetjes en voor deel uit vrouwtjes bestaan.
3
4
Welke bewering(en) is ( zijn) juist?
A. Alleen 1.
B. Alleen 2.
C. 1 en 2.
D. 1 en 2 zijn onjuist.
9. De stamboom hieronder geeft de overerving van vingerlengte weer. Het allel voor
lange vingers is dominant over dat voor korte vingers. Er is geen sprake van mutatie
in de genen.
Kan bovengenoemde eigenschap worden veroorzaakt door een X – chromosomaal
allel?
Welk fenotype heeft nummer 10? En welk individu zal als eerst het recessief allel in
deze stamboom hebben overgedragen?
A. Neen, dit allel is niet X – chromosomaal; nummer 10 heeft lange vingers en
nummer 2 heeft dit allel als eerst overgedragen.
B. Neen, dit allel is niet X – chromosomaal; nummer 10 heeft korte vingers en
nummer 7 heeft dit allel als eerst overgedragen.
C. Ja, nummer 10 heeft korte vingers en nummer 1 heeft dit allel als eerst
overgedragen.
D. Ja, nummer 10 heeft lange vingers en nummer 2 heeft dit allel als eerst
overgedragen.
4
10. Vindt er in ééncellige groenwieren koolstofassimilatie plaats? Zo ja, wat is de
energiebron voor deze wieren?
A.
B.
C.
D.
Neen, omdat deze wieren heterotrofe organismen zijn.
Ja, de energiebron is licht.
Ja, de energiebron is een anorganische stof ( meestal een zout).
Ja, de energiebron is zwavelwaterstof.
11. Romeo denkt dat het maken van yoghurt een manier is om een melkproduct langer
houdbaar te maken. Om dit na te gaan doet hij het volgende:
hij bewaart een fles verse melk en een fles yoghurt beide geopend in de koelkast.
Bij het open – en dichtgaan van de koelkast kunnen bacteriën en schimmels van de
lucht in beide flessen terecht komen.
Na een week wordt de smaak van de inhoud van beide flessen getest.
De melk is zuur geworden. De yoghurt is nauwelijks van smaak veranderd en is niet
bedorven.
Waardoor kunnen de meeste micro – organismen, die in de lucht voorkomen wel
groeien in de verse melk, maar niet in de yoghurt?
Doordat…
A. de pH van yoghurt nooit kan veranderen.
B. de pH van de yoghurt voor de groei van micro – organismen te laag is door
aanwezige melkzuur.
C. de pH van de yoghurt voor de groei van micro – organsimen te hoog is door
aanwezige melkzuur.
D. yoghurt geen energierijke stoffen bevat voor micro – organismen.
5
12. In onderstaande afbeelding is schematisch een zenuwcel van de mens getekend.
De pijl geeft de impulsgeleidingsrichting aan. Bepaalde delen zijn met letters
aangegeven.
Q
S
R
P
Welk type zenuwcel is hierboven afgebeeld?
Welke letter geeft het axon aan?
Type
zenuwcel
A.
B.
C.
D.
motorische
sensorische
motorische
sensorische
Axon
aangegeven
met letter
R
S
P
Q
13. Verloopt de reflexboog van de kuitspierreflex via de hersenstam, het ruggemerg, de
grote hersenen of de kleine hersenen?
De reflexboog verloopt via..
A.
B.
C.
D.
de hersenstam
het ruggemerg
de grote hersenen
de kleine hersenen
14. Welke uitspraak over het zenuwstelsel is juist?
A. Hoe sterker de prikkel, des te groter is de impulssterkte.
B. De sprongsgewijze impulsgeleiding verloopt trager dan de impulsgeleiding in een
uitloper zonder myelineschede.
C. Indien alle sensorische zenuwcellen in je linkervoet zijn verdoofd (uitgeschakeld)
treedt er geen voetzoolreflex in je linkervoet op.
D. De maag wordt alleen geїnnerveerd door het parasympathische zenuwstelsel.
6
15. Alwin heeft na school erge honger en moet op de fiets naar huis. Hij is na 25 minuten
fietsen thuis en kan dan pas eten.
Welke hormonen worden vooral afgegeven tijdens het fietsen naar huis waarbij hij
niets gegeten heeft?
A.
B.
C.
D.
Adrenaline en glucagon.
Adrenaline en insuline
Glucagon en insuline
Adrenaline, glucagon en insuline.
16. In een donkere ruimte kijkt een proefpersoon naar een brandende kaars die vanaf
2 m van deze persoon geleidelijk wordt verplaatst naar een afstand van 15 cm.
Hij blijft de kaars scherp zien.
Zal hierbij de kringspier in de iris zich samentrekken of zich ontspannen?
En de accommodatiespier?
A.
B.
C.
D.
Beide spieren ontspannen zich.
Beide spieren trekken zich samen.
De kringspier in de iris ontspant zich en de accommodatiespier trekt zich samen.
De kringspier in de iris trekt zich samen en de accommodatiespier ontspant zich.
1
2
17. Nevenstaande tekening geeft een doorsnede
weer van een oog van een mens.
3
Wordt op plaats 1 licht gebroken?
En wordt op plaats 2 en 3 licht gebroken?
A.
B.
C.
D.
Alleen op plaats 2 wordt licht gebroken.
Alleen op plaats 1 en 2 wordt licht gebroken.
Alleen op plaats 2 en 3 wordt licht gebroken.
Zowel op plaats 1, 2 als op plaats 3 wordt licht gebroken.
7
18. Voor een bepaald deel van het darmkanaal geldt:
1. er bevinden zich spijsverteringsklieren in de wand,
2. er wordt aan het voedsel veel slijm toegevoegd,
3. er wordt een stof afgescheiden die bacteriën doodt.
Op welk deel van het darmkanaal is dit van toepassing?
A.
B.
C.
D.
De mond.
De maag.
De dunne darm.
De dikke darm.
19. In sojabonen komt het enzym urease voor dat ureum afbreekt.
Bij deze afbraak ontstaat onder andere de schadelijke stof ammoniak.
Toch heeft iemand die veel sojabonen eet hier geen last van.
Hiervoor worden de volgende verklaringen gegeven.
1.
2.
3.
4.
Urease uit sojabonen is alleen in sojabonen werkzaam.
Urease wordt in het spijsverteringskanaal afgebroken.
Urease wordt in de lever afgebroken.
Urease wordt door de nieren uitgescheiden.
Welke verklaring is het meest waarschijnlijk?
A.
B.
C.
D.
Verklaring 1.
Verklaring 2.
Verklaring 3.
Verklaring 4.
20. Als droge buitenlucht wordt ingeademd, wordt deze altijd verzadigd met
waterdamp.
In welke van de volgende delen van de luchtwegen neemt de lucht waterdamp op?
A.
B.
C.
D.
Alleen in de mondholte.
Alleen in de neusholte en luchtpijp.
Alleen in de mondholte en neusholte.
In de mondholte, neusholte en luchtpijp.
8
21. Welke spieren trekken zich samen bij een diepe inademing?
A.
B.
C.
D.
Alleen de middenrifspieren en de buitenste tussenribspieren.
Alleen de buitenste tussenribspieren en de buikspieren.
De middenrifspieren, de buitenste tussenribspieren en de buikspieren.
De middenrifspieren, de buitenste tussenribspieren en de halsspieren.
22. Bij hemofilie ( bloederziekte) stolt het bloed na een verwonding niet of heel
langzaam doordat in het bloed een stollingsfactor ontbreekt.
Behalve stollingsfactoren in het bloedplasma zijn bij de
bloedstolling van groot belang …..
A.
B.
C.
D.
de antigenen op de rode bloedcellen.
de bloedplaatjes.
de antistoffen.
de witte bloedcellen.
23. Bij een embryo ontstaat in een armspier koolstofdioxide. Dit koolstofdioxide
passeert op weg naar de placenta in ieder geval de holle ader van het embryo.
Welk bloedvat van het embryo passeert het koolstofdioxide op weg naar de placenta
behalve de holle ader in ieder geval nog meer?
A. Een nierslagader.
B. Een longslagader.
C. Een navelstrengader.
D. De navelstrengslagader.
24. Door ophoping van melkzuur in de kuitspieren ontstaat een vermoeid gevoel
(verzuurde benen).
Wat gebeurt er met dit opgehoopte melkzuur in de spiercellen?
A. Het melkzuur gaat naar de lever waar het wordt omgezet in glucose om het dan
verder te dissimileren.
B. Het melkzuur gaat naar de nieren om daar uitgescheiden te worden.
C. Het melkzuur wordt in de twaalfvingerige darm omgezet in vetzuren om de pH te
neutraliseren.
D. In de spiercellen wordt dit melkzuur omgezet in aminozuren om daarna eiwitten
uit te synthetiseren.
9
25. Onderstaande tekening geeft schematisch een deel van een orgaan in het lichaam
van de mens weer.
Is de eiwitconcentratie het hoogst in een lymfevat of in een haarvat?
Welke voedingsstof zorgt er vooral voor dat de weefselvloeistof terugkeert in een
bloedvat?
A.
B.
C.
D.
26.
Eiwitconcentratie het
hoogst in
lymfevat
lymfevat
haarvat
haarvat
Voedingsstof die voor de
terugkeer zorgt, is
glucose
eiwit
glucose
eiwit
Wat gebeurt er met het grootste
deel van het water dat door de wandcellen van het nierkanaaltje wordt
geresorbeerd uit de voorurine?
A.Het wordt aan het nierbekken afgegeven.
B.Het wordt door de cellen van het nierkanaaltje vastgehouden.
C.Het wordt aan het bloed afgegeven.
D.Het wordt door het nierkapseltje geresorbeerd.
10
27. Onderstaande tekening geeft schematisch een niereenheid van een mens weer. Ureum
komt in de niereenheid terecht.
1
Via welke van de aangegeven plaatsen kan ureum de nier verlaten?
A.Alleen via 1.
B.Alleen via 2.
C.Alleen via 3.
D.Alleen via 4.
28. Mensen die besmet zijn met het HIV maar nog geen verschijnselen van aids
vertonen, noemt men HIV – seropositief. Men kan met een test onderzoeken of
iemand HIV – seropositief is. Er wordt dan wat bloedserum van de te testen persoon
bij delen van het HIV gebracht. Als de persoon HIV – seropositief is, vindt er een
reactie plaats.
Tussen welke delen van het HIV en welke delen van het bloedserum vindt dan een
reactie plaats?
Er vindt een reactie plaats tussen …
A.antistoffen en de buitenkant van het HIV.
B.antistoffen en het erfelijke materiaal van het HIV.
C.antigenen en de buitenkant van het HIV.
D.antigenen en het erfelijke materiaal van het HIV.
29. Op de takken van een manjaboom groeit de fowroedotie.
Welke samenlevingsvorm bestaat er tussen de manjaboom en de fowroedotie?
A.Competitie.
B.Parasitisme.
C.Mutualisme.
D.Commensalisme.
11
30. Over de vertering van verschillende voedingsstoffen in het lichaam van de mens
worden de volgende uitspraken gedaan:
1.spijsverteringssappen bevatten enzymen voor de vertering van alle soorten
koolhydraten, maar niet voor de vertering van alle soorten eiwittten,
2.eiwitten kunnen in het lichaam bouwstenen leveren voor de vorming van
koolhydraten,
3.dissimilatie van één gram vet levert evenveel energie als dissimilatie van één gram
koolhydraat.
Welke uitspraak is of welke uitspraken zijn juist?
A. Alleen uitspraak 1.
B. Alleen uitspraak 2.
C. Alleen uitspraak 3.
D. De uitspraken 2 en 3.
31. Twee beweringen zijn gegeven:
Te sterke voedsel concurrentie met soortgenoten kan worden tegengegaan door een
territorium te vormen.
Coöperatie met soortgenoten biedt vaak bescherming tegen predatoren.
Welke bewering (en) is (zijn) juist?
A.
B.
C.
D.
Alleen 1.
Alleen 2.
1 en 2 zijn juist.
1 en 2 zijn onjuist.
32. Hieronder staan vier kenmerken van planten.
1. Er bevinden zich luchtkanalen in de stengel.
2. De bladeren hebben een dunne cuticula.
3. Er bevinden zich huidmondjes aan de onderkant van de bladeren.
4. De bladeren zijn hard en ruw.
Welke kenmerken kun je aantreffen bij landplanten in een droogmilieu?
A.
B.
C.
D.
Alleen 1 en 2.
Alleen 2 en 3.
Alleen 1, 3 en 4.
Alleen 3 en 4.
12
Openvragen:
33. Om mogelijke afwijkingen van een ongeboren kind te onderzoeken kan een
vruchtwaterpunctie worden gedaan. Hierbij wordt via een buisje dat door de
buikwand en door de wand van de baarmoeder van de zwangere vrouw gaat, een
kleine hoeveelheid vruchtwater opgezogen. De in het vruchtwater zwevende cellen
worden onderzocht. Vruchtwater bevat geen cellen van de moeder.
3 pnt
Geef hiervoor een verklaring.
34. Met betrekking tot het ABO – bloedgroepensysteem bij de mens zijn er drie allelen:
IA, IB, i. De allelen IA en IB zijn dominant over het allel i.
Het huwelijk van een echtpaar met 3 kinderen staat op springen omdat de man
beweert dat het eerste kind niet van hem is.
1 pnt
4 pnt
De man heeft bloedgroep O en de vrouw heeft bloedgroep AB. Het oudste kind heeft
bloedgroep O en de twee andere kinderen hebben respectievelijk bloedgroep A en
bloedgroep B.
Heeft de man volgens jou gelijk of niet?
Leg je antwoord duidelijk uit!
35. A. Welke overeenkomst is er tussen chemoautotrofe en fotoautotrofe organismen?
1 pnt B. Wat is de energiebron van :
1. zwavelbacteriën
3 pnt
2. nitrietbacteriën
3. nitraatbacteriën
36. Reena zit aandachtig een boek te lezen. Een tor vliegt haar kamer binnen en botst
tegen haar voorhoofd aan. Ze knijpt haar ogen in een reflex dicht.
Zes delen in haar lichaam zijn:
1. motorische zenuwcel,
2. schakelcel in het ruggemerg,
3. sensorische zenuwcel,
4. effector,
5. schakelcel in de hersenstam,
6. spierzintuig.
2 pnt
2 pnt
Geef aan welke delen in de juiste volgorde bij het optreden van de ooglidreflex wel
betrokken kunnen zijn.
Licht je antwoord toe!
13
37. In onderstaande afbeelding is schematisch de sterilisatie bij een man weergegeven.
a. Zal de onderbreking zoals aangegeven in de tekening gevolgen hebben voor de
testosteronconcentratie in het bloed van deze man?
1 ½ pnt
Leg je antwoord uit!
2 pnt
b. Zal deze man nog een erectie kunnen krijgen?
Leg je antwoord uit!
38. In bepaalde delen van het spijsverteringskanaal van de mens worden stoffen opgenomen in
het bloed.
Waar vindt voornamelijk de opname van glucose plaats?
Is dit een actief of een passief proces?
2 pnt
Verklaar je antwoord!
39. Vaten in het lichaam van de mens zijn:
 de onderste holle ader,
 een beenader,
 de rechterlymfestam,
 haarvaten van de hartspier,
 de leverslagader
1 ½ pnt
3 pnt
In welke van deze vaten bevinden zich kleppen?
40. In de loop der jaren treedt in een bepaalde kreek eutrofiëring op.
Hierdoor nemen de cyanobacteriën en algen sterk in aantal toe ten koste van vele onder
water levende planten. Het gevolg is dat het water troebel wordt.
Noem een activiteit van de mens die tot eutrofiëring kan leiden.
14
Download