Periode 2 week 1

advertisement
OAS Sporteducatie periode 2 “grondvormen”
OAS
Periode:
Week:
Thema:
2.
46/1
- Wat zijn grondvormen?
- Welke gaan wij behandelen? Turnonderwijs.
- Waar moet je allemaal rekening mee houden? (inventaris)
- Materialen kennis en tekenen.
- Grondvorm: Rollen.
Wat zijn grondvormen:
Definitie:
Tot de grondvormen rekenen we alle, tot de natuur van het kind behorende
vormen van ‘zich gedragen’ in de zin van bewegingsgedrag. Vormen van bewegen
die je vaak al in het speelgedrag van kinderen ziet. De ontwikkeling van een kind
is gebaseerd op grondvormen, men komt steeds verder in ontwikkeling. Er zijn
heel veel grondvormen. Wij beperken ons tot een x-aantal vormen die we juist
heel goed in het turnonderwijs kunnen gebruiken.
Welke (grond)vormen gaan wij behandelen in periode 2:
 Rollen
 Duikelen
 Springen: in steun & vrij
 Zwaaien: in hang & steun
 Balanceren: op de handen en de voeten.
 Klimmen & klauteren
 Acrobatiek & draaien.
Waar heb je rekening mee te houden als je een turnles geeft:
 Inventaris van het materiaal in de gymzaal.
 Organisatie van het neerzetten van het materiaal.
 Veiligheid.
 Zet voldoende materiaal neer.
Opdracht 1:
Je gaat een inventarisatie maken van de gymzaal hier + plattegrond waar punten
van ringenstellen e.d. zitten. Elke student krijgt 2 exemplaren,ook 1 voor de
stage, daar kunnen ze hem ook invullen.
Inventarisatie materialen Gymzaal.
Materiaal:
Aantal:
Plattegrond gymzaal:
Symbolen gebruikte materialen in de gymzaal.
: Matje
: Landingsmat
: Bank
: Langemat
: Evenwichtsbalk
: Ringen
: Rekstok
: Bruggelijk
: Brug ongelijk
: Trapezoïde
: Trapezoïdeplank
: Springplank
: Trampoline
: Bok
: Paard
: Wandrek
: Touwen
: Pilon
: Hoepel
: Trapezestok
Grondvorm: Rollen
Wat is Rollen:
Rollen is een grondvorm van bewegen, waarbij een leerling een draai om een
lengte-of breedte-as maakt en waarbij het lichaam zich verplaatst rond de as in
de rolrichting.
Waar kun je een rol op maken:
 De grond
 Rollendvlak
 Steunvlak
Om tot rollen te komen moet het lichaam draaisnelheid krijgen en behouden. Je
moet zo rond/bol mogelijk zijn.
Rollen voorover: Je gaat hierbij letterlijk over de kop. Het lichaam start vanuit
een positie en raakt vervolgens uit balans waardoor het lichaam snelheid krijgt
en het lukt om het lichaamszwaartepunt over het steunpunt te brengen.
De snelheid blijft behouden/wordt vergroot wanneer:
 De handen dicht bij de voeten staan
 Met de voeten wordt afgezet
 Het lichaam moet zo rond mogelijk zijn
 Bij het opkomen je moet proberen iets voor je te pakken.
Aandachtspunten/waar moet je aan denken bij het maken van een rol v.o.:
 Handen plat neerzetten op de mat.
 Beginnende rollers vanuit spreidstand laten starten/eerder draaisnelheid.
 Kin in het kuiltje.
 Rollen op het achterhoofd.(anders krijg je een kopstand)
 Bollen rug maken.
 Knieën tegen je buik aan houden.
 Bij het opkomen meteen de armen naar voren strekken en iets willen pakken
en je billen mee optillen.
Wat zie je vaak dat er mis gaat:
 Handen te ver naar voren op de mat.
 Kin niet in het kuiltje (ll. klappen vaak op hun rug)
 Kinderen niet op hun achterhoofd rollen maar op het middelste gedeelte van
het hoofd,gevolg kopstand & doorklappen.
 Niet rond maken van de rug.
Hoe hulpverlenen:
 Ga zo dicht mogelijk bij de ll. zitten.
 Leg 1 hand bij de nek/hoofd.



De andere hand bij het zitvlak/bovenbenen.
Je begeleid de gehele beweging.
Soms kun je ook makkelijk de ll. met 2 handen bij de heupen pakken en naar
je toe halen.
Opbouw van makkelijk naar moeilijk:
 Van een schuinvlak  rechtvlak
 Van breed  naar smal
 Van laag  naar hoog
 Van stabiel  naar labiel
 Van een duidelijke richting  naar richting veranderen.
Andere uitbouwmogelijkheden:dit geldt overigens voor alle (grond)vormen:
Vanuit de gemaakte beweging de beweging:
 Herhalen
 Verzwaren
 Veranderen
 Verbinden
VB: ROLLEN
Herhalen;
Na de 1e koprol meteen nog een koprol v.o. maken.
Verzwaren:
Horizontaal meer tijd: rol v.o.  zweefrol
Verticaal meer tijd: rol v.o.  rol op verhoogd steunvlak.
Veranderen:
Rol v.o. op de mat  losse rol
Van 1 ll. op de mat naar 2 ll. tegelijk op de mat.
Verbinden:
 Rol v.o. gevolgd door rol a.o.
 Handstand + doorrollen.
Praktijkgedeelte:Rollen.
Inleiding:
 Dierentuin dieren na doen.
 Schommeleend: leren bol maken, knieën tegen de buik aan,kin in het kuiltje.
 2-tallen: de schommel eend,gevolgd door het opstaan,elkaars handen durven
vastpakken. (plakhanden).
Kern:
 Situaties die door de studenten worden klaar gezet,(kijken naar een
plattegrond en spullen neer zetten op de plaats waar je het wilt hebben).
 De situaties leg ik uit en een ll. doet voor, hulpverlenen duidelijk uitleggen.
 Doel: in 3 / 4-tallen gaan ze per situatie de situatie uitproberen.
 De studenten moeten elkaar leren vangen.
 Per situatie ervaren wat het met je doet.
Plattegrond: verschillende mogelijkheden m.b.t. het rollen:
Situaties:
1: Schuinvlak.
2: laag schuinvlakje.
3: Matje.
4: Breed rechtvlak.
5: Smal rechtvlak.
6: Rollen op verhoogd
steunvlak met plank
7: Rollen op verhoogd
steunvlak met tramp.
8: Rollen op verhoogd
vlak minder stabiel.
Slot:
 Opruimen.
 Evalueren wat betreft het rollen.
Download