1 Geweld en verzoening Geweld, een korte diagnose en enkele voorstellen tot medicatie Een diagnose van de menselijke ‘ziekte’ van gewelddadigheid kunnen we ontlenen aan het 5 verhaal over Kajin en Hèvèl (Gen. 4). Beide broers staan model in Bijbel en traditie voor twee menstypen, twee botsende culturen en wereldbeschouwingen. Kajin de landbouwer en stedenbouwer, tegenover Hèvèl de rondtrekkende veehouder en nomade. Het offer van Hèvèl wordt door de Eeuwige aanvaard. Dat van Kajin verworpen. De vraag waarom dit gebeurt, is in feite minder interessant dan de reactie van Kajin. De ene mens gaat het goed, de andere 10 vergaat het slecht. De kwestie is hoe degene wiens ‘gebed’ niet wordt aanvaard daarop reageert. Bij Kajin is de reactie woede en frustratie. Bij hem ontbreekt introspectie en aanvaarding van wat is gebeurd. Hij wendt zich van God en van zijn broeder af. Ik start mijn diagnose echter meteen bij de gebeurtenis van het conflict zelf, dat zo intrigerend en merkwaardig kort in de Tora beschreven is: En Kajin sprak tot zijn broeder Hèvèl. En het 15 gebeurde toen ze op het veld waren, dat Kajin opstond tegen zijn broer en hem neersloeg (doodde)’(Gen. 4:8). Waarover spraken die twee, zodat hun gemoederen zo verhit raakten dat de een de ander doodsloeg? Zowel Philo van Alexandrië als de rabbijnen schrijven het geweld toe aan een uit de hand gelopen dispuut. Philo (ca. 20 v. - 50 n.) werd als gelovige Jood in Alexandrië 20 geconfronteerd met Griekse Sofisten - betweterige rationalisten - Cynici en Stoïci, waarvan velen zo te zeggen God en gebod gering achtten. Enigszins gechargeerd gezegd: Philo zag zich als een moderne gelovige geconfronteerd met een geseculariseerde, cynische, hedonistische en materialistische cultuur. In de lijn van Philo kunnen we ons voorstellen, dat het conflict tussen Kajin en Hèvèl als volgt is verlopen. Na de weigering van zijn offer 25 geloofde Kajin niet langer in Gods rechtvaardige voorzienigheid. Hij trok letterlijk maar ook figuurlijk voor het aangezicht van God weg (Gen. 4:16). Hij probeerde - rationalist als hij was - zijn jongere broer van zijn ‘atheïstisch’ gelijk te overtuigen, met alle noodlottige gevolgen van dien.1 Philo schildert Kajin hier als een hedonistische materialist, die volledig vervuld is van eigenliefde (filautos - letterlijk:’ zelflievend’). Zichzelf beschouwt Kajin als de maat van 30 alle dingen. Zelfs op spiritueel gebied wil hij zich alles toe-eigenen. Ongevoelig voor heiligheid en mysterie is bij Kajin geen plaats voor God en Diens gebod. Hij bezit geen antenne voor de bezieling van zijn religieuze medemens, hij bezit weinig of geen besef van 1 Zie Targoem Jeroesjalmi op Gen. 4:8 en Midrasj Lekach Tov, ed. S. Buber 9b, a.l.: ‘Wat sprak hij? “Er bestaat geen recht en geen rechter, ook is er geen andere wereld (dan deze)”, daarom sloeg hij hem dood.’ 2 hun heilig ontzag voor de ethiek van het geopenbaarde woord. Voor hem is religie niet meer dan zomaar een mening, en dat nog niet eens niet door harde feiten gestaafd. Als overtuigde atheïst maakt en bepaalt Kajin zijn eigen - op genot gerichte - wetten. Zijn verbeten intolerantie is volgens Philo het gevolg van deze individualistische, zelfzuchtige en 5 ongebonden (a-sociale) levenshouding. De wortel van alle intolerantie is gebrek aan empathie met de ander, die hoe dan ook altijd onze broeder blijft. Kajin is fanatiek overtuigd van het eigen gelijk. Hij stelt zich vierkant tegenover andersdenkenden op. Broederschap zegt de individualist Kajin daarbij weinig: ‘Ben ik mijn broeders hoeder?’ Op dit type ideologische sofist toont Philo zich zeer gebeten. Zijn egocentrische wereldbeschouwing beschouwde Philo 10 als het zaad van het conflict tussen de beide broers. Op collectief niveau herkennen we iets van de seculiere intolerantie en gewelddadigheid van de door Philo geschilderde Kajin terug in de antireligieuze houding van politieke systemen als fascisme en communisme. Niet alleen religie kan gevaarlijk blijken, pseudo-wetenschap (rassenleer) en verbeten rationalisme kunnen dit ook! 15 Herkennen we hier in de houding van Kajin tegenover Hèvèl niet ook iets van wat gebeurd is rond Charlie Hebdo? Moet ons streven naar vrijheid van meningsuiting zover gaan, dat we de vrijheid van het woord gelijk gaan stellen met het recht op belediging? Maar ook deze vraag moet zeker gesteld! Kan belediging door middel van een plaatje wel zo erg zijn 20 dat je daarom een ander mag vermoorden? Wat is dat voor een God die met een kalasjnikov moet worden verdedigd tegen een stukje papier. Is niet dat juist blasfemie? De Rabbijnse traditie suggereert hier een voorzichtig antwoord. Het wezen van rabbijnse ethiek en de beoordeling van wat goed en kwaad is, is de gerichtheid op het uiteindelijke feitelijke resultaat van 25 handelingen. Het praktische resultaat van wat we doen en laten bepaalt of een daad als goed of slecht moet worden beoordeeld. De mogelijk goede intentie waarmee een daad wordt verricht (hoewel die intentie niet onbelangrijk is), geldt niet als de doorslaggevende factor voor het ethische oordeel over zo’n daad! Zo volgen de rabbijnen de mening van de meerderheid, niet omdat de meerderheid altijd gelijk heeft, maar omdat het loslaten van dit democratische principe in een gemeenschap tot chaos kan 30 leiden. Soms beoordelen de rabbijnen een daad die intentioneel beoordeeld goed is niettemin als verwerpelijk vanwege de mogelijk negatieve gevolgen. Dat doen ze bijvoorbeeld ‘om wille van de weg naar de vrede’ (‘dèrèch sjalom’), of omwille van ‘de eer van de schepselen’(kavod ha-beriot), dat wil zeggen omdat een ‘op zich’ rechte daad anderen beschadigt en in de ziel treft. Soms is het verstandig niet in 3 radicale en absolute zin van je rechten gebruik te maken om wille van een hoger doel. Kritiek leveren ja, onnodig beledigen liever niet! Want dat laatste is ongekend destructief. Tot hier heb ik als gebruikelijk een eenzijdig negatief beeld van Kajin neergezet. Het kan ook 5 anders. Interessanter is daarom de analyse in een rabbijnse overlevering. Daar krijgt ook Hèvèl een actief aandeel toebedeeld in het conflict en is niet alleen Kajin de kwade pier. Waar geweld zich manifesteert, zijn doorgaans meerdere partijen schuldig of verantwoordelijk. We citeren de midrasj, die bestaat uit twee soorten verklaringen voor geweld, een economische en een religieuze. 10 (a) Economisch conflict ‘En Kajin sprak tot Hèvèl, zijn broeder, en het gebeurde toen zij op het veld waren dat Kajin tegen zijn broeder opstond en hem doodde.’ (Gen. 4:8). Waarover waren zij aan het redetwisten? Zij spraken: ‘Komt, laten we de wereld verdelen.’ De een nam de onroerende goederen (de landstukken) en de ander de roerende goederen. Daarop sprak de een: ‘Het 15 land waarop jij staat, is van mij.’ En de ander sprak: ‘De kleren die jij aanhebt, zijn van mij.’ De een sprak: ‘Trek uit!’. En de ander sprak: ‘Scheer weg!’ Daaruit resulteerde: ‘En het gebeurde ... dat Kajin tegen zijn broeder opstond en hem doodde.’ 20 (b) Conflict over heilige plaats Rabbi Jehosjoea uit Siknin zegt in naam van Rabbi Jehosjoea ben Levi: Beiden namen de landstukken in bezit en beiden namen de roerende goederen in bezit. Waarover redetwistten zij dan? De een zei echter: ‘Op mijn terrein zal het tempelheiligdom gebouwd worden.’ En de ander zei: ‘(Nee,) op mijn terrein zal het tempelheiligdom worden gebouwd.’ 25 Er wordt immers gezegd: ‘En het gebeurde toen zij op het veld waren’ - en ‘veld’ betekent niets anders dan het tempelheiligdom, zoals geschreven staat: ‘En Tzion zal worden omgeploegd als een veld’ (Micha 3:12). En hieruit resulteerde: ‘En het gebeurde ... dat Kajin tegen zijn broeder opstond en hem doodde.’2 30 a) Economie - verdelen of delen De eerste oorzaak van het gewelddadige conflict tussen de broers is economisch van aard. De economie waar beide broers zich actief aan committeren is er een van ‘ieder het zijne’(de een roerende de ander onroerende zaken). Het is een economie van streven naar een 2 Midrasj Beresjiet Rabba 22,16. 4 monopoliepositie (op eigen terrein), van concurrentie in plaats van samenwerking, van verdelen in plaats van delen. Dit economische systeem werkte niet! Hèvèl liet zijn schapen op de akkers van Kajin weiden en Kajin vergreep zich af en toe aan een stukje vlees van het vee van Hèvèl. Ruzie kon niet uitblijven.3 5 Zowel Kajin als Hèvèl maakten zich bovendien schuldig aan ideologisch absolutisme en verharding. Hèvèl niet minder dan Kajin, Hèvèl, de aanhanger van het nomadische ideaal niet minder dan de stedenbouwer Kajin; Hèvèl de liefhebber van vrijheid en tegenstander van ‘overheidsbemoeienis’ niet minder dan Kajin, de pragmatische bouwer en strenge, bemoeizuchtige bestuurder van de stadsstaat! Het beste medicijn tegen geweld is dan ook 10 om van eenzijdigheid en ideologie (van staatkundig en economisch systeem) afstand te nemen, te zoeken naar de gulden middenweg, ruimte te laten voor compromissen, niet alle heil te zoeken in concurrentie maar ook (of moeten we zeggen bovenal?) in samenwerking. De midrasj biedt een medicijn tegen repressie en geweld, voor zowel de enkeling als de gemeenschap! De relatie tussen machtsconcentratie, hebzucht, uitbuiting, 15 economische repressie en geweld vormde een van de kernpunten in de boodschap van de profeten. Een onrechtvaardig economisch systeem - dat bovendien de geëconomiseerde mens te weinig ruimte biedt voor andere, meer zingevende, waarden - kan werken als katalysator bij het proces dat leidt tot geweld. Vermengd met religieus fundamentalisme (en versterkt door onrekbare en letterlijke interpretaties van religieuze teksten) 20 ontstaat dan een uiterst explosief mengsel dat zich kan ontladen in tomeloos geweld. b) Religie - superioriteitswaan Rabbi Jehosjoea uit Siknin legde een andere zenuw bloot: de bijdrage van religieus fanatisme aan geweld. Ook op geestelijk gebied heeft de mensheid steeds weer gestreden om een 25 monopoliepositie, waarbij overigens financiële belangen zelden volledig van religieuze belangen te scheiden zijn! Daarbij kwam het geloof in de superioriteit van de eigen religieuze traditie en het exclusief opeisen van de religieuze waarheid en heilige plaatsen. Op de achtergrond speelt zo’n fanatisme mee bij het huidige conflict in het Midden-Oosten. Het gaat bij dit conflict om meer dan wederzijdse beschuldigingen van landjepik, het draait ook om 30 heilige grond, om de plaats van moskee tempel: Bet ha-Mikdasj en Bait ha-Makdisj. Geen enkel fenomeen heeft meer slachtoffers van geweld gemaakt dan de verbeten strijd om het religieuze gelijk. Gedurende godsdiensttwisten in de Dertigjarige Oorlog kwam ongeveer 3 Zie Sefèr Ha-Jasjar Beresjiet (a.l. ed. E.B. Shelita Jeruzalem 1987, 2), en vgl. Beresjiet Rabba 22,7; Midrasj Tanchoema Beresjiet § 9 en Targoem Jeroesjalmi op Gen. 4:8; genoemd door L. Ginzberg, The Legends of the Jews, I, 107-109 (en V, noot 18-19). 5 een derde van de Europese bevolking in de getroffen landen om het leven! In de strijd tussen Soennieten en Sji’ieten dreigt een soortgelijke ramp zich te voltrekken! De drie grote religies, waartussen zich zoveel conflicten hebben gespeeld, hebben alle in meerder of mindere mate zich schuldig gemaakt aan superioriteitsdenken. Het christendom 5 zou in plaats gekomen zijn van het jodendom. De islam zou op zijn beurt zowel jodendom als christendom overbodig hebben gemaakt. Zo’n vervangingstheologie gaat onwillekeurig gepaard met gevoelens van superioriteit en kan ook de gevaarlijke combinatie aangaan met het streven naar macht en dominantie! 10 In christendom en islam hangt het superioriteitsdenken niettemin vooral samen met de voorstelling van een in kwaliteit evoluerende profetie. Jezus beter dan Mosjè, Mohammed nog weer beter dan Jezus en Mozes. Hoewel het jodendom niet missionair van karakter is en in de geschiedenis veel minder een machtsfactor vormde dan christendom en islam, wil ik toch ook de hand in ‘eigen boezem’ 15 steken. In het jodendom loert het gevaar zich te koesteren in de gedachte de oudste te zijn en daarom als oude wijn beter te smaken. Hiervan noem ik een ongelukkig voorbeeld. De Joodse filosoof Jehoeda Ha-Levi (geb. 1080-1141) heeft aan het begin van zijn filosofische Sefer ha-Koezari beweerd, dat Joodse zielen over het exclusieve vermogen beschikken om Gods openbaring te ontvangen. Een voorrecht dat alle andere volkeren 20 onthouden zou zijn. Jodendom als een betere religie dan andere religies en Joden als bezitters van beter toegeruste zielen dan mensen uit ander volkeren. Wat kunnen we doen om dit onverkwikkelijke superioriteitsgevoel te voorkomen? Nu we een diagnose hebben gesteld, zijn we toe aan een medicatie. Ik ben er van overtuigd dat naast de oorzaak van geweld ook het medicijn tegen geweld in elke religie te vinden is, zowel in 25 jodendom, christendom als islam. Ik beperk mij hier tot het jodendom, want daar weet ik een en ander van en daarover te spreken is de mij vandaag opgedragen taak. Medicatie: Voor het medicijn kunnen we gebruik van de cognitieve therapie die een bekende Joodse 30 filosoof ons biedt: »Waarom verschillen religies dan? De Joodse filosoof Joseph Albo (1380-1444) stelt een mogelijk antwoord voor. Hij debatteert over de vraag: ‘Kan er meer dan één geopenbaarde religie bestaan?’ Hij argumenteert dat bezien vanuit het standpunt van God, de Gever van 6 de Wet, slechts één religie mogelijk is. Echter bezien van uit het standpunt van de ontvangers van de Wet, moet er meer dan één religie bestaan, ten gevolge van de verschillende geografische, economische en psychische factoren die hun leven beïnvloeden. De verschillen tussen de ene en de ander religie zullen daarom niet bestaan 5 uit de levensnoodzakelijke essentie die hetzelfde is voor alle mensen, maar veeleer uit secundaire elementen die voortkomen uit de plaatselijke en tijdgebonden variaties die karakteristiek zijn voor de verschillende groepen. ‘Dienovereenkomstig’, zo concludeert Albo, ‘kunnen twee geopenbaarde religies tegelijkertijd onder verschillende volkeren bestaan, ieder zijn gelovigen voerend naar menselijke volmaaktheid en naar verlossing, 10 hoewel op verschillende manieren en in overeenstemming met het karakter van iedere 1 religie.’« In bijvoorbeeld de Bhagawad Gita, Srimad Bhagawatam, Tzuang Tzi, Grant Sahiv, Koran en het Nieuwe Testament herken ik veel van de morele boodschap in mijn eigen jodendom. 15 De eerste stap naar herstel van een geschonden relatie tussen culturen en religies is kritische zelfdiagnose het opgeven van de exclusiviteit van de waarheid. Een tweede stap is niet het ontvangen en zoeken, maar het actief achtervolgen van de vrede. Een balans zoeken tussen het nemen van risico en het je kwetsbaar opstellen tegenover de ‘vijand’ enerzijds, en het behoud van eigen waardigheid en veiligheid anderzijds. En dit 20 samen met een beetje godsvertrouwen. Zoiets als wat van Ja’akov deed in de ontmoeting met Esaw: bidden, de ander ondanks alles je broeder blijven noemen, eigen fouten erkennen en eruit leren, de ander iets schenken en gunnen, maar ook een legertje achter de hand houden voor het geval dat. Want Amalek, geen reëel volk maar wel model voor een onverbeterbare fascistoïde en inhumane anticultuur, mag nooit winnen en moet worden bestreden. Zo moet IS 25 desnoods met geweld een halt worden toegeroepen, dat is ook onze morele plicht. Basisregel in de behandeling van geweld (ook) voor vandaag op deze bijeenkomst: Kies bij het ter sprake komen van een concreet en actueel voorbeeld van geweld geen partij, hoe moeilijk dat ook is. Deëscalatie en verzoening vereisen een positieve benadering: openstaan voor met name het leed van de ander, zelfkritiek in plaats van kritiek op de ander! Rollenspel 30 en de verdediging van de standpunten van de tegenpartij kan ook helend, zij het ontnuchterend, werken. Alleen hij is een echte held, zo zeggen de Wijzen, die van een vijand een vriend weet te maken. Alle deëscalatie van geweld begint overigens met jezelf. Daarom citeer ik deze woorden van de beslist niet weekhartige maar uiterst prudente Philo: 7 »Niets laat klappen sneller ophouden dan ze te verdragen, en het zich stilhouden van wie onrecht wordt aangedaan, leidt tot een (milder stemmende) verandering bij de daders van het onrecht.«4 5 De kracht van liefde zal sterker blijken dan van haat. Bescherm het leven maar blijf toch in de kracht van liefde geloven, zo niet voor jezelf dan voor onze kinderen en kleinkinderen! Marcus van Loopik (1950), grafisch kunstenaar, judaïcus en medewerker van stichting Pardes. Zie voor meer informatie over het thema vrede en geweld: M. van Loopik, Chanoeka, 10 Lichtpuntjes in het donker, Amsterdam 2014 (uitgave Mastixpress en Stichting Pardes). Zie voor verdere publicaties en internetlessen (midrasj) van M. van Loopik, website: www.marmora.nl 1 S.S. Cohon, What we Jews believe & A guide to Jewish practise, Assen 1971, p. 21; in verwijzing naar Joseph Albo, Sefer Ikkariem I, cap. 25. 4 Flavius Josephus, De Bello Judaico II, 16, 351. Vgl. mijn boek Balk en Splinter, 162-164.