Van hartklep tot hersenvocht

advertisement
Het succes van unieke publiekprivate samenwerking
Van hartklep tot hersenvocht
Het succes van unieke publiekprivate samenwerking
Van hartklep tot hersenvocht
Voorwoord
5
Voorwoord
6
Glaasje hersenvocht geeft gegevens bloot over centrale zenuwstelsel
10
Nieuwe hartklep dankzij regenererende technologie
14
Op zoek naar een antwoord op de kille sluipmoordenaar
18
Ernstige ziektes opsporen voordat ze zich openbaren
22
Immuniteit uit een potje
26
Kunststof ingezet als middel tegen wervelkolomslijtage
30
Onderzoekers kunnen met kleur elke kankercel vinden
34
Unieke aanpak biedt hoop voor miljoenen patiënten
38
Colofon
Er gebeurt iets bijzonders in Nederland. Bedrijfsleven, kennisinstellingen en
overheden bundelen krachten voor hoogwaardig onderzoek in Life Sciences.
De vorm en schaal zijn uniek. Een gemeenschappelijke investering van groot
belang voor economie en maatschappij.
Publiekprivate samenwerkingen als TI Pharma, BMM, CTMM en NGI gaan aan
de slag voor baanbrekende vooruitgang in innovatieve geneesmiddelen, diagnostische tests, persoonsgebonden medicatie en behandelwijzen, biomedische
materialen en genenonderzoek. Daarbovenop versnelt het innovatieprogramma
Life Sciences & Gezondheid de vertaling van kennis naar economisch en
maatschappelijk rendement. Het streven is om in de komende tien jaar het aantal
onderzoeksgerichte ondernemingen explosief te laten groeien, de omzet van de
sector te verdubbelen en middels onderzoek concrete innovaties voor klinieken
en patiënten te realiseren.
Nederland levert daarmee een grote bijdrage aan een betere toekomst. De
samenwerking tussen academici, industrie en overheid wordt internationaal
geroemd. De combinaties van grote met kleine bedrijven, ingenieurs met artsen,
farmaceuten met biologen, genetici met voedingsdeskundigen en filosofen met
economen, werpen verrassende vruchten af.
In deze bundel treft u een aantal concrete voorbeelden aan van onderzoeksprojecten binnen de verschillende publiekprivate samenwerkingen. Ambities die
Nederland naar een internationale koppositie kunnen brengen in Life Sciences.
Ambities die de kwaliteit van leven verbeteren. Voorbeelden om trots op te zijn
en waarvan er velen zullen volgen.
Benno van Dongen
Partner bij Roland Berger Strategy Consultants en betrokken bij
de oprichting en totstandkoming van diverse innovatieprogramma’s
en publiekprivate samenwerkingen.
4
Van hartklep tot hersenvocht
Van hartklep tot hersenvocht
5
Nederlanders werken aan doorbraken in ziektes als
alzheimer, parkinson, schizofrenie
Glaasje hersenvocht geeft gegevens
bloot over centrale zenuwstelsel
1 oktober 2007 | Het Financieele Dagblad
Door: Alain van Gool en Daan Crommelin | Leiden
Graphic: Frederik Ruys, Het Financieele Dagblad
E
en op de vier Nederlanders krijgt te maken met een hersenaandoening, zo
blijkt uit recente cijfers van de Hersenstichting. Nederland geeft h 17 mrd
per jaar uit aan behandeling van hersenziektes als alzheimer, parkinson en
schizofrenie, maar we weten niet waarom iets de ene keer wel werkt en de
andere keer niet. Om die aandoeningen te kunnen bestrijden, is eigenlijk
onderzoek onder de schedel nodig.
Zo’n heftige ingreep is straks niet meer nodig, als het aan TI Pharma ligt. In dit
topinstituut werken we aan grootschalige analyse van hersenvocht en hopen op
doorbraken om miljoenen hersenpatiënten te kunnen helpen. Net als bloedanalyse nu wordt ingezet om organen te bestuderen en conclusies te trekken over
de staat van weefsels en aanwezigheid van ziektes, zo moet de analyse van
hersenvocht bijdragen aan het vergaren van informatie over hersenaandoeningen. Over ziektes als alzheimer, multiple sclerose en depressie kan bloedonderzoek nauwelijks informatie geven. De hersenvloeistof CSF (cerebrospinal fluid)
biedt die informatie over ons centrale zenuwstelsel wel.
Bij alles wat in de hersenen gebeurt als je nadenkt of rent, maar ook bij pijn of
verliefdheid en bij celdeling en genezing vinden chemische reacties plaats die
restproducten achterlaten. Deze eiwitten en andere stoffen als adrenaline en
glucose, komen allemaal in de hersenvloeistof terecht. Die eiwitten en andere
stoffen kunnen informatie bieden over de aanwezigheid van ziektes. Met dit
vocht kunnen we dus de hersenen bestuderen zonder de schedel te lichten.
Deze vloeistof stroomt namelijk via de hersenen en langs de wervelkolom
omlaag. Daar kan het met een naald worden afgetapt.
6
Van hartklep tot hersenvocht
Van hartklep tot hersenvocht
7
Doorbraken Ziektes verklaard
In het hersenvocht kunnen mogelijk stoffen getraceerd worden die een verklaring geven voor
aandoeningen aan het zenuwstelsel. Die stoffen worden biomarkers genoemd. Als dit onderzoek
slaagt, kan dit leiden tot doorbraken op vier terreinen:
n Vroege en accurate diagnostiek
n Effectievere ontwikkeling van medicijnen
n Gepersonaliseerde geneesmiddelen
n Nauwkeurige monitoring ziekteverloop
Als we vervolgens kunnen aantonen dat eiwit B in combinatie met stof F
alleen voorkomt bij alzheimer, kunnen we deze combinatie gebruiken als
indicator voor deze ziekte. Met zulke kennis kunnen we vaststellen wat
iemand mankeert, maar kunnen we ook bestuderen en voorspellen hoe de
patiënt reageert op behandeling.
Onderzoekers wereldwijd volgen ons project met grote belangstelling. We
staan echter nog wel voor pittige uitdagingen. Zo moeten we de hoeveelheid
hersenvocht die we nodig hebben verminderen, zodat we vele analyses
kunnen uitvoeren met kleine hoeveelheden. De benodigde hoeveelheden zijn
nu nog gelijk aan bloedanalyses, maar hersenvocht is veel moeilijker te
verkrijgen. Daarbij geldt dat van bloed een volwassene bijna zes liter heeft,
van hersenvocht niet meer dan 150 milliliter.’
Bovendien is het een uitdaging om de miljoenen combinaties van eiwitten en
andere stoffen in kaart te brengen en te koppelen aan specifieke hersenprocessen. Als de hordes zijn genomen, staan we voor fenomenale doorbraken. n
Prof. dr Daan Crommelin is scientific director TI Pharma. Dr Alain van Gool is director
Genomics & Proteomics Organon en leidt dit project.
TI Pharma Veertig projecten
In het topinstituut Pharma (TI Pharma) werken ruim veertig kennisinstellingen en bedrijven samen
aan onderzoek naar nieuwe medicijnen. Het topinstituut, opgericht in 2006, wordt gefinancierd door
overheid, bedrijven en kennisinstellingen, met een totaalbudget van € 260 mln voor vier jaar. Het
onderzoeksprogramma omvat ruim veertig projecten, waarvan het hierboven beschreven onderzoek
naar hersenvocht er een is. Aan elk project werken minimaal drie partners, van wie ten minste één
academische en één industriële partner. De projecten beslaan nagenoeg alle ziektegebieden.
Topinstituut Pharma genereert nieuwe therapeutische ideeën en vertaalt ze naar patenten die
bedrijven kunnen gebruiken voor de ontwikkeling van geneesmiddelen. Daarnaast zoekt het
topinstituut naar manieren om het ontwikkelingstraject voor nieuwe medicijnen te verkorten.
Onderzoekspartners in het hersenvochtproject zijn Erasmus MC, RU Groningen, Universiteit Leiden,
TNO Kwaliteit van Leven, Radboud Universiteit Nijmegen, Organon en Solvay Pharmaceuticals.
8
Van hartklep tot hersenvocht
Van hartklep tot hersenvocht
9
Topinstituut biomedische materialen werkt aan technologie die lichaamscellen
traint defecte organen te vervangen door nieuw gekweekte exemplaren
Nieuwe hartklep dankzij
regenererende technologie
15 oktober 2007 | Het Financieele Dagblad
Door: Frank Baaijens en Emiel Staring | Geleen
Graphic: Mieke Roth, Het Financieele Dagblad
D
e wereld van morgen: via een sneetje in de lies manoeuvreert een arts
een kunststof bouwwerkje naar binnen, via de bloedbaan naar uw hart.
Hier aangekomen, ontvouwt het zich tot een prima functionerende, kunstmatige hartklep, die vervolgens een fascinerend biomedisch proces ontketent.
Het materiaal van dit bouwwerkje bewerkstelligt de groei van een nieuwe,
lichaamseigen en kerngezonde hartklep om ten slotte zelf als suiker in water
op te lossen.
De wereld van nu: u krijgt een hartaandoening waardoor uw hartklep moet
worden vervangen. Van gezonde ouder, vriend of werknemer bent u plotseling
hartpatiënt. Afhankelijk van leeftijd en levensstijl, plaatst een arts operatief
een mechanische of een varkenshartklep, waarmee u – met geluk – enkele
decennia vooruit kunt. De protheses groeien immers niet mee, waardoor de
procedure twee, drie keer, en met pech nog vaker uitgevoerd moet worden.
En open hartchirurgie is bepaald geen poliklinische ingreep.
Terug naar morgen: vrijwel direct na aankomst in het hart, start de ingebrachte hartklep met de werving van cellen uit het lichaam. De tijdelijke kunstklep
is gemaakt van poreus materiaal, zodat cellen van de patiënt hier gemakkelijk
in kunnen groeien. Het materiaal scheidt stoffen af die cellen rekruteren,
trainen en aan de tijdelijke klep hechten, waardoor binnen enkele weken een
nieuwe, duurzame hartklep ontstaat.
Nu is dit nog sciencefiction, maar het BioMedical Materials-programma (BMM),
een publiek-privaat initiatief voor onderzoek naar biomedische materialen,
hoopt snel de benodigde doorbraken te realiseren. Als alles goed gaat, kunnen
10
Van hartklep tot hersenvocht
Van hartklep tot hersenvocht
11
Het is een natuurlijk
proces, vergelijkbaar
met het helen van een wond
Doorbraken Topinstituut BMM
Het Topinstituut Biomedical Materials Programme (BMM) is een nationaal onderzoeksprogramma
waarin vele kennisinstellingen, bedrijven en patiëntenorganisaties samenwerken aan doorbraken
op het gebied van biomedische materialen. Het programma krijgt geld van rijksoverheid,
kennisinstellingen en bedrijven, met een totaal budget van € 90 mln voor vijf jaar. Het onderzoek
richt zich op complexe en risicovolle open innovatie. De onderzoeksthema’s komen tot stand door
beoordeling van onafhankelijke deskundigen uit het bedrijfsleven en de academische wereld, op
basis van de behoefte aan nieuwe technologieën die een oplossing bieden voor diverse ziektebeelden. Partners binnen het topinstituut zijn DSM, Fortimedix, Fujifilm Life Science, InnoCore,
Medtronic, Organon, PharmaCell, Pharming, Philips Research, Polyganics, Purac, TNO, Nierstichting, Hartstichting, universiteiten van Eindhoven, Groningen, Maastricht, Nijmegen, Twente,
Utrecht en de universitair-medische centra van Groningen, Leiden, Maastricht, Nijmegen,
Rotterdam en Utrecht.
medici het materiaal al over zeven tot vijftien jaar in de operatiekamer van de
plank trekken.
Op alle plaatsen kan het lichaam cellen inzetten om bloedvaten en spieren te
herstellen. Wat biomedici proberen, is dit proces op specifieke locaties te
stimuleren en te faciliteren. Het ingebrachte materiaal zet de cellen aan om in
snel tempo een hartklep te produceren en biedt tegelijk een werkende klep als
fundament.
Op dit moment zijn biomedici al in staat om de cellen buiten het lichaam
zodanig te trainen dat ze op de poreuze kunststof een hartklep ontwikkelen.
We plaatsen de cellen in een kweekomgeving vergelijkbaar met de gewenste
plek in het lichaam, een bioreactor genoemd, en zetten de cellen aan tot het
ontplooien van processen die ook daar plaats vinden.
Wekenlange nabootsing van de pompbeweging van het hart hersenspoelt de
cellen op een gegeven moment dusdanig dat ze denken: ik ben een hartklep!
De kunst is om dit proces in het lichaam te laten plaatsvinden, terwijl de
hartfunctie gewoon doorgaat.
Als biomedici erin slagen het materiaal van de drager zo te optimaliseren dat
deze enerzijds succesvol cellen kan werven, trainen en hechten, anderzijds op
kan lossen na de voorgeschreven tijd én tussentijds vlekkeloos de functie van
het orgaan kan overnemen, dan is dat een medische doorbraak met grote
gevolgen.
Deze techniek stimuleert en versnelt het regeneratieve vermogen van het
menselijk lichaam. Dit kan straks bij een hartklep, maar evenzeer bij
botweefsel, verstopte bloedvaten, defecte nieren en kapot kraakbeen. Door dit
onderzoek kunnen we dergelijk letsel in de toekomst wellicht permanent
herstellen. n
Prof. dr Frank Baaijens is wetenschappelijk directeur BMM en hoogleraar Tissue Engineering
TU Eindhoven. Emiel Staring is algemeen directeur BMM en een van de voortrekkers van het
topinstituut.
12
Van hartklep tot hersenvocht
Van hartklep tot hersenvocht
13
Nederlandse onderzoekers werken aan een doorbraak in de
strijd tegen nierfalen
Op zoek naar een antwoord
op de kille sluipmoordenaar
29 oktober 2007 | Het Financieele Dagblad
Door: Marja van Luyn en Tom Oostrom | Bussum
Graphic: Mieke Roth, Het Financieele Dagblad
R
uim 40.000 Nederlanders lijden aan nierfalen: een sluipend en onomkeerbaar ziekteproces. De werking van de nieren neemt geleidelijk af, en
klachten ontstaan meestal als de nieren nog maar voor twintig tot dertig
procent werken. Laat dus. Vaak té laat.
Op dit moment zijn dialyse en niertransplantatie de enige opties bij ernstig
nierfalen. Door de schaarste van orgaandonoren is een meerderheid van de
patiënten aangewezen op dialyse. Hoewel dialyse levensverlengend werkt,
gaat het gepaard met serieuze klachten en diëten, strakke leefregels en
bovenal – door de grote kans op complicaties – een ernstige bedreiging van de
gezondheid. Een patiënt moet vaak drie keer per week worden ‘aangesloten’
op het dialyseapparaat, gedurende drie tot vijf uur per keer. Dialyse is geen
leven, het is overleven.
De nier is een van de belangrijkste en meest complexe organen in het
menselijk lichaam. Het combineert tal van vitale functies die er voor zorgen
dat bijvoorbeeld het hart zijn werk kan doen. Het is geen sinecure om een
adequate vervanging te fabriceren. Op initiatief van de Nierstichting wordt nu
bij het Nederlandse topinstituut Biomedical Materials (BMM) gewerkt aan de
ontwikkeling van een implanteerbare biologische kunstnier. Iets dat lange tijd
verre van mogelijk leek.
De orgaannabootsing moet een aantal van de nierfuncties overnemen, wat
betekent dat zij afvalstoffen uit het bloed verwijdert, continu zorgt voor een
goede vochtbalans, bloeddruk en bloed- en zuurstofvoorziening en mogelijk
ook hormonen als epo aanmaakt. Voorzichtig wordt gefluisterd dat de eerste
resultaten hiervan binnen tien jaar te realiseren zijn.
14
Van hartklep tot hersenvocht
Van hartklep tot hersenvocht
15
De kunstnier bestaat uit membranen met gekweekte menselijke niercellen die
afvalstoffen selectief kunnen verwijderen en tegelijkertijd belangrijke, goede
stoffen terugfilteren naar het lichaam. We hebben het dus over een compact en
biologisch ‘neporgaan’, dat tevens betaalbaar moet zijn voor grootschalig
gebruik.
De verschillende onderzoekspartners gaan nu aan de slag om membranen
te ontwikkelen die zonder complicaties in de bloedbaan kunnen worden
geplaatst. Ook wordt gewerkt aan het vinden van een geschikte bron van
nier(stam)cellen en aan een manier om deze cellen te kweken buiten het
lichaam. Voorts moet er een bescherming worden gevonden waardoor de
membranen en cellen niet worden afgestoten of immuunreacties veroorzaken.
Uit wetenschappelijke analyses blijkt dat voor de ontwikkeling van een
biologische kunstnier de implantatie zelf de grootste uitdaging biedt. De
aansluiting op bloedvaten en urineleiders in het lichaam vraagt om veel extra
kennis, techniek en tijd. Bovendien mag het orgaan niet worden afgestoten
of afgebroken.
Het grote aantal patiënten en de kwaliteit van huidige behandelingen
schreeuwen om snelle verbetering. Daarom worden in het onderzoek twee
tussenstations ingelast. De eerste stap op weg naar het implanteerbare
ideaalbeeld is een kleine kunstnier die buiten het lichaam wordt gedragen en
nog geen menselijke cellen bevat. Deze kan echter wel 24 uur per dag het
bloed filteren en voorkomt de moeheid, misselijkheid en bewegingsbeperkingen van een dialyseapparaat. Stap twee is een kleine draagbare nier mét
gekweekte menselijke cellen, die de functie van de nierbuisjes kan vervangen.
Het streven is om de eerstgenoemde kunstnier binnen zeven tot tien jaar
beschikbaar te laten komen.
Aanvankelijk waren medische en wetenschappelijke wereld sceptisch over de
ambities een biologische (implanteerbare) kunstnier te ontwikkelen. Nu
duidelijk is hoeveel kennis er in Nederland op verschillende deelgebieden
voorhanden is, groeit het geloof en enthousiasme. Bovendien is er de sterke wil
om nierpatiënten overal ter wereld een beter leven te bieden. De nieuwe biologische nier zou hier een even baanbrekend als prachtig resultaat van zijn. n
Prof. dr Marja van Luyn is hoogleraar Tissue Engineering aan de Rijksuniversiteit Groningen,
drs Tom Oostrom is adjunct-directeur van de Nierstichting
16
Van hartklep tot hersenvocht
Topinstituut BMM Publiek-privaat initiatief
Het onderzoek binnen topinstituut Biomedical Materials (BMM) wordt uitgevoerd door experts en
instellingen uit diverse disciplines, zoals clinici, cel- en moleculairbiologen, fysiologen en
biochemici. De consortiumpartners zijn: Nierstichting Nederland, Nederlandse Hartstichting,
Koninklijke DSM, Philips Research, Organon, Fuji Photo Film Life Sciences, Pharming, Fortimedix,
Innocore, Pharmacell, Polyganics, Technische Universiteit Eindhoven, Universiteit Twente, TNO, de
universiteiten van Groningen, Nijmegen, Maastricht, Utrecht en de Universitair Medische Centra
van Groningen, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam en Utrecht.
Dialyse Schoon bloed
Nierdialyse helpt het bloed van nierpatiënten schoon te houden. Dialyseren kan via hemodialyse
of peritoneaaldialyse. Bij hemodialyse filtert een apparaat het bloed. Patiënten liggen aan het
dialyseapparaat, terwijl via een naald in de bloedbaan het bloed naar het apparaat wordt
gepompt, waar het bloed wordt gespoeld. Bij peritoneaaldialyse wordt spoelvloeistof in de
buikholte gebracht. Bijvoorbeeld door iedere nacht met een speciale machine en een slangetje
door de buikwand via een buikkatheter spoelvloeistof leeg te laten lopen.
Van hartklep tot hersenvocht
17
Moleculaire beeldvorming belooft meer kans op behoud van
leven en levenskwaliteit
Ernstige ziektes opsporen voordat ze
zich openbaren
12 november 2007 | Het Financieele Dagblad
Door: Hans Hofstraat en Peter Luijten | Eindhoven
Graphic: Mieke Roth, Het Financieele Dagblad
L
ongkanker, om een voorbeeld te noemen, is een verschrikkelijke ziekte. Een
longtumor openbaart zich dikwijls erg laat, pas wanneer een patiënt de eerste
klachten krijgt. Het duurt vervolgens vaak maanden voordat duidelijk is of een
behandeling zal aanslaan. Zo niet, dan is kostbare tijd verloren voordat met een
hopelijk effectievere behandeling kan worden begonnen. In de meeste gevallen is
de prognose ronduit slecht; meer dan 80 procent van de patiënten overlijdt binnen
twee jaar.
Het zou veel beter zijn wanneer bekend is wie aanleg heeft voor longkanker, zodat
tumoren bij die mensen eerder kunnen worden ontdekt. In dat geval kunnen die
patiënten met meer kans op succes worden behandeld en kan eerder worden
vastgesteld of behandelingen effect zullen hebben. Dit futuristische beeld wordt
binnen afzienbare tijd bewaarheid dank zij nieuwe medische technieken om
ziektes op te sporen, nog voordat de eerste symptomen zich openbaren.
Die technieken maken gebruik van het voor ieder mens unieke genetische
materiaal, dat zich uitdrukt in al even unieke biochemische processen. Die
individuele genetische verschillen maken dat mensen een compleet ander
risicoprofiel kunnen hebben om een longtumor te krijgen en dat ze volledig anders
zullen reageren op dezelfde medicatie. Het vaststellen van het unieke medische
karakter van de patiënt kan in de toekomst meer en meer plaatshebben door
middel van moleculaire beeldvorming.
Hiervoor worden radioactieve contrastmiddelen gebruikt die worden afgelezen
door hypergevoelige scanners. Die kunnen zeer gedetailleerd constateren hoe en
waar de contrastmiddelen gereageerd hebben op afwijkende moleculen of
18
Van hartklep tot hersenvocht
afwijkende cellen in het lichaam. Het contrastmiddel kan bijvoorbeeld zo
ontworpen zijn dat het zich bindt aan specifieke zieke cellen en op deze manier
een ziekte zichtbaar maakt. Het kan ook een indicatie geven van DNA-afwijkingen
die kunnen leiden tot kanker, of die het effect van een behandeling aantonen.
De combinatie van scanners en speciale contrastmiddelen maakt het dus mogelijk
de moleculaire eigenschappen van ziek weefsel vast te stellen. Daarmee wijkt
moleculaire beeldvorming af van beeldvorming met röntgenstraling, CT-scans en
ultrageluid. Die sporen allemaal vormafwijkingen in het lichaam op, maar zeggen
niets over de moleculaire kenmerken van het in kaart gebrachte weefsel.
MRI-scans nemen een speciale positie in, aangezien deze techniek informatie
biedt over vorm, functie én moleculen. Op deze wijze worden snelle diagnose en
behandeling op maat mogelijk. Bovendien kan met moleculaire beeldvorming veel
eerder worden vastgesteld of een behandeling doeltreffend is.
Moleculaire beeldvorming kan ook helpen om andere ziekten dan kanker vast te
stellen. Zo kan ‘molecular imaging’ in kaart brengen hoe riskant de aderverkalking
of ‘plaque’ is die zich bij een persoon afzet aan de binnenwand van de bloedvaten.
Sommige vormen van plaque hebben namelijk de neiging te ontsteken, wat de
kans sterk vergroot op het vrijkomen van een bloedpropje, met een hoog risico op
een hersen- of hartinfarct met vaak fatale gevolgen.
Daarnaast kan de techniek leiden tot een beperking van onnodige behandelingen.
Zo krijgt iedere man, als hij maar oud genoeg wordt, prostaatkanker. Bij veel
mannen schrijdt deze tumor echter bijzonder langzaam voort en is het gevaar op
uitzaaiingen miniem. Nu is nog niet bekend welke mannen dat zijn, dus – om het
zekere voor het onzekere te nemen – wordt er meer chirurgisch ingegrepen dan
nodig. Uiterst vervelend voor de patiënten, want een prostaatoperatie geeft niet
zelden nadelige complicaties als incontinentie en impotentie.
Moleculaire beeldvorming beperkt behalve overbehandeling ook neveneffecten die
Van hartklep tot hersenvocht
19
alsmaar leiden tot nieuwe kostenstijgingen in de gezondheidszorg. Als het Center
for Translational Molecular Medicine (CTMM) succes heeft, kunnen doktoren
bepalen welke mensen een verhoogd risico lopen op een bepaalde ziekte. Deze
mensen kunnen dan gericht en met betere diagnostische tests, zoals moleculaire
beeldvorming, in de gaten worden gehouden. Zo kunnen vele ziektes vroeger,
effectiever en met minder nadelige neveneffecten worden behandeld. Dit maakt
een veel beter resultaat voor de patiënt mogelijk: behoud van leven en van
levenskwaliteit. Moleculaire beeldvorming is daarmee een van de pijlers onder
de gezondheidszorg van de toekomst. n
Prof. dr Hans Hofstraat is vice-president van Philips Research in Eindhoven en medeoprichter
van Center for Translational Molecular Medicine CTMM. Dr Peter Luijten is hoogleraar
functionele beeldvorming aan Universitair Medisch Centrum in Utrecht. Luijten is wetenschappelijk directeur van CTMM.
Medici kunnen straks steeds vroeger
bepalen wie een verhoogd risico loopt
op bepaalde ziekten
Toekomstbelofte Center for Translational Molecular Medicine
Diagnoses van ziektes vroegtijdiger en accurater stellen én op de persoon toegesneden
behandelingswijzen mogelijk maken. Dat is het doel van het kersverse Center for Translational
Molecular Medicine (CTMM).
Dit brede samenwerkingsverband van bedrijven en universiteiten zoekt de basis voor de
ontwikkeling van nieuwe medische technologieën in fundamentele, nieuwe inzichten in de
moleculaire oorzaken van ziekte en gezondheid.
Het gaat daarbij onder meer om moleculaire gezondheidszorg. Dit omvat diagnostische
technieken die op moleculair niveau en op celniveau informatie verschaffen over wat er in het
menselijk lichaam gebeurt. CTMM streeft op die manier drie doelen na.
1. Uiterst accurate prognostiek en diagnostiek van ziekten, nog voor de eerste symptomen zich
openbaren.
2. Identificatie van persoonlijke kenmerken die de reactie op medicatie beïnvloeden.
3. Continue bewaking van de reactie van patiënten op medicatie, zodat de behandeling
maximaal effectief is met minimale bijwerkingen.
Het CTMM richt zich vooral op ziekten met de grootste prioriteit voor de westerse wereld: kanker,
cardiovasculaire ziektes (hart- en vaatziekten), neurodegeneratieve aandoeningen (alzheimer,
parkinson) en infectieziekten.
Het centrum gaat van start met een investering van maximaal 400 miljoen euro, waarvan de
helft uit bijdragen van deelnemende publieke en private partijen en de andere helft van de
overheid.
Het CTMM is een initiatief van onder meer Philips, Organon, DSM en FEI, alle Nederlandse
academische ziekenhuizen, tal van Nederlandse universiteiten, TNO, het Nederlands Kanker
Instituut, de Nederlandse Hartstichting, KWF Kankerbestrijding en de Alzheimer Stichting
Nederland. Verder zijn nog tientallen vooral kleinere bedrijven betrokken.
20
Van hartklep tot hersenvocht
Van hartklep tot hersenvocht
21
Topinstituut Pharma werkt aan antilichamen tegen
ziekenhuisbacterie op oorlogspad
Immuniteit uit een potje
26 november 2007 | Het Financieele Dagblad
Door: Jan Maarten van Dijl, Herman Groen en Roland Lageveen | Groningen
Graphic: Frederik Ruys, Het Financieele Dagblad
E
en Superbug wordt hij genoemd. Een opportunist ook. Achter de schermen
speelt zich een verwoede strijd af tussen de medische wereld en een
eencellige: de bacterie genaamd Staphylococcus aureus.
Deze bacterie, afgekort Staf aureus, is ongevoelig voor de meeste antibiotica.
Vooral voor mensen met een verminderde weerstand is hij gevaarlijk en bij
hen kan hij een reeks infecties veroorzaken die zelfs kunnen resulteren in
overlijden van de patiënt.
De bacterie verspreidt zich vooral via contact met besmette personen, maar
nestelt zich tevens in gordijnen en kleding en kan overleven op muren, kranen
en lichtschakelaars. Het bekendste lid van de familie is de MRSA, de multiresistente Staphylococcus aureus, beter bekend als de ziekenhuisbacterie.
Topinstituut (TI) Pharma werkt aan een nieuw instrument om de bacterie
te bestrijden. Bedrijven en kennisinstellingen ontwikkelen samen volledig
menselijke antilichamen, die deze bacteriën kwetsbaar maken voor ons eigen
afweersysteem.
Nu nog bestrijden we bacteriële infecties met antibiotica. In het geval van
de Staf aureus levert dit problemen op. Op vrijwel alle antibiotica heeft de
bacterie een weerwoord. Bovendien slaagt hij erin om de informatie over te
brengen naar soortgenoten. Heeft één exemplaar een antwoord bedacht op
onze aanval, dan wordt dit doorgesluisd naar bacteriële familieleden.
Zo is er door de jaren heen een wapenwedloop ontstaan tussen de mens en
zijn eencellige opponent. Continu ontwikkelen farmaceutische bedrijven
nieuwe antibiotica, die vervolgens binnen korte tijd hun uitwerking verliezen.
22
Van hartklep tot hersenvocht
Zo ontstaat een dilemma voor artsen: zet ik het nieuwe antibioticum in om de
infectie te genezen, of bewaar ik het middel voor een ernstiger situatie en
voorkom ik dat de bacterie van die infectie al weer resistent is?
Ziekmakende bacteriën koloniseren het menselijk lichaam, waarna vreetcellen
van ons afweersysteem ze opsporen en vernietigen, eventueel met hulp van
antibiotica. De Staf aureus slaagt er echter in om onzichtbaar en onaantastbaar
te worden voor dit afweersysteem.
Injectie van speciaal ontwikkelde antilichamen lijkt een oplossing te bieden.
Van hartklep tot hersenvocht
23
TI Pharma 260 miljoen euro
Binnen Topinstituut (TI) Pharma werken ruim veertig kennisinstellingen en bedrijven samen
aan onderzoek naar nieuwe medicijnen. Het topinstituut, opgericht in 2006, wordt gefinancierd
door overheid, bedrijven en kennisinstellingen, met een totaal budget van 260 miljoen euro voor
vier jaar.
Projectdeelnemers onderzoek MRSA-bacterie
Universitair Medisch Centrum Groningen, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, BioMaDe
Technology en IQ Corporation bv uit Groningen.
Geïnvesteerd bedrag
Circa € 4 mln over vier jaar.
Verwachte resultaten
Proof-of-principle zou binnen de looptijd van het project – vier jaar – behaald kunnen worden.
Daarna volgt de ontwikkeling tot geneesmiddel waarvoor klinische tests nodig zijn.
Antilichamen Neutraliseren gif
Menselijke antilichamen worden al ingezet als geneesmiddel bij kanker of om dodelijk gif van
bacteriën te neutraliseren. Zo ontwikkelt IQ Corporation op dit moment een antilichaammedicijn
tegen de dodelijke bacterie antrax (miltvuur). Bij besmetting blokkeert deze bacterie het
menselijke afweersysteem, wat veelal leidt tot het overlijden van de patiënt binnen twee weken.
Het bieden van ‘immuniteit uit een potje’, specifiek gericht op neutralisatie van het gif, beschermt
mensen hiertegen. Eind 2008 hoopt het bedrijf dit geneesmiddel tegen antrax in te dienen voor
registratie als toegelaten medicijn.
Na injectie hechten de antilichamen zich
aan de bacteriën. Dat maakt hen zicht- en
grijpbaar voor ons afweersysteem
24
Van hartklep tot hersenvocht
Vrijwel direct na injectie hechten de antilichamen zich aan de Staf aureusbacteriën en voorzien ze van een label. Hierdoor worden de ziekmakende
cellen niet alleen zichtbaar voor ons afweersysteem – vergelijk het met een
opvallende jas – ze worden tevens beter grijpbaar.
Vergelijk de Staf aureus met een olieworstelaar: door de gladde buitenlaag is het
vaak onmogelijk hem te grijpen en te verslaan. Het laagje van het antilichaam
voorziet de bacterie van een coating, waardoor de grip wordt vergroot en
afweercellen de ziekteverwekker kunnen elimineren. De nieuw te ontwikkelen
antilichamen zijn met name bedoeld voor mensen bij wie het natuurlijke
afweersysteem is verzwakt door ziekte of operaties. Vooral na transplantaties
onderdrukt de specialist het afweersysteem door medicatie om te voorkomen
dat een nieuw orgaan wordt afgestoten. In zo’n situatie krijgen bacteriën vrij
spel. Het toedienen van specifieke antilichamen – noem het immuniteit uit een
potje – biedt dan de broodnodige bescherming voor de patiënt.
Om succes te boeken, moeten de antilichamen wel volledig humaan zijn,
ontwikkeld ín een ander mens dus. Alleen déze antilichamen weten immers
feilloos wat hun te doen staat. Patiënten lopen dan niet het risico van
allergische reacties of kruisreactiviteit, waarbij de antilichamen andere vitale
functies dwarsbomen.
Om deze humane antilichamen te kweken, wordt gewerkt met donoren: met
name oud-patiënten die een Staf-infectie hebben overleefd of gezonde
vrijwilligers die meewerken aan experimentele vaccinatieprogramma’s. Uit
hun bloed worden witte bloedcellen gefilterd, waaruit de noodzakelijke
Staf-vijandige antilichamen kunnen worden gedestilleerd. Het is de bedoeling
dat deze vervolgens in een laboratorium worden geïsoleerd en vermenigvuldigd, zodat ze later in grote aantallen kunnen worden ingezet.
Extra voordeel van de immuniteit uit een potje, is dat het lichaam van de
patiënt tijdens een kuur met antilichamen, de gelegenheid heeft om eigen antilichamen te produceren om zo een permanente immuniteit te verkrijgen.
Hoewel het niet ondenkbaar is dat de Staf aureus uiteindelijk ook op deze
behandeling een antwoord vindt, zetten de volledig humane antilichamen de
mens binnenkort wel op een geruststellende voorsprong in zijn strijd tegen de
eencellige uitdager. n
Prof. dr Jan Maarten van Dijl is hoogleraar medische microbiologie Rijksuniversiteit
Groningen. Dr Roland Lageveen is ceo en dr Herman Groen is chief scientific officer
IQ Corporation.
Van hartklep tot hersenvocht
25
Onderzoeksinstituut BMM ontwikkelt polymeer in de
strijd tegen rugpijn
Kunststof ingezet als middel
tegen wervelkolomslijtage
10 december 2007 | Het Financieele Dagblad
Door: Steve Hartig en Marc Hendriks | Geleen
Graphic: Mieke Roth, Het Financieele Dagblad
N
ederland werkt hard aan een geneeswijze voor rugpijn. Twee op de drie
Nederlanders worden hier in hun leven mee geconfronteerd. Het grootste
probleem ligt in de onderrug, waar slijtage vaak ernstige schade aanricht aan
tussenwervelschijven.
De wervelkolom heeft een zware taak. Enerzijds beschermt hij ons ruggenmerg en zijn levensbelangrijke zenuwen, anderzijds draagt hij ons lichaamsgewicht, ondersteunt hij het hoofd en absorbeert hij de zware schokken die
voortvloeien uit lichaamsbeweging. Geen wonder dat niemand er tot op heden
in is geslaagd een vervanging te fabriceren van de tussenwervelschijf, die zeer
sterk is, maar tegelijk flexibel en delicaat.
Op dit moment lijkt een rugoperatie nog op een bezoek aan de ijzerhandel.
Met schroeven, bouten en platen worden wervels vastgezet om pijn te verzachten en lokale slijtage af te remmen. Hoewel dit pijnverminderend kan werken,
lijdt het uiteindelijk tot een grotere druk op de andere wervels, waardoor een
domino-effect van verval ontstaat.
Als het goed is, behoort dit alles binnenkort tot het verleden. Binnen het
Nederlandse topinstituut Biomedical Materials Programme (BMM) hebben
specialisten uit de medische wereld, de biologie en de kunststofontwikkeling
zich verenigd om versleten ruggenwervels nieuw leven in te blazen.
Tussenwervelschijven zijn de schokdempers van onze ruggengraat. De schijf
laat zich het beste vergelijken met een autoband. Zij bestaat uit een ring van
vezelig kraakbeen. Die ring omsluit een gel-achtige, schokabsorberende
materie. Door beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld overbelasting of
26
Van hartklep tot hersenvocht
Van hartklep tot hersenvocht
27
overgewicht, kan het kraakbeen scheuren of poreus worden, waardoor de gel
naar buiten wordt geperst als lucht uit een band. Net als bij een lekke band
verliest de tussenwervelschijf zo haar werking, waardoor niet alleen pijn, maar
tevens slijtage van aangrenzende wervels optreedt.
Als de uitgeperste gel tegen de zenuwen in het ruggenmerg drukt, spreken we
van een hernia. Vaak wordt de gel dan operatief verwijderd en wordt de
zenuw weer ontlast. In veel gevallen is dan echter nog steeds sprake van een
‘lekke band’ doordat het kapotte kraakbeen niet wordt opgelapt. Niet alleen
zal de gel later weer naar buiten komen en opnieuw operatief verwijderd
moeten worden, de absorberende werking neemt eveneens steeds verder af.
Topinstituut BMM richt zich op twee stadia van letsel. In het eerste stadium is
het kraakbeen al ingescheurd, maar is nog net geen sprake van een ‘lek’. De
onderzoekers willen een beroep doen op het dan nog aanwezige regeneratieve
vermogen van het weefsel en door een innovatieve techniek van medicijntoediening de tussenwervelschijf prikkelen tot herstel.
In het tweede stadium is de gel al naar buiten geperst en is het kraakbeen zo
ver beschadigd dat het niet meer in staat is zichzelf te herstellen. In dit geval
dient de lekke band te worden geplakt.
De combinatie van medische en biologische kennis met kunststofexpertise
maakt de ontwikkeling van een polymeer mogelijk dat niet alleen de juiste
mate van flexibiliteit, hardheid en schokabsorptie in zich heeft, maar tevens
de functie van de hardere kraakbeenring overneemt. Idealiter vormt het
polymeer na inspuiting direct een harde buitenlaag, maar het blijft binnenin
soepel en zacht. Zo neemt de kunststof de rol van de zachte gel over, terwijl
hij ook de beschermende taak van het hardere kraakbeen invult.
Topinstituut BMM richt zijn onderzoeken op behandelmethoden bij rugpijn
die verschuiven van de bestrijding van symptomen naar genezing. Waar
huidige ingrepen nog een zware last leggen op de overige ruggenwervels en
bovendien op de medische kosten en de fysieke revalidatie, is het uitgangspunt nu om door een kleine ingreep blijvend uitkomst te bieden. Als deze
belofte kan worden ingelost, is sprake van een revolutie in de medische
wetenschap en een uitkomst voor miljoenen Nederlanders. n
Steve Hartig en Marc Hendriks zijn vicepresident respectievelijk r&d/technology director bij
DSM Biomedical.
28
Van hartklep tot hersenvocht
Eerste doel is een medicijn dat
de tussenwervelschijf prikkelt
tot herstel
Rugpijnbestrijding Miljardenbudget
Meer dan tien miljoen Nederlanders krijgen rugpijn. Deze aandoening kost de Nederlandse
economie jaarlijks € 5 mrd. Hiervan gaat 85% naar de behandeling van een relatief klein aantal
patiënten (een half miljoen) dat er langer dan zes maanden hinder van heeft. Ten minste 75.000
Nederlanders per jaar lijden aan hernia. 11.000 patiënten krijgen een herniaoperatie, 64.000
genezen met fysiotherapie en medicijnen. Herstel zonder operatie kan zes maanden tot een jaar
duren.
Onderzoek Deelnemers
Voor dit onderzoek naar de tussenwervelschijf werken samen: universiteiten Utrecht, Maastricht
en Eindhoven, academische ziekenhuizen Utrecht, Amsterdam (VU) en Maastricht, TNO en DSM
Biomedical. BMM is een onderzoeksprogramma waarin dertig kennisinstellingen, bedrijven en
patiëntenorganisaties samenwerken aan doorbraken in biomedische materialen. Het totaalbudget
van € 90 mln voor vijf jaar komt uit publieke en private middelen, waaronder geld van DSM.
Van hartklep tot hersenvocht
29
Grote doorbraak: slechte stamcel zichtbaar vóór een tumor gaat
groeien
Onderzoekers kunnen met kleur
elke kankercel vinden
24 december 2007 | Het Financieele Dagblad
Door: Hans Clevers, Diederik Zijderveld | Utrecht
Graphic: Mieke Roth, Het Financieele Dagblad
N
a bestraling, chemotherapie of een chirurgische verwijdering van een
tumor nog even een scan om er zeker van te zijn dat je écht kankervrij
bent. Een snelle beoordeling van goed-, dan wel kwaadaardige knobbeltjes en
het het effect zien van de behandeling. Het beloofde land voor oncologen en
kankerpatiënten komt aanmerkelijk dichterbij dankzij blauwgekleurde
stamcellen.
De stamcel, bron van alle cellen in het menselijk lichaam, kan zich transformeren tot elk bestaand celtype. Zo kan een stamcel zich ontwikkelen tot
hartcel, maar ook tot huid- of darmcel. Zij is een dankbare bron voor onderzoek, maar helaas is zij lastig te onderscheiden van andere cellen.
Onderzoekers van het Utrechtse Hubrecht Instituut zijn er in geslaagd de
stamcellen in het darmkanaal te markeren met een blauwe kleur. Met hulp
van een scanner kunnen zij nu zien waar de stamcellen zich bevinden, wat
een grote stap voorwaarts betekent in het onderzoek naar kanker.
De binnenkant van onze darmen bestaat uit miljarden vingervormige
uitstulpingen. Hier worden voedingsstoffen opgenomen via zogenaamde
epitheelcellen, gevestigd aan de buitenlaag van de vingertjes. Omdat het
milieu in de darmen voor een groot deel bestaat uit potentieel gevaarlijke
bacteriën en giftige stoffen, hebben deze cellen slechts een levensduur van vijf
dagen, waarna ze verteren.
Aan de voet van de uitstulpingen maken een handvol stamcellen de epitheelcellen aan, die de opdracht krijgen hun spijsverteringstaak te vervullen en na
vijf dagen te sterven. In dit tijdsbestek ontwikkelen de cellen zich van
30
Van hartklep tot hersenvocht
stamceldochter tot epitheelcel en verplaatsen zij zich naar de werklocatie.
Soms gaat er iets mis bij de opdracht, waardoor de dochtercellen zich als een
stamcel blijven delen, in plaats van simpelweg hun vijf dagen durende lotsbestemming te vervullen. Hierdoor ontstaat een lokale celophoping in een van de
vingervormige uitstulpingen, die eerst uit kan groeien tot een goedaardige
darmpoliep, waaruit later een kwaadaardige tumor kan ontstaan.
Van hartklep tot hersenvocht
31
Een tumor begint dus als een gemuteerde of gemankeerde stamcel, die
verkeerde opdrachten meegeeft aan de dochtercellen. Als die verkeerde
dochtercellen zich vervolgens verspreiden door het lichaam, ontstaan elders
ook onbedoelde celklompjes en is sprake van uitzaaiing.
Aangezien gemuteerde stamcellen de oorzaak zijn van kanker, en met soms
kleine aantallen de opbouw en terugkeer van volledige tumorimperia
veroorzaken, is de identificatie van deze cellen cruciaal voor een succesvolle
diagnose en behandeling. Als een chirurg de tumor verwijdert, maar de
kwade stamcel blijft, dan kan deze dagen of jaren later opnieuw gaan bouwen
aan tumoren.
De Utrechtse onderzoekers zijn erin geslaagd een gen te vinden in de
darmcellen, dat alleen actief is in een stamcel. Zodra de dochtercellen zich
ontwikkelen tot epitheel en dus hun deelcapaciteit verliezen, schakelt het gen
zich uit en is het niet meer actief. Door activiteit van dit gen te markeren met
een blauwe kleur, kan dus op moleculair niveau worden aangetoond waar de
stamcellen zich bevinden en kunnen ontspoorde stamcellen worden opgespoord.
De volgende stap in het onderzoek is bekijken of het stamcelonderscheidende
gen – genaamd Lgr5 – ook een identiteitsbewijs is voor stamcellen elders in
het lichaam. De eerste tekenen bevestigen dat. In huid en maag hebben
onderzoekers volgens dezelfde methode stamcellen zichtbaar kunnen maken.
De markering van stamcellen is de eerste schakel in een reeks van belangrijke
vondsten. Als we stamcellen overal in het lichaam zichtbaar kunnen maken,
kunnen tumoren zich niet langer verstoppen. Niet alleen kunnen we een
kankerstamcel in een vroeg stadium identificeren, tevens kunnen we na
bestraling of chemotherapie bekijken of de oorzaak van een tumor écht weg is,
en kunnen we zien hoe de kankerstamcellen reageren op behandeling.
De ontdekking van Lgr5-genactiviteit als specifieke marker voor stamcellen
leidt wereldwijd tot opwinding, maar de stamcel laat nog veel vragen
onbeantwoord. De onderzoekers van het Netherlands Genomics Initiative
(NGI) hopen snel nieuwe revolutionaire resultaten te kunnen bieden.
Voorlopig is een nieuwe pijler gezet onder het moderne stamcelonderzoek. n
Prof. dr Hans Clevers is directeur Hubrecht Instituut Utrecht en groepsleider NGI Cancer
Genomics Centre. Dr Diederik Zijderveld is directeur bij TNO, voorheen directeur van NGI.
32
Van hartklep tot hersenvocht
Onderzoek Stamcellen
Stamcellen kunnen in principe alle celtypen maken. Grofweg onderscheiden we twee typen:
embryonale en volwassen stamcellen.
Over embryonale stamcellen woedt een ethisch-religieus debat, omdat voor de kweek levensvatbare embryo’s nodig zijn die vervolgens overlijden. Over volwassen stamcellen bestaat geen
discussie. Die zitten in elk weefsel. Deze meer gespecialiseerde stamcellen vervangen stervende
cellen in weefsels als huid, darm, bloed.
Deelnemers Genomics Initiative
De overheid richtte zes jaar geleden het Netherlands Genomics Initiative (NGI) op om kennis en
expertise van erfelijkheid te versterken, de waarde van onderzoek te stimuleren en maatschappelijke acceptatie te bevorderen Het NGI bestaat uit elf onderzoekscentra met ruim 30 kennisinstellingen en ruim 160 bedrijven.
Onder deze bedrijven bevinden zich naast vele mkb’ers ook bedrijven als DSM, Akzo Nobel,
Friesland Foods, Heineken, Campina, Organon, Pfizer, Haskoning en Unilever NGI-centra werken
aan nieuwe aardappel- en tomatenrassen, nieuwe biobrandstoffen, tegengaan van virusinfecties,
biologische bodemzuivering Verder zijn er centra voor kankeronderzoek, proteomics, bio-informatica en voor het beschikbaar maken van nieuwe technologieën aan de andere centra. De afgelopen
zes jaar is € 600 mln geïnvesteerd in NGI, waarvan de ene helft afkomstig is van publieke en
private partijen, de andere helft komt van de overheid.
Van hartklep tot hersenvocht
33
Nederlandse onderzoekers op weg naar antwoord op
ongeneeslijke longziekte
Unieke aanpak biedt hoop voor
miljoenen patiënten
4 februari 2008 | Het Financieele Dagblad
Door: Annemie Schols, Dirkje Postma | Maastricht, Groningen
Graphic: Mieke Roth, Het Financieele Dagblad
N
ederland onderzoekt op een wereldwijd unieke wijze de chronische
longaandoening COPD. Topinstituut Pharma heeft internationaal bekende
specialisten in longziekten, voeding, genetica en farmacie bijeengebracht.
Via twee onderzoeksprojecten zijn zij met elkaar op zoek naar verlichting.
Door te concentreren op enerzijds het stadium vóór de zichtbare intrede van
de ziekte, en anderzijds de fase waarin de ziekte al vergevorderd is, worden
resultaten verwacht die leiden tot een betere diagnose, behandeling en
wellicht zelfs genezing.
De wereld snakt naar een oplossing voor het dodelijke Chronic Obstructive
Pulmonary Disease, oftewel COPD. De Wereldgezondheidsorganisatie noemt
deze chronische longaandoening de op twee na belangrijkste ziekte ter wereld,
met naar schatting 600 miljoen patiënten. Mondiaal is het de enige chronische
aandoening met een oplopend dodental. COPD, een verzamelnaam voor
chronische bronchitis en longemfyseem, voldoet aan alle voorwaarden om te
worden geschaard onder het kopje ‘gruwelijk’. De ziekte is chronisch, progressief, ongeneeslijk, dodelijk en de symptomen variëren van ademnood bij
inspanning, tot zelfs kortademigheid bij een slokje drinken.
Ondanks de ernst van de ziekte en het grote aantal patiënten, weten we er
verbazingwekkend weinig over. Op feiten gebaseerde strategieën voor diagnose
en behandeling om de achteruitgang van de patiënt tot staan te brengen,
bestaan nauwelijks. Om het hiaat aan kennis op te vullen en op korte termijn
het leven van patiënten te verbeteren, zijn onder de paraplu van TI Pharma
toonaangevende publieke en private partijen bijeengebracht. Niet alleen
34
Van hartklep tot hersenvocht
Van hartklep tot hersenvocht
35
medische specialisten, maar ook voedingsdeskundigen, farmaceutische bedrijven
en wetenschappers op het gebied van genstructuren.
In feite is COPD een gebrek aan ademvolume door een verhoogde ontstekingsactiviteit in de longen. De ontstekingen vernauwen de luchtwegen, veroorzaken
bovenmatige slijmproductie. Ook bloedvaten raken geïrriteerd. Naarmate de
ziekte verergert, kunnen longblaasjes onherstelbaar worden beschadigd,
waardoor de ademnood almaar groter wordt.
Tot op heden veronderstellen velen dat de oorzaak van de ziekte ligt in roken.
Zo’n 80% van de patiënten rookt immers en sigarettenrook stimuleert overduidelijk de ontstekingsactiviteit. Die treedt echter niet alleen op in de longen, maar is
ook aangetoond in het bloed van de patiënt. Dat heeft tot gevolg dat gaandeweg
vaak ook andere orgaansystemen, zoals de spieren, verzwakken. De ontstekingsactiviteit in het bloed zette de onderzoekers op het spoor van andere factoren die
een rol lijken te spelen bij de oorsprong van de aandoening.
Een van de hypothesen luidt dat COPD al begint vóór de geboorte. De gevoeligheid voor de longaandoening wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een
combinatie van genetische factoren. Zo’n combinatie van genen kan, samen met
omgevingsinvloeden als sigarettenrook en luchtvervuiling, leiden tot verhoogde
ontstekingsactiviteit. Als de onderzoekers erin slagen om deze gevoelige
gencombinaties én de respons op de omgeving te identificeren, betekent dit dat
de ziekte niet enkel beter kan worden behandeld, het kan mogelijk zelfs tot
preventie leiden.
Een ander aspect dat de onderzoekers helder willen krijgen, is de impact van
andere invloeden, zoals voeding en lichaamsbeweging. Het is al langer bekend
dat vetweefsel aanzet tot verhoogde ontstekingsactiviteit in het bloed. Het is dus
goed mogelijk dat met gezonde voeding en lichaamsbeweging het risico en de
ernst van de longziekte COPD kan worden gereduceerd.
Door te concentreren op vroege identificatie van erfelijkheidsfactoren en de
interactie met omgevingsfactoren zoals levensstijl kunnen de onderzoekers een
compleet beeld creëren van het ontstaan en de behandeling van COPD.
Het is voor het eerst dat deze verschillende invalshoeken bijeen zijn gebracht
voor onderzoek naar COPD. Vaak kijken onderzoekers louter naar de longen en
ligt de nadruk op symptoombestrijding. De multidisciplinaire benadering en de
internationaal gerenommeerde expertise van deze Nederlandse aanpak zorgen
voor hooggespannen verwachtingen.
36
Van hartklep tot hersenvocht
Als de voortekenen niet bedriegen, kan de wereld snel opgelucht ademhalen, in
de wetenschap dat COPD voortaan een stuk minder gruwelijk is. n
Annemie Schols is directeur Nutrim en hoogleraar Voeding en Metabolisme bij Chronische
Ziekten Universitair Medisch Centrum+, Maastricht. Dirkje Postma is hoogleraar en
longartsonderzoeker Universitair Medisch Centrum Groningen en coördinator Groningen
Research Institute for Asthma and COPD.
COPD 320.000 zieken
Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) is de verzamelnaam voor chronische bronchitis en
longemfyseem. De ziekte kent een progressief ziektebeeld, wat betekent dat de klachten, onder
meer ademnood, met de tijd in hevigheid toenemen. Behalve de longen tast de ziekte ook andere
orgaansystemen aan. In Nederland lijden ongeveer 320.000 mensen aan COPD en jaarlijks
overlijden hieraan zesduizend Nederlanders. Ruim 4 procent van de totale sterfte in Nederland
wordt dus veroorzaakt door COPD. Het is daarmee een van de ziekten met de hoogste sterfte in
Nederland.
Acht miljoen euro Deelnemers
De deelnemende partners aan het onderzoek naar COPD zijn: AstraZeneca, GSK, Nycomed
(Altana) en Numico, de universiteiten van Maastricht, Groningen en Utrecht, Universitair Medisch
Centrum Groningen en Utrecht. Het onderzoeksbudget bedraagt circa acht miljoen euro voor
vier jaar.
Binnen Topinstituut Pharma (TI Pharma) werken ruim veertig kennisinstellingen en bedrijven
samen aan onderzoek naar nieuwe medicijnen en behandelwijzen. Het topinstituut, opgericht in
2006, wordt gefinancierd door overheid, bedrijven en kennisinstellingen, met een totaal budget
van 260 miljoen euro voor vier jaar.
Van hartklep tot hersenvocht
37
Colofon
Aan deze uitgave werkten mee
Redactie
Alain van Gool
Annemie Schols
Benno van Dongen
Daan Crommelin
Diederik Zijderveld
Dirkje Postma
Elisabeth Verheijen
Emiel Staring
Frank Baaijens
Hans Clevers
Hans Hofstraat
Hans Kamerbeek
INNOVATIEPROGRAMMA LIFE SCIENCES & GEZONDHEID
Herman Groen
Ivo van den Brand
Jan Maarten van Dijl
Job Woudt
Marc Hendriks
Marieke Klijn
Marja van Luyn
Marnix Geus
Peter Luijten
Roland Lageveen
Steve Hartig
Tom Oostrom
Concept en vormgeving
AnneMarike Pieterse
Frederik Ruys
Mieke Roth
Deze uitgave is milieuvriendelijk gedrukt zonder oplosmiddelen,
met plantaardige inkten op FSC gecertificeerd papier.
DIAGNOSIS
DRUGS
DEVICES
ACTION LINES:
1. CREDIT FACILITY
2. COOPERATION
3. PROMOTION
TeRM
BUILD
BUNDLE
BENEFIT
Download