Hoofdstuk 9: Over rollen en posities Vondel: ‘De wereld is een schouwspel.’ De mens als rollenspeler, homo sociologicus Maar: verschillende visies Dahrendorf (Durkheim) <-> Turner en Goffman (Weber) Dahrendorf Complementaire posities (Dokter-patiënt) positieveld: geheel posities waarmee regelmatig wordt mee samen gehandeld focuspositie + tegenpositie= positiesegment rollenstel: geheel rollen horend bij de focuspositie in een positieveld MAAR: we wisselen steeds van positieveld positieset: geheel posities die we op een bepaald moment regelmatig innemen -Toegeschreven posities: automatisch toebedeelt door biologische en biografische redenen (bv. Gender, jong) -Verworven posities: door eigen inspanning Prestatie maatschappij (bv. Beroep) BEIDE: Hybride Posities-> sociale rollen: verwachtingen van tegenposities over handelen en uiterlijke karakter = verwachtingen in zaken rolhandelen + rolattributie (bv. Manager, tv-presentator, dokter) verwachtingsverwachting: na rolsocialisatie gaat men een verwachting krijgen van de verwachte rol van de tegenpositie sociale controle: druk vanuit tegenposities tot rolconformiteit, met sancties bij rolovertreding, sanctie wisselt bij de zwarte van de overtreding Soort verwachting, verschillende mate geïnstitutionaliseerd (sociaal voorgegeven) 1) moet-verwachting: juridische sanctie , meestal negatief 2) plichtverwachting: sterke positieve/negatieve sanctie (zede) 3) kan-verwachting: informele sanctie bij optionele verwachtingen (gebruik) 1 Rollenconflicten Dahrendorf: sterk mechanistische visie op sociale controle vs. Excuusregeling: sociaal aanvaardbare excuses voor ondermaatse rolprestatie (bv. Ziekte) Normatieve verwachting: geen leerbereidheid, straffen bij het niet nakomen van verwachting van normen. (vb contractuele verplichting, verkeer). Cognitieve verwachtingen: leren uit overtreding en de verwachting bijstellen (bv.de huur niet op dag 1 maar op dag 5 betalen). MAAR: sociale verbanden stimuleren doorgaans hoe moet worden verwacht Merton: 1)Rolambivalentie: dubbelzinnigheid van de normatieve verwachting van een tegenpositie (bv. Dokter moet afstand houden en ook aandachtig, Interviewer moet zowel sturing als ruimte geven) 2)Rollenincongruentie: botsende normatieve verwachtingen of meer verschillende tegenposities (bv. Prof moet zowel onderzoek/bestuur (collega’s) als onderwijs(studenten) 3) Rollenconflict: sterke en duurzame rollencongruentie - intern: binnen één positieveld (bv. Prof vs studenten vs collega’s) -extern: tegenstrijdige verwachtingen vanuit twee positievelden (beroepsveld vs vaderveld) -vaak vermeden door empathie van tegenposities bij rollenincongruenties (bv. Verwachtingen bijstellen van zwangere vrouw) 4 mechanismen om met rollenincongruenties en conflicten om te gaan 1) rollen scheiden (bv. Werk/privé, geen agent zijn in eigen buurt) 2) één rol voorrang geven: op basis van kwantitatief belang of macht van de tegenpositie of eigen prioriteit. 3) Exit: verlaten van een positieveld (bv. Werk of intieme relatie) 4) thematiseren van de tegenstrijdigheid en eventueel een compromis onderhandelen (bv. Werk of studiedruk) 2 De actieve homo sociologicus Dahrendorf: Durkheimiaanse visie op rollen: het zijn sociale feiten, enkel vrijheid bij kan-verwachting Turner: Weberiaanse visie op rollen: individuele vrijheid Individuen hebben interpretatieruimte Role taking: opnemen van een geïnstitutionaliseerde rol Role making: het actief interpreteren en vormgeven van een rol Door eigenrolopvatting, die wel confirmatie behoeft van tegenspelers Ook interpreteren we andere hun rol via een alterrolopvatting. (bv interactie tussen baas en secretaris, vrienden, ouders en kinderen) Rollen: interpretatieschema’s , waar gedrag van andere meer of minder zinvol verschijnt + die voorbereiden op een reeks mogelijke handelingen van de tegenspelers Opmerkingen 1) bij ‘role making’ speelt er ook de verwachting van cosistentie vanwege de noodzaak van voorspelbaarheid (sociale orde) 2) de kansen op ‘role making’ verschillen met iemands macht (bv baas vs. Secretaresse) Goffman : dramaturgisch perspectief Basisidee: rollenspelen= acteren voor anderen/publiek een geloofwaardige voorstelling ensceneren (bv. Het domme blondje, druk bezigzijn ) indrukkenbeheer of impression management: rollenspelers die andere strategisch proberen te overtuigen met doelrationaliteit façade: gebruik van standaardinstrumenten (bv outfit manager) -frontstage: met het publiek, expressie beheersing/ dramaturgische discipline (restaurant) -backstage: zonder publiek (keuken) zelfinterpretatie: doorheen de eigen rolprestaties de indruk overbrengen dat men zekere moreel gewaardeerde eigenschappen bezit zoals moed, humor, intelligentie rollen: automatische piloot publiek geconstrueerde zelf vs. Strikte individuele zelf persoonsverwachting: regelmatig samenhandelen met elkaars individualiteit zelfprestatie als anticipatie -algemene indrukken: verwachtingen in toekomstige interacties 3 Parsons’ patroonvariabelen Patroonvariabelen: vijfvoudige reeks van tweezijdige keuzedilemma’s binnen sociale relaties (bv.. toon ik (Ego) wel of niet mijn emoties aan de andere (Alter)? Stel ik mij wel of niet egoïstisch op? = keuze tussen twee waarden – maar: is in de regel geïnstitutionaliseerd, dus dwingend voorgegeven) dus: een patroonvariabele verwijst naar een achterliggende waarde én concrete rolverwachtingen 4 5 6