Hoofdstuk 9: Herstructurering van Scheveningen

advertisement
Voorwoord
Dit rapport bevat het verslag van mijn afstudeerproject ‘De herstructurering van
Scheveningen-Haven’. De betreffende afstudeerrichtingen zijn Stedenbouwkunde en
Volkshuisvesting & Stadsvernieuwing. Het afstudeerproject bestaat uit een onderzoek en
een ontwerp. Het onderzoek heeft betrekking op de wensen van de verschillende
belanghebbende partijen. Op basis van het onderzoek en de analyse van de locatie is het
programma van eisen voor de herstructurering van het havengebied in Scheveningen
opgesteld. Ik ben tot de keuze van Scheveningen-Haven als onderwerp van mijn
afstudeerproject gekomen, omdat ik geïnteresseerd ben in het revitaliseren van
verouder(en)de locaties in steden. Bovendien heb ik een fascinatie voor alles wat met water
te maken heeft.
Mijn dank gaat uit naar mijn mentoren Willem Hermans, Michiel Brouwer, Wendelien Lans en
Ad Straub voor hun begeleiding en ondersteuning tijdens het afstuderen. Met hun hulp kon ik
steeds een stapje verder komen. Ook wil ik de gecommitteerde Alexandra den Heijer
bedanken voor haar waardevolle bijdrage aan de peilingen.
Van de woningcorporatie Vestia Scheveningen wil ik de heer Hans de Korte en de heer Wim
Panneman bedanken voor het beschikbaar stellen van gegevens en voor het beantwoorden
van mijn vragen.
Tevens gaat mijn dank uit naar de medewerkers van de afdeling ROMZ van de Dienst
Stedelijke Ontwikkeling te Den Haag. Hun interesse was erg stimulerend.
En zeker niet in de laatste plaats wil ik mijn moeder Marianne en haar vriend Sije, vader Jan
en stiefmoeder Thea, de heer Paul Weeink, mijn stagebegeleider Pim Zevenhuizen,
vrienden, studiegenoten, ateliergenoten, collega’s en oud-collega’s bedanken voor hun steun
en vooral voor het vertrouwen dat ze in me gehad hebben, niet alleen tijdens mijn
afstuderen, maar ook tijdens de voorgaande jaren van mijn studie.
Annique Bruin
Studienummer: 9137029
1
Inhoudsopgave
Voorwoord..........................................................................................................................
Inhoudsopgave..................................................................................................................
Hoofdstuk 1: Het havengebied van Scheveningen.......................................................
1.1
Scheveningen-Haven: een onderdeel van de kuststrook van
Scheveningen..........................................................................................................
1.2
De opgave voor Scheveningen-Haven...................................................................
Hoofdstuk 2: Geschiedenis..............................................................................................
2.1
Scheveningen-Haven en Scheveningen-Dorp.......................................................
2.2
Scheveningen-Bad..................................................................................................
2.3
De volkshuisvesting in Scheveningen-Haven........................................................
Hoofdstuk 3: De huidige situatie.....................................................................................
3.1
De kuststrook ..........................................................................................................
3.2
Omringende sferen..................................................................................................
3.3
Toerisme..................................................................................................................
3.4
Verkeersstructuur....................................................................................................
3.5
Grondgebruik...........................................................................................................
3.6
Bebouwd-onbebouwd..............................................................................................
3.7
Eigendom.................................................................................................................
3.8
Werkgelegenheid.....................................................................................................
3.9
Overlast....................................................................................................................
3.10 Kustverdediging.......................................................................................................
Hoofdstuk 4: De plannen voor Scheveningen-Haven...................................................
4.1
De geschiedenis van de planvorming.....................................................................
4.2
Recente planvorming..............................................................................................
4.2.1 Informatieboek ten behoeve van de INTA................................................ .
4.2.2 Stedenbouwkundig Ontwikkelingsplan Scheveningen Haven (SOP)....... .
4.2.3 Masterplan Scheveningen-Kuststrook........................................................
4.3
Ontwikkelingen in de planvorming..........................................................................
Hoofdstuk 5: Wonen in Scheveningen-Haven...............................................................
5.1
De bewoners van Scheveningen-Haven................................................................
5.2
De woningvoorraad van Scheveningen-Haven......................................................
5.3
Ontwikkelingen in het wonen...................................................................................
5.4
Het woonscenario voor Scheveningen-Haven.......................................................
5.4.1 Scheveningen-Haven als woongebied.......................................................
5.4.2 Voorbeeld: Oostelijk Havengebied te Amsterdam......................................
5.4.3 Samenvatting...............................................................................................
Hoofdstuk 6: Toerisme en recreatie in Scheveningen-Haven........................................
6.1
De bezoekers van Scheveningen-Haven...............................................................
6.2
Ontwikkelingen in de toeristisch-recreatieve sector................................................
6.3
Het toeristisch-recreatieve scenario voor Scheveningen-Haven...........................
6.3.1 Scheveningen-Haven als toeristisch-recreatief gebied..............................
6.3.2 Voorbeeld: Porto Antico te Genua...............................................................
6.3.3 Samenvatting...............................................................................................
Hoofdstuk 7: Werken in Scheveningen-Haven..............................................................
7.1
De werkgelegenheid in Scheveningen-Haven........................................................
7.2
Economische ontwikkelingen..................................................................................
7.3
Het werkscenario voor Scheveningen-Haven.......................................................
7.3.1 Scheveningen-Haven als werkgebied.........................................................
7.3.2 Voorbeeld: Docklands te Londen................................................................
7.3.3 Samenvatting...............................................................................................
Hoofdstuk 8: Programma van eisen................................................................................
Hoofdstuk 9: Herstructurering van Scheveningen-Haven...........................................
9.1
Concept....................................................................................................................
9.2
Ontwerp...................................................................................................................
9.3
De woningvoorraad.................................................................................................
9.3.1 De sociale woningvoorraad in Scheveningen-Haven.................................
9.3.2 Strategisch beheerplan voor de sociale woningvoorraad in
Scheveningen-Haven..............................................................................................
9.3.3 Kosten van de ingrepen..............................................................................
9.3.4 Nieuwbouw...................................................................................................
Hoofdstuk 10: Samenvatting............................................................................................
Literatuurlijst......................................................................................................................
Bijlagen...............................................................................................................................
Bijlage 1
Geschiedenis van de badplaatsen..............................................................
Bijlage 2
Attracties......................................................................................................
Bijlage 3
Plannen in het SOP.....................................................................................
Bijlage 4
Plannen in het Masterplan...........................................................................
Bijlage 5
Uitgangspunten van het Masterplan...........................................................
Bijlage 6
Bewoners.....................................................................................................
Bijlage 7
Woningvoorraad..........................................................................................
Bijlage 8
Woningbehoefte onderzoek........................................................................
Bijlage 9
Bezoekers van Scheveningen-Bad.............................................................
Bijlage 10
Bezoekers van Scheveningen-Haven.........................................................
Bijlage 11
Kenmerken van de bezoekers naar herkomst............................................
Bijlage 12
Overzicht aanbod sociale huurwoningen....................................................
Bijlage 13
Wws-scores.................................................................................................
Bijlage 14
Ingrepen in de woningvoorraad...................................................................
Bijlage 15
Woningcorporatie Vestia Scheveningen.....................................................
Bijlage 16
Kosten van de ingrepen...............................................................................
Hoofdstuk 1: Het havengebied van Scheveningen
Het terugwinnen van verlaten havengebieden is een terugkerend thema in de Europese
stedenbouw in de afgelopen tientallen jaren. In bijna elke stad hebben verouderde
infrastructuur en nieuwe technologieën tot verval geleid. Het gebruik van containers en
vervoer door de lucht hebben de havengebieden overbodig gemaakt voor nationale
economieën. Ook het havengebied van Scheveningen is aan verandering onderhevig. Tot
het midden van de jaren 60 was Scheveningen-Haven gericht op de visserij, maar de
economische betekenis van deze sector is sinds die tijd steeds verder afgenomen. Andere
activiteiten zoals havengebonden bedrijvigheid en horeca hebben een plek in het
havengebied veroverd, maar ook voor deze activiteiten is de toekomst door ontwikkelingen in
de sectoren onzeker geworden. De veranderende positie van de functies die in het
havengebied te vinden zijn op zichzelf en in relatie tot elkaar maken de herstructurering van
Scheveningen-Haven tot een interessante opgave.
1.1
Scheveningen-Haven: een onderdeel van de kuststrook van Scheveningen
Scheveningen is één van de bekendste kustplaatsen van Nederland. Mensen uit heel
Nederland en zelfs uit het buitenland komen naar Scheveningen om te genieten van zon,
zee en strand. Ook voor de bewoners van Den Haag en van de regio Haaglanden is
Scheveningen een belangrijk recreatiegebied. Kenmerkend voor de kuststrook van
Scheveningen is de driedeling. Er zijn drie polen te onderscheiden met elk een eigen
karakter. De polen zijn Scheveningen-Bad, Scheveningen-Haven en Scheveningen-Dorp. De
polen verschillen niet alleen van elkaar in functie, maar ook de reikwijdte van de
invloedssfeer van het betreffende deelgebied verschilt. Zo reikt de vooral toeristischrecreatieve invloed van Bad tot ver buiten de stadsgrenzen van Den Haag, terwijl de invloed
van Dorp als woongebied nauwelijks verder reikt dan het stadsdeel Scheveningen. Voor
Haven is de reikwijdte van de invloedssfeer door de verschillende functies in het gebied niet
eenduidig. Zo zorgt het transportbedrijf Norfolk Line voor werkgelegenheid voor zowel de
plaatselijke bevolking als voor mensen elders uit Den Haag en daarbuiten. De visserij biedt
werkgelegenheid aan de plaatselijke bevolking, overigens op een veel kleinere schaal dan
Norfolk Line dat doet. Daarnaast staat het havengebied symbool voor de
visserijgeschiedenis van Scheveningen.
Opvallend aan de drie polen is dat zij zelfstandig functioneren. Elke pool is voor zijn bestaan
nauwelijks afhankelijk van een andere pool. Ze versterken elkaars functie evenmin. Zo vindt
er vrijwel geen uitwisseling van personen plaats en activiteiten beperken zich veelal tot het
eigen gebied. De enige uitwisseling die plaatsvindt bestaat uit de auto’s die op zomerse
dagen over de boulevard ‘flaneren’ of een parkeerplaats zoeken. Elke pool heeft ook zijn
eigen groep gebruikers. Scheveningen-Bad is bij uitstek een toeristisch-recreatieve
trekpleister. De grootste groep gebruikers van Scheveningen-Bad bestaat uit bezoekers die
vooral in de zomer van heinde en verre komen om op het strand te liggen, uit te gaan of te
winkelen in de Palace Promenade. Buiten het hoogseizoen bestaat de groep bezoekers
grotendeels uit mensen uit de meer nabije omgeving die een frisse neus komen halen of de
levendigheid en de beschutting van de overdekte promenade opzoeken op een regenachtige
zondag (Gemeente Den Haag, 1998 a en b). Scheveningen-Dorp ligt tussen Bad en Haven
in en heeft vooral een woonfunctie. Kenmerkend voor de bewoners van Dorp is de mate
waarin men gehecht is aan Dorp als woonplaats. Men wil in het dorp blijven wonen en
veranderingen die van invloed kunnen zijn op de woonomgeving kunnen in het algemeen op
weinig goedkeuring van de bewoners rekenen. Een belangrijke rol voor de bewoners spelen
het strand en de zee. In de beleving van de bewoners compenseert de nabijheid van het
strand en de zee het gebrek aan openbare ruimte en groen. Het strand en de zee zijn hun
openbare ruimte. Ondanks dat de woningen vaak zowel bouwtechnisch als woontechnisch
gebreken vertonen is de vraag naar woningen groter dan het aanbod (Gemeente Den Haag,
2000c). In Scheveningen-Haven is het transportbedrijf Norfolk Line met het grote
overslagterrein en de containerschepen in de haven duidelijk aanwezig. Ook de visserij, de
sector waaraan Scheveningen zijn ontstaan dankt, is eveneens in de Haven te vinden. De
gebruikers van het havengebied zijn de mensen die er werkzaam zijn. Daarnaast is er in
Scheveningen-Haven een jachthaven te vinden. Voor een aantal jachten is Scheveningen de
thuishaven. In de zomer wordt de haven veel gebruikt als passantenhaven (Gemeente Den
Haag, 1992).
Elk deelgebied in de kuststrook van Scheveningen heeft niet alleen een specifieke functie en
een bijbehorende groep gebruikers, maar kent ook specifieke problemen. Eén van de
grootste problemen van de gebruikers van Scheveningen-Bad is de gebrekkige
bereikbaarheid per auto. Daarnaast is in Bad het voorzieningenaanbod eenzijdig wat de
concurrentie tussen de ondernemers doet toenemen en de kans op leegstand van
winkelpanden vergroot. Het uitzicht op zee is aangetast door nieuwbouw en door de
reclameborden van de paviljoens aan het strand. Voor de gebruikers van ScheveningenDorp vormen de auto’s van de bezoekers die door het dorp rijden op zoek naar een
parkeerplaats een bron van ergernis. Maar bovenal is een groot deel van de woningen
bouwtechnisch en woontechnisch versleten en is er bij sommige complexen sprake van
sociale problemen. Het hart van het dorp wordt gevormd door de Keizerstraat. Deze
winkelstraat kampt in het deel dat aansluit op de boulevard met leegstand. De kwaliteit van
het deelgebied Scheveningen-Haven is de openbare ruimte. Het deelgebied grenst aan de
haven, het strand en de duinen. De ruimtelijke potenties van het gebied lijken op dit moment
niet te worden benut. Bovendien vinden er rond de havens activiteiten plaats waarvan de
toekomst door ontwikkelingen in de betreffende sectoren onzeker is. Deze nemen op dit
moment een groot deel van de oppervlakte in beslag. Voorbeelden hiervan zijn het
transportbedrijf Norfolk Line en de visserij met de bijbehorende activiteiten.
In dit afstudeerproject concentreer ik mij op Scheveningen-Haven in de context van de
kuststrook van Scheveningen. Om zowel het havengebied binnen de kuststrook als de
kuststrook als geheel te kunnen laten functioneren kan Scheveningen-Haven niet los worden
gezien van de andere polen. Scheveningen-Haven moet een versterking van en een
aanvulling op Bad en Dorp worden. De complexiteit van de opgave is gelegen in het feit dat
er verschillende partijen belangen hebben bij de ontwikkeling van het havengebied. Deze
belangen stemmen niet altijd overeen en dienen tegen elkaar afgewogen te worden.
Naast de drie polen Bad, Dorp en Haven vormt Duindorp, het woongebied ten westen van
Scheveningen-Haven, een vierde pool in de kuststrook. Het studiegebied omvat deze vier
polen. Strikt genomen reikt het studiegebied nog verder: de wensen en belangen van de
verschillende groepen gebruikers uit de rest van Den Haag en daarbuiten worden eveneens
onderzocht. Het eigenlijke plangebied wordt zoals in de afbeelding is aangegeven begrensd
door:
_
het strand;
_
de Keizerstraat;
_
de Westduinweg;
_
de duinen.
Als in het vervolg van dit rapport gesproken wordt over het plangebied Scheveningen-Haven
wordt dit gebied bedoeld.
1.2
De opgave voor Scheveningen-Haven
In Scheveningen-Haven zijn sectoren vertegenwoordigd die aan veranderingen onderhevig
zijn. De toekomst van de sectoren in het havengebied is onzeker. Bepaalde activiteiten
zullen uitgebouwd kunnen worden, terwijl andere activiteiten in zullen moeten krimpen. Dit
zal tot gevolg hebben dat de groep gebruikers van samenstelling zal veranderen.
Doelstelling
Scheveningen-Haven herinrichten zodat:
_
er een gunstige situatie ontstaat voor zowel de huidige als de toekomstige gebruikers
van Scheveningen-Haven;
_
het havengebied een versterking is van de toeristische trekpleister Bad en van het
woongebied Dorp.
Vraagstelling
Welke functie of combinatie van functies levert een zo gunstig mogelijke situatie op voor de
huidige en de toekomstige gebruikers van Scheveningen-Haven en zorgt voor een
versterking van de andere deelgebieden Scheveningen-Bad en Scheveningen-Dorp?
Om een antwoord te kunnen vinden op de vraagstelling
onderzoeksvragen worden beantwoord:
moeten de volgende
Scheveningen-Kuststrook
1.
2.
3.
4.
5.
Wat is het huidige ruimtegebruik van de kuststrook van het plangebied?
Wat is er tot nu toe aan plannen gemaakt voor de kuststrook?
Wat is er verwezenlijkt en waarom?
Wat is er niet verwezenlijkt en waarom niet?
Wat is de visie van de gemeente op de ontwikkeling van de kuststrook en van het
plangebied?
6. Wat is de visie van de woningcorporatie op de ontwikkeling van de kuststrook en van het
plangebied?
7. Welke thema’s zijn van belang bij het maken en verwezenlijken van plannen voor
Scheveningen-Haven?
Bewoners
1. Wie zijn de bewoners van de kuststrook en van het plangebied?
2. Wat zijn de woonwensen van deze bewoners?
3. Wat is de visie van de huidige bewoners op de ontwikkeling van de kuststrook en van het
plangebied?
4. Waaruit bestaat de huidige woningvoorraad in het plangebied?
5. In welke staat verkeren de woningen?
6. Voor wie is wonen in het plangebied aantrekkelijk?
7. Welke ontwikkelingen vinden er plaats op de woningmarkt?
Bezoekers
1. Wie zijn de bezoekers van de kuststrook en van het plangebied?
2. Wat betekent het plangebied voor elke groep bezoekers?
3. Welke ontwikkelingen vinden er plaats in het toerisme en de recreatie?
Werkgelegenheid
1. Wie werken er in de kuststrook en in het plangebied?
2. Wat betekent het plangebied voor elke groep werkers?
3. Welke ontwikkelingen vinden er plaats in de betrokken sectoren?
Programma en stedenbouwkundig plan
1. Welk programma voor het plangebied heeft de meeste toekomstwaarde voor de stad en
de kuststrook in het algemeen en het plangebied in het bijzonder?
2. Welke functies kunnen gecombineerd worden?
Hoofdstuk 2: Geschiedenis
Het ontstaan, en lange tijd het bestaan, van Scheveningen-Haven is nauw verbonden met de
Scheveningse visserij. Om de betekenis van de visserij voor het plangebied te kunnen
begrijpen is het nodig de geschiedenis van Scheveningen te kennen. Hoewel uit de
beschrijving van het ontstaan van de badplaats blijkt dat de sector toerisme-recreatie een
minder lange historie kent dan de visserij, is ook deze sector van belang geweest voor de
ontwikkeling van de kuststrook van Scheveningen. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk
wordt aandacht besteed aan de geschiedenis van de volkshuisvesting in ScheveningenHaven.
2.1
Scheveningen-Haven en Scheveningen-Dorp
De geschiedenis van het plangebied omspant ongeveer een eeuw. Tot de jaren tachtig van
de 19e eeuw waren waar nu water en bebouwing het beeld bepalen, ongerepte duinen.
Slechts een vuurbaken op de plaats waar zich nog altijd een vuurtoren bevindt duidde op de
aanwezigheid van menselijk leven. Dit leven stond in hoofdzaak in het teken van de visserij.
Het speelde zich af in het dorp Scheveningen waar de vissers hun huizen hadden en waar
de visverwerking plaatsvond, op zee waar de vis gevangen werd en in Den Haag waar de vis
verhandeld werd en waar het bestuur zetelde van de gemeente Den Haag die ook
Scheveningen omvatte.
De eerste ingrepen in het plangebied waren van infrastructurele aard en hielden verband met
ontwikkelingen in de stad Den Haag. In 1886 werd een (stoom)tramweg in gebruik genomen
tussen het Haagse station Hollands Spoor en het dorp Scheveningen. Het eindpunt lag aan
de Duinstraat en was voorzien van een goederenaccommodatie. Twee jaar later werd de
tramweg naar het strand verlengd. Een directe, open verbinding tussen het Haagse stelsel
van grachten en de zee werd in 1889 gerealiseerd in de vorm van het Verversingskanaal.
Hiertoe werd op een afstand van ongeveer 1200 meter ten zuidwesten van het dorp
Scheveningen een doorgraving door de duinen gemaakt. Tussen het dorp en het kanaal
werd een weg aangelegd, de Westduinweg. Door de tramweg, de Westduinweg en het
kanaal werd een stuk duingrond afgebakend dat als het ware geschapen leek om als locatie
voor de geprojecteerde haven te worden aangewezen. Plannen voor deze haven waren er al
vanaf 1882. Tot halverwege de 19e eeuw beperkte de Scheveningse visserij zich tot
kustvisserij met behulp van bomschuiten die op het strand getrokken werden. De verse vis
werd in Den Haag en in grote delen van Holland verhandeld. Een verandering met
verstrekkende gevolgen was de mogelijkheid van het kaken van de haring waardoor op grote
schaal werd overgestapt op verre visserij. Hiermee gepaard gaande werd een nieuw
scheepstype ingevoerd: de loggers met een aanmerkelijk grotere omvang die niet meer op
het strand getrokken konden worden. Toen in 1894 door een zware storm een groot aantal
bomschuiten verloren was gegaan werd besloten de Eerste Haven aan te leggen. Deze werd
in 1904 in gebruik genomen.
De specifieke functie vond haar weerslag in de inrichting van het ‘droge’ deel van de haven:
pakhuizen en brede kaden voor de opslag van haringvaten en het uitleggen van netten. Bij
de inrichting werd er van uitgegaan dat de kaden door ‘sporen’ ontsloten zouden worden. Dit
is terug te vinden in het patroon en het brede profiel van de straten in het plangebied waarin
de spoorbogen te zien zijn. Dit zijn de Zeesluisweg, de Treilerdwarsweg en de
Korbootstraat. Tot de daadwerkelijke aanleg van het spoor is het echter nooit gekomen.
Al snel na de ingebruikname van de Eerste Haven werd aan een uitbreiding daarvan
gedacht. Reden hiervoor was onder andere de deining in de binnenhaven die het gevolg was
van de open verbinding met zee. Voor de uitbreiding werd het terrein tussen de bestaande
haven en de Westduinweg gereserveerd. Dit was geen overbodige luxe, want het voor de
eeuwwisseling nog zo maagdelijke duingebied raakte in hoog tempo verstedelijkt. Tussen
het dorp Scheveningen en de haven verrees op de haven gerichte bebouwing: pakhuizen,
visverwerkende bedrijven en woningen voor de mensen die in de visserij werkzaam waren.
Aan de ander kant van het Verversingskanaal werden ondertussen arbeiderswoningen in
Duindorp gebouwd. Ten zuiden van het havengebied rukte de woningbouw in het
Statenkwartier op tot het tracé van de tramweg. Deze werd in 1927 geëlectricifeerd tot de
stadstram lijn 11. Wel bleef op een apart spoor het goederenvervoer tussen de haven en het
landelijke spoorwegnet gehandhaafd. In 1931 was de uitbreiding van de Eerste Haven
voltooid en werd de Tweede Haven in gebruik genomen. De vissersschepen kozen voor De
Tweede Haven als ligplaats, omdat deze vrij van deining was. Een deel van de
visserijactiviteiten verhuisde mee. Zo werd in 1935 het visafslaggebouw in gebruik genomen.
Langs de kaden werden pakhuizen, rokerijen en andere bedrijfsgebouwen gebouwd, terwijl
aan de landzijde van de Tweede Haven woningen verrezen. Zo had zich in een tijdsbestek
van veertig jaar de transformatie van een ongerept duingebied tot een stedelijk havengebied
voltrokken.
In de Tweede Wereldoorlog maakte het havengebied deel uit van de vesting Scheveningen.
Als onderdeel van de Atlantikwall verrees op het schiereiland tussen de Eerste Haven en de
zee een betonnen dijklichaam met bunkers in het inwendige.
De veranderingen die plaatsvonden na 1945 waren vooral van transformatieve aard. De
havens hadden binnen de kustlijn hun maximale omvang bereikt. In het begin van de jaren
vijftig maakten de eerste handelsvaartuigen hun opwachting in de haven en werd er een
begin gemaakt met sportvisserij. Dit was mede mogelijk doordat het oude havenbekken van
de Eerste Haven verdiept werd en een deel van de vissersvloot terugverhuisde naar de
Eerste Haven. Na een terugval in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog bereikte de
Scheveningse haringvisserij in de jaren vijftig haar absolute hoogtepunt. Meer dan 50% van
de totale aanvoer van haring in Nederland liep via Scheveningen. Toen in 1965 de nieuwe
visafslag aan de Eerste Haven in gebruik werd genomen, werd de Tweede Haven het
domein van toeristisch-recreatieve activiteiten, terwijl de Eerste Haven op visserij gericht
bleef. In 1972 werd een jachthaven in de Tweede Haven geopend. In 1973 werd ten
behoeve van het al tien jaar in het gebied opererende transportbedrijf Norfolk Line terzijde
van de Voorhaven de Derde Haven gegraven ten behoeve waarvan de kop van het
Verversingskanaal gedempt werd. Tenslotte leidden de veranderingen in de bedrijfsvoering
van de verre visserij ertoe dat de bestaande bebouwing op het schiereiland plaats maakte
voor grote koel- en vrieshuizen. Tegen het eind van de jaren zestig tekende zich namelijk
een aantal ontwikkelingen af die een vermindering van de economische betekenis van de
zeevisserij tot gevolg hadden. Zo liep de binnenlandse vraag naar de ‘gewonere’ vissoorten
zoals haring terug. Ook trad het verschijnsel van overbevissing op dat tot een afname van de
aanvoer leidde. Daarnaast ging de schaalvergroting door. Dit alles leidde tot een drastische
afname van het aantal arbeidsplaatsen in de visserij. Vervolgens werden de zogeheten
vrieshektreilers in gebruik genomen. Deze boden de mogelijkheid om vis aan boord te
bevriezen waardoor nieuwe, verder weg gelegen gebieden binnen het bereik kwamen. De
vrieshektreiler was als het ware een varend visverwerkend bedrijf en dat betekende dat de
havengebondenheid van de schepen afnam. Ten opzichte van de jaren zeventig vond
herstel van de positie van de verre visserij plaats. De kustvisserij heeft zich echter niet uit zijn
marginale positie op weten te werken (Gemeente Den Haag, 1987). Zoals in hoofdstuk 4 te
lezen is voltrekken de veranderingen in het plangebied zich de laatste jaren vooral op papier.
2.2
Scheveningen-Bad
Hoewel het dorp Scheveningen van oudsher bestuurlijk bij Den Haag hoorde was het
eeuwenlang ruimtelijk gescheiden van Den Haag en vormde het een eigen gemeenschap.
Tot 1875 bleef de bebouwing geconcentreerd rondom de Keizerstraat. Scheveningen en Den
Haag werden vanaf 1665 verbonden door de tolweg Scheveningseweg en in 1835 door de
Badhuisweg. Zo kon op zich enige afstand van het havengebied een badplaats ontwikkelen.
Scheveningen maakte in die tijd naam als ‘Den Haag aan zee’, een recreatieoord voor de
gegoede burgerij. In bijlage 1 wordt de ontwikkeling van de badplaatsen in Europa zoals die
ook in Scheveningen heeft plaatsgevonden beschreven. Het Haagse gemeentebestuur
stimuleerde de ontwikkeling van de badplaats. In 1818 opende het eerste badhuis zijn
deuren op de plaats van het huidige Kurhaus, dat stamt uit 1884. De ontwikkeling van de
badplaats vond vanaf 1850 geleidelijk en op duidelijke afstand van het dorp plaats. In 1850
werd de tramlijn Den Haag-Scheveningen aangelegd. Scheveningen-Bad groeide uit tot een
mondaine badplaats die per trein vanuit Europa te bereiken was. In 1904 werd het
Circustheater gebouwd en in 1908 werd de spoorverbinding Rotterdam-Scheveningen
geopend. De periode 1890-1930 is beslissend geweest voor het huidige beeld van
Scheveningen. In die tijd vonden de grote stadsuitbreidingen van Den Haag plaats. Voor
Scheveningen als centrum van amusement was het een bloeiperiode. Dit duurde voort totdat
in de jaren zestig een proces van verval intrad. Scheveningen-Bad bleek met haar
overwegend vooroorlogse en op (zomer)verblijfstoerisme ingestelde structuur niet bestand
tegen de veranderingen in de vrijetijdsbesteding en de opkomst van het massatoerisme.
Steeds minder mensen kozen voor een vakantie in eigen land en steeds minder mensen
bleven overnachten in Scheveningen. Zo werd Scheveningen-Bad het domein van dag- en
weekendrecreatie. Het gevolg hiervan was dat het ene na het andere hotel werd gesloten.
Om de negatieve spiraal te keren werd er ingezet op voorzieningen met een all-season en
all-weather karakter. Er werd grootschalige nieuwbouw gepleegd waardoor het historisch
eigene van de badplaats werd weggedrukt. Voorbeelden zijn het golfslagbad en de Palace
Promenade die beide in 1982 werden geopend. Dit heeft geleid tot het huidige beeld van
Scheveningen-Bad (Gemeente Den Haag, 2001a).
2.3
De volkshuisvesting in Scheveningen-Haven
Het genot van het wonen in Scheveningen wordt deels bepaald door de kwaliteit van de
woning. Maar prettig wonen is meer: het is letterlijk je ergens ‘thuis voelen’. Een factor die
daarbij een belangrijke rol speelt is het hebben van een binding met de buurt en een gevoel
van veiligheid binnen de eigen cultuur. Het is onder meer deze factor die veel Scheveningers
ervan weerhoudt om te verhuizen naar een woning buiten Scheveningen en op grond
waarvan bij sommigen verzet optreedt wanneer niet-Scheveningers zich er willen vestigen
(Woningbedrijf Scheveningen, 1992).
Het boek ‘Land en Zand’ (Woningbedrijf Scheveningen, 1992) maakt duidelijk dat wonen in
Scheveningen altijd een strijd is geweest tegen water en wind enerzijds en tegen sloop- en
bouwplannen anderzijds. Een storm in 1470 wierp de kerk en huizen in zee. Het
inwoneraantal daalde tot 190. In 1570 verwoestten storm en vloed meer dan de helft van het
vissersdorp, dat uit slechts 128 huizen bestond. Op dat moment telde de nederzetting
ongeveer 1000 inwoners. In 1750 was dit aantal verdubbeld en in 1825 was het nog eens
verdubbeld tot ongeveer 4000 inwoners. Daarna ging het snel. In 1847 telde men ruim 6000
Scheveningers en in 1917 al 44 000. En al die mensen moesten gehuisvest worden. Tot
ongeveer het jaar 1800 was dat geen probleem. De problemen begonnen met de explosieve
groei van Scheveningen in de tweede helft van de 19e eeuw. Een oprukkend Den Haag in
het oosten liet geen uitbreiding toe en de zee in het westen was onbedwingbaar.
Scheveningen zat klem. Alle terreinen en plaatsjes tussen de bestaande woningen werden
door huisjesmelkers volgepropt met kleine houten 1-kamerwoninkjes zonder sanitair en
zonder privacy. Deze werden verhuurd aan de vissersbevolking. Er ontstond een doolhof van
sloppen, stegen en hofjes. Toen ook daar de rek uit was breidde het dorp zich langzaam uit
in de richting van het noorden. Het dorp en de uitbreiding ervan bestonden uit zoveel
mogelijk huisjes van slechte kwaliteit op zo weinig mogelijk grond. Er leek geen haan naar te
kraaien. Tot de overheid zich ermee ging bemoeien.
In de tweede helft van de 19e eeuw groeide bij de intelligentsia langzaam de belangstelling
voor de woonsituatie van minder draagkrachtigen. Het besef drong door dat ziektes zoals
cholera te wijten waren aan de slechte woonomstandigheden: overbevolkte, vochtige en
donkere huizen, zonder riolering, zonder waterleiding, in stegen en sloppen zonder
bestrating. Pas toen de gemeente Den Haag door de Woningwet van 1901 werd gedwongen
de woonsituatie aan te pakken kwam ze in actie. Er werd naar de letter van de wet een
Gezondheidscommissie ingesteld die tussen 1904 en 1906 systematisch onderzoek deed
naar de woonomstandigheden in Scheveningen. Maar de gemeente bleef aarzelen:
initiatieven van goedwillende Haagse woningbouwverenigingen werden op de lange baan
geschoven. Men kon maar niet beslissen wie nu moest gaan bouwen: de gemeente zelf of
anderen. Bovendien vormden de huurprijzen een forse hindernis. De vissersbevolking was
gewend aan huren tussen de één en twee gulden per week. De nieuw te bouwen woningen
daarentegen moesten toch zeker vier gulden per week opbrengen. Toen de gemeente
uiteindelijk toch overstag ging en besloot nieuwe woningen te bouwen vonden er tussen de
twee wereldoorlogen drie grote saneringsprojecten en wat kleinere plaats.
De eerste sanering kwam tot stand door de aanleg van de Jurriaan Kokstraat, een twintig
meter brede verkeersweg die de ontsluiting van de badplaats moest verbeteren. Bijna 200
woningen en 30 bedrijven moesten daartoe worden onteigend en gesloopt. In 1927 was
deze weg gereed en was het gehele gebied opnieuw bebouwd. De kleine houten woningen
hadden plaatsgemaakt voor ruimere bakstenen woningen.
Het tweede grote saneringsproject vond plaats rond 1935. Het betrof het propvolle gebiedje
rond de Jacob Pronkstraat, de Weststraat en ten noordwesten van de Keizerstraat. Bij de
hele sanering die later nog werd uitgebreid waren in eerste instantie 335 woningen
betrokken. Ter vergelijking: op dit moment staan in hetzelfde gebied 147 woningen. Dit
leverde 10 000 vierkante meter bouwgrond op. Daarvoor moest wel eerst 20 000 vierkante
meter grond onteigend worden. De sanering ten zuidwesten van de Keizerstraat (de
Kolenwagenslag en de Nieuwe Laantjes) was eigenlijk een uitbreiding van
het plan rond om de Jacob Pronkstraat. Zo kon er voor een groot gebied één nieuw
stratenplan gemaakt worden. Het onteigenen en de beslissing wie wat ging bouwen
(gemeente
of woningbouwverenigingen) leverden vertraging op vertraging op. Pas rond 1940 was de
nieuwbouw in dit gebied voltooid. In 25 jaar tijd waren op deze manier ruim 1000 woningen
afgebroken. Voor elke drie woningen die werden gesloopt werd er één teruggebouwd. De
sanering wordt de grootste van het vooroorlogse Nederland genoemd. Maar de woningnood
in Scheveningen was al zo hoog. Nieuwbouw was dus noodzakelijk. Een nieuwe wijk aan de
overkant van het Verversingkanaal, het latere Duindorp, het Geuzenkwartier tegen De Haag
aan en een nieuwe wijk op de plaats van het huidige Norfolk Line terrein moesten met in
totaal ruim drieduizend door de gemeente gebouwde woningen het groeiende inwonertal en
de dakloos geworden Scheveningers opvangen. De nieuwe wijk, het eiland Vlook (zie
onderstaande afbeelding) die men op het huidige Norfolk Line terrein bouwde bestond uit
132 woningen en 2 winkels. Aan het eind van de jaren 60 moest de wijk plaatsmaken voor
het transportbedrijf Norfolk Line. In 1968 werd met de sloop begonnen en in 1971 was de
wijk verdwenen. Of op zijn ‘Schevenings’: “Scheveninge mos teuge de grond. D’r wazze ’n
êleboel onbeweunbaere ‘ûze en ’t antal beweuners van Scheveninge rees. De Gemiente ‘êt
toe ’n sôsiael weuningbouwplan ‘emaekt. Daerdeur is Dûndorp ontstaen. Ien onderdêl van
dat plan was ’t êland Vlook. Wier daer veul évlookt, weunde daer veul a-sociaele mense?
Volges mên ‘iet mêr of minder dan urges aars. Zô ken je merreke dat ’t êland ’n geweune
buurt ‘eweest is. Z’n naem van êland Vlook’ ‘et tie ‘iet verdiend. ’t Bestaet ‘iet mêr, ’t mos
weg voor de Norfolk-lên…….”
Maar toen kwam de Tweede Wereldoorlog en leek alles voor niets te zijn geweest. Talloze
huizen moesten wijken voor de bouw van het verdedigingswerk de ‘Atlantikwall’ en andere
leden zwaar onder het oorlogsgeweld. Het herstel van deze schade ging in de tijd van de
wederopbouw maar moeizaam. Het duurde tot de jaren 70 voordat er plannen met een visie
werden ontwikkeld. Grote gebieden zoals Duindorp, het gebied ten noordwesten van de
Keizerstraat en het Lindoduin werden in hun oude glorie hersteld of van een nieuw jasje
voorzien volgens de regels van de nieuwe wetgevingen. Grootschalige sloop en kaalslag
zoals dat voor de oorlog plaatsvond werd voorkomen. Sindsdien zijn er weinig ingrepen
gedaan in de woningvoorraad. De woningen zijn verouderd en voldoen niet meer aan de
wensen van de bewoners. In Duindorp heeft dit geleid tot grootschalige herstructurering die
tussen nu en 2010 uitgevoerd zal worden. Voor Scheveningen-Haven zijn nog geen plannen
gemaakt, hoewel het voor de woningcorporatie en de gemeente duidelijk is dat er iets moet
gebeuren.
Hoofdstuk 3: De huidige situatie
In hoofdstuk 1 is te lezen dat Scheveningen-Haven een onderdeel uitmaakt van de
kuststrook van Scheveningen en dat het havengebied niet los kan worden gezien van
Scheveningen-Bad en Scheveningen-Dorp. In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie van het
havengebied beschreven.
3.1 De kuststrook
De Scheveningse kuststrook bestaat uit drie herkenbare gebieden: Scheveningen-Bad,
Scheveningen-Dorp en Scheveningen-Haven. De drie gebieden hebben ieder een eigen
karakter. De verbinding tussen de gebieden loopt voornamelijk langs twee routes:
Westduinweg-Jurriaan Kokstraat-Gevers Deynootweg en de Boulevard-Strandweg.
Scheveningen-Bad heeft een langgerekte structuur evenwijdig aan de kust. Het hart wordt
gesymboliseerd door het Kurhaus. Scheveningen-Bad is een concentratie van uiteenlopende
functies, maar wordt gedomineerd door toeristisch-recreatieve elementen met een hoge
attractiewaarde zoals het Circustheater, de bioscoop, het casino, de bowling en de horeca.
De overwegend nieuwe bebouwing in Bad kenmerkt zich door grootschaligheid en een
matige architectonische kwaliteit. Veel van de oude grandeur en sfeer van vroeger is door de
nieuwbouw verloren gegaan. Het Kurhaus is het enige grote gebouw dat het beeld van
vroeger oproept.
Scheveningen-Dorp heeft een compacte structuur. In tegenstelling tot Bad is Dorp besloten
en kleinschalig van opzet, zowel de bebouwing als de openbare ruimte en de straten. Het
dorp is het domein van de Scheveningers. Het woongebied is gegroepeerd rondom de
slagader van het dorp, de Keizerstraat. Dit is een winkelstraat op wijkniveau.
De haven neemt in Scheveningen een eigen positie in door de directe ligging aan zee en de
verwevenheid met de woongebieden. Opvallend in de haven zijn de open ruimten. De
huidige functiemenging is vertaald in de structuur van de haven: vis en handel rond het diepe
water van de Eerste en de Derde Haven, toerisme en recreatie rond de Tweede Haven en
wonen en bedrijvigheid als overgang van het havengebied naar de omliggende
woonbuurten. Het Scheveningse havenkarakter wordt in sterke mate bepaald door de
bedrijvigheid gelieerd aan de visserij. Het zijn activiteiten die ook voor het recreatieve publiek
aantrekkelijk zijn zoals het grote aanbod aan vishandels en visrestaurants en alles wat met
de scheepvaart te maken heeft (Gemeente Den Haag, 2001a).
3.2 Omringende sferen
Scheveningen-Haven wordt aan de zuidkant omringd door woongebieden met een
overwegend Scheveningse bevolking. Een bijzondere positie wordt ingenomen door
Duindorp. Dit dorp in de duinen werd tussen 1915 en 1930 gebouwd om de mensen die
werkzaam waren in de haven te huisvesten. De komende jaren zal hier grootschalige
herstructurering plaatsvinden. Aan de noord- en westzijde wordt het plangebied omringd
door het strand en de duinen.
3.3
Toerisme
De zee heeft een enorme aantrekkingskracht op mensen: om over uit te kijken, langs te
wandelen, in te zwemmen, op te varen, bij te wonen of aan te verblijven.
De aantrekkingskracht van Scheveningen reikt tot in Duitsland. Zelfs overzee oefent
Scheveningen aantrekkingskracht uit op bezoekers vanuit bijvoorbeeld Engeland.
Scheveningen is de best bezochte badplaats aan de Noordzee. In 1997 lag het bezoek
zonder evenementen aan Scheveningen-Haven op 3 miljoen per jaar (vergelijkbaar met het
aantal bezoekers aan Kijkduin) en in Scheveningen-Bad op 10,8 miljoen per jaar. Ter
vergelijking: het aantal mensen dat de binnenstad van Den Haag bezoekt tijdens de
openingstijden van de winkels is 26 miljoen per jaar. De evenementen in Scheveningen
zorgden in 1997 voor 1,5 miljoen bezoekers per jaar (Gemeente Den Haag, 2001a). Als
Scheveningen als pretpark wordt beschouwd neemt het de eerste plaats in op de ranglijst
van bezoekersaantallen van pretparken in 1999 zoals in bijlage 2 te zien is (CBS, 2001).
3.4
Verkeersstructuur
Files tot op de Utrechtsebaan zijn het bewijs van de aantrekkingskracht van Scheveningen,
maar geven tevens aan dat de opnamecapaciteit van het gebied op drukke dagen in het
gedrang komt. Door de ligging van Scheveningen aan de kust moet al het verkeer door de
stad heen. Voor het autoverkeer vormen de Houtrustweg en de Koningskade vanaf de
Utrechtsebaan en de Rijksstraatweg de belangrijkste routes. Op dit moment wordt gewerkt
aan de Noordelijke Randweg. Deze moet de bereikbaarheid vanaf de Rijksstraatweg
verbeteren. Voor het vrachtverkeer naar de haven is route Segbroeklaan-Houtrustweg de
belangrijkste. Binnen Scheveningen vormt de route Westduinweg-Jurriaan Kokstraat-Gevers
Deynootweg de belangrijkste ontsluiting. De route Boulevard-Strandweg heeft vooral een
recreatieve functie.
De tramlijnen 1, 8, 9 en 11 zorgen voor een verbinding met het centrum van Den Haag. Een
rechtstreekse verbinding tussen het Centraal Station Den Haag en de haven ontbreekt.
Daarnaast worden Scheveningen-Bad en Scheveningen-Haven met elkaar, met Duindorp en
met het Centraal Station Den Haag verbonden door de buslijn 23. Als in de komende
decennia Randstadrail (een openbaar vervoerverbinding tussen de regio’s Haaglanden,
Leiden, Rotterdam en Gouda) wordt gerealiseerd zal Scheveningen beter bereikbaar worden
voor mensen van buiten de regio Haaglanden. Ook de realisering van het Agglonet (een
sneltram in de regio Haaglanden die moet aansluiten op het landelijke railnet) waarvoor lijn
11 in aanmerking komt zal een verbetering van de openbaar vervoerontsluiting opleveren.
Voor het langzaam verkeer tussen Haven en Bad is de Strandweg de aangewezen route.
Voor toeristisch fiets- en wandelverkeer is een verbinding tussen de duingebieden ten oosten
en ten westen van Scheveningen belangrijk. Deze route ontbreekt waardoor het niet mogelijk
is langs het strand van het ene duingebied naar het andere te fietsen of te lopen.
3.5
Grondgebruik
Van de zes activiteiten in het havengebied (visserij en aanverwante bedrijvigheid, niethavengebonden bedrijvigheid, havengebonden bedrijvigheid, handelsvaart, wonen,
toeristisch-recreatieve bedrijvigheid) vertonen er vier een meer of minder sterke vorm van
concentratie:
_
visserij en aanverwante bedrijvigheid;
_
handelsvaart;
_
toeristisch-recreatieve activiteiten;
_
wonen.
Visserij en aanverwante bedrijvigheid zijn in hoofdzaak geconcentreerd in en om de Eerste
Haven. De kustvisserij waarvan de aanvoer via de visafslag wordt gedistribueerd neemt
vooral het noordwestelijke deel van de haven in beslag. Op beperkte schaal wordt gebruik
gemaakt van de Tweede Haven en dan voornamelijk van de noordwestelijke helft, langs de
kade van het schiereiland. De schepen van de verre visserij lossen hun lading aan de
zuidoostelijke kade van de Eerste Haven. Op het schiereiland tussen de Eerste en de
Tweede Haven bevindt zich het merendeel van de koelhuizen.
Het transportbedrijf Norfolk Line heeft haar terreinen in de zuidwestelijke strook van het
plangebied. Het gehele roll-on-roll-off-vervoer vindt plaats via de Derde Haven.
Een grote meerderheid van de toeristisch-recreatieve activiteiten vindt plaats op en ter
weerszijden van de zuidoostelijke kade van de Tweede Haven. De jachthaven en
sportvisserij in het water en op de kade en horeca in de gebouwen langs de kade. Een
tweede concentratiegebied wordt gevormd door de boulevard en het strand.
Hoewel er verspreid door het havengebied woningen aangetroffen worden is er sprake van
een concentratie in het zuidoostelijke randgebied van het plangebied, achter de direct aan de
kade gelegen strook van utilitaire bebouwing.
De overige activiteiten (havengebonden en niet-havengebonden bedrijvigheid) vinden
verspreid over het havengebied plaats (Gemeente Den Haag, 1987).
3.6
Bebouwd-onbebouwd
Het havengebied wordt gekenmerkt door grote onbebouwde ruimtes. De grootste
onbebouwde ruimte is uiteraard het wateroppervlak van de haven zelf, maar ook de kades
en het Norfolk Line terrein zijn deels onbebouwd. Het Dorp daarentegen is een
dichtbebouwd gebied.
3.7
Eigendom
Op basis van eigendom kan de droge ruimte in het havengebied verdeeld worden in gronden
die gemeente-eigendom zijn, gronden die in erfpacht uitgegeven zijn en gronden die in
eigendom van derden zijn.
Van de totale oppervlakte van de droge ruimte van het havengebied van 60 hectare is 43
hectare eigendom van de gemeente. Slechts een klein deel van deze gronden is bebouwd.
Dat komt doordat een deel van de gronden behoort tot de categorie openbare ruimte:
straten, wegen, kaden en dijken. Ook het gehele Norfolk Line terrein is eigendom van de
gemeente. De belangrijkste bebouwde delen van het gemeente-eigendom zijn de grond
waarop het visafslaggebouw staat en het zuidelijk deel van de woonwijk.
De gemeente is ook eigenaar van de gronden die in erfpacht zijn uitgegeven. Tot halverwege
de jaren 80 gaf de gemeente erfpachtrechten uit voor een bepaalde duur, bijvoorbeeld voor
50 of 75 jaar. Een groot deel van de gronden in het havengebied valt onder deze regeling.
De afloopdata liggen in de periode tussen nu en 2010. De gemeente zal bij afloop van een
erfpachtrecht overgaan tot heruitgifte tenzij de planvorming het volle beschikkingsrecht over
de grond noodzakelijk maakt. Bij heruitgifte zal het erfpachtrecht eeuwigdurend zijn in plaats
van voor een bepaalde periode. Nu komen eeuwigdurende erfpachtrechten nauwelijks voor.
Van de droge ruimte in het havengebied is 15,5 hectare in erfpacht uitgegeven. Hiervan is 13
hectare bebouwd. Deze gronden liggen in hoofdzaak op de schiereilanden en in de
noordoostelijke en de zuidoostelijke randstroken.
Slechts 1,5 hectare van de droge ruimte is eigendom van derden. Deze gronden zijn gelegen
op het schiereiland tussen de Buitenhaven en de Derde Haven en op het schiereiland langs
het strand. Beide zijn eigendom van Rijkswaterstaat (Gemeente Den Haag, 1987).
In Scheveningen-Dorp is er sprake van veel kleinschalig particulier eigendom (Gemeente
Den Haag, 2000c).
3.8
Werkgelegenheid
De driedeling in de kuststrook van Scheveningen is terug te zien in de werkgelegenheid in de
deelgebieden. De werkgelegenheid in Scheveningen-Haven staat in het teken van de
havengebonden bedrijvigheid, de visserij en het maritieme toerisme. In Scheveningen-Dorp
is de werkgelegenheid beperkt: in de Keizerstraat is detailhandel en in mindere mate
ambachtelijke bedrijvigheid geconcentreerd. Scheveningen-Bad staat in het teken van het
toerisme.
3.9
Overlast
In het plangebied is er sprake van een menging van verschillende activiteiten. Bij het doen
van ingrepen in het gebied moet er rekening gehouden worden met het feit dat bepaalde
activiteiten met elkaar conflicteren doordat de ene activiteit overlast veroorzaakt voor de
andere. De belangrijkste overlast is geluidsoverlast. De belangrijkste veroorzaker van deze
overlast is het vrachtverkeer naar het Norfolk Line terrein.
3.10
Kustverdediging
De Nederlandse duinenkust vormt een systeem dat steeds in beweging is geweest. In de
loop van de tijd vindt afslag en verzanding plaats. Naarmate de kustzone intensiever benut
werd is geleidelijk de dynamiek hier en daar door de mens aan banden gelegd. Met de
aanleg van de strandmuur in het begin van de vorige eeuw lijkt een stabiele en blijvende
situatie te zijn geschapen. Maar schijn bedriegt. Deskundigen beschouwen de badplaats
Scheveningen als een zandige kust. De strandmuur kan bij een zeer zware storm
ondergraven worden waarna het duin zal afkalven. De bebouwing in de zeereep is dus niet
even veilig als het achterland.
De omstandigheden die veranderen zijn de volgende:
_
door zeespiegelstijging en bodemdaling zal de zeespiegel hoger komen te liggen;
_
verwacht wordt dat het aantal stormen en de kracht van de stormen zal toenemen;
_
de dagelijkse vloedwaterstanden worden steeds hoger.
Daar waar er een brede duinenkust bestaat kunnen de gevolgen van de veranderingen
relatief gemakkelijk worden opgevangen. Dat is het geval ten noorden van Scheveningen en
tussen de haven en Kijkduin. Maar waar de bebouwing de zee nadert is er de wens om die
bebouwing te beschermen. In samenspraak met het rijk wordt gestudeerd op ‘maatwerk voor
de badplaatsen’ omdat de grote economische, sociale en cultuurhistorische belangen in de
badplaatsen zich niet laten verenigen met een standaardaanpak voor de zeewering
(Gemeente Den Haag, 2001a).
Hoofdstuk 4: De plannen voor Scheveningen-Haven
Sinds jaar en dag worden er plannen gemaakt voor Scheveningen, zowel voor de hele
kuststrook als voor delen ervan zoals het havengebied. Veel van de plannen zijn niet of
slechts gedeeltelijk uitgevoerd. De oorzaak hiervan is gelegen in het feit dat er veel actoren
zijn met verschillende conflicterende belangen. In dit hoofdstuk wordt onderzocht welke
ontwikkelingen in de planvorming hebben plaatsgevonden en welke vraagstukken daarbij
onopgelost zijn gebleven.
4.1
De geschiedenis van de planvorming
De huidige planvorming voor Scheveningen-Haven vindt haar oorspronkelijke aanleiding in
de veranderingen in het gebruik van de haven in de tweede helft van de jaren 60. Die
veranderingen betroffen de schaalvergroting in de visserij, de afnemende betekenis van
deze sector als economische activiteit in het algemeen en als bron van werkgelegenheid in
het bijzonder en de infiltratie en geleidelijk toenemende betekenis van andere activiteiten in
het gebied. Vanaf het begin heeft de planvorming gestoeld op economische ontwikkeling en
ruimtelijke herinrichting. Kenmerkend voor de planvorming is het grote aandeel van de
particuliere sector, die zowel op verzoek als op eigen initiatief onderzoek heeft verricht en
ontwerpen heeft ingediend.
In de geschiedenis van de planvorming zijn verschillende fasen te onderscheiden. Het
concrete startsein voor de eerste fase was de Structuurschets voor Scheveningen die in
1974 werd vastgesteld. Om de verschillende aspecten, waaronder de economische en de
ruimtelijke, zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen werd in 1975 de Havenprojectgroep
ingesteld. Deze moest onderzoeksopdrachten formuleren en vervolgens advies uitbrengen
over het te voeren beleid. In die tijd ontstond ook het idee van landaanwinning in zee. Het
advies van de Havenprojectgroep luidde de tweede fase in de planvorming in. Centraal stond
een voorstel voor de aanleg van een vierde haven aan de zeezijde van de kustlijn.
Daarnaast werd de verruiming van de doorgang tussen de Buitenhaven en de Voorhaven, de
verdieping van het bekken van de Eerste Haven, het tegengaan van het oprukken van
woningbouw en de beperking van toeristisch-recreatieve activiteiten aanbevolen. Op basis
van dit advies deed de in 1983 opgerichte Projectgroep Vierde Haven onderzoek naar de
mogelijkheden voor de aanleg van een vierde haven en landaanwinning in zee. Het College
van B en W stelde op grond van het onderzoek de gemeenteraad voor in te stemmen met de
voorstellen voor het aanleggen van een vierde haven, het verdiepen van de Eerste Haven en
het verwijden van de toegang tot de Voorhaven door het afgraven van het Adriaan
Maasplein. Als gevolg van een collegewissel werd het voorstel echter ingetrokken. Het begin
van de derde fase in de planvorming werd al voor de instelling van een nieuw College
gemarkeerd door een plotseling optredende hausse van initiatiefplannen waarin de
versterking van de toeristisch-recreatieve functie en de woonfunctie centraal staan, al dan
niet met de aanleg van een vierde haven en landaanwinning in zee. Ook de verbetering van
de bereikbaarheid door onder andere de aanleg van een zweeftrein vanuit het achterland
kreeg de aandacht. Integrale herontwikkeling was het uitgangspunt van het beleid aan het
eind van de jaren 80. Dit leverde het volgende programma van eisen op:
_
versterking van de toeristisch-recreatieve functie;
_
behoud en zo mogelijk versterking van de visserij en de handelsvaart;
_
ontwikkeling van een surflocatie van internationale allure;
_
zo nodig/mogelijk de aanleg van een vierde haven;
_
verbetering van de bereikbaarheid van het havengebied;
_
bevordering van ‘public private partnership’ bij de uitvoering (Den Haag, 1987).
Dit programma vormde de basis voor de plannen die vanaf het eind van de jaren 80 gemaakt
zijn. In de volgende paragraaf worden deze plannen beschreven.
4.2
Recente planvorming
In de loop van de tijd is het programma dat is geformuleerd in de vorige paragraaf
aangepast. Sommige elementen zijn verdwenen en andere elementen zijn toegevoegd. Door
de ontwikkelingen in de planvorming aan de hand van de uitgangspunten en concrete
voorstellen van drie documenten te bekijken wordt duidelijk welke aanpassingen hebben
plaatsgevonden. Door de programma’s met elkaar en met de bestaande situatie te
vergelijken wordt duidelijk aan welke uitgangspunten men is vast blijven houden. Ook wordt
duidelijk welke delen van de programma’s niet zijn uitgevoerd en als onopgelost vraagstuk
zijn blijven liggen.
De documenten zijn in chronologische volgorde:
1.
Informatieboek ten behoeve van de INTA (1987);
2.
Stedenbouwkundig Ontwikkelingsplan Scheveningen Haven (1992);
3.
Masterplan Scheveningen-Kuststrook (2001).
Voor de drie documenten geldt dat ze niet juridisch bindend zijn. Het verschil tussen het
Masterplan en de andere twee plannen is dat in het Masterplan de hele kuststrook is
uitgewerkt, terwijl in de andere twee plannen alleen het havengebied wordt behandeld.
Doordat in deze twee plannen wel is aangegeven hoe de kuststrook als geheel ontwikkeld
zou moeten worden zijn de plannen vergelijkbaar. Het Stedenbouwkundig Ontwikkelingsplan
en het in Masterplan worden bovendien concrete plannen beschreven. Deze worden in de
bijlagen 3 en 4 beschreven. Een aantal van deze plannen is uitgevoerd, maar van het
merendeel heeft men ofwel af moeten zien ofwel de plannen verkeren nog in de (langdurige)
studie- of onderzoekfase.
4.2.1 Informatieboek ten behoeve van de INTA
In 1987 bracht de gemeente Den Haag een informatieboek uit ten behoeve van de
International New Town Association (INTA). Deze had van de gemeente de opdracht
gekregen advies uit te brengen en aanbevelingen te doen betreffende de
ontwikkelingsmogelijkheden van Scheveningen-Haven. De vraagstelling luidde: “Op welke
wijze kunnen de potenties van Scheveningen-Haven en de ligging ervan geoptimaliseerd
worden, zodanig dat een functioneel samenhangend en ruimtelijk aantrekkelijk stedelijk
werkgebied tot stand komt, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met bestaande
aanspraken op het gebied, met de relatie met Scheveningen-Dorp en met de functionele en
ruimtelijke structuur van Den Haag?”
De INTA kwam met het volgende advies:
Werkgelegenheid:
_
de werkgelegenheid (met name laaggeschoold) behouden of bevorderen;
_
als de visserij en/of de handelsvaart niet (volledig) gehandhaafd kan blijven dient
deze vervangen te worden door nieuwe, bedrijfsmatig havengerichte functies;
_
het versterken van de functionele structuur;
_
het versterken van de toeristisch-recreatieve functie.
Wonen:
_
het versterken van de woonfunctie.
Ruimtelijk:
_
de aantrekkelijkheid van het plangebied vergroten, met name voor toeristen en
recreanten;
_
de relaties (met name de visuele) met de stad verbeteren;
_
_
de visuele relatie tussen het plangebied en de zee verbeteren;
bestaande gebouwen en bouwwerken zo mogelijk hergebruiken.
Verkeer:
_
de bereikbaarheid verbeteren zowel voor autoverkeer en als voor langzaam verkeer;
_
parkeerproblemen oplossen;
_
de verkeershinder beperken;
_
nieuwe functies in het gebied brengen met een stuwend karakter voor de stad als
geheel;
_
de identiteit van het plangebied waarborgen ten opzichte van andere attractie- en
concentratiegebieden in de stad(stadscentrum) en aan zee (Kijkduin, Noordwijk, maar
ook plaatsen aan de Belgische kust, Den Haag, 1987).
4.2.2 Stedenbouwkundig Ontwikkelingsplan Scheveningen Haven (SOP)
Op 3 oktober 1991 legde de gemeenteraad het advies van de INTA voor de ontwikkeling van
het havengebied in een raadsbesluit vast. Dit werd uitgewerkt in het Stedenbouwkundig
Ontwikkelingsplan Scheveningen Haven. Binnen vijf jaar zou het havengebied er zo voor
moeten staan dat het “op eigen kracht en met een eigen dynamiek weer een eigen toekomst
zou kunnen bepalen”. Het havengebied zou zich moeten blijven onderscheiden door de
dominantie van de havenbekkens en de daarop gerichte bedrijvigheid en sportieve,
recreatieve functies. Het advies van de INTA werd in het SOP uitgewerkt waarbij de
uitgangspunten als volgt werden omschreven:
het stimuleren van de visbedrijvigheid;
_
het uitbouwen van de watergebonden recreatie;
_
niet mikken op massatoerisme, maar op een betere spreiding van het bezoek door de
week en door het jaar;
_
het stimuleren van zakelijk en ander verblijfstoerisme;
_
geen buitengaatse vierde haven aanleggen;
_
een goede stedelijke inpassing van een plan voor landaanwinning dat Strandstad
genoemd werd en waarvoor het programma bestaat uit 450 woningen en recreatieve
voorzieningen (Den Haag, 1992).
4.2.3 Masterplan Scheveningen-Kuststrook
Op basis van het Stedenbouwkundig Ontwikkelingsplan Scheveningen Haven is het
Masterplan Scheveningen-Kuststrook in 2001 gereedgekomen na een langdurig proces van
inspraakrondes voor bewoners en ondernemers. Het is geen uitgewerkt en op haalbaarheid
getoetst plan, maar een kader voor verdere acties en voor de toetsing van initiatieven. Een
belangrijke inhoudelijke doelstelling is het beter benutten van de toeristisch-recreatieve
potenties om daarmee de werkgelegenheid met name voor laaggeschoolden in Den Haag te
verbeteren. De nadruk ligt op kwalitatieve verbeteringen die enerzijds tot een verhoging van
de attractiviteit leiden voor bezoeker en bewoner, tot een verlenging van de verblijfsduur en
tot een toename van de uitgaven per bezoeker. Anderzijds moeten de verbeteringen ervoor
zorgen dat de leefbaarheid in het gebied behouden blijft en waar mogelijk verbeterd wordt.
Daarbij dient het drieluik Bad-Dorp-Haven versterkt te worden. Dit alles is vertaald in twintig
algemene beleidsuitgangspunten voor de ontwikkeling van de hele kuststrook die in bijlage 5
beschreven worden. Economische speerpunten zijn de uitbouw van kust- en
havengerelateerd toerisme en recreatie en behoud en versterking van de andere
werkgelegenheid zoals de visserij. Binnen de woongebieden geldt als doelstelling het
behoud en de verbetering van de leefbaarheid. Als antwoord op het knelpunt economische
groei versus leefbaarheid is gekozen voor een concentratie van toeristisch-recreatieve
voorzieningen in Bad en op kleinere schaal in Haven en geen publieksfuncties in Dorp en in
het achterland (Den Haag, 2001a).
4.3
Ontwikkelingen in de planvorming
Als de drie hierboven beschreven documenten met elkaar worden vergeleken blijkt dat er de
volgende ontwikkelingen in de planvorming hebben plaatsgevonden:
_
het versterken van de toeristisch-recreatieve functie wordt steeds belangrijker
gevonden;
_
het plan voor een vierde haven wordt afgeblazen;
_
de menging van wonen, werken en recreëren blijft het uitgangspunt voor de
ontwikkeling van het havengebied;
_
plannen voor landaanwinning in zee zijn op de lange baan geschoven;
_
het terrein van de Norfolk Line wordt niet in de plannen opgenomen als toekomstig te
ontwikkelen locatie;
_
met het toenemen van het aantal bezoekers wordt de bereikbaarheid een steeds
groter probleem.
Als de huidige situatie van het havengebied bekeken wordt valt op dat de plannen niet
hebben geleid tot ingrijpende fysieke veranderingen in het plangebied. De problematiek
waarmee men te maken heeft bij het realiseren van de plannen is terug te voeren op een
zestal thema’s:
1.
_
De functionele structuur:
bepaalde activiteiten conflicteren met elkaar; de locaties aan het water die
aantrekkelijk zijn voor woningbouw zijn bijvoorbeeld ook het meest geschikt voor
havengebonden activiteiten.
2.
_
Werkgelegenheid:
om de visserij perspectief te bieden voor de toekomst moeten investeringen gedaan
worden zoals het uitgraven van de doorgang naar de Eerste Haven; de
verslechterende situatie van de Nederlandse visserij en de concurrentie van andere
Europese havens maakt investeren risicovol. Bovendien zijn de kosten die gemoeid
zijn met de investeringen hoog in verhouding tot het aantal banen dat dit oplevert;
door schaalvergroting en andere autonome ontwikkelingen is het voor het
voortbestaan van Norfolk Line noodzakelijk dat deze zich uitbreidt, maar de haven in
Scheveningen biedt geen expansiemogelijkheden.
_
3.
_
De kwaliteit van de openbare ruimte is onder de maat:
de kwaliteit van de openbare ruimte wordt voor een belangrijk deel bepaald door de
aanwezigheid van de zee, het strand en de duinen. Door de rommelige inrichting van
het gebied komen deze elementen niet tot hun recht.
4.
_
Verkeersproblemen:
verschillende vormen van verkeer (goederen-, recreatie-, woon- en werkverkeer)
maken gebruik van dezelfde wegen die daardoor op piekmomenten verstopt raken;
om de stroom auto’s zo min mogelijk te doen toenemen moet langzaam verkeer
gestimuleerd worden, maar langzaam verkeerroutes ontbreken;
het openbaar vervoer moet bevorderd worden, maar een rechtstreekse verbinding
vanaf CS ontbreekt.
_
_
5.
_
Cultuur:
de bewoners van Scheveningen zijn zeer gehecht aan de plek waar ze wonen;
voorstellen tot verandering worden doorgaans weinig enthousiast ontvangen.
6.
_
Wonen:
een deel van de bestaande woningen voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd en
moet verbeterd worden; daarnaast is er in sommige complexen sprake van sociale
problemen.
Uit de zes thema’s blijkt dat de belangen van verschillende gebruikersgroepen met elkaar
kunnen conflicteren. Een voorbeeld hiervan is het thema verkeersproblemen. Als wordt
ingezet op het versterken van de toeristisch-recreatieve functie zal dit extra autoverkeer in
het havengebied veroorzaken wat afbreuk doet aan de kwaliteit van de woonomgeving. Als
er geen keuze wordt gemaakt tussen conflicterende belangen zal er geen oplossing kunnen
worden gevonden voor de vraagstukken die in het planvormingsproces zijn blijven liggen.
Een andere manier om met de belangen van de verschillende betrokken partijen en met de
tegenstellingen in de belangen om te gaan is een keuze te maken welke partijen de
doelgroepen zijn bij de ontwikkeling van het gebied. Er hoeft niet slechts één doelgroep te
zijn. Sommige belangen kunnen samengaan of kunnen elkaar zelfs versterken. Om te
kunnen bepalen welke partijen de doelgroepen van de ontwikkeling zijn is kennis nodig op
een drietal gebieden. In de eerste plaats moet duidelijk zijn welke groepen betrokken zijn en
belangen hebben bij de ontwikkeling van een locatie. Daarnaast is het belangrijk te weten op
welk schaalniveau de ingreep van invloed dient te zijn. Een ingreep die gericht is op het
functioneren van Scheveningen op stadsdeelniveau zal een andere zijn dan de ingreep die
gericht is op het functioneren van Scheveningen in de regio Haaglanden. Het effect van de
ingreep hangt tenslotte ook af van ontwikkelingen op een hoger schaalniveau dan dat van
Scheveningen: demografische ontwikkelingen en ontwikkelingen in de betrokken sectoren.
Deze ontwikkelingen zijn van belang voor de toekomst. Door de door middel van onderzoek
verkregen kennis van de betrokken partijen te koppelen aan de verschillende schaalniveaus
en aan externe factoren kan bepaald worden welke partijen de doelgroepen zijn bij de
ontwikkeling van een locatie. De gebruikers van Scheveningen-Haven kunnen in drie
groepen worden verdeeld: de bewoners, de bezoekers en de mensen die in het havengebied
werken. In de volgende drie hoofdstukken worden de groepen gebruikers en de
ontwikkelingen in de betreffende sectoren beschreven.
Hoofdstuk 5: Wonen in Scheveningen-Haven
In het vorige hoofdstuk is aangegeven dat de vele plannen die voor Scheveningen-Haven
gemaakt zijn niet tot veel fysieke ingrepen hebben geleid. Men heeft te maken met
verschillende groepen gebruikers met (deels) tegengestelde belangen. Deze belangen
moeten tegen elkaar afgewogen worden. De gebruikersgroepen zijn de bewoners, de
bezoekers en de mensen die in het havengebied werken. Niet alleen tussen deze groepen,
maar ook binnen de groepen is sprake van verschillende belangen. Zo heeft een bewoner uit
Scheveningen andere belangen en dus andere wensen dan een bewoner uit de regio
Haaglanden. In dit hoofdstuk worden de bewoners en hun wensen beschreven. Daarbij zijn
vier subgroepen te onderscheiden: de bewoners uit Scheveningen, Den Haag, de regio
Haaglanden en Nederland en het buitenland. Vervolgens worden demografische
ontwikkelingen en ontwikkelingen in het rijksbeleid beschreven waarna de doelgroep voor
Scheveningen-Haven bepaald wordt. Om er achter te komen wat de gevolgen zijn als het
volledige havengebied een woonfunctie zou hebben waarbij wordt uitgegaan van de wensen
van de doelgroep wordt een scenario geschetst. In de hoofdstukken 6 en 7 wordt dezelfde
opzet gevolgd voor de bezoekers en de mensen die in het havengebied werken.
5.1
De bewoners van Scheveningen-Haven
Scheveningen-Haven bestaat uit de buurten Oud Scheveningen en Vissershaven. Om een
beeld van de bewoners te krijgen worden kenmerken van de bewoners van ScheveningenHaven vergeleken met die van de bewoners van de omliggende buurten Geuzenkwartier,
Badplaats en Duindorp en met die van de bewoners van Den Haag. In bijlage 6 zijn de
kenmerken van de bewoners van de buurten beschreven.
In tabel 1 zijn de aantallen bewoners en woningen van de buurten opgenomen. Het aantal
bewoners van Scheveningen-Haven (Oud Scheveningen en Vissershaven samen) is
vergelijkbaar met het aantal bewoners van Badplaats en Duindorp.
Tabel 1. Aantal bewoners (2000)
Buurt
Aantal
bewoners
Oud
3058
Scheveningen
Vissershaven
2815
Geuzenkwartier
4842
Badplaats
5263
Duindorp
5881
Den Haag
441.097
Aantal
woningen
1531
Aantal bewoners
per woning
2.00
1264
2251
2999
3098
2.23
2.15
1.75
1.90
214.508
2.06
(Gemeente Den Haag, 2000c)
Tabel 2. Bevolking naar leeftijd (2000, %)
Buurt
0-20 jaar
20-65 jaar
Oud
20
63
Scheveningen
Vissershaven
19
57
Geuzenkwartier
20
58
Badplaats
15
71
Duindorp
22
60
Den Haag
22
62
65 jaar en ouder
17
100%
24
22
14
18
16
100%
100%
100%
100%
100%
(Gemeente Den Haag, 2000c)
Zoals in tabel 2 te zien is zijn de meeste bewoners van Scheveningen-Haven zijn 20 tot 65
jaar oud. Dit is overeenkomstig met de leeftijdsopbouw in de andere buurten en in Den
Haag. Alleenstaanden zonder kinderen vormen in Scheveningen-Haven de grootste groep
onder de huishoudens. Uit tabel 3 blijkt dat dit ook geldt voor Badplaats en Duindorp. In
Geuzenkwartier is het aantal bewoners per woning hoger. Hier zijn dan ook minder
alleenstaanden en meer echtparen met en zonder kinderen te vinden.
Tabel 3. Bevolking naar gezinssamenstelling (2000, %)
Buurt
Echtpaar Echtpaar + Alleenstaan- Echtgenoot Kinderen Alleensta
kinderen
de + kind
and
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
8
9
5
17
24
37
100%
11
11
10
9
8
10
7
10
6
4
5
6
19
21
17
19
24
24
19
25
32
30
42
31
100%
100%
100%
100%
Den Haag
8
8
6
16
24
38
100%
(Gemeente Den Haag, 2000c)
In tabel 4 is te zien dat de bewoners van Scheveningen-Haven net als de bewoners van
Duindorp een lager gemiddeld besteedbaar inkomen hebben dan de bewoners van
Geuzenkwartier en Badplaats. Ook het gemiddelde besteedbare inkomen in Den Haag is iets
hoger dan dat in Scheveningen-Haven.
Tabel 4. Gemiddeld besteedbaar huishoudensinkomen (1996)
Buurt
Gem. bestb HH- Gestandaardiseerd Gem bestb ink per
inkomen (euro) ink (Ned=100)
inw (euro)
Oud
19.283
89.7
8.835
Scheveningen
Vissershaven
18.738
87.9
8.744
Geuzenkwartier
21.645
101.2
10.084
Badplaats
23.553
115.6
11.493
Duindorp
17.534
82.6
8.358
Gestandaardiseerd
ink (Ned=100)
91.1
87.8
102.2
111.4
84.2
Den Haag
19.760
96.0
9.539
95.0
(Gemeente Den Haag, 2000c)
Met betrekking tot de verhuismobiliteit is er een verschil te zien tussen de bewoners van Oud
Scheveningen en Vissershaven. In tabel 5 is te zien dat in Oud Scheveningen meer mensen
verhuisd zijn dan in Vissershaven. Voor Scheveningen-Haven als geheel geldt dat de
verhuismobiliteit hoger is dan in Geuzenkwartier, maar lager dan in Badplaats en dan
gemiddeld in Den Haag.
Tabel 5. Verhuismobiliteit (% bewoners van het totale aantal bewoners dat verhuisd is naar elders of dat verhuisd
is binnen de buurt, 1998)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
verhuismobiliteit
16,0
Den Haag
19,8
12,8
10,3
18,8
16,0
(Gemeente Den Haag, 2000c)
Op basis van de gegevens kan een beeld geschetst worden van de bewoners van
Scheveningen-Haven. De meeste bewoners zijn 20 tot 65 jaar oud en van autochtone
afkomst. Alleenstaanden vormen de grootste huishoudensgroep. Het gemiddeld besteedbaar
inkomen is laag. De verhuismobiliteit is laag. Nieuwe bewoners zijn 30 tot 65 jaar oud,
alleenstaand en afkomstig uit Den Haag. Ook zij hebben een laag gemiddeld besteedbaar
inkomen.
5.2
De woningvoorraad in Scheveningen-Haven
In deze paragraaf wordt de woningvoorraad in Scheveningen-Haven vergeleken met de
woningvoorraad van de omliggende buurten en van Den Haag. In tabel 6 is te zien dat het
aantal woningen in Scheveningen-Haven te vergelijken is met het aantal woningen in
Badplaats en Duindorp.
Tabel 6. Totaal aantal woningen (2000)
Buurt
Aantal
woningen
Oud
1531
Scheveningen
Vissershaven
1264
Geuzenkwartier
2251
Badplaats
2999
Duindorp
3098
Den Haag
214.508
(Gemeente Den Haag, 2000c)
In bijlage 7 zijn de kenmerken van de woningvoorraad in de verschillende buurten
beschreven. Voor alle buurten geldt dat de meeste woningen voor de Tweede Wereldoorlog
zijn gebouwd. De woningen zijn veelal kleiner dan 70 m² en hebben veel kleine kamers. Er
zijn weinig ingrepen gedaan. Zoals uit tabel 7 blijkt is de meergezinswoning het meest
voorkomende woningtype.
Tabel 7. Woningvoorraad naar type (%, 2000)
Buurt
EengeMeerge- Anders/
zinswo.
zinswo.
onbekend
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
28
61
11
100%
2
22
26
20
72
63
61
73
26
15
13
7
100%
100%
100%
100%
Den Haag
14
73
13
100%
(Gemeente Den Haag, 2000c)
In tabel 8 is te zien dat in Oud Scheveningen meer woningen bewoond worden door de
eigenaar dan in Vissershaven. Hier zijn meer woningen in het bezit van een toegelaten
instelling. Ten opzichte van Geuzenkwartier en Badplaats zijn er in Scheveningen-Haven als
geheel meer woningen in het bezit van een toegelaten instelling, maar niet zoveel als in
Duindorp. De woningen in Scheveningen-Haven die verhuurd worden zijn vrijwel allemaal
meergezinswoningen. In vergelijking met Den Haag worden er weinig woningen verhuurd
door een particulier.
Tabel 8. Woningvoorraad naar eigendomsverhouding (%, 2000)
Buurt
EigenaarToegelaten Particulier
bewoner
instelling
Oud
46
32
18
Scheveningen
Vissershaven
38
43
16
Geuzenkwartier
52
30
14
Badplaats
59
9
25
Duindorp
22
70
6
Den Haag
36
39
20
Onbekend
4
100%
3
4
7
2
100%
100%
100%
100%
5
100%
(Gemeente Den Haag, 2000c)
Uit het aantal reacties op een advertentie waarin een woning te huur wordt aangeboden kan
opgemaakt worden hoe gewild de woningen zijn. In tabel 9 is te zien dat het aantal reacties
in Vissershaven hoger is dan in Oud Scheveningen en de omringende buurten. Ook ten
opzichte van Den Haag is het aantal reacties hoog, ondanks dat de woningen in
Vissershaven klein zijn. Een belangrijke factor die meespeelt bij de gewildheid van de
woningen is de ligging van de buurt aan het strand en de duinen.
Tabel 9. Gemiddeld aantal reacties per advertentie (2000)
Buurt
Reacties per
advertentie
Oud
99
Scheveningen
Vissershaven
122
Geuzenkwartier
109
Badplaats
100
Duindorp
42
Den Haag
104
(Gemeente Den Haag, 2000c)
Het beeld dat van de woningvoorraad van Scheveningen-Haven geschetst kan worden is dat
van een buurt met kleine, vooroorlogse meergezinswoningen met veel kamers. Uit paragraaf
5.1 is gebleken dat de bewoners van deze woningen veelal alleenstaanden zijn met een laag
gemiddeld besteedbaar inkomen.
5.3
Ontwikkelingen in het wonen
Van kwantiteit naar kwaliteit, van huisvesten naar wonen, van volkshuisvestingsbeleid naar
woonbeleid: dat is volgens de Nota Wonen in een notendop de omslag die het rijksbeleid op
het gebied van het wonen op dit moment doormaakt. Honderd jaar volkshuisvestingsbeleid
heeft in Nederland tot een situatie geleid waarin van een groot woningtekort geen sprake
meer is. Nu de kwantitatieve woningbehoefte grotendeels verdwenen is kan de aandacht in
het beleid worden verbreed naar de kwaliteit van het wonen: voldoet dit aan de eisen die de
hedendaagse consument daaraan stelt? Analyses van de woningmarkt hebben geleid tot het
inzicht dat de kwaliteit van een deel van de Nederlandse woningvoorraad niet meer voldoet
aan de huidige eisen. Dat komt door de economische groei en de daarmee samenhangende
vraag naar meer ruimte en kwaliteit en de toenemende individualisering en de emancipatie
van de burger op de woningmarkt. Deze veranderingen maken kwaliteit en keuzevrijheid tot
de sleutelbegrippen in het woonbeleid van nu en de nabije toekomst. Drie principes staan
daarbij centraal:
1.
vergroten van de keuzevrijheid van de burger;
2.
aandacht voor maatschappelijke waarden;
3.
een betrokken overheid en een beheerste marktwerking.
Of het woningaanbod aansluit op de eisen van de bewoners hangt niet alleen af van lokale
omstandigheden, maar ook van ontwikkelingen in de samenleving. Belangrijke
ontwikkelingen die op dit moment plaatsvinden zijn:
_
de aandachtsgroep van beleid neemt in relatie tot de totale bevolking wel af, maar
blijft substantieel van omvang en zal voor bijna de helft bestaan uit alleenstaanden en
voor een derde deel uit ouderen;
_
de woonuitgaven voor de toekomst zijn voor de koopsector niet te voorspellen, maar
de huurstijging zal achterblijven bij de stijging van de inkomens;
_
de bevolking zal minder hard groeien dan tot nu toe waarbij het aantal 65-plussers tot
2030 zal verdubbelen;
_
het aantal huishoudens blijft groeien en de huishoudens worden nog steeds kleiner
(Min. Vrom, 2000).
Het vergroten van de keuzevrijheid van de burger is één van de doelen die de overheid zich
heeft gesteld op het gebied van de volkshuisvesting in Nederland. De consequentie hiervan
voor de woonopgave in Scheveningen-Haven is dat er niet alleen gekeken moet worden
naar wensen van de bewoners van Scheveningen, maar ook naar de wensen van de
bewoners van de stad Den Haag, van de regio Haaglanden en zelfs van Nederland en het
buitenland. Ook voor deze groepen bewoners moet het mogelijk en aantrekkelijk zijn zich in
Scheveningen te vestigen. In tabel 10 zijn de kenmerken van de vier groepen bewoners
aangegeven. Een volledig overzicht van de kenmerken van de verschillende groepen
bewoners is in bijlage 8 opgenomen.
Tabel 10. Woningvraag
Woningvraag (%)
verhuisgeneigdheid alle huishoudens
verhuisgeneigdheid doorstromers
verhuisgeneigdheid in de huursector
verhuisgeneigdheid in de sociale huur
verhuisgeneigdheid in de particuliere huur
verhuisgeneigdheid in de koopsector
Bewoners
van Scheveningen
34
28
33
31
36
23
Bewoners
van Den
Haag
39
33
38
38
38
23
Bewoners
van overig
Haaglanden
36
29
36
35
39
22
Bewoners
van
Nederland
32
25
33
32
37
18
vraag naar huurwoningen
vraag naar koopwoningen
58
42
55
45
40
60
49
54
vraag naar eengezinswoningen
vraag naar meergezinswoningen
39
61
41
59
57
43
58
42
vraag naar goedkope huurwoningen
vraag naar middeldure huurwoningen
vraag naar dure huurwoningen
33
19
6
29
19
8
19
15
5
25
16
6
vraag naar goedkope koopwoningen
vraag naar middeldure koopwoningen
vraag naar dure koopwoningen
11
12
19
11
17
17
11
22
28
10
21
22
wil huurwoning kopen
17
20
31
27
(Gemeente Den Haag, 2001b)
Als de woonwensen van de vier groepen bewoners met elkaar worden vergeleken valt
enkele dingen op. De bewoners van Scheveningen en van Den Haag prefereren een
goedkope meergezinshuurwoning, terwijl de bewoners van Haaglanden en Nederland de
voorkeur geven aan een (middel)dure eengezinskoopwoning. Bewoners uit Haaglanden
hebben de meeste interesse om een huurwoning te kopen. De verhuisgeneigdheid is het
grootst in Den Haag zowel in de huursector als in de koopsector. In het algemeen is de
verhuisgeneigdheid in de huursector groter dan in de koopsector. De tevredenheid van de
bewoners met de woning en de woonomgeving speelt een belangrijke rol bij de
verhuisgeneigdheid van bewoners. Immers, hoe meer tevreden men is, hoe minder snel men
geneigd zal zijn te verhuizen. De bewoners van Haaglanden en Nederland zijn het meest
tevreden met de voorzieningen in hun woonomgeving. Ook geven zij vaker dan de bewoners
uit Den Haag en Scheveningen aan geen last te hebben van overlast. Een groter deel van de
bewoners van Haaglanden en Nederland is dan ook zeer tevreden met hun woonomgeving
(Gemeente Den Haag, 2001b).
Elke groep bewoners heeft zijn eigen wensen. Sommige wensen komen met elkaar overeen,
andere wensen verschillen van elkaar. De vraag is nu welke groep(en) bewoners de
doelgroep(en) van de herstructurering van Scheveningen-Haven vormt. Bij het bepalen van
de doelgroep(en) zijn niet alleen ontwikkelingen op nationaal niveau van belang, maar ook
ontwikkelingen op stadsniveau. In de gemeente Den Haag zijn er in de komende decennia
ontwikkelingen te verwachten in de bevolkingssamenstelling. Als gevolg hiervan zullen de
eisen veranderen die aan de woningvoorraad en aan de eigendomssituatie in Den Haag
worden gesteld. Na 2005 zal een daling van het aantal inwoners van Den Haag optreden van
ca. 454 000 tot 442 000 in 2015 en 430 000 in 2025. De gemiddelde woningbezetting is
vanaf 1965 voortdurend gedaald van 3,4 tot 2,2. Tot 2010 zal er sprake zijn van een hele
lichte daling tot 2,06. Gezien de ervaringen in het verleden is het reëel aan te nemen dat het
tempo van de daling steeds trager zal verlopen. Oftewel: er zal nauwelijks meer sprake zijn
van daling zodat in 2025 de gemiddelde woningbezetting eveneens op 2,06 zal uitkomen.
De woningvoorraad is met 30 000 woningen toegenomen van 174 000 in 1965 naar 204 000
in 1995. Sinds 1965 zijn er 55 000 woningen toegevoegd, terwijl er 26 000 woningen aan de
voorraad onttrokken zijn, voornamelijk door sloop. Gemiddeld komt dat per jaar neer het
toevoegen van 2 000 woningen en het onttrekken van 1 000 woningen. Als deze trend lineair
wordt doorgetrokken dan zou de voorraad in 2010 ongeveer 219 000 woningen bedragen en
in 2025 zelfs 234 000 woningen. Voor 2010 is dat door de realisatie van de VINEX-locatie
Wateringse Veld een realistische ontwikkeling. Voor de periode daarna is het dat echter niet.
Er dient rekening te worden gehouden met een verlies van gemiddeld 100 woningen per
jaar. Na 2005 zal de voorraad nog slechts met enkele honderden toenemen tot inderdaad
een niveau van 219 000 woningen in 2010. In de periode 2010-2025 zal de woningvoorraad
met 4 500 woningen groeien tot bijna 224 000 woningen. Sinds 1975 is het aandeel
eengezinswoningen stabiel op een niveau van 15% van de woningvoorraad. In 2010 zal dat
onder andere door de realisatie van Wateringse Veld en binnenstedelijke bouwplannen 18%
zijn. Het doortrekken van deze trend leidt tot 20% in 2025.
In de afgelopen tijd heeft een grote verandering plaatsgevonden in de eigendomssituatie.
Het aandeel van de particuliere huursector is sterk afgenomen terwijl het eigen woningbezit
en het bezit van corporaties zowel getalsmatig als relatief is toegenomen. De toename in de
koopsector wordt enerzijds veroorzaakt door de nieuwbouw van woningen en anderzijds
door de verkoop van huurwoningen. Als het huidige niveau van de verkoop van
huurwoningen doorzet naar de toekomst zullen de komende jaren zeker 1300 huurwoningen
per jaar worden omgezet in koopwoningen. Daarnaast wordt er volgens de huidige plannen
in de toekomst in de nieuwbouw veel meer in de koopsector gebouwd: de komende jaren
gaat dat naar 60% van de nieuwbouw. Bij het ingezette beleid van een geïntensiveerde
herstructureringsopgave zal in 2005 ongeveer 44% van de Haagse voorraad bestaan uit
koopwoningen. In 2010 zal dat 51% van de voorraad zijn en in 2025 68%. Met uitzondering
van de periode 1965-1975 heeft de productie van sociale huurwoningen zich steeds op een
hoog niveau bevonden, namelijk 50-70% van de nieuwbouwproductie. De huidige plannen
wijzen erop dat binnenstedelijk 60-65% van de toekomstige nieuwbouw in de marktsector
wordt gebouwd. Als dit proces na 2010 lineair zou worden doorgezet dan zal er in de periode
2010-2025 in het binnenstedelijk gebied sprake zijn van 90% nieuwbouw in de marktsector
en 10% in de sociale sector (Gemeente Den Haag, 1998c).
Op stadsniveau kampt Den Haag met een teruglopend aantal inwoners waardoor het
voorzieningenniveau van de stad in gevaar dreigt te komen. Als gevolg hiervan is het
wenselijk bewoners van buiten Den Haag aan te trekken. Scheveningen kan hierbij een rol
spelen, maar dan dient het woningaanbod na de ingrepen in overeenstemming te zijn met de
wensen van de bewoners die nu in de regio Haaglanden wonen. De reden dat de bewoners
van de rest van Nederland en daarbuiten niet tot de doelgroepen behoren is dat de meeste
mensen niet buiten hun provincie willen verhuizen (NVM, 2000). Een ander belangrijk aspect
bij het bepalen van de doelgroep is het feit dat de vraag naar woningen in Scheveningen
groter is dan het aanbod. Dit geldt zowel in de huursector als in de koopsector. De huidige
bewoners van Den Haag vormen de tweede doelgroep. Om in te spelen op de wensen van
de doelgroepen en op de verwachte ontwikkelingen in de woningmarkt op nationaal niveau
en stadsniveau moet de toekomstige woningvoorraad aan de volgende eisen voldoen:
_
in verband met de verwachte verdergaande verkleining van de huishoudensgrootte
moet minstens de helft van de woningen geschikt zijn voor 1- en 2persoonshuishoudens;
_
in verband met de verwachte verdubbeling van het aantal 65-plussers dient een 1/3
deel van de sociale woningvoorraad geschikt te zijn voor ouderen;
_
de verdeling tussen huurwoningen en koopwoningen in de verschillende prijsklassen
dient als volgt te zijn:
sociale huurwoningen
30%
_
middeldure huurwoningen 15%
_
dure huurwoningen
5%
_
_
goedkope koopwoningen
10%
middeldure koopwoningen 20%
dure koopwoningen
20%
totaal
100%
_
20% van de woningen is een eengezinswoning;
_
80% van de woningen is een meergezinswoning.
De toekomstige woningvoorraad bestaat niet alleen uit nieuw te bouwen woningen, maar ook
uit bestaande woningen die meer of minder ingrijpend zijn aangepakt. Hier is een belangrijke
taak voor de woningcorporatie weggelegd. In de loop van de tijd zijn woningcorporaties als
gevolg van het rijksbeleid financieel verzelfstandigd. Het bedrag aan subsidies dat een
woningcorporatie van de overheid ontving om zijn taak uit te oefenen, namelijk het
huisvesten van de doelgroepen van beleid, is fors geslonken. Doordat de corporaties
zelfstandiger zijn gaan functioneren op de woningmarkt hebben zij met marktwerking te
maken gekregen en moeten zij meer klantgericht werken. Als gevolg hiervan moeten de
woningcorporaties hun beleid afstemmen op de wensen van de klant. Indien het aanbod niet
overeenstemt met de wensen kunnen verhuurbaarheidsproblemen ontstaan en loopt de
financiële continuïteit van de corporatie gevaar. Het marktperspectief van de woningen is dus
van groot belang. Als de woningen een goed marktperspectief hebben zullen geen
verhuurbaarheidsproblemen optreden. Oorzaken van een verslechterd marktperspectief van
een woning kunnen bouwtechnische, woontechnische en sociale problemen zijn. Deze
zorgen ervoor dat de woning minder gewild is en op termijn zelfs leeg kan komen te staan.
Onder bouwtechnische problemen worden gebreken aan de woning zelf verstaan, zoals
lekkages of houten woningscheidende vloeren waardoor geluidsoverlast ontstaat. Bij
woontechnische problemen gaat het om het niet meer op redelijk comfortabele wijze kunnen
wonen doordat bijvoorbeeld de woonvertrekken te klein zijn en/of de woning in zijn geheel te
klein is. Bij sociale problemen is vaak sprake van situaties die overlast veroorzaken. Dit kan
leiden tot burenruzies. Een minder directe oorzaak van een verslechterd marktperspectief is
een onevenredige verhouding tussen de kwaliteit van de woning en de gevraagde huurprijs.
Hoe minder waar men voor zijn geld krijgt hoe minder gewild de woning zal zijn.Om ervoor te
zorgen dat het woningaanbod overeenstemt met de vraag kan de woningcorporatie
technische, sociale en economische maatregelen nemen. Onder technische maatregelen
worden fysieke ingrepen in de woning en/of de woonomgeving verstaan. Economische
maatregelen kunnen maatregelen zijn waardoor de prijs wordt aangepast aan de kwaliteit
van de woning. Ook het kiezen voor een andere vorm van exploitatie valt hieronder. Zo kan
een corporatie een woning verkopen. Een voorbeeld van een sociale maatregel is het
aanstellen van een buurtconciërge of een beheerder. Hoewel de sociale en economische
aspecten een rol spelen bij het bepalen van het beleid ligt in dit project de nadruk op de
technische maatregelen. De corporatie ontwikkelt beleid voor de hele woningvoorraad die zij
bezit; de ingrepen kunnen complex- of celgewijs (of woninggewijs) plaatsvinden. Er zijn
verschillende ingrepen mogelijk zoals sloop en nieuwbouw, samenvoegen, onderhoud
plegen en opplussen. In bijlage 12 zijn verschillende soorten ingrepen beschreven. In
hoofdstuk 9 wordt de woningvoorraad van Scheveningen-Haven behandeld. Daarin worden
de bouwtechnische, woontechnische en sociale problemen van de complexen beschreven.
5.4
Het woonscenario voor Scheveningen-Haven
De doelgroepen met betrekking tot de woonfunctie in het havengebied zijn de bewoners van
Den Haag en de regio Haaglanden. In de vorige paragraaf is beschreven aan welke eisen de
toekomstige woningvoorraad moet voldoen om de doelgroepen aan te kunnen trekken. In
deze paragraaf wordt een scenario geschetst waarin Scheveningen-Haven volledig is
ingericht naar de wensen van de doelgroepen.
5.4.1 Scheveningen-Haven als woongebied
In het verlengde van de boulevard zijn de visverwerkende bedrijven op het schiereiland
Noordelijk Havenhoofd verdwenen. Hier staan nu hoge woontorens met uitzicht op zee. Het
dijklichaam is gebruikt om een parkeergarage te bouwen voor de bewoners. Het
visafslaggebouw heeft plaatsgemaakt voor een woongebouw. Dit gebouw grenst aan de
Eerste Haven en kijkt uit op het schiereiland tussen de Eerste en de Tweede Haven. De
koelhuizen en de bedrijfsruimten van de rederijen die op dit schiereiland stonden zijn
vervangen door blokken appartementen. Dit kostte veel geld, omdat de rederijen die net in
de koelhuizen geïnvesteerd hadden uitgekocht moesten worden, maar daarvoor in de plaats
zijn er nu woningen met uitzicht op de havens. Ook de kantoorruimte van Vestia is verbouwd
tot appartementencomplex. De kades rond de Tweede Haven zijn bebouwd met woningen.
Aan de westkant van de havens is op het Norfolk Line terrein en op het aangrenzende
schiereiland nieuwbouw verrezen. Deze locatie grenst aan de duinen, het strand en de
haven wat het tot een zeer aantrekkelijke plek om te wonen maakt. Bovendien heeft nu
niemand meer last van het vrachtverkeer dat door de hele stad op weg was naar de haven
om verscheept te worden naar Engeland. Het transportbedrijf is verhuisd naar de
Maasvlakte. Hier heeft het uitbreidingsmogelijkheden wat in Scheveningen-Haven niet het
geval was. Zo zijn is de woningvoorraad met ongeveer 1500 woningen uitgebreid.
5.4.2 Voorbeeld: Oostelijk Havengebied te Amsterdam
Een voorbeeld van een havengebied dat is ingericht als woongebied is het Oostelijk
Havengebied in Amsterdam. Het Oostelijk Havengebied is in de 19e eeuw aangelegd. In de
20e eeuw is de stad er omheen gegroeid. Door de grote maten en de lineaire structuur werd
het havengebied een barrière die de ruimtelijke samenhang van de stad in de weg stond. In
de jaren 80 werden plannen gemaakt om het gebied te transformeren waardoor het een
andere functie en een andere positie in de stad zou krijgen. Hierbij speelde het programma
een belangrijke rol.
In Amsterdam heeft de fixatie op het aantrekken van hoogwaardige bedrijven en
voorzieningen ertoe geleid dat een ander project, het IJ-oeverproject, nog steeds niet van de
grond gekomen is. Het Oostelijk Havengebied is wel tot ontwikkeling gekomen om de
eenvoudige reden dat er een reële maatschappelijke behoefte bestond aan het specifieke
programma: woningen. In de jaren 80 en 90 werden twee grote stedenbouwkundige
projecten voorgesteld: IJ-oevers en IJ-burg. Het Oostelijk Havengebied moest de schakel
tussen de projecten worden. Rond de twee IJ-projecten ontstond commotie wat het voordeel
had dat het Oostelijk Havengebied in alle rust ontwikkeld kon worden. Voor het hele gebied
gold dat er in een hoge dichtheid gebouwd moest worden, namelijk 100 woningen per
hectare. Het gebied werd in drieën verdeeld: KNSM-eiland, Java-eiland en BorneoSporenburg. Aan alle drie gebieden lag een helder concept ten grondslag wat versnippering
en restruimten heeft voorkomen (Bekkering e.a., 1998). Op KNSM-eiland en Java-eiland zijn
appartementen gerealiseerd in middelhoogbouw en hoogbouw, waarbij op KNSM-eiland
sociale huurwoningen te vinden zijn. Op Borneo-Sporenburg zijn overwegend
laagbouwwoningen gebouwd. Hoewel er geen sprake is van leegstand bij de oplevering is
gebleken dat de laagbouwwoningen de concurrentie met de traditionele eengezinswoningen
nog niet aankunnen. De verkoopsnelheid is lager en er moeten meer kandidaten benaderd
worden.
Het resultaat mag geslaagd genoemd worden. Bij oplevering staan geen woningen leeg. Een
belangrijke reden hiervoor is de grote vraag naar woningen in Amsterdam. Dit blijkt ook uit
het feit dat 80% van de bewoners van het Oostelijk Havengebied uit Amsterdam komt
(Gemeente Den Haag, 2000 e).
5.4.3 Samenvatting
Het woonscenario heeft zowel positieve als negatieve gevolgen voor het havengebied en zijn
omgeving. De vraag naar woningen in Scheveningen vanuit Den Haag is groot. In het
scenario wordt tegemoet gekomen aan de vraag. Uit het voorbeeld van het Oostelijk
Havengebied blijkt dat het bestaan van deze vraag een belangrijke voorwaarde voor het
laten slagen van een woningbouwproject. Een groot verschil tussen de locaties is dat het
Oostelijk Havengebied zijn functie als bedrijfsterrein reeds lange tijd verloren had, terwijl er in
Scheveningen-Haven nog mensen werkzaam zijn. Het woonscenario heeft dus een verlies
aan arbeidsplaatsen tot gevolg. Bedrijven zullen uitgekocht moeten worden terwijl ze
investeringen in het gebied gedaan hebben. Het uitkopen zal veel geld gaan kosten. Een
positief aspect is dat door het verdwijnen van Norfolk Line uit het havengebied de overlast
die omwonenden ondervinden van het vrachtverkeer sterk zal verminderen. Een ander
positief gevolg van het scenario is dat de kwaliteit van de openbare ruimte gebruikt wordt
waardoor de kwaliteit van de woonomgeving verbetert. In onderstaande tabel zijn de
voordelen en de nadelen van het woonscenario samengevat. Het scenario biedt voldoende
mogelijkheden om de wensen van de doelgroepen zoals beschreven in paragraaf 5.3 te
honoreren. Op een hoger schaalniveau, namelijk die van de kuststrook, heeft het
woonscenario tot gevolg dat Scheveningen-Haven eenzelfde functie krijgt als ScheveningenDorp. Het havengebied verliest de karakteristieke sfeer die het gebied zo bijzonder maakt.
Tabel 11. De positieve en negatieve gevolgen van het woonscenario
Scenario Positieve gevolgen
Negatieve gevolgen
Wonen ·
tegemoetkomen aan en
·
verlies arbeidsplaatsen
profiteren van grote vraag naar woningen ·
uitkopen rederijen kostbaar door
·
geen overlast vrachtverkeer
gedane investeringen
·
geen mogelijkheden voor
·
benutten van aanwezigheid
toeristisch-recreatieve
ontwikkelingen
strand, zee en duinen voor kwaliteit
woonomgeving
·
verlies karakteristieke havensfeer
·
Geconcludeerd kan worden dat het woonscenario voldoet aan de vraag naar woningen,
maar dat het uitsluiten van andere functies zoveel negatieve gevolgen heeft dat alleen
woningbouw in Scheveningen-Haven niet wenselijk is.
Hoofdstuk 6: Toerisme en recreatie in Scheveningen-Haven
Een belangrijke groep gebruikers zijn bezoekers. Net als de bewoners is deze groep te
verdelen in vier subgroepen op basis van hun herkomst:
1.
bezoekers woonachtig in het stadsdeel Scheveningen;
2.
bezoekers woonachtig elders in Den Haag;
3.
bezoekers woonachtig elders in Haaglanden;
4.
bezoekers woonachtig elders in Nederland of het buitenland.
Elke groep heeft zijn eigen kenmerken en wensen. Voor de herstructurering van het
havengebied moet bepaald worden welke subgroep de doelgroep is. Daarbij spelen naast
ontwikkelingen in de toeristisch-recreatieve sector de kenmerken van de groepen bezoekers
een rol.
6.1
De bezoekers van Scheveningen-Haven
Bij het bepalen van de doelgroep zijn de kenmerken en wensen van de bezoekers van
belang. In tabel 12 zijn de kenmerken van de bezoekers beschreven. Om een zo volledig
mogelijk beeld te krijgen van de wensen van de verschillende groepen bezoekers zijn
gegevens opgenomen van de bezoekers van Scheveningen-Haven als van ScheveningenBad. In de bijlagen 9 en 10 is een volledig overzicht van de kenmerken van de bezoekers
opgenomen.
Tabel 12. Kenmerken van de bezoekers
Bezoekers afkomstig
uit Scheveningen
Bezoekers afkomstig uit
Den Haag
Bezoekers afkomstig uit
Haaglanden
Bad
16
Haven
31
Bad
34
Haven
53
Bad
21
Haven
17
-1
-
Wandelen
Wandelen
CCP2
wandelen
Horeca
wandelen
Uitgavenpatroon
(% van tot.
best.)
Groter aandeel in dag- of
avondbezoek
Belangrijkste
vervoerwijze
26
21
37
20
-
Gelijk
Gelijk
Te voet
Leeftijd
-
Meest
gewaardeerde
aspecten
-
Aandeel in
totale
bezoekersaantal (%)
Belangrijkste
bezoekdoel
1
Bezoekers afkomstig uit
Nederland en het
buitenland
Bad
Haven
44
29
14
CCP
wandelen
strand
46
Wandelen
uitje naar
haven
48
Avond
Avond
Dag
Dag
Openbaar
Auto
vervoer auto
Auto
Auto
Auto
Auto
-
16-36
26-46
16-26
36-46
26-36
36-46
-
Strand
bereikbaarheid
Strand
horeca
bereikbaarheid
Strand
bereikbaarheid
horeca
Strand
Strand
bereikbaarheid
Strand
bereikbaarheid
horeca
Voor Scheveningen zijn een aantal gegevens niet uitgesplitst. Deze gegevens zijn alleen bekend voor heel Den
Haag.
2 CCP = Circustheater, Casino, Pathé bioscoop
Minst
gewaardeerde
aspecten
-
Drukte
Parkeernieuwe
tarieven
bebouwing
Inrichting
gebied
Parkeertarieven
Aandeel in tot.
combinatiebezoek (%)
Betekenis zee
en strand
-
-
16
32
9
Buitenruimte
Buitenruimte
Recreatiegebied
(zonnen,
flaneren)
Recreatiegebied
(wandelen)
Voorzieningen
(gebouwd)
Inrichting
gebied
parkeertarieven
7
Parkeertarieven
Winkels
75
61
Horeca
Onderdeel Onderdeel
attractie
uitje naar
Schevenin- haven
gen
(Gemeente Den Haag, 1998a en b)
De bezoekers woonachtig in Scheveningen maken vooral in de winter een groot deel van het
totale aantal bezoekers uit. De Scheveningers geven weinig geld uit. Als men geld uitgeeft
doet men dat eerder in de winkels dan in de horeca. Het strand en de zee vormen hun
buitenruimte bij het gebrek hieraan in hun woongebied.
Hagenaars komen vooral naar Scheveningen om te wandelen. Ze geven weinig geld uit en
komen in vergelijking met de andere bezoekersgroepen minder vaak met de auto. Het strand
en de bereikbaarheid worden gewaardeerd. Tussen de bezoekers aan Haven en de
bezoekers aan Bad is er weinig verschil, behalve dat de bezoekers van Haven ouder zijn dan
die van Bad en dat men zich in Haven stoort aan de inrichting van het gebied.
De mensen uit de regio Haaglanden komen vooral voor de gebouwde voorzieningen en het
uitgaansleven naar Scheveningen en in mindere mate om te wandelen. Dat is de reden dat
ze een groter deel van het totale aantal avondbezoekers uitmaken dan van het totale aantal
dagbezoekers. In Bad zijn de bezoekers jong. In Haven zijn ze ouder en komen ze vooral
voor de horeca. Ook het strand wordt gewaardeerd. De meerderheid van de bezoekers komt
met de auto.
Het aantal bezoekers uit Nederland en het buitenland is in de loop van de tijd gegroeid. Deze
bezoekers zorgen voor een groot deel van de inkomsten, met name in de horeca.
Scheveningen is het doel van een dagje uit waarbij men vaak verschillende bezoekdoelen
combineert. De bezoekers aan Bad zijn daarbij iets jonger dan die aan Haven. Het strand
wordt gewaardeerd.
6.2
Ontwikkelingen in de toeristisch-recreatieve sector
Door de toename van de productiviteit en een steeds zwaardere werkdruk is er enorme
behoefte aan ontspanning ontstaan in westerse samenlevingen. Sinds de Tweede
Wereldoorlog is ontspanning een steeds belangrijker element van het westerse leven
geworden. Om het huidige productieniveau te kunnen handhaven moet de kwaliteit van de
ontspanning de hoge werkdruk kunnen compenseren. Ontspanning is in westerse landen
van een statussymbool in de jaren vijftig geworden tot iets dat standaard deel uitmaakt van
het dagelijks leven in de jaren negentig. Ontspanning zal de komende jaren nog belangrijker
worden. Sommige van de ontspanningsbehoeftes van de mens worden vervuld door
huiselijke elementen zoals speelkamers en tuinen of door virtuele elementen zoals internet
en computerspelletjes. Maar andere ontspanningsbehoeftes doen een beroep op het
ontspanningsrepetoire van de stad: van parken tot zwembaden en van musea tot het strand
(MVRDV, 2001).
Volgens de Stadsanalyse van de gemeente Den Haag wordt op het gebied van toerisme en
recreatie voor Den Haag een toename van het aantal overnachtingen verwacht. In 1965 had
Den Haag 67 hotels met 2935 bedden. In 1995 waren dat 71 hotels met 5765 bedden. De
gemiddelde verblijfsduur van zowel de buitenlanders als de Nederlanders is gestaag
afgenomen. Het toekomstige aantal bedden en overnachtingen wordt bepaald door de
ontwikkeling van het verblijftoerisme. Het stijgend aantal welgestelde, actieve senioren, de
toenemende interesse voor stad en cultuur (ook vanuit het buitenland) en de blijvende trek
naar zee biedt groeikansen. Andere belangrijke groeiers zijn de congres-, vergader- en
cursusmarkten en de arrangementenmarkt. Zonder extra beleidsinspanningen wordt ten
opzichte van de huidige vraagsituatie een groei van 64% overnachtingen verwacht voor de
komende decennia. Dat betekent in het jaar 2025 1,1 miljoen overnachtingen in Den Haag.
Aangenomen wordt dat de capaciteit op basis van een autonome groei met iets meer dan
50% toeneemt. Dat betekent in 2025 circa 9000 bedden in Den Haag. Globaal genomen is
met deze capaciteitsuitbreiding minimaal 80 000 m2 gemoeid. Het geschetste toekomstbeeld
is gebaseerd op de aanname dat de gemiddelde vrije tijd niet veel verder zal veranderen
maar dat de mobiliteit, flexibiliteit en behoefte aan kort ertussenuit te zijn (vaak in eigen land)
wel zal toenemen.
Het aantal attracties in Den Haag is tussen 1965 en 1995 verdubbeld. Het totale
bezoekersaantal is niet evenredig gestegen: slechts met 20%. Er leven in binnen- en
buitenland tal van plannen voor kleine en grote attracties. De concurrentie wordt daarmee
steeds heviger en internationaler. Tot 2005 is er waarschijnlijk sprake van een relatief grote
groei van het aantal bezoekers aan attracties. Daarna is de groei minder spectaculair. Tot
2025 zou dit ruimte bieden aan twee of drie nieuwe attracties in Den Haag. De
ruimtebehoefte hiervoor bedraagt 10 ha.
Het aantal musea is tussen 1965 en 1995 met 10 (60%) toegenomen. Na een geringe
belangstelling voor musea in de jaren 70 en 80 kwam de interesse in de jaren 90 terug. De
verwachting is dat de belangstelling voor musea meer dan gemiddeld toeneemt als gevolg
van de grote groep senioren en de internationalisering waardoor de interesse voor de eigen
cultuur toeneemt. Voor Den Haag betekent dit tot 2025 dat er vier nieuwe instellingen met
gemiddeld 150 000 bezoekers per jaar gerealiseerd kunnen worden. Vertaald in ruimte komt
dit neer op ongeveer 40 000 m2. Bij de genoemde benodigde oppervlakte is nog geen
rekening gehouden met andere publieksverzorgende functies zoals horeca en (toeristische)
detailhandel.
De gemeente Den Haag hecht veel belang aan de kuststrook van Scheveningen. In het
kader van de economische opgave voor de stad moet kuststrook de stedelijke economie
versterken en de werkgelegenheid vergroten. De toeristische werkgelegenheid voor vooral
laaggeschoolden dient bevorderd te worden door een verlenging van de verblijfsduur van de
bezoekers. Dit moet plaatsvinden met behoud en verbetering van de leefbaarheid, een
optimalisatie van de bereikbaarheid en een verbetering van de relatie tussen ScheveningenBad en Scheveningen-Haven (Gemeente Den Haag, 2001a). Ook het provinciaal toeristisch
beleid van Zuid-Holland richt zich op het bevorderen van toeristisch bezoek om de
toeristische bestedingen te vergroten en zo de werkgelegenheid te kunnen ontwikkelen. De
kust vormt één van de speerpunten van beleid (Brok, 2001). De vraag is op welke manier de
kuststrook van Scheveningen ontwikkeld dient te worden zodat het toeristisch-recreatieve
bezoek zal toenemen. Scheveningen-Bad wordt gekenmerkt door massatoerisme met
laagdrempelige voorzieningen. Voorkomen moet worden dat Scheveningen-Haven zijn
karakteristieke sfeer verliest en op Scheveningen-Bad gaat lijken. Het moet een gebied
worden dat niet alleen leuk is voor de mensen die weinig (kunnen) besteden, maar het moet
ook mensen aantrekken die wel geld willen en kunnen besteden. Uit het overzicht in bijlage
11 blijkt dat bezoekers die afkomstig zijn van buiten Den Haag meer geld uitgeven dan
bezoekers uit Den Haag en Scheveningen. Hier kan op worden ingespeeld door
voorzieningen te realiseren die aansluiten bij de wensen van de bezoekers van buiten Den
Haag en die passend zijn voor de locatie. Hierbij moet de functie die het gebied nu heeft voor
bewoners uit Den Haag en met name uit Scheveningen, namelijk een wandelgebied, niet
verdwijnen. Deze groepen zullen immers vooral buiten het hoogseizoen een belangrijke
bezoekers groep blijven vormen. Dit leidt tot de volgende ontwikkelingen:
_
er dienen gebouwde, recreatieve voorzieningen te worden gerealiseerd in een sfeer
die aansluit bij de zee en de haven;
_
het aantal horecagelegenheden dient toe te nemen zodat het havengebied zowel
overdag als ’s avonds een levendige uitstraling heeft; slechts een klein deel wordt
gerealiseerd in de goedkope sector (zoals patatkramen en dergelijke);
_
de detailhandel dient te groeien waarbij de nadruk ligt op maritieme artikelen en
levensmiddelen.
6.3
Het toeristisch-recreatieve scenario voor Scheveningen-Haven
De doelgroepen voor de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van Scheveningen-Haven zijn
de bezoekers die afkomstig zijn van buiten Den Haag. In paragraaf 6.2 is aangegeven welke
ontwikkelingen plaats zouden moeten vinden om de doelgroep aan te trekken. In deze
paragraaf wordt een scenario geschetst waarin het havengebied volledig volgens de wensen
van de doelgroep is ingericht.
6.3.1 Scheveningen-Haven als toeristisch-recreatief gebied
In Scheveningen is de boulevard met zijn kiosken, restaurants en strandtenten een
belangrijke publiekstrekker. Het Noordelijk Havenhoofd ligt in het verlengde van de
boulevard. Doordat hier een aantrekkelijk toeristisch-recreatief programma is gerealiseerd
worden er meer bezoekers aangetrokken en wordt de bezoekersstroom uit ScheveningenBad beter verspreid. Tegen het dijklichaam en in het visafslaggebouw zijn recreatieve
voorzieningen (musea, aquaria, visrestaurants, een bioscoop en
een zwembad)
gerealiseerd met op het dijklichaam een hotel met zicht op zee. Het strand is makkelijk
bereikbaar.
De koelhuizen en bedrijfsruimten van de rederijen op het schiereiland tussen de Eerste en
de Tweede Haven hebben plaatsgemaakt voor detailhandel en horeca. Ook rond de
jachthaven is horeca te vinden. Op de kade langs de Tweede Haven staan paviljoens en
kiosken en in de gebouwen op de kade is detailhandel te vinden.
Op het Norfolk Line terrein is een maritiem pretpark gebouwd. Om het mogelijk te maken dat
de bezoekers van het Noordelijk Havenhoofd naar het pretpark kunnen lopen is een brug
aangelegd. Het toeristische autoverkeer heeft de plaats ingenomen van het vroegere
vrachtverkeer over de Houtrustweg en de Kranenburgweg.
De ontsluiting met het openbaar vervoer is verbeterd doordat de tram langs de haven rijdt en
op de boulevard aansluit op een langzaam trammetje dat over de boulevard naar de pier
rijdt.
6.3.2 Voorbeeld: Porto Antico te Genua
Een voorbeeld van een havengebied dat is getransformeerd tot een toeristisch-recreatief
gebied is Genua. Genua is een stad die zich in etappes vernieuwt met steeds een duidelijke
deadline. Voor de G8-top in juli 2001 bouwde Renzo Piano in het water van de haven, de
Porto Antico, een glazen tentoonstellingsbol naast het eveneens door hem ontworpen
aquarium. Ook de ingebruikname van het aquarium zat vast aan een deadline. Dit moest
plaatsvinden tijdens de Expo in 1992, 5 eeuwen na Columbus’ ontdekking van Amerika. Tot
die tijd was de Porto Antico een zieltogend deel van de stad. Men vreesde dat de Expo
slechts een tijdelijke opleving zou veroorzaken, maar het tegendeel is gebleken.
De oude haven zit vol attracties voor het hele gezin. Naast het aquarium staat het
nepgaljoen Neptunus uit een geflopte film van Roman Polanski. Er is een hotel, er kan overal
gegeten en gedronken worden, er zijn winkeltjes en er liggen de fraaiste jachten. Behalve uit
water en attracties bestaat de Porto Antico uit heel veel openbare ruimte. Deze is bekleed
met hardhouten banken en vlonders, natuurstenen bestrating en versgeplante palmbomen.
Na sluitingstijd van de horeca en het aquarium ebt de levendigheid weg. De enige mensen
die ’s nachts in Porto Antico verblijven zijn de hotelgasten. Maar daar gaat verandering in
komen. In Darsena, het gebied ten zuiden van het station, komen appartementen,
studentenhuisvesting en een plein dat 24 uur per dag moet gaan leven. Nu staat het gebied
nog vol betonnen graanpakhuizen van 100 jaar oud. In één daarvan komt een faculteit van
de Universiteit van Genua met een bibliotheek en de Kamer van Koophandel. Tegen de tijd
dat de eerste studenten hun intrek zullen nemen in Darsena zal ook hier het pretpark zijn
doorgedrongen. Op het eind van de kade ligt namelijk de Ponte Parodi. Hier zal de
bebouwing die nu voornamelijk uit silo’s bestaat worden gesloopt. In plaats daarvan komt er
een golvend landschap ontworpen door Ben van Berkel met activiteiten voor elk uur van de
dag. Openbare voorzieningen en vermaak zullen worden gestapeld: van onder naar boven
een parkeergarage, kades met aanlegplaatsen voor cruiseschepen, een piazza met horeca
en winkels, een megabioscoop, tentoonstellingsruimte, een auditorium en bovenop
sportvelden. Vroeger maakten hier de marine en de douane de dienst uit. Om een sterkere
relatie te leggen tussen de stad en de haven worden de kades openbaar gemaakt.
Tien jaar na de Expo heeft de Porto Antico zich bewezen. Het aquarium trekt meer dan één
miljoen bezoekers per jaar (ter vergelijking: Duinrell trekt 1,2 miljoen bezoekers per jaar en
Madurodam 0,8 miljoen) en het openluchttheater wordt heel de zomer gebruikt voor
optredens. De Porto Antico is een succes gebleken (Ibelings, 2001b).
6.3.3 Samenvatting
Het toeristisch-recreatieve scenario heeft zowel positieve als negatieve gevolgen. Deze zijn
in tabel 13 beschreven. Het scenario biedt voldoende mogelijkheden om de wensen van de
doelgroepen zoals beschreven in paragraaf 6.3 te honoreren. Van het voorbeeld van de
Porto Antico kan bovendien geleerd worden dat er voorzieningen gerealiseerd moeten
worden die zorgen voor een levendigheid gedurende de hele dag. Dat voorkomt dat het
gebied na sluitingstijd een niemandsland wordt.
Doordat de visserij en Norfolk Line verdwijnen gaan arbeidsplaatsen verloren. Deze worden
in ruime mate gecompenseerd door het grote aantal arbeidsplaatsen in de toeristischrecreatieve sector. Dat strookt met de verwachte groei van de sector. Om de stroom
bezoekers te verwerken is een verbetering van de bereikbaarheid zowel voor autoverkeer als
met het openbaar vervoer noodzakelijk. Dat vergt een investering. Ook het uitkopen van de
rederijen ten behoeve van de toeristisch-recreatieve ontwikkelingen kost geld. Een ander
negatief gevolg is dat de kwaliteit van de openbare ruimte verloren gaat door de intensieve
bebouwing.
Een positief gevolg van het toeristisch-recreatieve scenario is het verdwijnen van de overlast
dat het vrachtverkeer naar het Norfolk Line terrein veroorzaakt voor omwonenden. Hiervoor
in de plaats komt wel een stroom toeristisch-recreatief verkeer. Maar op gebied van het
wonen heeft het scenario vooral negatieve gevolgen. Zo wordt de kans om tegemoet te
komen aan de vraag naar woningen en het inwoneraantal van Den Haag te doen stijgen niet
benut. Op het hogere schaalniveau heeft het toeristisch-recreatieve scenario tot gevolg dat
Scheveningen-Bad en Scheveningen-Haven samen een groot pretpark worden waarbij de
karakteristieke sfeer van het havengebied verloren gaat. Scheveningen-Dorp loopt grote
kans bedolven te worden onder de bezoekers.
Tabel 13. De positieve en negatieve gevolgen van het toeristisch-recreatieve scenario
Scenario
Voordelen
Nadelen
Toerisme- ·
groei aantal
·
grote ingrepen ter verbetering van
recreatie
arbeidsplaatsen in de toeristischde bereikbaarheid nodig
recreatieve sector
·
ruimtelijke kwaliteit strand, zee en
duinen
gaat
verloren
·
geen overlast vrachtverkeer
·
overlast
voor omwonenden
naar Norfolk Line terrein
·
uitkopen rederijen kostbaar door
gedane investeringen
·
geen uitbreiding woningvoorraad
Geconcludeerd kan worden dat het toeristisch-recreatieve scenario een economische impuls
voor het gebied betekent, maar dat het op het gebied van het wonen veel kansen onbenut
laat.
Hoofdstuk 7: Werken in Scheveningen-Haven
Behalve de bewoners en de bezoekers is er een derde groep gebruikers waarmee bij de
herstructurering van het havengebied rekening moet worden gehouden. Dat zijn de mensen
die in het havengebied werken.
7.1
De werkgelegenheid in Scheveningen-Haven
Scheveningen-Haven is van oudsher een gebied met verschillende soorten bedrijvigheid. De
belangrijkste werkverschaffers zijn traditionele havengebonden bedrijven: het transportbedrijf
Norfolk Line en de visserij. De visserij en aanverwante bedrijvigheid zoals de visafslag zijn
geconcentreerd rond de Eerste Haven. De visserij bestaat uit twee soorten die zich
onderscheiden naar bedrijfsvorm, scheepstype en aanvoer: de verre visserij en de
kustvisserij. De verre visserij is in handen van twee rederijen en de vangst is voornamelijk
bedoeld voor de export terwijl de vangst van de kustvisserij via de visafslag wordt afgezet in
het achterland. De gemeentelijke visafslag behoort tot de aanverwante werkgelegenheid. De
omzet van de visafslag is niet voldoende voor een kostendekkende exploitatie. De bedrijfstak
wordt gecomplementeerd door de visverwerking en de visgroothandel, bestaande uit een
groot aantal ondernemingen.
Het terrein ten westen van de haven wordt in beslag genomen door de Norfolk Line. Dit
transportbedrijf gebruikt de Derde Haven. De Norfolk Line werd in 1961 opgericht ten
behoeve van het vervoer van fruit uit het Westland naar Engeland. In 1969 werd van het
gebruik van conventionele coasters overgeschakeld op zogeheten roll-on-roll-off-transport.
Daardoor kon de Norfolk Line zich ontwikkelen tot een geïntegreerd transportbedrijf dat
vervoer leverde van deur tot deur. Vervoerd worden alle koopmansgoederen in de ruimste
zin van het woord, maar de specialiteit is het transport van voedingsmiddelen. Behalve
groente, fruit, aardappelen, zuivel en vis transporteert men ook industriële producten zoals
auto-onderdelen, papier, karton en chemicaliën. Naast goederenvervoer vindt op kleine
schaal personenvervoer plaats. Rond de havens is havengebonden bedrijvigheid te vinden
die zorgt voor het onderhoud en de bevoorrading van de schepen. Ook is er op de haven
gerichte groot- en detailhandel te vinden en de Directie Noordzee van Rijkswaterstaat die
zes schepen in de vaart heeft (Gemeente Den Haag, 1987).
Rond de Tweede Haven heeft de toeristisch-recreatieve bedrijvigheid zich geconcentreerd
met de jachthaven, het Zeemuseum en een aantal restaurants. Op de noordoostelijke kade
van de Tweede Haven heeft Vestia Scheveningen een kantoor en is detailhandel te vinden.
Voor de dagelijkse boodschappen zijn de bewoners van het havengebied aangewezen op
een grote supermarkt aan de Westduinweg en op de winkels in de Keizerstraat. De
Keizerstraat ligt ten oosten van het havengebied. Het is een winkelstraat op wijkniveau.
7.2
Economische ontwikkelingen
De totale werkgelegenheid in Den Haag is tussen 1970 en 1995 afgenomen met bijna 35000
arbeidsplaatsen (-15%). Dit verlies deed zich met name voor in de sectoren
industrie/openbare nutsbedrijven (-66%), bouw (-65%) en handel/horeca/reparatie (-50%).
De werkgelegenheid in de dienstverlening nam sterk toe (+25%). De verwachting is dat bij
ongewijzigd beleid de werkgelegenheid in de sectoren landbouw/visserij, industrie en bouw
verder af zal nemen. Voor wat betreft de transportsector is de verwachting dat de
werkgelegenheid verder daalt. De werkgelegenheid in de sector zakelijke dienstverlening zal
tot 2005 blijven stijgen, daarna stabiliseren en vervolgens afnemen. Hier staat tegenover dat
de behoefte aan consumentverzorgende dienstverlening zal toenemen. Hiervan zal met
name de detailhandel, de persoonlijke dienstverlening en de sector recreatie en toerisme
profiteren. Voor de sector handel/horeca/reparatie zal ook sprake zijn van groei van de
werkgelegenheid (Gemeente Den Haag, 1998c).
In Scheveningen-Haven staat de werkgelegenheid onder druk. De visserij is nog steeds de
meest arbeidsintensieve sector in het gebied. Op dit moment vinden er ontwikkelingen plaats
die negatieve gevolgen hebben voor de visserij zoals schaalvergroting, quoteringsregelingen
en een toenemende concurrentie van andere vissershavens. Als gevolg van deze
ontwikkelingen is uitbreiding van de visserij niet waarschijnlijk. Door de sfeer die de visserij
creëert is handhaving van (een deel van) de visserij wel waardevol. Bovendien heeft een
aantal bedrijven recentelijk in het havengebied geïnvesteerd. Om een functieverandering op
deze plekken mogelijk te maken moeten de bedrijven uitgekocht worden. Door de gedane
investeringen zal dit veel geld kosten.
Het transportbedrijf Norfolk Line zorgt voor een aanzienlijke hoeveelheid indirecte
arbeidsplaatsen. Het vernieuwde contract met Norfolk Line loopt tot 2009. Bij de
contractverlenging is afgesproken dat in 2007 besprekingen gestart worden over de
voorwaarden waaronder Norfolk Line gecontinueerd kan worden. Verkeerskundige en
milieutechnische aspecten vormen in de verdere toekomst mogelijke beperkingen voor de
groei van de activiteiten. De grens van de ruimtelijke mogelijkheden voor Norfolk Line is naar
verwachting bereikt. Aangezien Norfolk Line niet verder kan uitbreiden in ScheveningenHaven terwijl dit door voortdurende schaalvergroting op den duur wel gewenst kan zijn biedt
een andere functie op de locatie een beter toekomstperspectief. Veel arbeidsplaatsen gaan
hiermee voor de bevolking van Scheveningen en Den Haag niet verloren, omdat Norfolk Line
zoals gezegd vooral indirecte arbeidsplaatsen levert. (Gemeente Den Haag, 2001a).
Met betrekking tot de werkgelegenheid kunnen de volgende uitgangspunten worden
geformuleerd:
_
het aantal arbeidsplaatsen in de toeristisch-recreatieve sector, de horeca en de
detailhandel groeit;
_
de visserij blijft aanwezig in Scheveningen-Haven;
_
het Norfolk Line terrein krijgt een andere functie.
7.3
Het werkscenario voor Scheveningen-Haven
In paragraaf 7.2 zijn de uitgangspunten beschreven voor de ontwikkeling van de
werkgelegenheid in Scheveningen-Haven. Het volledig inrichten van het havengebied als
werkgebied heeft zowel positieve als negatieve gevolgen.
7.3.1 Scheveningen-Haven als werkgebied
Beeldbepalend voor de westzijde van het havengebied is het transportbedrijf Norfolk Line
met zijn overslagterrein en geparkeerde vrachtauto’s. Door de intensivering van de
bedrijvigheid rijden er meer vrachtauto’s langs de woongebieden en door de stad. Op het
schiereiland dat aan het Norfolk Line terrein grenst wordt de bebouwing geïntensiveerd. De
bedrijven zijn veelal aan de havengebonden zoals de werven en rederijen, maar er is ook
niet-havengebonden bedrijvigheid te vinden. Helaas is door de bebouwing het zicht op het
water verloren gegaan.
De visserij is geconcentreerd rond de Eerste Haven. Op het Noordelijk Havenhoofd zijn de
visafslag en de visverwerkende bedrijven te vinden. Op het schiereiland tussen de Eerste en
de Tweede Haven zijn de grote rederijen gevestigd met koelhuizen. De kaden zijn breed om
te kunnen laden en lossen. Aan de randen van het havengebied hebben woningen
plaatsgemaakt voor bedrijfsruimte.
7.3.2
Voorbeeld: Docklands te Londen
Het havengebied Docklands werd aan het begin van de 19e eeuw aangelegd ten behoeve
van de groeiende handelsvaart. De haven bloeide tot de recessie in de jaren 1960 en het
gebied raakte in verval. Om het nieuw leven in te blazen riep de stad in 1980 een commissie
in het leven, de LDDC. Voor het gebied werd een PPS-constructie opgezet. Dit lokte private
investeringen uit van in totaal 10 biljoen pond. De infrastructuur was de taak van de
overheid. Opvallend is de toegepaste volgorde van de ontwikkeling van het gebied. Normaal
gesproken wordt eerst infrastructuur aangelegd waarna private investeringen in gebouwen
worden gedaan. In Docklands gebeurde het omgekeerde. Het aanleggen van de
infrastructuur kwam niet goed van de grond en was ontoereikend voor de ontwikkelingen die
plaatsvonden. Dit leidde tot onrust onder de marktpartijen die geïnvesteerd hadden in het
gebied. Een belangrijke ontbrekende schakel was een stedenbouwkundige onderlegger. De
doelstellingen waren vooral functioneel en de aanpak was ad hoc. Het resultaat van de ad
hoc aanpak gebaseerd op marktwerking is dat in de Docklands verwijzingen naar het
verleden verloren zijn gegaan. De architecturale monumenten die op de monumentenlijst
stonden zijn bewaard gebleven en in sommige gevallen overdadig gerestaureerd, maar vele
industriële monumenten zijn verloren gegaan. Alle aandacht ging uit naar gebouwen op zich,
maar niet naar hun omgeving en naar het stedelijk weefsel van het gebied. Zo is er een
openluchtmuseum ontstaan met gerenoveerde gebouwen die een nieuwe functie hebben
gekregen. Er is geen sprake van een duidelijke relatie tussen publieke monumenten en
private gebouwen.
Het havengebied kent nu een mix van verschillende functies. Zo zijn er woningen te vinden,
maar ook kantoorgebouwen, restaurants, winkels en toeristische voorzieningen. Er werken
100000 mensen. De activiteiten hebben gemaakt dat Docklands de derde economische pool
is van Londen. Ruimtelijk gezien is het resultaat een gebied met uiteenlopende architectuur
waarin samenhang ontbreekt. Kleuren, schaal, vormen en grondgebruik conflicteren met
elkaar en met het landschap. Dit is het gevolg van het ontbreken van een
stedenbouwkundige onderlegger. New York met haar karakteristieke skyline heeft model
gestaan voor Docklands. Maar de stad Londen had al een skyline. Hierdoor concurreert de
ene skyline met de andere en is er geen sprake van een ensemble. De hoge gebouwen
steken onsamenhangend boven de oudere gebouwen uit. Bovendien staan de hoge
gebouwen de zichtlijnen van en naar de havens in de weg. Ook de rivieroever is ten prooi
gevallen aan de marktgerichte ad hoc aanpak. Het zicht op de rivier vanuit achterliggende
gebieden is veelal verdwenen en er is geen wandelroute langs het water.
In Docklands is 50% van de kantoren niet verhuurd en een aanzienlijk deel van de woningen
is niet verkocht. Hierdoor ontbreekt de draagkracht voor een grote ingreep om de rivieroever
alsnog aan te pakken. Als de rivier onderwerp was geweest van planvorming had de rivier
landmarks gekregen op een gewogen afstand van elkaar en was het zicht op het water
behouden gebleven. Een ander gevolg van de marktwerking is dat stedelijke elementen
zoals publieke pleinen, publieke gebouwen en parken nagenoeg ontbreken. De open
plekken die er zijn, zijn parkeerplaatsen of het is privé-terrein (Edwards, 1992).
7.3.3 Samenvatting
Het werkscenario voldoet aan de uitgangspunten zoals die beschreven zijn in paragraaf 7.2,
namelijk dat het aantal arbeidsplaatsen in de toeristisch-recreatieve sector, de horeca en de
detailhandel groeit en dat de visserij deels aanwezig blijft in Scheveningen-Haven. Het
werkscenario heeft echter niet alleen positieve maar ook negatieve gevolgen. Deze zijn in
tabel 14 beschreven. Een vanzelfsprekend positief gevolg van het scenario is de toename
van het aantal arbeidsplaatsen. Een negatief gevolg is dat de overlast die veroorzaakt wordt
door het vrachtverkeer naar het Norfolk Line terrein voor de omwonenden toeneemt. Een
ander negatief gevolg is het opofferen van de woningen rond de Tweede Haven ten behoeve
van bedrijvigheid terwijl de vraag naar woningen groot is. Daarbij gaat het om ongeveer 100
woningen. Op het hogere schaalniveau heeft het werkscenario tot gevolg dat er binnen de
kuststrook drie op zichzelf staande polen ontstaan die elkaar niet versterken en niet van
elkaar profiteren.
Uit het voorbeeld van Docklands in Londen blijkt dat een havengebied dat een andere functie
krijgt dan de oorspronkelijke havenfunctie een belangrijke economische pool voor een stad
kan zijn. Ondanks de financiële belangen moet het havengebied niet dusdanig volgebouwd
worden dat er geen openbare ruimte overblijft. Dit geldt in sterke mate voor Scheveningen
omdat de openbare ruimte de locatie uniek maakt.
Tabel 14. De positieve en negatieve gevolgen van het werkscenario voor Scheveningen-Haven
Scenario
Voordelen
Nadelen
Werken
·
ruimtelijke kwaliteit strand, zee
·
groei aantal
en duinen gaat verloren
arbeidsplaatsen
·
overlast vrachtverkeer naar
Norfolk Line terrein neemt toe
·
woningen worden opgeofferd
ten behoeve van bedrijvigheid
·
In tabel 14 is te zien dat het werkscenario naast een groei van het aantal arbeidsplaatsen
vooral negatieve gevolgen heeft. De groei van het aantal arbeidsplaatsen in de visserij en de
transportsector strookt echter niet met de verwachte ontwikkelingen in de sector. Het
herinrichten van het havengebied gericht op visserij en transport biedt weinig perspectief
voor de toekomst van het havengebied.
Uit de scenario’s die in de hoofdstukken 5, 6 en 7 zijn geschetst blijkt dat het herinrichten van
het havengebied op basis van de belangen van één doelgroep positieve gevolgen kan
hebben, maar dat de negatieve gevolgen veelal groter zijn en dat er kansen onbenut blijven.
Door de functies wonen, toerisme en recreatie en werken in het herstructureringsvoorstel op
te nemen kunnen de negatieve gevolgen ondervangen worden. Daarbij geldt voor elke
functie dat er een doelgroep is die aangetrokken moet worden. Zo zijn de doelgroepen van
de herstructurering van het havengebied de bewoners uit Den Haag en de regio
Haaglanden, de bezoekers van buiten Den Haag en de mensen die in de toeristischrecreatieve sector werkzaam zijn.
Hoofdstuk 8: Programma van eisen
In het vorige hoofdstuk is uit de scenario’s gebleken dat het inrichten van het havengebied
op basis van de wensen van één groep gebruikers zowel positieve als negatieve gevolgen
heeft. Om de negatieve gevolgen zoveel mogelijk te beperken en de positieve gevolgen
zoveel mogelijk te benutten moeten de functies wonen, toerisme en recreatie en werken
gecombineerd worden op basis van de wensen van de doelgroepen. Dit leidt tot het
volgende programma van eisen:
Wonen:
In het woonscenario in paragraaf 5.4 is sprake van de nieuwbouw van 1500 woningen. De
vraag naar woningen is zo groot dat 1500 woningen verkocht of verhuurd kunnen worden.
De negatieve gevolgen van het scenario zijn zo groot dat voor een combinatie met andere
functies gekozen wordt. De nieuwbouwwoningen voldoen daarbij aan de eisen van de
doelgroep van het wonen: de bewoners uit Den Haag en uit de regio Haaglanden.
_
het nieuwbouwprogramma bestaat uit minimaal 500 en maximaal 800 woningen;
_
in verband met de verwachte verdergaande verkleining van de huishoudensgrootte
moet minstens de helft van de toekomstige woningvoorraad1 geschikt zijn voor 1- en
2-persoonshuishoudens;
_
in verband met de verwachte verdubbeling van het aantal 65-plussers dient 1/3 deel
van de toekomstige woningvoorraad geschikt te zijn voor ouderen;
_
de verdeling tussen huurwoningen en koopwoningen in de verschillende prijsklassen
dient als volgt te zijn:
sociale huurwoningen
30%
_
middeldure huurwoningen
15%
_
dure huurwoningen
5%
_
_
_
_
goedkope koopwoningen
10%
middeldure koopwoningen
20%
dure koopwoningen
20%
totale toekomstige woningvoorraad
100%
20% van de toekomstige woningvoorraad is een eengezinswoning;
80% van de toekomstige woningvoorraad is een meergezinswoning (appartement).
Toerisme-recreatie:
_
hotels: tot 2025 is er behoefte aan een toename van 9000 bedden in Den Haag wat
80 000 m2 in beslag neemt. Scheveningen-Haven kan bijdragen aan de groei van het
aantal bedden door 10 000 m2 hotel bij te bouwen;
_
musea: tot 2025 is er in Den Haag een groeiende vraag naar musea. Als gevolg
hiervan is er in de stad behoefte aan vier nieuwe instellingen met een totale
oppervlakte van 40 000 m2. In Scheveningen kan één klein museum gerealiseerd
worden met een oppervlakte van maximaal 3000 m2. Als het nieuwe museum
gecombineerd wordt met het bestaande Zeemuseum zal de oppervlakte maximaal
4000 m2 kunnen bedragen;
1
De toekomstige woningvoorraad bestaat uit de bestaande woningen en de nieuwbouw. De nieuwbouw dient in
2025 voltooid te zijn.
_
attracties: in Den Haag is er tot 2025 behoefte aan twee tot drie nieuwe attracties met
een totale oppervlakte van 10 000 m2. In Scheveningen kan een kleinschalige
attractie met een maritiem karakter gerealiseerd worden met een oppervlakte van
maximaal 3000 m2;
_
de detailhandel dient toe te groeien tot maximaal 2500 m2 waarbij de nadruk ligt op
maritieme detailhandel zoals visbenodigdheden en vishandels;
_
het aantal horecagelegenheden dient toe te nemen tot maximaal 5000 m2 zodat het
havengebied zowel overdag als ’s avonds een levendige uitstraling heeft;
_
de jachthaven wordt uitgebreid met 200 ligplaatsen;
_
er wordt een wandel- en fietsroute aangelegd die de attractieve elementen verbindt;
_
het strand moet makkelijk bereikbaar zijn.
In het toeristisch-recreatieve scenario in paragraaf 6.3 is het hele havengebied ingericht met
het oog op de bezoekers. In het scenario kunnen alle voorzieningen waaraan Den Haag
behoefte heeft opgenomen worden, maar de negatieve gevolgen zijn groot. Met de
bovenstaande oppervlakteverdeling blijft er ruimte over voor wonen en werken.
Werkgelegenheid:
_
het aantal arbeidsplaatsen in de toeristisch-recreatieve sector, de horeca en de
detailhandel groeit;
_
de visserij wordt geconcentreerd rond de Eerste Haven en draagt bij aan de
toeristische attractiviteit van het havengebied.
Bereikbaarheid:
_
de bereikbaarheid per openbaar vervoer wordt verbeterd;
_
om de bereikbaarheid voor wandelaars en fietsers te verbeteren wordt een langzaam
verkeerroute aangelegd die het havengebied verbindt met de duingebieden ten
oosten en ten westen.
Ruimtelijke eisen:
_
de karakteristieke havensfeer moet behouden blijven;
_
de zee en de haven moeten beleefbaar zijn; dit kan door het zicht op het water open
te houden;
_
de kwaliteit van de openbare ruimten (de zee, het strand, de haven en de duinen)
moeten gebruikt worden om een prettige woonomgeving te creëren;
_
het karakteristieke visafslaggebouw blijft behouden, een (gedeeltelijke)
functieverandering is mogelijk;
_
de dijklichamen blijven behouden;
_
de karakteristieke open ruimten zoals de kades en het Adriaan Maasplein moeten
open blijven;
_
het talud van het dijklichaam op het Noordelijk Havenhoofd wordt deels bebouwd, de
andere taluds in het havengebied blijven onbebouwd.
Randvoorwaarden:
_
voor woonbebouwing op het huidige Norfolk Line terrein geldt dat de begane
grondverdieping niet geschikt is voor permanente bewoning doordat de deltahoogte
+8 m NAP is;
_
er mag geen grond afgegraven worden in verband met de kustverdediging;
_
in verband met de nautische regelgeving (zicht op de haven voor de schippers)
moeten de koppen van het Noordelijk Havenhoofd en van het tegenoverliggende
schiereiland onbebouwd blijven.
Hoofdstuk 9: Herstructurering van Scheveningen-Haven
In de voorgaande hoofdstukken is bepaald welke functies in het havengebied ondergebracht
moeten worden en wat de doelgroepen van de herstructurering zijn. In dit hoofdstuk wordt
het herstructureringsvoorstel beschreven.
9.1
Concept
Het belangrijkste ruimtelijke uitgangspunt bij de herinrichting van het havengebied is het
benutten van de kwaliteit van de openbare ruimte. De kwaliteit van de openbare ruimte wordt
enerzijds bepaald door aangelegde elementen zoals de kades en anderzijds door natuurlijke
elementen: de zee, de duinen en het strand. Bij de herinrichting moet ervoor worden gezorgd
dat zowel de aangelegde als de natuurlijke elementen behouden blijven. Deze aspecten
maken Scheveningen-Haven immers tot een bijzondere plek zoals in de onderstaande
tekening te zien is.
In het stedenbouwkundig plan wordt het hierboven beschreven uitgangspunt uitgewerkt.
Beeldbepalende aangelegde elementen zijn de kades. De richting van de kades vormt de
hoofdrichting van de structuur van het gebied. Door de kades bovendien open te houden
blijft het karakteristieke openheid bewaard. De natuurlijke elementen worden benadrukt door
het zicht er op te bewaren. Een belangrijk element is de zee. Onder andere vanaf de
boulevard heeft men zicht op zee en op het strand; de boulevard is een ander structurerend
elemen, zoals in de onderstaande tekening is aangegeven.
Door visuele verbindingen mogelijk te maken vanuit het plangebied naar de duinen kunnen
ook de duinen bij blijven dragen aan het bijzondere van de locatie. Een ander beeldbepalend
element is het Verversingskanaal. Deze ligt aan het einde van een lange lijn tussen
Scheveningen en Den Haag. Door middel van een aantal van deze lange lijnen is
Scheveningen met Den Haag verbonden. Deze lijn geeft structuur aan de herinrichting van
het Norfolk Line terrein.
Zo is er een structuur ontstaan waarvan de belangrijkste richtingen bepaald worden door de
richting van de kades, de boulevard en het Verversingskanaal. Min of meer haaks daarop
staan de visuele verbindingen met de omliggende openbare ruimte.
9.2
Ontwerp
In de vorige paragraaf is de structuur beschreven die aan het stedenbouwkundig ontwerp ten
grondslag ligt. In deze paragraaf wordt het ontwerp verder uitgewerkt.
In het ontwerp voor het havengebied is er ten opzichte van de huidige situatie sprake van
meer menging van functies. Is het havengebied nu een gebied waarin vooral gewerkt wordt,
in het stedenbouwkundig plan is een belangrijk deel van het plangebied bestemd voor
woningbouw. De woningbouw vindt plaats op het huidige Norfolk Line terrein. Deze locatie
bood geen uitbreidingsmogelijkheden voor het bedrijf. Het vrachtverkeer van en naar Norfolk
Line leverde veel overlast op voor omwonenden. Bovendien zouden ook bewoners van de
toekomstige woonwijk op de plaats van de voormalige Houtrusthallen te maken krijgen met
deze overlast. De locatie is zeer geschikt als woonlocatie: grenzend aan het strand en de
duinen en uitkijkend op de haven.
Ook het toerisme krijgt in het plan een belangrijkere functie. De boulevard is op dit moment
een belangrijke toeristische trekpleister in Scheveningen-Bad. In het verlengde daarvan
wordt de boulevard tot en met het Noordelijk Havenhoofd ontwikkeld.
Er zullen tegen het dijklichaam paviljoens gebouwd worden. Deze paviljoens maken deel uit
van een gebouw dat aan de andere kant van het dijklichaam een loodsachtige vorm heeft.
Zo wordt de tegenstelling tussen de openheid van de boulevard en de geslotenheid van de
loodsen uitgedrukt. In het gebouw zijn een maritieme attractie, een aquarium, horeca en
toeristische detailhandel ondergebracht.
Het einde van de boulevard wordt gemarkeerd door een hoog hotelgebouw. Hier eindigt ook
het dijklichaam waarover men kan lopen bij het Adriaan Maasplein. Het plein zelf blijft open.
Het einde van de boulevard wordt gemarkeerd door een toren. Het visafslaggebouw blijft
staan. Het beeldbepalende gebouw heeft naast een functionele waarde ook een symbolische
waarde: door het verhandelen van vis is Scheveningen ontstaan. De visverwerkende
bedrijven worden rond de Eerste Haven geconcentreerd. Zo kunnen de visserijactiviteiten
bijdragen aan de toeristische aantrekkingskracht. De rederijen op het schiereiland tussen de
Eerste en de Tweede Haven blijven behouden. Deze bedrijven hebben veel investeringen
gedaan waardoor het uitkopen van de bedrijven veel geld zou kosten. Op de zuidelijke kade
is de strook met detailhandel, kantoorruimte en horeca aan de kade afgemaakt. Daarboven
worden woningen gebouwd die uitkijken over de haven. Bij de jachthaven blijven
havengebonden bedrijven behouden. Deze maken gebruik van de helling en
niveauverschillen. Ze sluiten functioneel goed aan bij de jachthaven. Langs de Tweede
Haven wordt het toerisme verder ontwikkeld. In de pakhuizen die aan de kade staan wordt
detailhandel ondergebracht. Rond de jachthaven is de horeca geconcentreerd. Het deel van
de kade waarop de Statenlaan uitkomt blijft onbebouwd. Zo heeft men vanuit de Statenlaan
zicht op de Tweede Haven. Zowel in de huidige situatie als in het plan zijn de boulevard en
de Westduinweg de belangrijkste ontsluitingswegen voor autoverkeer. In het plan is de
Schokkerweg een rechte weg waardoor het overzicht voor automobilisten verbetert. De
kades zijn autovrij om het open karakter te kunnen behouden. Elke gebouwde voorziening
heeft een parkeervoorziening. Ook de nieuwe woongebouwen hebben een gebouwde
parkeervoorziening.
Om de bereikbaarheid van het havengebied te verbeteren is de tramlijn omgelegd, zoals in
onderstaande tekening te zien is. Het tracé loopt via de Schokkerweg en de
Vissershavenweg langs de haven naar de boulevard.
Een wandelroute verbindt alle attractieve locaties met elkaar. De route begint op de
boulevard, verbindt de Eerste en de Tweede Haven en eindigt bij de jachthaven. Om de
route langs de Schokkerweg te scheiden van het doorgaande autoverkeer ligt de
wandelroute lager dan de weg. Zo loopt men als het ware over een kade. Het complex met
koelhuizen tussen de Eerste en de Tweede Haven heeft een nieuwe kop gekregen waarin
viswinkels zijn gevestigd. Zo heeft men vanaf de Westduinweg zicht op zee.
Dit wordt nog benadrukt doordat de dijklichamen
het perspectief vernauwen. Daarachter ziet men de weidsheid van de zee.
Kenmerkend voor het havengebied zijn de open ruimte van de haven met de kades. Deze
blijven behouden door de kades niet te bebouwen. Aangezien het gebied rond de Tweede
Haven gericht is op toerisme en recreatie zullen op de kade paviljoens neergezet worden.
Deze verstoren het open karakter van de kade
niet, maar kunnen wel voorzieningen herbergen zoals kiosken. Hierdoor wordt de kade
aantrekkelijker voor bezoekers.
Voor het woongebied op het huidige Norfolk Line terrein is de openbare ruimte bepalend
voor de kwaliteit van de woonomgeving.
De woongebouwen hebben een gebouwde
4parkeervoorziening. Het dek van de parkeervoorziening vormt de gemeenschappelijke
buitenruimte van de bewoners. Het grens tussen de gemeenschappelijke buitenruimte van
de bewoners en de openbare ruimte wordt aangegeven door het niveauverschil tussen het
maaiveld en het parkeerdek. De sfeer van de openbare ruimte wordt bepaald door de
duinen, het strand en de haven die de woonlocatie omgeven. De overgang tussen de
bebouwing en de duinen wordt gemarkeerd door drie landmarks: het Radiostation
Scheveningen met zijn zendmast en twee hoge bouwblokken. Deze landmarks leggen een
visuele verbinding met de rest van het havengebied.
Een belangrijk uitgangspunt van het stedenbouwkundig ontwerp is het open houden van de
karakteristieke open ruimte: de haven, de kades, de duinen en het strand. Als de bebouwde
delen van het ontwerp vergeleken worden met de onbebouwde delen zoals in bovenstaande
tekeningen is te zien dat deze open zijn gebleven.
Bij de uitvoering van het stedenbouwkundig plan wordt begonnen met de herinrichting van
het Noordelijk Havenhoofd en het concentreren van de visserij rond de Eerste Haven. Dit zal
tot 2010 duren. Vervolgens wordt de Tweede Haven aangepakt met het uitbreiden van de
jachthaven en het versterken van de toeristisch-recreatieve functie. Deze fase van de
uitvoering wordt in 2012 afgerond. Het contract met Norfolk Line loopt door tot 2009. Daarna
kan begonnen worden met het bouwrijp maken van de grond en kan begonnen worden met
het aanleggen van de infrastructuur en de woningen. De nieuwbouw zal rond 2015 gereed
zijn.
Door de voor het havengebied specifieke elementen beeldbepalend te laten zijn bij de
herinrichting van het gebied kan Scheveningen-Haven zich in sfeer en functie onderscheiden
van Scheveningen-Bad. Zo wordt voorkomen dat er meer van hetzelfde ontstaat. Op
stadsdeelniveau heeft Scheveningen-Haven een gemengde functie gekregen. Het is een
gebied waar de Scheveningers kunnen gaan wonen. Ook als zij een lager inkomen hebben
is dit mogelijk door de nieuwbouw van sociale huurwoningen. Het strand is nog steeds hun
recreatiegebied. Tenslotte kunnen de Scheveningers werken in de toeristisch-recreatieve
sector.
Op het niveau van de stad biedt Scheveningen de mogelijkheid bewoners vanuit de regio
naar de stad te trekken waardoor het inwoneraantal stijgt. De Hagenaars kunnen naar
Scheveningen-Haven om over het strand te wandelen, maar ook om gebruik te maken van
de horeca. Daarnaast zorgt de ontwikkeling van de toeristisch-recreatieve sector voor een
groei van het aantal arbeidsplaatsen.
Op regionaal niveau is Scheveningen-Haven een toeristisch-recreatief aantrekkelijk gebied
door de combinatie van strand, toeristische voorzieningen en horeca. Voor een aantal
bewoners van de regio is wonen in het havengebied een optie.
Op landelijk niveau is het havengebied een versterking van en een aanvulling op de
toeristisch-recreatieve functie van Scheveningen-Bad.
9.3
De woningvoorraad
In hoofdstuk 5 is aangegeven dat de toekomstige woningvoorraad niet alleen uit
nieuwbouwwoningen bestaat, maar ook uit bestaande woningen. Deze woningen zijn voor
een groot deel in het bezit van de woningcorporatie. Om beleid te formuleren voor het
strategisch beheren van de bestaande woningen is het noodzakelijk te weten waaruit de
woningvoorraad bestaat. In de volgende paragrafen wordt het bezit van de sociale
woningvoorraad in Scheveningen-Haven beschreven.
9.3.1
De sociale woningvoorraad in Scheveningen-Haven
Van alle woningen in de buurten Oud Scheveningen en Vissershaven wordt 44% bewoond
door de eigenaar-bewoner, 18% wordt verhuurd door particulieren en van 2% van de
woningen is de eigendomssituatie niet bekend. De toegelaten instellingen bezitten 36% van
de woningen. Op de onderstaande afbeelding is de eigendomssituatie aangegeven. Vrijwel
al deze sociale huurwoningen zijn in het bezit van woningcorporatie Vestia (Gemeente Den
Haag, 2000c). In bijlage 13 is de woningcorporatie Vestia beschreven. Voor de
woningvoorraad van Vestia in Scheveningen-Haven is het beleid met betrekking tot het
beheer van de voorraad niet duidelijk vastgesteld. Wel is het duidelijk dat in een aantal
complexen de bouwtechnische, woontechnische en/of sociale problemen zo groot zijn dat op
korte of langere termijn ingrepen nodig zijn om verhuurbaarheidsproblemen te voorkomen.
Ook is Vestia op zoek naar locaties waar zij als ontwikkelaar op kan treden. Door op deze
locaties niet alleen sociale huurwoningen te bouwen, maar ook vrije sectorwoningen en
koopwoningen kan de corporatie meer financiële middelen in handen krijgen om de sociale
voorraad in stand te houden.
Het bezit van Vestia in Scheveningen-Haven is geconcentreerd in vier gebieden. In bijlage
14 is een overzicht van de kenmerken van de woningen in de deelgebieden opgenomen.
Het eerste gebied waar Vestia bezit heeft ligt ten westen van de Keizerstraat zoals op de
afbeeldingen op deze pagina te zien is. Vestia bezit hier 186 sociale huurwoningen. In dit
woongebied staan vooral eengezinswoningen. In mindere mate zijn er portiekwoningen en
benedenbovenwoningen te vinden. De woningen zijn erg gewild en het verloop is zeer klein.
Ondanks dat de woningen klein zijn (34-67 m2) zijn ze kennelijk aantrekkelijk. Er is geen
sprake van bouwtechnische en woontechnische problemen. Opvallend is de mix tussen
woningen die in het bezit zijn van de corporatie en woningen die bewoond worden door de
eigenaar-bewoner in hetzelfde blok woningen. De bewoners zijn relatief oud en wonen al
langere tijd in het deelgebied. Er vindt weinig verjonging plaats. De bewoners hebben een
redelijk inkomen. Velen zijn oud-ambtenaren of hebben gevaren en hebben een pensioen. In
enkele bovenwoningen wonen gezinnen wat geluidsoverlast oplevert voor de bewoners van
de benedenwoningen. Afgezien hiervan doen zich geen sociale problemen voor.
De Kompasbuurt is de tweede plek in Scheveningen-Haven waar bezit van Vestia is
geconcentreerd. De Kompasbuurt wordt begrensd door de Kompasstraat, de Korbootstraat
en de Vissershavenstraat. In het woongebied staan 252 woningen van Vestia. Het meest
voorkomende woningtype is de benedenbovenwoning. De woningen zijn op de afbeeldingen
op deze pagina te zien.
De benedenbovenwoningen hebben twee kamers. Aan de Kompasstraat zijn
portiekwoningen te vinden. Deze woningen hebben drie kamers. Alle woningen hebben een
netto oppervlakte van 32 tot 48 m2 en een eigen toegang. De woningen op de begane grond
hebben bovendien een achtertuintje. De woningen verkeren bouwtechnisch in een matige
staat. De woningen zijn eenmaal gerenoveerd waarbij onderhoud is gepleegd. Desondanks
hebben nog steeds niet alle woningen centrale verwarming.
Het inkomen van de bewoners is laag. Er is sprake van veel werkloosheid. De sociale
problemen in de buurt zijn groot. Er is sprake van burenruzies, drugsoverlast en vervuiling.
Het merendeel van de woningen wordt bewoond door leden van enkele families. Deze
bewoners willen niet weg. Ze zijn gehecht aan elkaar en aan de buurt. Het verloop in deze
woningen is klein. Daar staat tegenover dat nieuwkomers in de buurt zich moeilijk thuis
kunnen voelen. Als gevolg hiervan is het verloop in die woningen groot.
Vestia is van plan de woningen binnen tien jaar aan te pakken. Omdat zowel de
bouwtechnische als de woontechnische, maar vooral de sociale problemen zo groot zijn
denkt men aan sloop en nieuwbouw. Een complex waar men met dezelfde problematiek te
maken had is Ducdalf. Het complex Ducdalf werd begrensd door de Vuurbaakstraat, de
Kompasstraat en Zeekant. Hier stonden 57 heel kleine eengezinswoningen. De buurt stond
bekend als een moeilijke buurt. Vooral tijdens oud-en-nieuw en in de zomermaanden liepen
de spanningen nogal eens op. De bouwtechnische, woontechnische en sociale problemen
waren zo groot dat Vestia sloop en nieuwbouw de beste oplossing vond voor. De woningen
zijn reeds gesloopt en de bewoners zijn uitgeplaatst naar woningen elders in Scheveningen.
Het bouwplan gaat uit van 30 sociale huurwoningen, 27 vrije sectorwoningen en parkeren op
het dak (circa 50 parkeerplaatsen). Er worden evenveel woningen gebouwd als er gesloopt
zijn. In het complex wordt ook kinderdagverblijf Windekind gehuisvest. De huurprijs varieert
van 477 euro voor de sociale huurwoningen tot 933 euro voor de vrije sectorwoningen
(Vestia Estrade Groep, 2001). De sfeer van het complex zal sterk veranderen. De huisjes
met een voortuin en een achtertuin waarin men met een kratje bier in de zon kon zitten en
zich met de buren kon onderhouden hebben plaats moeten maken voor appartementen. De
hoge tot zeer hoge huurprijs en de mede daardoor veranderde sfeer zijn twee redenen
waarom de oorspronkelijke bewoners waarschijnlijk niet zullen terugkeren. Een andere reden
is dat ze als gevolg van de uitplaatsing nu in een aantrekkelijke woning wonen. Op deze
manier is het sociale probleem van ruzies tussen de oorspronkelijke bewoners opgelost en
de overlast veroorzaakt door het drugs- en drankgebruik van deze bewoners verspreid.
Gebleken is dat door het spreiden van de bewoners die overlast veroorzaken de problemen
niet verplaatst worden maar juist verminderen.
Voor de bewoners aan Zeekant heeft de nieuwbouw eveneens gevolgen. De bewoners
waren bang dat het nieuwe appartementencomplex de zon aan hun woningen zou
onttrekken. Dit zal niet het geval zijn. Men krijgt er een tuintje met een schuurtje bij. Met
betrekking tot de woningen aan Zeekant zijn er zowel bouwtechnisch als sociaal geen
problemen. De woningen hebben uitzicht op zee en zijn, hoewel ze klein zijn, erg gewild. Het
verloop is er minimaal. Het is het enige complex met sociale huurwoningen aan de
boulevard. Ingrepen zijn niet noodzakelijk noch gewenst.
Het derde gebied waar veel woningen in het bezit zijn van Vestia wordt gevormd door de
Menninckstraat, de Koppelstokstraat en de Datheenstraat. De complexen zijn op de
afbeeldingen rechts te zien. Dit gebied wordt hoe langer hoe meer ingesloten door
nieuwbouw aan de Dr. Lelykade en de Kranenburgweg. De 262 woningen zijn
benedenbovenwoningen met 3, 4 of 5 kamers. De netto oppervlakte van de woningen
varieert van 45m2 tot 60m2. Alle woningen zijn voorzien van cv. De benedenwoningen
hebben een achtertuin. Afgezien van gehorigheid doordat de woningscheidende vloeren van
hout zijn, zijn er geen bouwtechnische problemen. De gehorigheid levert wel spanningen op
tussen bewoners. Het gemiddelde inkomen van de bewoners is laag. Er wonen veel
werklozen. Ook wonen er gezinnen met kinderen, terwijl voorzieningen voor kinderen
ontbreken. Dit levert overlast van verveelde jongeren op. Er is veel verloop in het gebied. Het
is de bedoeling van Vestia dat de woningen aangepakt gaan. Concrete plannen bestaan er
nog niet. Gedacht wordt aan verticaal samenvoegen of op enkele plaatsen een woning
weghalen en daar herenhuizen realiseren.
Ten zuiden van de Westduinweg heeft Vestia verschillende typen woningen in bezit.
Opvallend aanwezig zijn de twee flatgebouwen Hoog Lindoduin en Laag Lindoduin, zoals op
de rechterafbeeldingen te zien is. De flats zijn in 1965 gebouwd. Het complex Hoog
Lindoduin is telt 14 woonlagen en 182 sociale huurwoningen. Laag Lindoduin telt 8
woonlagen. De woningen in dit flatgebouw worden bewoond door de eigenaar. De netto
oppervlakte van de woningen van Hoog Lindoduin is gemiddeld 55m2 met uitschieters naar
beneden (47m2) en naar boven (70m2). De woningen hebben 2 of 3 kamers. Ze zijn
voorzien van een lift en blokverwarming. Ook hebben ze een balkon. De woningen in Hoog
Lindoduin zijn erg gewild bij vooral de oudere bevolking van Scheveningen. De oud-vissers
die nu elders in Scheveningen wonen willen erg graag naar de flat verhuizen om zo op zee
uit te kunnen kijken. Hierop speelt Vestia in door de woningen te bestemmen voor bewoners
die minimaal 55 jaar oud zijn. Onderaan het flatgebouw zal een woonzorgcomplex
gerealiseerd worden.
Ook de betonwoningen aan de Scholstraat zijn erg gewild. De woningen zijn links afgebeeld.
Deze eengezinswoningen zijn in 1921 neergezet. Na de Eerste Wereldoorlog waren mensen
en materialen schaars. Bakstenen en metselaars bleken onbetaalbaar en zo begon men aan
dit bouwkundig experiment naar voorbeelden in Engeland en Duitsland. Uiteindelijk werden
er 58 betonwoningen gebouwd waarvan de helft in het bezit is van Vestia. Dit deel van
Scheveningen-Haven wordt ook wel het ‘witte dorp’ genoemd. De woningen zijn voldoende
groot en vertonen geen bouwkundige gebreken. Ook is er geen sprake van sociale
problemen. Er is geen reden om ingrepen toe te passen. Het karakter van de woningen dient
juist behouden te blijven.
Tegenover de betonwoningen ligt het Vissershof. In de jaren 20 is dit hofje gebouwd voor
bejaarden. De 20 woningen zijn klein. Het netto oppervlak van de woningen is 26m2. De
woningen hebben geen cv. De woningen zijn niet alleen meer bestemd voor ouderen, maar
ook jongeren kunnen er terecht. Doordat ze dicht op elkaar gebouwd zijn ontstaan er
spanningen tussen buren. Het complex is op de rechterafbeeldingen te zien.
Ten oosten van het Vissershof zijn HAT-woningen en portiekwoningen te vinden zoals op de
linkerafbeeldingen te zien is. Deze woningen zijn in de jaren 80 gebouwd. De netto
oppervlakte van de HAT-woningen varieert van 32m2 tot 46m2, de portiekwoningen zijn iets
groter. Alle woningen zijn voorzien van cv. Bouwtechnisch zijn er geen problemen. Wel zijn
er sociale problemen door een gebrek aan voorzieningen voor de oudere jeugd. De zich
vervelende jeugd zorgt voor overlast voor buurtbewoners.
In tabel 15 zijn de belangrijke kenmerken van het woningbezit van Vestia samengevat2.
Tabel 15. Kenmerken van de woningvoorraad
Aantal
Woningtype Woningwoningen
oppervlakte
2
Bewoners
Gewildheid
De gegevens die niet bekend zijn, zijn in het schema met een streepje aangegeven.
Problemen
Plannen
Vestia
Gebied
186
westelijk
van
Keizerstraat
Kompas- 252
buurt
Eengezinswoning
34 - 67 m2
Benedenbo- 32 - 48 m2
venwoning
portiekwoning
Benedenbo- 45 - 60 m2
venwoning
Menninckstraat
e.o.
Hoog
Lindoduin
262
182
Flat
47 - 70 m2
Betonwoningen
Vissershof
29
Eengezinswoning
-
20
Hofjeswoning
HAT- en
portiekwoningen
-
HAT- en
portiekwoning
Ouderen,
m.n. kleine
huishoudens
redelijk hoog
inkomen
M.n.
gezinnen,
laag inkomen
Gezinnen en
kleine
huishoudens,
laag inkomen
Ouderen,
kleine
huishoudens
Erg gewild
Geen
Niet gewild Bouwtechnisch
woontechnisch
grote sociale
problemen
Matig
Bouwtechnisch
gewild
woontechnisch
sociaal
Geen
Sloop en
nieuwbouw
binnen 10
jaar
Aanpakken
op langere
termijn
(> 10 jaar)
Woonzorgcomplex
onderaan
flat
Geen
Erg gewild
woontechnisch
-
Erg gewild
Geen
-
Kleine
huishoudens
Matig
gewild
32 - 46 m2
(HAT)
Starters
(HAT),
gezinnen
(portiekwoningen)
Matig
gewild
Bouwtechnisch Geen
woontechnisch
sociaal
Sociaal
Geen
Een belangrijk aspect bij het strategisch beheer van de woningvoorraad is de
verhuurbaarheid van de woningen. De gewildheid van woningen is een indicatie voor het
vóórkomen van verhuurproblemen, nu en in de toekomst. De gewildheid van de woningen
wordt bepaald door leegstand in het complex en door het aantal reacties op de advertentie
waarin een woning wordt aangeboden. De gewilde woningen van de sociale voorraad zijn de
eengezinswoningen en de flats. De niet-gewilde woningen zijn de benedenbovenwoningen.
Opvallend is dat de gewilde woningen deel uitmaken van complexen die deels particulier
bezit zijn. De niet-gewilde woningen zijn veelal te vinden in complexen die volledig in het
bezit zijn van de corporatie. Een ander belangrijk verschil tussen de wel en niet gewilde
woningen is de mate waarin er sprake is van overlast. In de gewilde complexen is er weinig
sprake van overlast. Dit is wel het geval bij de niet-gewilde complexen. De overlast kan een
vicieuze cirkel veroorzaken. Als gevolg van de overlast wordt het complex minder gewild.
Een ander verschil tussen de gewilde en niet-gewilde woningen is dat het verloop in de
gewilde woningen minder groot is dan in de niet-gewilde woningen.
Een andere aspect dat de gewildheid van de woningen kan beïnvloeden is de prijskwaliteitverhouding. Als men relatief veel moet betalen voor wat men krijgt maakt dat de
woning minder aantrekkelijk. Met behulp van het woningwaarderingsstelsel kan berekend
worden wat de maximale huurprijs voor een woning is. Doorgaans is 70% van de maximale
huurprijs redelijk. In bijlage 15 is te zien hoeveel punten de woningen in ScheveningenHaven scoren en hoeveel % van de maximale huurprijs wordt gevraagd voor de woning. Dit
percentage varieert in het gebied tussen de Jacob Pronkstraat en de Keizerstraat van 71%
tot 91%, in de Kompasbuurt van 76% tot 82%, in het gebied tussen de Dr. Lelykade en de
Westduinweg van 67% tot 80% en in het gebied tussen de Westduinweg en de Doornstraat
van 71% tot 103%. Om verhuurbaarheidsproblemen te voorkomen moet de huurprijs in
verhouding worden gebracht met de kwaliteit van de woning.
Uit het bovenstaande valt te concluderen dat met betrekking tot de bestaande woningen in
Scheveningen-Haven:
_
de eengezinswoning en de flat de meest gewilde woningtypes zijn, zoals in de
onderstaande afbeeldingen te zien is;
een menging van particulier bezit en corporatiebezit binnen een complex een
positieve uitwerking heeft;
_
om verhuurbaarheidsproblemen zowel op dit moment als in de toekomst te
voorkomen moet de huur in overeenstemming met het geleverde product zijn;
_
de problemen waarmee bewoners te maken hebben zijn niet alleen
bouwtechnische problemen waar een bouwtechnische oplossing voor gevonden moet
worden, maar het zijn ook sociale problemen waarvoor een andere oplossing dan
een puur bouwtechnische toegepast moet worden.
Door deze aspecten te betrekken bij het opstellen van een plan voor het strategisch beheer
van de woningvoorraad in het plangebied kunnen verhuurbaarheidsproblemen zowel op
korte als op lange termijn beter voorkomen worden.
_
9.3.2 Strategisch beheerplan voor de sociale woningvoorraad in Scheveningen-Haven
Uit de inventarisatie van de woningvoorraad in Scheveningen-Haven in de vorige paragraaf
blijkt dat de problemen in het ene complex groter zijn dan in het andere complex. De urgentie
om een ingreep te doen verschilt dan ook per complex. Wel moeten de ingrepen met elkaar
in verband gebracht worden zodat een eventuele verhuisstroom als gevolg van
herhuisvesting kan plaatsvinden. Daarnaast kan de corporatie op deze manier de investering
beter spreiden in de tijd.
De bouwtechnische, woontechnische en sociale problemen in de Kompasbuurt zijn groot.
Hier dient op korte termijn ingegrepen te worden. Het type woning, de benedenbovenwoning,
leent zich voor verticaal samenvoegen. Zo ontstaan woningen met vier tot zes kamers en
een netto woonoppervlakte van 64 tot 96 m2. Het samenvoegen kan per straat (of per nog
kleinere eenheid) gebeuren. Hierdoor kunnen de bewoners gefaseerd worden uitgeplaatst
wat een minder grote druk op de sociale voorraad geeft dan bij grootschalige
herstructurering het geval is. Alleen de bewoners van de eerste straat die aangepakt wordt
moeten geherhuisvest worden. De bewoners van de volgende aan te pakken straat kunnen
in de eerste straat terecht als de ingreep voltooid is. Op deze manier kan een deel van de
bewoners in de buurt blijven wonen en hoeven ze slechts eenmaal te verhuizen. De andere
bewoners moeten geherhuisvest worden. Bij voorkeur wordt hen een woning elders in
Scheveningen aangeboden aangezien de bewoners erg aan het havengebied gehecht zijn
als woonplaats. Bij de keuze voor samenvoegen speelt ook de karakteristieke architectuur
van de complexen een rol. Door alle woningen te slopen zou deze verloren gaan wat bij
verticaal samenvoegen niet het geval is.
Uit het programma is gebleken dat een groot deel van de woningvoorraad geschikt moet zijn
voor kleine huishoudens. Gezinnen maken echter ook deel uit van de doelgroep. De
samengevoegde woningen hebben een oppervlakte van minimaal 64 m2 en zijn te klein voor
gezinnen. Door een deel van de bestaande woningen te slopen kunnen nieuwe woningen
gebouwd worden die voldoen aan de woonwensen van gezinnen.
Van de 252 woningen worden er 144 verticaal samengevoegd tot 72 eengezinswoningen
van 62 tot 96 m2. Dit zijn de twee blokken rond de Hoogaarsstraat en de Windasstraat. 108
woningen aan de Reepstraat en de Hoekerstraat worden gesloopt waarna er 54
appartementen van 150 m2 worden gebouwd. De woongebouwen tellen drie lagen. Naast de
woongebouwen is er ruimte voor parkeerplaatsen en een speelplaats. Het proces van
uitplaatsing tot oplevering van de nieuwe woningen begint per direct en eindigt in 2010.
Doordat de huren van de woningen na de ingrepen hoger is zullen niet alle bewoners willen
en kunnen terugkeren. Doordat de families uit elkaar worden gehaald zal er geen
probleemcumulatie meer plaatsvinden en zal de doorstroom in de complexen verbeteren.
Behalve de woningen in de Kompasbuurt moeten de woningen aan de Menninckstraat, de
Koppelstokstraat en de Datheenstraat aangepakt te worden. Ook hier is sprake van zowel
bouwtechnische, woontechnische als sociale problemen. Alle woningen zijn
benedenbovenwoningen en zijn geschikt om verticaal samen te voegen. Hierdoor ontstaan
woningen met een oppervlakte van 90 tot 120 m2. De doelgroepen zijn enerzijds 1- en 2-
persoonshuishoudens en anderzijds grotere huishoudens. Om de kleinere, startende
huishoudens een geschikte en niet te dure woning aan te kunnen bieden worden niet alle
woningen samengevoegd, maar blijft een deel van de woningen een benedenbovenwoning.
Wel wordt onderhoud aan deze woningen gepleegd. Het samenvoegen gebeurt per twee
woningen. Het zal lang duren voordat twee boven elkaar gelegen woningen door mutatie
vrijkomen. Een aantal bewoners zal uitgeplaatst moeten worden. Aangezien ook de
bewoners van de Kompasbuurt uitgeplaatst moeten worden is het van belang dat dit
gefaseerd gebeurt. De bewoners van de Kompasbuurt zullen eerst uitgeplaatst moeten
worden aangezien de problemen groter zijn dan in de Menninckstraat en omgeving. Het
proces van uitplaatsing begint in 2005 als de bewoners van de Kompasbuurt uitgeplaatst zijn
en de woningcorporatie de woningvoorraad heeft uitgebreid door nieuwbouw te plegen zoals
in de volgende paragraaf beschreven wordt. Het eindigt met de oplevering van de
samengevoegde woningen in 2015. Het onderhoud aan de woningen die niet samengevoegd
zullen worden vindt bij mutatie plaats.
Van de 262 woningen worden 184 benedenbovenwoningen samengevoegd tot 92
eengezinswoningen. Aan 78 benedenbovenwoningen wordt onderhoud gepleegd.
In het Vissershof aan de Scholstraat is vooral sprake van sociale problemen. Deze worden
veroorzaakt doordat jongeren en ouderen met een verschillend leefpatroon door elkaar
wonen. Dit levert spanningen op. Door de woningen voor één groep bewoners te bestemmen
kan dit voorkomen worden. Ouderen zijn de meest voor de hand liggende groep aangezien
bij deze groep geen gezinsuitbreiding meer te verwachten is. De woningen zijn immers niet
groot genoeg om gezinnen te huisvesten. Ook zijn er bouwtechnische en woontechnische
problemen. Er zijn kleine aanpassingen nodig zoals het plaatsen van een cv en klein
onderhoud. Dit kan plaatsvinden bij mutatie. Met dit proces kan per direct begonnen worden.
De woningen in het flatgebouw Hoog Lindoduin zijn bestemd voor de doelgroep ouderen.
Daartoe is een aantal aanpassingen noodzakelijk. De woningen zijn oorspronkelijk niet
gebouwd voor ouderen waardoor de betonnen drempels te hoog zijn voor rolstoelen en
rollators. Voor deze ingrepen hoeven de bewoners niet te verhuizen. Zo wordt uitplaatsing
voorkomen en hoeft er geen beroep te worden gedaan op de bestaande sociale
woningvoorraad. De ingrepen vallen onder de noemer ‘opplussen’. Met de aanpassingen kan
per direct begonnen worden.
In de onderstaande afbeelding zijn de te plegen ingrepen aangegeven.
In tabel 16 zijn de verschillende ingrepen per complex beschreven.
Tabel 16. De ingrepen
Complex
Problemen
Ingreep
Uitvoering
Voor
Na
Voor
Na
Voor
Na
Kompasstraat
Bouwtechnisch,
woontechnisch,
sociaal
Deels
Per blok
verticaal
samenvoegen, deels
sloop en
nieuwbouw
50%
gezinnen
50% 1-2
phh
252
benedenboven- en
portiekwoningen
(sociale
huur)
72
eengezins
woningen
54
appartementen
196,60265,73
(61-79
wwspunten)
483,65
(161
wwspunten)
Grotere
woningen,
meer
parkeerruimte,
speelplaats
Menninckstraat
e.o.
Bouwtechnisch,
woontechnisch,
sociaal
Deels
verticaal
samenvoegen, deels
onderhoud
40% 1-2
phh
60% 1-4
phh
262
benedenbovenwoningen
(sociale
huur)
78
benedenbovenwnin
gen
92
eengezins
woningen
alle
sociale
huur
257,56303,58
(80-97
wwspunten)
257,56303,58
(benedenboven)
500
(190
wwspunten,
egw)
Kleine,
bouwtechnisch
slechte
woninge
noverlast
, geen
speelruimte
Kleine
gehorige
woningen en
overlast
Per 1 of
2
woninge
n (afh.
van de
ingreep)
Doelgroep
Aantal
Huur
Kwaliteit
Grotere
woningen,
minder
overlast
Vissers
hof
Lindoduin
Vooral
sociaal; in
mindere
mate
bouwtechnisch
en
woontechnisch
Woontechnisch
Woningen
Per
bestemmen
woning
voor ouderen,
bij mutatie cv
aanbrengen
en klein
onderhoud
Oudere
1-2 phh
20
(sociale
huur)
20 sociale
huur
-
+ 30
euro (+
7 wwspunten)
Spanningen
tussen
bewoners
Opplussen
Oudere
1-2 phh
182
(sociale
huur)
182
sociale
huur
439,18
439,18
(+ 10
wwspunten,
nu 94%
van
maximale
huurprijs)
Woon-
Per
woning
Minder
overlast
door bewoners
met
zelfde
leefpatroon
Woningen
problegeschikt
men voor voor
ouderen ouderen
technisch
Voor een aantal woningen geldt dat er na de ingreep een nieuwe huurprijs zal worden
vastgesteld op basis van de verbeterde kwaliteit van de woning. De nieuwe huurprijs is
gebaseerd op het aantal punten dat de woning scoort volgens het woningwaarderingsstelsel.
De berekening van de wws-score is te vinden in bijlage 13. De nieuwe huurprijs is vastgesteld
op 70% van de maximale huurprijs. Voor de samengevoegde woningen aan de
Menninckstraat en omgeving geldt dat het aantal punten (190) een huur van 574,80 euro zou
rechtvaardigen. Aangezien dit boven de grens voor sociale huurwoningen ligt is de nieuwe
huurprijs vastgesteld op 500 euro. Voor de woningen in het flatgebouw Lindoduin geldt dat de
huurprijs gelijk blijft ondanks het feit dat de kwaliteit van de woning verbeterd is na de ingreep.
De reden hiervoor is dat voor de ingreep meer huur gevraagd werd dan maximaal toegestaan
is op basis van het aantal wws-punten. Na de ingreep bedraagt de huurprijs 94% van de
maximale huurprijs. Door de ingreep is de prijs meer in evenwicht gebracht met de kwaliteit
van de woning.
9.3.3 Kosten van de ingrepen
De investering die de woningcorporatie moet doen hangt af van de te plegen ingreep. De
volgende drie niveaus van ingrijpen zijn mogelijk:
1. niet ingrijpen en de woningen doorexploiteren;
2. de woningen verticaal samenvoegen en onderhoud plegen;
3. de woningen slopen en nieuwbouw realiseren.
Om de kosten van de ingrepen met elkaar te vergelijken worden de woningen in de
Kompasbuurt onderzocht. De bouwtechnische, woontechnische en sociale problemen zijn in
verhouding tot de rest van het bezit van Vestia in Scheveningen-Haven hier het grootst. Het
complex bestaat uit vier blokken met in totaal 252 sociale huurwoningen. In de tabel 17 is
aangegeven wat de opbrengst van het complex zou zijn bij de drie verschillende niveaus van
ingrijpen. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 16. Bij de berekening zijn de volgende
aannames gedaan:
 de restwaarde van de woning bedraagt 50% van de stichtingswaarde van de woning;
 van het aantal te slopen woningen wordt 50% teruggebouwd;
 de leegstand voor de woningvoorraad waarin geen ingrepen worden gepleegd is naar
verwachting hoger dan voor de woningvoorraad die aangepakt wordt (respectievelijk 5 en
2%);
 het rendement is bij alle ingrepen op 4% gesteld;
 de nieuwe huurprijs is gebaseerd op het aantal punten dat de aangepakte of nieuwe
woning scoort volgens het woningwaarderingsstelsel.
Door de aannames moeten de netto contante waardes niet zozeer als absolute getallen
moeten worden gezien, maar veel meer in relatie tot de andere mogelijke ingrepen in het
complex.
Tabel 17. Vergelijking van de netto contante waarde van de verschillende soorten ingrepen
Aantal
Aantal
InvesteNieuwe Leegstand
Rende- Loop- Netto
woningen woningen ring
huur
(% van het ment
tijd
contante
voor
na
(stichtings (euro)
totale aantal (%)
(jaar) waarde
ingreep
ingreep
kosten)
woningen)
per
per woning
nieuwe
(euro)
woning
(euro)
Doorex252
252
0
2311
5
4
10
17919
ploiteren
Netto
contante
waarde
gehele
complex
na ingreep
(euro)
4515588
Alles
samenvoegen
252
126
58000
432
2
4
20
7049
888174
Alles
slopen en
nieuwbouw
252
126
149000
432
2
4
40
- 7086
-892836
Economisch gezien is het doorexploiteren van de woningen zonder ingrepen te doen op het
eerste gezicht het meest aantrekkelijk voor de corporatie. Het gevolg van het doorexploiteren
is dat de bestaande situatie waarin sprake is van bouwtechnische, woontechnische en grote
sociale problemen blijft voortbestaan. De kans bestaat dat de problemen cumuleren en de
leefbaarheid in de buurt verder achteruitgaat. Dit is niet wenselijk voor zowel de bewoners als
de corporatie.
Het volledig slopen en de helft van het aantal woningen terugbouwen heeft een negatief
resultaat. Het verticaal samenvoegen van de woningen heeft daarentegen een positief
resultaat. Een belangrijke oorzaak van het verschil is gelegen in het feit dat de bestaande
woningen benedenbovenwoningen en portiekwoningen zijn. Bij het verticaal samenvoegen
van deze woningtypes hoeven relatief weinig aanpassingen gedaan te worden.
In paragraaf 9.3.2 is voorgesteld 144 van de 252 woningen samen te voegen tot 72
eengezinswoningen en 108 woningen te slopen en 54 nieuwe appartementen te bouwen.
Deze aanbeveling is gedaan op basis van de woonwensen van de doelgroepen. Voor de
Kompasbuurt bestaat de doelgroep voor 50% uit gezinnen en voor 50% uit 1-en2persoonshuishoudens. De samengevoegde woningen zijn geschikt voor de kleine
huishoudens, maar ze zijn te klein voor gezinnen. Dat is de reden dat een deel van de
woningen gesloopt moet worden en er nieuwbouw moet worden gepleegd. Een reden om niet
alle woningen te slopen is dat de woningen een architectonische waarde hebben. Een andere
reden is de druk die uitplaatsing van de huidige bewoners bij sloop en nieuwbouw op de
woningvoorraad legt; bij samenvoegen kan uitplaatsing makkelijker gefaseerd worden
uitgevoerd bijvoorbeeld per tien woningen of per straat. Maar ook de kosten spelen een rol.
Zoals in de bovenstaande tabel te zien is, is slopen en nieuwbouw duurder dan verticaal
samenvoegen. Ook dat is een reden om niet alle woningen te slopen. De vraag is nu wat de
voorgestelde ingrepen kosten. In tabel 18 zijn deze kosten weergegeven.
Tabel 18. De netto contante waarde van het herstructureringsvoorstel
Aantal
Aantal
Investering Nieuwe
LeegRendewoninwoningen (stichtings- huur
stand (%
ment
gen
na ingreep kosten) per (euro)
van het
(%)
voor
woning
totale
ingreep
(euro)
aantal
woningen)
1
Huidige gemiddelde huurprijs
Loop- Netto
tijd
contante
(jaar) waarde
per
nieuwe
woning
(euro)
Netto
contante
waarde
complex
na
ingreep
(euro)
Samenvoegen
144
72
67000
432
2
4
20
1701
122472
Sloop en
108
nieuwbouw
54
286000
432
2
4
40
-129922
-7015788
Totaal
126
432
2
4
252
-6893316
Het resultaat na de ingreep zoals die in de tabel is voorgesteld is negatief.
Dit wordt veroorzaakt doordat er voor de te slopen woningen relatief weinig woningen worden
teruggebouwd. Een manier om het resultaat positief te beïnvloeden is het verhogen van de
huur. Daarbij moet rekening gehouden worden met het feit dat er een grens is voor sociale
huurwoningen. Deze wordt inde berekening afgerond naar 500 euro. Ook moet de verhoogde
huurprijs in verhouding staan tot de geleverde kwaliteit. In tabel is het resultaat 19 berekend
als de huurprijs verhoogd is.
Tabel 19. Berekening van de netto contante waarde bij verhoogde huur
Aantal
Aantal
Investering Nieuwe
Leegstand Rendewoninwoningen (stichtings- huur
(% van het ment
gen
na ingreep kosten) per (euro)
totale
(%)
voor
woning
aantal
ingreep
(euro)
woningen)
144
72
67000
500
2
4
Loop- Netto
tijd
contante
(jaar) waarde
per
nieuwe
woning
(euro)
20
12968
Sloop en
108
nieuwbouw
54
286000
500
2
4
40
Totaal
126
500
2
4
Samenvoegen
252
-113461
Netto
contante
waarde
complex
na
ingreep
(euro)
933696
-6126894
-5193198
Ook na het verhogen van de huur is het resultaat negatief. Een andere manier om het
resultaat te beïnvloeden is het vergroten van het aantal terug te bouwen woningen. In tabel 20
zijn de resultaten weergegeven als niet 50% van het aantal te slopen woningen wordt
teruggebouwd, maar 100%. Het resultaat is dan positief.
Tabel 20. Berekening van de netto contante waarde
woningen
Aantal
Aantal
Investering Nieuwe
woninwoningen (stichtings- huur
gen
na ingreep kosten) per (euro)
voor
woning
ingreep
(euro)
bij het terugbouwen van 100% van het aantal
Samen144
voegen
Sloop en
108
nieuwbouw
72
67000
500
2
4
Loop- Netto
tijd
contante
(jaar) waarde
per
nieuwe
woning
(euro)
20
12968
108
144000
500
2
4
40
Totaal
180
500
2
4
252
Leegstand Rende(% van het ment
totale
(%)
aantal
woningen)
13750
Netto
contante
waarde
complex
na
ingreep
(euro)
933696
1485000
2418696
Voor de samengevoegde woningen is een huurprijs van 432 euro meer in verhouding tot de
kwaliteit van de woning dan een huurprijs van 500 euro. De vraag die dan gesteld kan worden
is welke huurprijs minimaal voor de nieuwbouwwoningen gevraagd moet worden om geen
verlies te lijden. In tabel 21 is te zien dat deze huurprijs 439 euro bedraagt. De kwaliteit van de
woningen kan mogelijk een hogere huurprijs rechtvaardigen. Indien dit het geval is wordt er
winst gemaakt.
Tabel 21. Berekening van de huurprijs van de nieuwbouwwoningen
Aantal
Aantal
Investering Nieuwe
Leegstand Rendewoninwoningen (stichtings- huur
(% van het ment
gen
na ingreep kosten) per (euro)
totale
(%)
voor
woning
aantal
ingreep
(euro)
woningen)
Samen144
voegen
Sloop en
108
nieuwbouw
72
67000
432
2
4
Loop- Netto
tijd
contante
(jaar) waarde
per
nieuwe
woning
(euro)
20
1701
108
144000
439
2
4
40
Totaal
180
2
4
252
-1134
Netto
contante
waarde
complex
na
ingreep
(euro)
122472
-122472
0
Het is mogelijk om een deel van de nieuwe woningen te verkopen in plaats van de verhuren.
Door de verkoop ontstaat een mix van huurwoningen en koopwoningen. In OudScheveningen is gebleken dat deze mix een positief effect heeft op de manier waarmee men
met de woonomgeving omgaat. Bij een eigen woning voelt men zich meer betrokken en heeft
men meer zorg voor de woonomgeving. Dit straalt ook uit naar de huurwoningen. Indien de
prijs van de woning gelijk is aan de investering maakt de corporatie geen winst of verlies. In
het geval zoals tabel 21 is beschreven, is dat 144000 euro.
9.3.4
Nieuwbouw
Om beter te kunnen voldoen aan de grote vraag naar woningen in Scheveningen-Haven, om
het mogelijk te maken bewoners te herhuisvesten in het kader van ingrepen in de voorraad en
om middelen te verkrijgen om nu en in de toekomst de sociale voorraad te kunnen
onderhouden heeft de corporatie behoefte om op te treden als ontwikkelaar. Door het bouwen
van vrije sectorwoningen en koopwoningen naast sociale huurwoningen kan de corporatie
geld genereren om de sociale voorraad op peil te houden. Dit geldt ook voor de
woningcorporatie Vestia.
Er zijn twee locaties in Scheveningen-Haven waar nieuwbouw gepleegd kan worden. In de
afbeelding hiernaast zijn de locaties aangegeven. In de eerste plaats komt door het omleggen
van het tracé van tramlijn 11 langs de haven een locatie aan de Duinstraat vrij voor
nieuwbouw. Dit is een braakliggend terrein wat geschikt is voor woningbouw tot vijf lagen.
Door op deze locatie tussen nu en 2005 sociale woningbouw te realiseren ontstaat de
mogelijkheid om hier huishoudens onder te brengen die geherhuisvest moeten worden. De uit
te plaatsen bewoners van de Kompasbuurt en de Menninckstraat en omgeving komen
hiervoor in aanmerking.
Daarnaast kan de corporatie woningbouw realiseren op het terrein van de huidige Norfolk
Line. In 2009 loopt het contract van het transportbedrijf Norfolk Line af. Dan zal op deze
locatie woningbouw gerealiseerd kunnen worden. Als de corporatie niet alleen sociale
woningen bouwt, maar ook vrije sectorwoningen en koopwoningen kan zij zich middelen
verschaffen om ook op de langere termijn de sociale voorraad te kunnen onderhouden. De uit
te plaatsen bewoners van de Menninckstraat en omgeving komen in aanmerking voor de
sociale huurwoningen. In tabel 22 zijn de nieuwbouwlocaties beschreven.
Tabel 22. Overzicht van nieuwbouw:
Locatie nieuwbouw Aantal
Duinstraat
30
Norfolk Line terrein 500
Overige locaties
150
Doelgroep
Gezinnen
40% gezinnen
60% 1-2 phh
Woningtype
Appartementen
425
appartementen,
75
eengezinswoningen
1-2 phh
Appartementen
Huur/koop
Sociale huur
1/3 huur (165
appartementen
waarvan 120
sociale huur)
2/3 koop
Koop
Hoofdstuk 10: Samenvatting
In Scheveningen-Haven zijn verschillende partijen betrokken bij de ontwikkeling van het
havengebied. Elke partij heeft zijn eigen belangen en wensen. Uit de analyse van het
planvormingsproces in hoofdstuk 4 blijkt dat de gemaakte plannen niet tot veel fysieke
ingrepen hebben geleid. De oorzaak hiervoor is gelegen in het feit dat er geen keuze wordt
gemaakt tussen conflicterende belangen. De doelgroep van de ingrepen is niet bepaald.
Belangrijke partijen bij de herstructurering van Scheveningen-Haven zijn de gebruikers: de
bewoners, de bezoekers en de mensen die in het havengebied werken. Niet alleen verschillen
de belangen en wensen tussen de groepen onderling, maar ook binnen de groep kan sprake
zijn van tegenstrijdige belangen en wensen. Zo willen de bezoekers die uit Den Haag komen
iets anders dan de bezoekers die uit het buitenland komen. De groepen gebruikers kunnen op
basis van schaalniveaus in vier subgroepen verdeeld worden. Door de wensen en belangen te
koppelen aan ontwikkelingen op een hoger schaalniveau, bijvoorbeeld op nationaal niveau,
kan bepaald worden wat het gevolg is van het inwilligen van de wensen van een bepaalde
groep voor het perspectief van het havengebied. Zo zijn de doelgroepen van de ingreep
bepaald. In tegenstelling tot veel van de gemaakte plannen is in dit project dus niet uitgegaan
van het honoreren van de wensen van alle betrokken partijen. In het onderstaande schema is
de aanpak weergegeven.
In de hoofdstukken 5, 6 en 7 zijn de doelgroepen bepaald. Deze doelgroepen zijn:
1. de bewoners van Den Haag en van de regio Haaglanden;
2. de bezoekers afkomstig uit de regio Haaglanden, de rest van Nederland en het buitenland;
3. de mensen die werkzaam (kunnen) zijn in de toeristisch-recreatieve sector.
De wensen van de doelgroepen vormen de uitgangspunten voor het programma van eisen.
Het programma is vervolgens omgezet in een herinrichtingsvoorstel. Het herinrichtingsvoorstel
kan getoetst worden door na te gaan in hoeverre het een oplossing biedt voor de problemen
die een rode draad vormen in het planvormingsproces zoals beschreven in paragraaf 4.3. In
het voorstel is als volgt op de problemen ingespeeld:
1. de functionele structuur: de functies wonen, toerisme-recreatie en werken zijn
gecombineerd door een nieuw woongebied te creëren op het Norfolk Line terrein, door de
toeristisch-recreatieve functie te versterken waaraan visserij bijdraagt;
2. de werkgelegenheid: door de versterking van de toeristisch-recreatieve functie neemt het
aantal arbeidsplaatsen toe;
3. de kwaliteit van de openbare ruimte: door de kenmerkende open ruimten onbebouwd te
laten blijft het zicht op de haven behouden;
4. verkeersproblemen: door het omleggen van tramlijn 11 langs de haven, door het scheiden
van woonverkeer en toeristisch-recreatief verkeer en door het aanleggen van een
langzaam verkeerroute is de bereikbaarheid verbeterd;
5. de cultuur: de wensen van de bewoners hebben een rol gespeeld bij het bepalen van de
doelgroepen en het opstellen van het strategisch beheerplan voor de woningvoorraad;
6. het wonen: de kwaliteit van de woningvoorraad wordt verbeterd volgens het strategisch
beheerplan en de kwaliteit van de woonomgeving wordt verbeterd door de openbare
ruimte beleefbaar te maken.
In de hoofdstukken 5, 6 en 7 is aangegeven met welke problemen men bij de herstructurering
van Schevingen-Haven rekening moet houden. In tabel 23 is aangegeven op welke manier
het herstructureringsvoorstel een oplossing biedt voor de problemen.
Tabel 23. De oplossingen die het herstructureringsvoorstel biedt.
Probleem
Wonen
De bestaande woningen zijn
verouderd en sluiten niet aan bij
de wensen van de bewoners
Oplossing
de
woningvoorraad
wordt
aangepast zoals in paragraaf 9.3
is aangegeven en sluit aan bij de
wensen van zowel de huidige als
de toekomstige bewoners
Het inwoneraantal van Den
Haag
daalt
waardoor
het
voorzieningenniveau in gevaar
komt.
De vraag naar woningen in
Scheveningen is groter dan het
aanbod.
Toerisme en recreatie
De komende jaren neemt de
behoefte
aan
toeristische
voorzieningen toe.
Werkgelegenheid
De werkgelegenheid
visserij zal afnemen.
in
de
De werkgelegenheid in de
transportsector zal afnemen.
De werkgelegenheid in de
toeristisch-recreatieve sector zal
toenemen.
Door de bouw van 500 tot 800
nieuwe
woningen
kunnen
bewoners van buiten Den Haag
aangetrokken worden.
Er worden 500 tot 800 woningen
gebouwd.
Door
het
samenvoegen en sloop en
nieuwbouw
van
bestaande
woningen
verdwijnen
200
woningen. Uiteindelijk is de
woningvoorraad met 300 tot 600
woningen uitgebreid.
Het Noordelijk Havenhoofd en
de Tweede Haven worden
ingericht met het oog op
toerisme en recreatie.
De visserij wordt geconcentreerd
rond de Eerste Haven en neemt
minder m2 in beslag zonder dat
veel
gedane
investeringen
verloren gaan.
Norfolk
Line
is
uit
het
havengebied geplaatst.
Het Noordelijk Havenhoofd en
de Tweede Haven zullen meer
toeristen aantrekken.
De meest ingrijpende functieverandering ondergaat het huidige Norfolk Line terrein. De
nieuwe functie van de locatie is wonen. De belangrijkste redenen voor deze
functieverandering zijn behalve het verslechterende perspectief in de transportsector de
overlast die het vrachtverkeer veroorzaakt voor de aangrenzende woonwijken en in de rest
van de stad en de plaats van de locatie: grenzend aan de duinen, het strand en de haven is
dit een bijzondere woonlocatie waarbij de kwaliteit van de openbare ruimte de kwaliteit van de
woonomgeving verbeterd.
Bij het herinrichten van het havengebied zoals is aangegeven in het stedenbouwkundig plan
spelen naast demografische ontwikkelingen ook ontwikkelingen in de sectoren transport,
visserij en toerisme en recreatie een belangrijke rol. Hoe beter het in een sector gaat hoe
meer draagvlak er is om een bepaalde functie uit te bouwen. Uit hoofdstuk 5 is gebleken dat
voor de periode vanaf nu tot 2015 in de sectoren transport en visserij inkrimping optreedt en
dat in de sector toerisme-recreatie een groei te zien zal zijn. In het plan voor ScheveningenHaven is hierop ingespeeld. Het transportbedrijf Norfolk Line heeft plaatsgemaakt voor
woningbouw en de visserij is geconcentreerd rond de Eerste Haven en neemt ten opzichte
van de huidige situatie minder ruimte in beslag. Het Noordelijk Havenhoofd en de Tweede
Haven zijn op toerisme-recreatie gericht.
Door onvoorziene omstandigheden kunnen ontwikkelingen optreden die tot bloei van de
transportsector of van de visserij leiden. Ook kan het belang van de toeristisch-recreatieve
sector onverwacht afnemen. Het stedenbouwkundig ontwerp moet flexibel genoeg zijn om
hierop in te kunnen spelen. In het geval van het opbloeien van de visserij en een afname van
het belang van de transportsector en de toeristisch-recreatieve sector zal het Noordelijk
Havenhoofd geen toeristisch-recreatieve bestemming krijgen, maar ingericht worden met
visverwerkende bedrijven en vishandels. Bij een afnemend toerisme zal het verlengen van de
boulevard met de bijbehorende functies tot het Noordelijk Havenhoofd minder kans tot slagen
hebben. Het toerisme concentreert zich in dat geval rond de Tweede Haven.
Als de transportsector tot bloei komt blijft Norfolk Line op de huidige plek bestaan. Dat
betekent echter dat er op de locatie geen woningbouw gepleegd kan worden. Als gevolg
daarvan loopt de woningcorporatie de kans mis als ontwikkelaar op te treden. Bovendien blijft
de door het vrachtverkeer veroorzaakte overlast bestaan. Het slagen van het
herinrichtingsplan is dus niet afhankelijk van de functieverandering van het Norfolk Line
terrein.
Het stedenbouwkundig plan en het strategisch beheerplan voor de woningvoorraad van Vestia
zijn specifiek voor Scheveningen. Het probleem van meerdere betrokken partijen met
verschillende, mogelijk tegenstrijdige belangen komt echter vaak voor bij
herstructureringsopgaven. Om tot een oplossing te komen moeten de belangen van de
partijen tegen elkaar afgewogen worden waarbij het perspectief voor het te ontwikkelen
gebied voorop staat. Zo kunnen keuzes gemaakt worden en blijven de plannen niet slechts
papieren plannen, maar kunnen ze uitgevoerd worden. Daarbij is het beschouwen van de
opgave vanuit verschillende disciplines waardevol. De meerwaarde van de combinatie van de
disciplines stedenbouwkunde en volkshuisvesting bij de herstructurering van ScheveningenHaven is gelegen in het feit dat ze elkaar aanvullen. De stedenbouwkundige uitgangspunten
vormen randvoorwaarden voor de ingrepen in de bestaande woningvoorraad en voor de
nieuwbouw. Andersom is de woonfunctie in het stedenbouwkundig plan bepaald door het
onderzoek naar de wensen van bewoners en ontwikkelingen op de woningmarkt.
Literatuurlijst
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
·
Bekkering, H. e.a., 1998, Stedelijke transformaties; actuele opgaven in de stad en de
rol van de stedenbouwkundige discipline, Delft.
Bout, van den, J. e.a., 2000, Reader module SV, Delft.
Edwards, B., 1992, London Docklands; urban design in an age of deregulation,
Oxford.
Franciscis, de, G., 1997, Rigenerazione Urbana; il recupero delle aree dismesse in
Europa, Castellammare di Stabia.
Fuchs, H., 1997, Nieuw IJmuiden; wonen tussen duinen en Noordzeekanaal, Haarlem.
Gemeente Den Haag, 1987, INTA-rapport, Den Haag.
Gemeente Den Haag, 1992, Stedebouwkundig Ontwikkelingsplan ScheveningenHaven, Den Haag.
Gemeente Den Haag, 1997, Den Haag naar een ontspannen woningmarkt?; de
toekomstige Haagse woningmarkt in zes scenario’s gesimuleerd met het Quatro-model,
Den Haag.
Gemeente Den Haag, 1998a, Bezoekersonderzoek Scheveningen-Bad, Den Haag.
Gemeente Den Haag, 1998b, Bezoekersonderzoek Scheveningen-Haven, Den
Haag.
Gemeente Den Haag, 1998c, Stadsanalyse; de Nieuwe Kaart van Den Haag, Den
Haag.
Gemeente Den Haag,1999, De kracht van Den Haag; een stad die actief investeert in
mensen, hun werk, wonen, cultuur en welzijn, Den Haag.
Gemeente Den Haag, 2000a, Leefbaarheidsmonitor Den Haag 2000, Den Haag.
Gemeente Den Haag, 2000b, Programmabrief Noordelijk Havenhoofd, Den Haag.
Gemeente Den Haag, 2000c, Kerncijfers wonen 2000, Den Haag.
Gemeente Den Haag, 2000d, Stad in vorm; de vernieuwing van Den Haag 1985-2000,
Den Haag.
Gemeente Den Haag, 2000e, Gids werkbezoek team Oost west, Den Haag.
Gemeente Den Haag, 2001a, Masterplan Scheveningen-Kuststrook, Den Haag.
Gemeente Den Haag, 2001b,
Woningbehoefte onderzoek Den Haag 1998;
kernpublicatie en profielen van woonmilieus, Den Haag.
Gemeente Rotterdam, 1999, Tussen park en haven; ontwerpwedstrijd voor het
Parkkwartier op Katendrecht, Rotterdam.
Heeger, H., 1993, Aanpak van naoorlogse probleemcomplexen, Delft.
Hotelplan, 2001, Spanje Portugal, Amsterdam.
Ibelings, H., 1999, 20th Century urban design in the Netherlands, Rotterdam.
Kuiper Compagnons, 1993, Omega Strandstad Scheveningen, Rotterdam.
Meer, C.E. van der, 1996, Monitoring van buurten; signalering en analyse van
probleemcumulatie, Utrecht.
Mens, K., 1998, Verhuurproblemen van signalering tot aanpak, Delft
(afstudeerverslag).
Meyer, H., 1999, City and Port; transformation of Port Cities London, Barcelona, New
York, Rotterdam, Rotterdam.
Ministerie
van
Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer,
2000a,Huurbeleid 2000-2001, Den Haag.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 2000b,
Mensen, wensen, wonen; wonen in de 21e eeuw, samenvatting, Den Haag.
Monchen, E., 1990, Vergelijkend onderzoek badplaatsen, Delft (afstudeerverslag).
MVRDV, 2001, Costa Iberia, Delft.
Nationale Woningraad, 1994, Wonen in beeld 93/94, Almere.
Neutelings, W.J., 1992, Wonen aan zee, Rotterdam.
Polis, 2001, Excursiegids Barcelona, Bilbao, San Sebastian, Delft.
Process Architecture, 1993, Collective housing in Holland; traditions and trends,
Tokyo.
Rudberg, E., 1999, The Stockholm Exhibition 1930, Stockholm.
South Bank Centre, 1994, Designing the future of the South Bank, Londen.
·
·
·
·
·
·
·
Vestia Estrade Groep, 2000, Vestia, grensverleggend in stad en regio, Den Haag.
Vestia Estrade Groep, 2001, Jaarverslag 2000, Den Haag.
Volker
Stevin
Ontwikkelingsmaatschappij,
1993,
Haalbaarheidsonderzoek
‘Strandstad’ te Scheveningen, Rotterdam.
Vollmer & Partners, 1993, Strandstad Scheveningen Nautilus, Den Haag.
Williamson, E. e.a., 1998, London Docklands; an architectural guide, Londen.
Woningbedrijf Scheveningen, 1992, Land en Zand; Scheveningen, een woonplaats om
aan te hechten, Monster.
Zeelenberg, 1993, Strandstad Scheveningen, Ouddorp.
Artikelen
·
·
·
·
·
·
·
·
Bos, C., 1992, The new architectural history and the Docklands; ways of seeing
Canary Wharf, Architectura & natura quarterly, nr. 1, 1992.
Brok, S., 2001, Zuid-Holland kiest voor kust, cultuur en bloemen & bollen,
Recreatie en toerisme, nr. 2, 2001.
Ibelings, H., 2001a, Eén grote stofwolk, Volkskrant, 2 augustus 2001.
Ibelings, H., 2001b, Pretpark rond een nepgaljoen, Volkskrant, 16 augustus 2001.
Jansen Venneboer, J.C., 2001, Werve(le)nde waterfronten, Recreatie en toerisme, nr.
2, 2001.
Jonge, T. de, 2002, Projectanalyse, Bouwmarkt, nr. 1/ 2, januari 2002
Tiedemann, E., 2001, Spelen met de wolken, Volkskrant, 9 augustus 2001.
Witsen, P.P., 2000, De erfenis van de Expo, Blauwe Kamer, nr. 5, 2000.
Websites
·
·
·
·
·
www. cbs. nl (CBS, 2002)
www. nvm. nl (NVM, 2001)
www. opplussen. nl (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer, 2002)
www. vlissingen .nl (Gemeente Vlissingen, 2001)
54
Bijlage 1: Geschiedenis van de badplaatsen
Driehonderd jaar geleden bestonden er in Nederland nog geen badplaatsen aan zee. Het
strand werd gebruikt door vissers en jutters. Ook elders in Europa was de zeebadplaats nog
niet ontwikkeld. Tussen 1650 en 1750 ontwikkelden zich in Europa kuuroorden bij bronnen; het
kuren is gebaseerd op bronwater. Het Belgische Spa is het oudste kuuroord. Deze kuuroorden
werden bezocht door de Europese adel. Vanaf 1750 ontwikkelde de badplaats zich als
kuuroord. Brighton kwam als eerste zeebadplaats tot ontwikkeling. Een Britse medicus
publiceerde in 1750 een artikel waarin de genezende werking van zeewater op verschillende
klierziekten werd beschreven. In 1753 werd vervolgens de eerste badkar gebouwd. De
Engelsen en later de Fransen verspreidden het verschijnsel zeebad over Europa. Tot 1850
was de accommodatie bescheiden van opzet en het aantal bezoekers gering, mede als gevolg
van de beperkte transportmogelijkheden. Ook in Nederland werd rond 1750 voor het eerst een
zeebad genomen uit gezondheidsoverwegingen. Bij de zee waren er behalve de badkar nog
geen speciale voorzieningen. Men reisde vanuit de stad naar de zee. Het openbaar vervoer
was slecht, zodat alleen de elite zich deze luxe kon permitteren. Het ‘gewone’ volk had hier
geen tijd en geld voor. De Noordzeekust was in die tijd dun bevolkt. De dorpjes gelegen aan
de kust zochten bescherming achter de duinen. Kenmerkend voor deze dorpjes was de lage
bebouwingsdichtheid en de hoofdstraat loodrecht op de kust.
Vanaf 1850 was er in Europa sprake van een explosieve groei van de zeebadplaats. Deze
groei kan verklaard worden door de industriële revolutie. Deze had als gevolg dat de
kapitaalkrachtige, ondernemingslustige bourgeoisie en de elite aandelen en stukken grond aan
de kust kochten wat leidde tot de uitvoering van ambitieuze bouwprogramma’s met een
Kurhaus, theaters en hotels. De hoge concentratie van mensen in de steden leidde tot de
behoefte aan ontspanning en frisse lucht. De nieuwe transportmogelijkheden maakten het
mogelijk in die behoefte te voorzien. Ook in Nederland werd vanaf 1850 de badplaats
populairder, vooral bij de elite. Er werden meer voorzieningen gerealiseerd zoals kuuroorden
(Kurhaus), restaurants, villawijken, hotels, golfterreinen en soms ook een casino.
Tussen 1914 en 1940 vond de socialisering van het badtoerisme plaats in Europa. De
betekenis van de badplaats als exclusief recreatieoord nam af, terwijl de elite in de zomer aan
de kusten van Zuid-Europa verbleef. De gebouwen kregen een meer zakelijke vormgeving en
na de Eerste Wereldoorlog werd voor het eerst beton gebruikt. Hierdoor werden de gebouwen
goedkoper en waren ze beter bestand tegen het zeeklimaat. Naast het zeebad kwam ook het
zonnebad in trek. De badplaats won aan populariteit bij de burgerij doordat de welvaart
toenam en de kust gemakkelijker bereikbaar werd dankzij de aanleg van tramlijnen. Men
kwam nu ook voor het plezier en niet meer alleen voor de gezondheid. De voorzieningen
speelden in op deze behoefte en de badplaatsen veranderden daardoor van karakter. Behalve
gebouwen zoals een Kurhaus en hotels verschenen er amusementsvoorzieningen die de
aantrekkingskracht van de badplaatsen op peil moesten houden. Tijdens de Tweede
Wereldoorlog
ondervonden
de
Noordzee-badplaatsen
grote
schade
van
de
verdedigingswerken langs de kust. De badplaatsen veranderden in vestigingswerken en
werden grotendeels verwoest. Na de Tweede Wereldoorlog vond er een wederopbouw plaats
van de badplaatsen, veelal met actieve overheidsbemoeienis. In de jaren vijftig was het
vooroorlogse recreatiepatroon grotendeels hersteld. De interesse van de toerist lag
voornamelijk bij het verblijven aan zee.
Tussen 1960 en 1971 was er sprake van een opkomst van het massatoerisme. Ook de
badplaatsen werden massaal bezocht. Ten gevolge van het autobezit kon de kust veroverd
worden. Er ontstonden nieuwe badplaatsen, opgebouwd uit enkele houten strandtenten en
een parkeerplaats. Deze opbouw is vergelijkbaar met die van de badplaatsen aan het eind van
de 18e eeuw. Er werd verder niet nagedacht over de toekomstige ontwikkelingen van
badplaatsen. Daardoor was er geen sprake van een consistent beleid en konden
projectontwikkelaars hun gang gaan, meestal niet ten gunste van de kwaliteit en identiteit van
de badplaats. Als gevolg daarvan gingen de badplaatsen steeds meer op elkaar lijken. De
belangstelling voor het badleven nam af, maar die voor het strandleven en het recreëren aan
zee nam toe. De badplaatsen werden recreatieoorden voor het dagtoerisme en korte
vakanties. Lange vakanties werden steeds vaker doorgebracht aan de Spaanse en Franse
55
kusten. In Nederland gaf het toerisme steeds meer de voorkeur aan een goedkoop verblijf. Dit
resulteerde in niet-stedelijke vormen van onderdak zoals tenten, caravans, simpele
strandhuisjes en bungalows.
Vanaf 1971 verloren de badplaatsen steeds meer hun specifieke karakter. De badplaats was
in Nederland voornamelijk voor het dagtoerisme van belang. Zij werd het meest gebruikt
tijdens mooie zomerdagen. Om mensen ook op minder mooie dagen naar het strand te
trekken vond er een uitbreiding plaats met attracties die onafhankelijk van de
weersgesteldheid konden functioneren. Het binnenbad presenteerde zich in de vorm van
golfslagbaden, sauna’s en solaria. Maar ook automatenhallen, supermarkten, braderieën,
muziekfestivals en (zeil)wedstrijden dienden zich aan. Het totale vertier speelde zich dus zowel
binnen als buiten af. Nadien zijn er geen ontwikkelingen meer geweest om de badplaatsfunctie
te versterken. Alle projecten die zijn uitgevoerd hebben niets meer met een badplaats van
doen en zouden net zo goed in een stad geplaatst kunnen worden. De badplaatsen hebben
hun specifieke karakter verloren door de wildgroei van hotels, appartementen en andere
voorzieningen (Monchen, 1990).
56
Bijlage 2: Attracties
Scheveningen-Bad
10 800 000
Scheveningen-Haven
3 000 000
(bezoekers in 1997, Gemeente Den Haag, 2001a)
1.
Rondvaarten
2.
De Efteling
3.
Noorder Dierenpark
4.
Burger’s Zoo
5.
Diergaarde Blijdorp
6.
Rijksmuseum
7.
Artis, Aquarium, Planetarium
8.
Diamantslijperijen
9.
Duinrell
10.
Zeedierenpark Harderwijk
11.
Drielandenpunt
12.
Ponypark Slagharen
13.
Keukenhof
14.
Madurodam
15.
Openluchtmuseum Zaanse Schans
16.
Anne Frank Huis
17.
Recreatiecentrum de Tongelreep
18.
Vincent van Goghmuseum
19.
Dierenpark Amersfoort
20.
Madame Tussaud Scenerama
(bezoekers in 1999, CBS, 2001)
3 200 000
3 050 000
1 900 000
1 500 000
1 360 000
1 310 000
1 270 000
1 220 000
1 210 000
1 040 000
1 000 000
1 000 000
870 000
830 000
810 000
810 000
780 000
770 000
650 000
640 000
57
Bijlage 3: Plannen in het SOP
Plannen zoals beschreven in het Stedebouwkundig Ontwikkelingsplan Scheveningen Haven
(Gemeente Den Haag, 1992):
_
_
_
_
_
_
het samengaan van wonen, werken en recreëren moet verder uitgebouwd worden;
gedeeltelijke bebouwing van de open ruimtes;
toevoeging van voorzieningen die ook bij slecht weer functioneren voor een betere
spreiding van het bezoek in de tijd;
een openbaar vervoer pendellijntje als verbinding tussen de verschillende stadsdelen
en attracties;
uitbouw van de watersportfunctie;
uitbouw van de woonfunctie, m.n. in de randzone rond de havenbekkens.
Rondom de Eerste Haven:
_
grootschalige vernieuwing rond het diepe water en rondom de Eerste Haven
bebouwing die Scheveningen de uitstraling geeft van een moderne goed geoutilleerde
haven;
_
op het schiereiland grootscheepse vernieuwing van de bestaande bebouwing en
uitbreiding met voornamelijk koel- en vrieshuizen en andere bedrijfsruimten; het moet
een industriële uitstraling krijgen met frisse kleuren en moderne materialen;
_
Visafslag e.o.: de huidige bebouwing zal worden vervangen waarbij het gebruik van de
nieuwe bebouwing op het vlak ligt van de vis(groot)handel en visverwerking; op de kop
van het schiereiland zal visdetailhandel komen, horeca en bedrijfs- of havengebonden
kantoren; het Adriaan Maasplein wordt opnieuw ingericht en kan ingevuld worden met
paviljoens met een bijzondere architectuur en materiaalgebruik; in het algemeen heeft
de bebouwing een industrieel uitstraling en de architectuur een nautisch karakter met
ronde vormen en felle kleuren.
Landhoofd C:
_
door een economischer gebruik van de ruimte kan het bestaande aantal m2 bebouwing
worden uitgebreid waarbij de nadruk ligt op functies als scheepsreparatie en
toeleverings- en transportbedrijven; in de kom kan aan de zeezijde hoogwaardige
bebouwing worden gerealiseerd om de entree tot de haven te accentueren.
Norfolk Line:
_
in dit plan wordt uitgegaan van handhaving van Norfolk Line.
Toerisme/recreatie:
_
uitbouw van de jachthaven tot een internationaal georiënteerde passantenhaven met
een bijbehorend voorzieningencentrum;
_
het Zeemuseum moet een prominentere plek krijgen;
_
bebouwing van de taluds van de dijklichamen langs de Tweede Haven met toeristischrecreatieve voorzieningen en bedrijven.
Tweede Haven:
_
de Tweede Haven krijgt een toeristisch-recreatief karakter (horeca, watersport,
visdetailhandel, rederijkantoortjes, culturele voorzieningen;
_
de landzijde van de Dr. Lelykade blijft uit woningen bestaan. De bebouwing aan de kant
van de haven krijgt de uitstraling van de havenpakhuizen;
_
aan de havenzijde van de Dr. Lelykade wordt de kade ingericht las wandelpromenade.
De ruimte aan het eind van de Statenlaan wordt ingericht als plein waarop allerlei
culturele activiteiten plaats kunnen vinden. Op de kop van de sluizen gaat de
wandelpromenade over in een aantrekkelijke wandelroute;
_
aan de Dr. Lelykade op het schiereiland bestaat het programma op de begane grond uit
horeca en havengebonden bedrijvigheid en daarboven bedrijfsgebonden kantoren,
advies- en ontwerpbureaus, etc. Deze bebouwing moet een stedelijke plint krijgen;
_
_
_
_
_
_
_
_
aan de Schokkerweg komen functies als luxere (vis)restaurants, een grandcafe, etc.
Hiertoe moet het verkeer op de kop van de haven beperkt worden. Lichte kleuren en
arcades voor de restaurants bepalen het beeld;
voor de woonfunctie ligt de prioriteit bij de randbebouwing rond de havenbekkens. Hier
wordt een hoog architectonisch ambitieniveau in combinatie met realisatie in de
marktsector voorgestaan;
het gemaal op de zuidoosthoek van de Tweede Haven zal binnen 10 jaar niet meer
nodig zijn. Er is dan ruimte voor een hoog (woon)gebouw (13 lagen);
strandstad is een project waarbij de kustlijn verlegd wordt om het grondgebied te
vergroten. Er wordt uitgegaan van de aanleg van 450 woningen in combinatie met
toeristisch-recreatieve voorzieningen. De woonkwaliteit in het gebied zal hoog zijn;
ten behoeve van een beperking van het autoverkeer zullen regulerende
parkeermaatregelen worden getroffen;
zowel voor voetgangers- als voor fietsverkeer zou een verbinding over de Pijp de route
tussen de duingebieden Westduinpark en Oostduinpark aanzienlijk bekorten. Een brug
over de Pijp die ook voor autoverkeer bestemd is zou de Westduinweg kunnen
ontlasten, maar is problematisch i.v.m. de vrije doorvaart voor het scheepvaartverkeer;
het gebruik van de openbare ruimte zal duidelijker worden bepaald;
naast het strand zijn er twee kenmerkende sferen: het moderne industriegebied rond
het diepe water en de toeristisch-recreatieve omloop om de Tweede Haven.
Bijlage 4: Plannen in het Masterplan
Plannen zoals beschreven in het Masterplan Scheveningen-Kuststrook (Gemeente Den Haag,
2001a):
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
vernieuwing van de Duindorpbrug (uitvoering 2001);
brug over de Pijp (in studie);
herontwikkeling Kranenbrugweg (kantoren en bedrijfsgebouwen, bouw gestart 2000);
bouwplannen Dr. Lelykade/Kranenburgweg (woningbouw en kantoren, bouw gestart
2001);
renovatie oude visafslag (in ontwerp);
bouwplan RAC-kavel, Dr. Lelykade (woningbouw in combinatie met bedrijfsruimte, in
ontwerp);
bouwplan Konmar, Dr. Lelykade (parkeergarage, vernieuwde supermarkt, woningbouw
en overige voorzieningen en herinrichting van de openbare ruimte, in ontwerp);
rooilijnverlegging, Dr. Lelykade (nieuwbouw van woningen en bedrijfsruimte en
inpassing/vernieuwing van een aantal bestaande panden, in studie);
landhoofd C (vestiging van een Nautisch Centrum op een deel van de locatie, in
ontwerp);
verdere invulling van het Schiereiland (afronding van gebouw de Viermaster, uitvoering
2000-2001 en ontwikkeling van een hotel naast de Viermaster, in studie);
Noordelijk Havenhoofd (ontwikkeling en intensivering, deels havengebonden
bedrijvigheid, deel toeristisch-recreatieve functies, in voorbereiding);
Vaarwegmarkeringsdienst, Vuurtorenweg (woningbouw, ontwikkeling na 2003 mits
gebouw vrijkomt);
Kompasbuurt (vernieuwing woningvoorraad door Vestia, uitvoering start 2001);
Verbinding tussen Keizerstraat en Boulevard (verbeteren uitstraling kop Keizerstraat
aan Strandweg/Boulevard, start 2001).
Bijlage 5: Uitgangspunten van het Masterplan
Uitgangspunten zoals beschreven in het Masterplan Scheveningen-Kuststrook (Gemeente
Den Haag, 2001a):
1. De hoofddoelstelling is een integrale, duurzame kwaliteitsverbetering van ScheveningenKuststrook; hierbij ligt de nadruk op de balans tussen sociale kwaliteit (leefbaarheid,
woonkwaliteit) en economische kwaliteit (verbeteren van werkgelegenheid door
ontwikkelingen in de sector toerisme en recreatie); daarnaast wordt ingezet op de kwaliteit
van de fysieke omgeving (openbare ruimte en milieu).
2. Behoud en verbetering van de leefbaarheid voor de bewoners in de kuststrook gaat handin-hand met de economische ontwikkeling; hierbij wordt in ieder geval ingezet op het
verminderen van de parkeeroverlast.
3. Het drieluik Bad-Dorp-Haven vormt de essentie van de Scheveningse kuststrook. Het
drieluik dient behouden te blijven en verstevigd te worden door de onderscheidende sferen
en functies te versterken.
4. Scheveningen is primair de badplaats voor Scheveningen, Den Haag, Haaglanden en de
Zuidvleugel van de Randstad en richt zich daarnaast op bezoekers uit de rest van
Nederland en het buitenland.
5. Wonen is een onmisbare functie binnen de kuststrook om Scheveningen daadwerkelijk
onderdeel van Den Haag te laten blijven met potenties om het sociaal-economisch
draagvlak van de stad te versterken.
6. Het wonen in de kuststrook is bestemd voor brede groepen woonconsumenten. In de
toekomst zal bij aanpak van de woongebieden een verschuiving naar meer hoogwaardig
wonen optreden, waar mogelijk door uitbreiding en intensivering van het woonareaal.
7. Binnen de sector toerisme en recreatie wordt ingezet op verlenging van de verblijfsduur
van bezoekers; dit vraagt om nieuwe publiekstrekkers en voorzieningen met een hoog
kwaliteitsniveau die het off-season toerisme stimuleren en om een verbetering van de
inrichting en het beheer van de openbare ruimte.
8. De groei van het toerisme mag niet leiden tot een verdere toename van de overlast van het
autoverkeer en wordt met name opgevangen met openbaar vervoer en langzaam verkeer.
9. Als maatregelen om de overlast van het autoverkeer niet te doen toenemen wordt
gestreefd naar de invoering van betaald parkeren in heel Scheveningen, wordt het aantal
parkeerplaatsen in Bad bevroren en wordt geïnvesteerd in betere voorzieningen voor
openbaar vervoer, fietsers en alternatieve vervoerwijzen, in samenhang met transferia
buiten de kuststrook.
10. Het onderverdelen van de zone direct langs de kust in deelgebieden met eigen thema’s en
accenten biedt de beste voorwaarden om verschillende doelgroepen te bedienen en de
kust als geheel aantrekkelijk te maken.
11. Evenementen (bij voorkeur meerdaagse en passend bij de sferen van de kuststrook en de
deelgebieden) moeten worden ingezet om de groei van het verblijfstoerisme en de
karakterisering van de deelgebieden te bevorderen.
12. Vanwege de schaarse ruimte direct langs de kust is het van belang alleen die
ontwikkelingen te stimuleren en toe te staan die passen in het beeld van de deelgebieden
en daar een bijdrage aan leveren; zo biedt kantoorontwikkeling direct langs de kust geen
toegevoegde waarde.
13. Het schiereiland tussen de zee en de Eerste Haven – het Noordelijk Havenhoofd – leent
zich voor intensivering met (zakelijke en) toeristische functies die goed aansluiten bij het
gemengde karakter van de haven; deze locatie vormt de ‘voorpost’ van de haven aan de
boulevard.
14. In de planontwikkeling voor de komende 10 jaar ligt de functie van het gebied van de
Norfolk Line vast. In 2007 zal bekeken worden op welke wijze en onder welke voorwaarden
deze functie voortgezet kan worden.
15. Het zwaartepunt van nieuwe (toeristische-recreatieve) ontwikkelingen ligt in Bad en Haven;
het tussenliggende gebied wordt zoveel mogelijk gevrijwaard van (te) dynamische
ontwikkelingen. Nieuwe hoogbouw blijft beperkt tot Scheveningen-Bad; intensivering op het
Noordelijk Havenhoofd blijft in vergelijking met Bad in hoogte beperkt.
16. ‘Meer zicht op zee’ vormt een leidend thema bij toekomstige (inrichtings-)plannen in de
kuststrook.
17. Het cultuurhistorisch erfgoed in de kuststrook wordt zoveel mogelijk beschermd, met name
door beschermende maatregelen in en om Scheveningen-Dorp.
18. De landschappelijke en ecologische verbinding van noord naar zuid wordt niet gezocht
direct langs de kust (afgezien van het strand) maar in de groene zone tussen
Scheveningen en de rest van Den Haag; de continuïteit en kwaliteit van het groen wordt
hier zoveel mogelijk bevorderd.
19. De uitwerking van het Rijksbeleid ten aanzien van de kustverdediging op de lange termijn
vraagt in Scheveningen om maatwerk. Maatregelen tot versterking van de zeewering
dienen hier rekening te houden met de economische functie en de gedane investeringen
en dienen de ontwikkelingsmogelijkheden zo min mogelijk te beperken.
20. Het versterken van de identiteit van Bad, Dorp en Haven wordt vertaald in bijzondere
inrichtingen van de openbare ruimte. De Boulevard komt hier als verbindende schakel
tussen de drie gebieden tot uitdrukking in een over de hele lengte samenhangende en
meer eenduidige inrichting.
Bijlage 6: Bewoners
Bron: Gemeente Den Haag, 2000c
1. Aantal bewoners (2000)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
Den Haag
Aantal
bewoners
3058
Aantal
woningen
1531
Aantal bewoners
per woning
2.00
2815
4842
5263
5881
1264
2251
2999
3098
2.23
2.15
1.75
1.90
441.097
214.508
2.06
2. Bevolking naar leeftijd (2000, %)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
0-20 jaar
20
20-65 jaar
63
65 jaar en ouder
17
100%
19
20
15
22
57
58
71
60
24
22
14
18
100%
100%
100%
100%
Bezit Vestia
Vissershaven
Schokkerweg
Drogersdijk
Kompasbuurt
Ducdalf
Ouder
Jonger
Ouder
Jonger
Vrijwel alle bewoners uitgeplaatst
Den Haag
22
62
16
100%
3. Bevolking naar gezinssamenstelling (2000, %)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
Echtpaar Echtpaar + Alleenstaankinderen
de + kind
8
9
5
Echtgenoot
Kinderen Alleenstaand
17
24
37
100%
11
11
10
9
19
21
17
19
24
24
19
25
32
30
42
31
100%
100%
100%
100%
24
38
100%
8
10
7
10
Bezit Vestia
Vissershaven
Schokkerweg
Drogersdijk
Kompasbuurt
Ducdalf
Den Haag
8
8
6
4
5
6
Meer gezinnen
Meer alleenstaanden
Heel weinig alleenstaanden
Vrijwel alle bewoners uitgeplaatst
6
16
4. Bevolking naar etniciteit (2000, % van totale aantal inwoners)
Buurt
Nederlands
Niet-Nederlands
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
85
15
100%
86
85
75
88
14
15
25
12
100%
100%
100%
100%
Den Haag
59
41
100%
5. Aantal huursubsidieontvangers (aantal ontvangers, tijdvak 1998-1999)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
Totale aantal ontvangers
310
% van totale aantal bewoners
10
153
249
159
680
5
5
3
12
Den Haag
44.315
10
Ontvangers in 3 klassen huur per maand (% van het totale aantaal ontvangers, tijdvak 19981999)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
< 269 euro
41
269-336 euro
30
> 336 euro
29
100%
63
21
48
74
29
55
27
20
8
24
25
6
100%
100%
100%
100%
6. Gemiddeld besteedbaar huishoudensinkomen (1996)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
Gem. bestb HHinkomen (euro)
19.283
Gst ink (Ned=100)
18.738
21.645
23.553
17.534
Bezit Vestia
Vissershaven
Schokkerweg
Drogersdijk
Kompasbuurt
Ducdalf
Den Haag
19.760
Gst ink (Ned=100)
89.7
Gem bestb ink per
inw (euro)
8.835
87.9
101.2
115.6
82.6
8.744
10.084
11.493
8.358
87.8
102.2
111.4
84.2
91.1
Redelijk
Kapitaalkrachtiger
Lage inkomens
Vrijwel alle bewoners uitgeplaatst
96.0
9.539
95.0
7. Werkloosheid (% van beroepsbevolking, 1996)
Wijk
Scheveningen
Duindorp
% werklozen
5,0
7,8
Den Haag
8,5
8. Woon-ervaring-duur (% bewoners van totaal aantal bewoners dat altijd op hetzelfde adres
gewoond heeft, 2000)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
Den Haag
Altijd gewoond op
hetzelfde adres
9,5
5,8
11,4
7,8
7,6
7,4
9. Verhuismobiliteit (% bewoners dat verhuisd is van het totale aantal bewoners,1998)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
verhuismobiliteit
16,0
Den Haag
19,8
12,8
10,3
18,8
16,0
10. Kenmerken nieuwe bewoners
Leeftijd nieuwe huurders (%,2000)
Buurt
T/m 22 jaar
23-30 jaar
30-45 jaar
45-65 jaar
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
0
0
37,50
5,26
8,11
14,29
11,11
10,53
10,81
42,86
11,11
Den Haag
6,22
20,88
Leeftijd starters (jaren, 2000)
Buurt
Oud Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
Leeftijd
48
42
32
23
49
25,00
65 jaar en
ouder
37,50
Leeftijd
onbekend
0
100%
47,37
10,81
0
0
23,68
16,22
14,29
44,44
13,16
54,05
28,57
33,33
0
0
0
0
100%
100%
100%
100%
31,82
27,23
10,61
3,23
100%
Den Haag
37
Huishoudenssamenstelling nieuwe huurders (%, 2000)
Buurt
1 persoon 2 personen 3 personen 4 personen 5
6 of meer
personen personen
Onbekend
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
50,00
25,00
12,50
12,50
0,00
0,00
0,00
100%
44,74
45,95
42,86
77,78
21,05
37,84
42,86
11,11
18,42
13,51
14,29
11,11
13,16
2,70
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
2,63
0,00
0,00
0,00
100%
100%
100%
100%
Den Haag
51,18
26,33
11,43
6,27
1,98
1,30
1,51
100%
Inkomen nieuwe huurders (%, 2000)
Buurt
Tot 909 euro 909-1136
euro
1136-1363
euro
1363-1817
euro
1817 euro en Inkomeer
men onbekend
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
37,50
12,50
25,00
0,00
25,00
0,00
100%
18,42
29,73
14,29
44,44
31,58
29,73
0,00
22,22
18,42
16,22
14,29
22,22
15,79
13,51
57,14
11,11
10,53
5,41
14,29
0,00
5,26
5,41
0,00
0,00
100%
100%
100%
100%
Den Haag
27,97
17,24
13,13
20,08
18,56
3,02
100%
Nietdoelgroep
6,25
Inkomen
onbekend
0
100%
Nieuwe huurders met voorrang (%, 2000)
Buurt
Voorrang
50
Geen
voorrang
50
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
100%
39,47
51,35
57,14
11,11
60,53
48,65
42,86
88,89
100%
100%
100%
100%
Den Haag
19,85
80,15
100%
Groepen nieuwe huurders (%, 2000)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
Den Haag
Doorstromers
37,50
Starters
Minima
12,50
12,50
Overige
doelgroep
31,25
25,00
43,24
35,71
27,78
23,68
6,76
14,29
22,22
21,06
24,32
7,14
22,22
18,42
17,57
21,43
27,78
9,21
5,41
21,43
0
2,63
2,70
0
0
100%
100%
100%
100%
23,36
26,39
16,57
17,62
13,24
2,82
100%
Herkomst nieuwe bewoners (%, 2000)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
Den Haag
87,50
Overig Haaglanden
0,00
Buiten Haaglanden Onbekend
12,50
0,00
100%
89,47
97,30
85,71
66,67
2,64
2,70
14,29
11,11
7,89
0,00
0,00
22,22
0,00
0,00
0,00
0,00
100%
100%
100%
100%
Den Haag
81,59
8,45
9,96
0,07
100%
Woonduur doorstromers op vorig woonadres (jaren, 2000)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
Woonduur
16
Den Haag
11
15
22
11
9
Bijlage 7: Woningvoorraad
Bron: Gemeente Den Haag, 2000c
1. Totaal aantal woningen (2000)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
Den Haag
Aantal
woningen
1531
1264
2251
2999
3098
214.508
2. Woningvoorraad naar bouwperiode (%, 2000)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
Voor
1915
32
19151930
10
19301945
41
19451960
5
19601970
2
19701980
1
19801990
8
Na
1990
1
100%
3
48
45
0
19
22
14
78
49
2
5
8
3
0
2
7
6
13
1
0
5
0
14
0
5
15
15
4
10
0
5
3
100%
100%
100%
100%
9
6
11
7
100%
Bezit Vestia
Voornamelijk vooroorlogs
Den Haag
18
19
14
16
3. Woningvoorraad naar type (%, 2000)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
Eengezinswo
28
Meergezinswo
61
Anders/
onbekend
11
100%
2
22
26
20
72
63
61
73
26
15
13
7
100%
100%
100%
100%
Bezit Vestia
Meergezinswoningen (appartementen)
Den Haag
14
73
13
100%
4.
Woningvoorraad naar woninggrootte (m2, %, 2000)
Buurt
< 50
50-70 70-90 90100
100-140 140-180 > 180
Onbekend
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
33
47
8
2
2
0
0
8
100%
27
25
25
57
40
33
29
33
13
20
14
7
7
7
10
1
6
4
13
0
0
4
1
0
0
1
0
0
7
4
9
2
100%
100%
100%
100%
Den Haag
21
42
18
5
6
2
1
5
100%
5.
Woningvoorraad naar aantal woonvertrekken (%, 2000)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
1-2
17
3
17
4
33
5
19
6+
10
Onbekend
4
100%
12
10
22
17
23
26
22
20
24
29
24
49
21
17
10
12
14
17
18
2
6
1
4
0
100%
100%
100%
100%
Bezit Vestia
42
5
-
100%
Den Haag
14
12
2
100%
53
23
36
13
6. Woningvoorraad naar bereikbaarheid (%, 2000)
Buurt
Zonder
trap
Max. 6
treden
Via trap Via lift
Via lift + Via lift + Onbe6 tr.
trap
kend
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
47,5
0
33,3
5,1
0
0
14,1
100%
22,8
45,5
38,9
49,4
0
0
0
0
39,7
32,8
32,5
43,0
20,4
13,6
17,4
2,2
0
0
0
0
0
0
3,6
0
17,1
8,1
7,6
5,4
100%
100%
100%
100%
Den Haag
30,7
0,6
42,0
15,2
0
1,5
10,0
100%
7. Woningvoorraad naar eigendomsverhouding (%, 2000)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
Eigenaarbewoner
46
Toegelaten
instelling
32
Particulier
Onbekend
18
4
100%
38
52
59
22
43
30
9
70
16
14
25
6
3
4
7
2
100%
100%
100%
100%
Bezit Vestia
Toegelaten instelling (nl. Vestia)
Den Haag
36
39
20
8. Waarde van de woningen (euro, prijspeil 1993, 2000)
100%
5
100%
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
Eengezinswoningen Meergezinswoningen
108.724
78.767
Totaal
87.015
179.013
161.083
131.721
70.774
79.631
83.871
117.713
50.486
81.617
102.826
121.098
54.663
Bezit Vestia
38.612-90.851
Den Haag
207.217
76.471
95.954
9.
Gedane ingrepen (% van het totale aantal woningen, 1999-2000)
Wijk
Toevoegingen Toevoegingen Onttrekkinnieuwbouw
verbouw
gen sloop
Scheveningen
Duindorp
0.4
0
Bezit Vestia
Toevoeging door nieuwbouw in Geuzenkwartier (1984)
Den Haag
0.1
0
0
0
0
0
0
10. Bouwtechnische staat
Bezit Vestia
Redelijk tot goed, Kompasbuurt matig
11. Leegstand
Bezit Vestia
Geen
12. Gemiddeld aantal reacties per advertentie (2000)
Buurt
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
Reacties per
advertentie
99
122
109
100
42
Bezit Vestia
148
Den Haag
104
Onttrekkin- Totaal
gen verbouw aantal
woningen
0
8542
0
3098
0
214.508
13. Verkochte woningen naar type (% van het totale aantal woningen van het betreffende type,
1999)
Wijk
Scheveningen
Duindorp
Verkochte
eengezinswoningen
4,1
2,1
Verkochte
meergezinswoningen
3,7
1,9
Den Haag
3,5
3,4
14. Verkooptijd naar type woning (tijd dat een woning te koop staat in dagen, 1999)
Wijk
Scheveningen
Duindorp
Eengezinswoning
62
56
Meergezinswoning
53
35
Den Haag
51
58
15. Verhuringen (2000)
Aanbiedingsgraad = aantal keren dat een woning moet worden aangeboden voordat de
woning verhuurd is
Buurt
Totale aantal
verhuringen
(egw+mgw)
Verhuurde
meergezinswoningen (%van
totale aantal
verhuringen)
87,50
Aanbiedingsgraad
8
Verhuurde
eengezinswoningen (% van
totale aantal
verhuringen)
12,50
Oud
Scheveningen
Vissershaven
Geuzenkwartier
Badplaats
Duindorp
38
37
7
9
0,00
16,22
0,00
0,00
100,00
83,78
100,00
100,00
3,1
2,8
3,1
3,0
Den Haag
7138
-
-
3,6
16. Gemiddelde acceptatie
Bezit Vestia
2.8
3,3
Bijlage 8: Woningbehoefte onderzoek
Bron: Gemeente Den Haag, 2001b
Huishoudens
Scheveningen Den Haag
1 persoonshuishouden
2 persoonshuishouden
3 / 4 persoonshuishouden
5 en meer persoonshuishouden
47
32
18
2
leeftijd hoofd tot 34 jaar
leeftijd hoofd 35-64 jaar
leeftijd hoofd 65 jaar en ouder
Nederland
46
28
22
4
Overig
Haaglanden
29
35
29
6
23
49
28
27
47
26
24
56
20
25
55
21
opleidingsniveau hoofd: lbo
opleidingsniveau hoofd: mbo
opleidingsniveau hoofd: hbo
opleidingsniveau hoofd: wo
29
36
19
16
28
40
19
12
22
41
23
14
26
42
21
10
doorstromers
starters
niet verhuisd
22
11
67
24
13
63
23
8
69
24
9
67
eenoudergezin
allochtonen
hoofd en / of partner met betaald werk
6
10
55
10
27
56
6
12
69
6
11
65
Woningvraag
Scheveningen Den Haag
Nederland
verhuisgeneigdheid alle huishoudens
verhuisgeneigdheid doorstromers
verhuisgeneigdheid in de huursector
verhuisgeneigdheid in de sociale huur
verhuisgeneigdheid in de particuliere huur
verhuisgeneigdheid in de koopsector
34
28
33
31
36
23
39
33
38
38
38
23
Overig
Haaglanden
36
29
36
35
39
22
vraag naar huurwoningen
vraag naar koopwoningen
58
42
55
45
40
60
49
54
vraag naar eengezinswoningen
vraag naar meergezinswoningen
39
61
41
59
57
43
58
42
vraag naar goedkope huurwoningen
vraag naar middeldure huurwoningen
vraag naar dure huurwoningen
vraag naar goedkope koopwoningen
vraag naar middeldure koopwoningen
vraag naar dure koopwoningen
33
19
6
11
12
19
29
19
8
11
17
17
19
15
5
11
22
28
25
16
6
10
21
22
wil huurwoning kopen
17
20
31
27
Leefbaarheid
Scheveningen Den Haag
Overig
Haaglanden
Nederland
30
35
28
6
32
25
33
32
37
18
voldoende winkels aanwezig
voldoende parkeergelegenheid aanwezig
voldoende groenvoorzieningen aanwezig
voldoende speelgelegenheid aanwezig
voldoende basisscholen aanwezig
geen overlast verkeer
geen overlast buurtbewoners
buitengewoon / zeer tevreden met woonomgeving
Leefprofiel
(erg) gelukkig
buitengewoon / zeer tevreden met leven
(zeer) goede gezondheid
voelt zich veilig in huis
kleine kans op inbraak komende 12 maanden
enge plekken in de buurt: nee
79
64
64
55
85
64
79
83
88
69
76
60
92
69
80
77
86
78
84
69
91
74
86
87
82
76
82
65
91
75
88
86
83
80
88
86
38
70
95
63
68
39
69
91
55
69
42
80
95
62
78
41
75
96
60
77
Bijlage 9: Bezoekers van Scheveningen-Bad
Bron: Gemeente Den Haag, 1998a en b
1. Bezochte evenementen (%)
Boulevard
Palace Promenade
Strand
Pier
Kurhaus
Kurhausplein
Pathe cinema’s
Sea Life
Casino
Circustheater
Dagje uit
Totaal
59
43
39
21
6
4
4
4
2
2
1
zomer
66
28
47
26
5
7
3
7
3
3
1
winter
57
49
37
19
7
3
5
3
1
1
2
2. Nog te bezoeken evenementen (%)
totaal
7
6
6
4
4
3
3
1
1
1
1
Zomer
5
5
3
3
3
4
2
1
1
1
1
winter
7
5
7
5
5
2
2
1
1
1
1
16-26
26-36
36-46
46-56
56-66
totaal
25
25
18
16
9
zomer
22
22
22
15
10
winter
28
26
15
16
9
66 en ouder
7
9
7
Boulevard
Strand
Pathe cinema’s
Palace Promenade
Circustheater
Pier
Casino
Kurhaus
Kurhausplein
Sea Life
Dagje uit
3. Leeftijd (%)
4. Belangrijkste bezoekreden (%)
Wandelen
(boulevard/strand)
Dagje uit ter plaatse
CCP
Strand
Horeca ter plaatse
Werk/zakelijk
bezoek
totaal
18
15
14
10
8
8
91
17
n.v.t
niet genoemd
9
1
91
30
21
16
14
samen
18
Winkelen
Wonen
Diversen
Familie/kennissenbezoek
Boodschappen
Boulevard
Kurhaus(plein)
Palace Promenade
Sea Life
5
5
5
4
11
3
1
1
1
1
4
Geen opgave
Pier
1
0
2
5
niet genoemd
5. Combinatiebezoek
·
·
·
·
circa 17% van alle bezoekers combineert een bezoek aan Scheveningen-Bad met een
bezoek aan 1 of meer bezoekdoelen buiten het gebied.
voor 6% van alle bezoekers maakt Bad deel uit van een dagje Den Haag
8% van alle bezoekers van Bad bezoekt de binnenstad van Den Haag
bijna 3% van alle bezoekers bezoekt een van de publiekstrekkers van het Statenkwartier,
2% van alle bezoekers gaat naar Madurodam (met name in de zomer)
6. Herkomst (%)
Den Haag
N-Holland
/Utrecht/Flevoland
Zuid Nederland
Overig agglomeratie Den Haag
Overig Zuid-Holland
Oost Nederland
Duitsland
Delft/Westland
Rotterdam
Leiden/
Bollenstreek
Overig Rijnmond
Noord Nederland
Overig Europa
Elders
totaal
34
10
zomer
25
12
winter
40
10
10
7
14
6
8
8
6
6
5
4
4
3
5
9
7
3
6
2
6
4
1
4
4
4
3
3
3
1
3
3
3
2
5
3
1
1
Totaal
55
24
13
5
zomer
53
28
9
6
winter
56
23
15
4
3
4
2
7. Vervoerwijze (%)
Auto/motor
OV (combinaties)
Te voet
(brom)fiets
Anders (bv. taxi,
touringcar)
91
58
28
8
samen
6
8. Beoordeling van de bereikbaarheid
Te voet
(brom)fiets
Auto/motor
OV (combinaties)
Anders
Gem.
cijfer
8,3
7,8
7,1
7,9
7,4
aantal
onv. %
6
5
12
2
8
97/98
9,1
12,1
27
20,9
12,1
17,9
91
11
16,1
28,9
20,1
9,9
13,9
9. Bezoekduur (%)
Korter 30 min
30-60 min
1-2 uur
2-3 uur
3-4 uur
Langer dan 4 uur
10. Type bezoekers (%)
Uit Den Haag
Dagtoerist
Verblijfstoerist
Floating tourist
Totaal
43
40
17
1
zomer
33
41
24
1
winter
49
41
10
0
91
45
38
15
2
11. Type accommodatie van verblijfstoeristen (%)
Hotel/pension
Bij familie/vrienden
Anders/
Geen antwoord
Camping
Bungalowpark
Jeugdherberg
totaal
76
10
6
zomer
81
6
6
winter
80
10
5
4
2
1
7
0
3
1
12. Verdeling van bestedingen (%)
Niets uitgegeven
Minder dan 4,54
euro
4,54-11,36 euro
11,36-22,71 euro
22,71-45,43 euro
45,43-90,85 euro
90,85-227,13 euro
227,13 euro of meer
97/98
25
12
91
21
13
17
15
13
11
6
1
21
15
12
9
5
1
13. Gemiddelde besteding (euro)
1988
22,71
1991
24,08
97/98
26,80
14. Herkomst bestedingen per bezoeker (%)
Den Haag
Elders wereld
N-Holland/Utrecht/
Flevoland
Zuid Nederland
Duitsland
Oost Nederland
Overig Rijnmond
Overig aggloMeratie Den Haag
Leiden/
Bollenstreek
Rotterdam
Overig
Zuid-Holland
Noord Nederland
Delft/Westland
Overig Europa
totaal
21
14
13
winkel
22
14
Horeca
23
1
12
9
7
6
6
4
5
5
3
4
2
14
9
6
5
6
4
2
4
4
4
3
3
6
6
3
2
2
1
3
1
4
2
2
15. Besteding op basis van seizoenen
Voorseizoen
Zomer
Naseizoen
Winter
Totaal
Aantal weken
Aantal bezoekers * 1000
13
9
8
22
52
1964
3193
1134
3025
9316
16. Aantrekkelijke aspecten (%)
Strand
Zee
Boulevard
Gezelligheid
Winkels
Sfeer
39
23
18
9
6
6
Gem. besteding/hoofd
(euro)
12,54
11,86
14,99
11,22
12,17
Totale best.
* 1 000 000
euro
24,62
37,84
16,99
34,02
113,47
In %
22
33
15
30
100
17. Aspecten waaraan men zich stoort (%)
Parkeren (te duur, te
weinig)
Lelijke/hoge/
Grauwe gebouwen
Drukte
Hondenpoep
Rotzooi/zwerfvuil
Pier
16
11
8
7
7
3
18. Beoordeling Scheveningen-Bad op basis van herkomst in rapportcijfers
totaal
Algemeen
Strand
Bereikbaarheid
Horeca
Sfeer/gezelligheid
Winkels
Bewegwijzering
Drukte
Inrichting gebied
Parkeermogelijkheden
Parkeertarieven
elders
7,4
7,4
7,4
7,4
7,4
7,0
6,9
6,8
6,7
5,9
Den
Haag
7,4
7,4
7,4
7,3
7,2
7,0
6,4
6,6
6,4
5,2
4,6
4,3
4,8
7,5
7,4
7,4
7,5
7,5
7,0
7,1
6,9
6,9
6,3
Bijlage 10: Bezoekers van Scheveningen-Haven
Bron: Gemeente Den Haag, 1998a en b
1. Bezochte elementen (%)
Uitje haven
Viswinkels
Watersport
Museum
totaal
14
7
6
3
zomer
16
7
12
4
winter
23
5
4
1
2. Nog te bezoeken elementen (%)
Uitje haven
Viswinkels
Museum
Watersport
totaal
8
3
1
1
zomer
4
3
2
1
winter
20
1
-
totaal
9
22
30
19
10
10
zomer
8
25
32
21
7
7
winter
6
17
35
18
12
12
3. Leeftijd (%)
16-26
26-36
36-46
46-56
56-66
66 en ouder
4. Belangrijkste bezoekreden (%)
Wandelen
Horecabezoek
Diversen
Dagje uit
Watersport
Werk/
Zakelijk bezoek
Wonen
Familie/
Kennissen bezoek
Boodschappen
Winkelen
Cultuur/museum
34
13
10
9
7
7
6
5
4
4
1
5. Combinatiebezoek
·
·
·
ruim 25% van alle bezoekers combineert een bezoek aan de haven met 1 of meer
bezoekdoelen daarbuiten (in Bad 17%).
voor 13% is de haven een onderdeel van een dagje Den Haag
voor 4% is de haven onderdeel van een dagje Scheveningen-Bad
6. Herkomst (%)
Den Haag
Duitsland
Overig aggloMeratie Den Haag
N-Holland/Utrecht/
Flevoland
Overig ZuidHolland
Oost Nederland
Zuid Nederland
Delft/Westland
Rotterdam
Overig Rijnmond
Leiden/
Bollenstreek
Overig Europa
Noord Nederland
Elders
totaal
53
7
6
zomer
36
12
6
winter
73
1
2
6
10
4
4
5
4
4
4
3
3
3
2
6
6
3
3
4
1
3
2
3
2
2
2
2
1
1
4
3
1
2
1
1
totaal
43
33
10
9
5
zomer
46
32
7
7
8
winter
32
48
6
12
1
7. Vervoerwijze (%)
Auto/motor
Te voet
OV(combinaties)
(brom)fiets
Anders
8. Beoordeling van de bereikbaarheid (%)
Anders
(brom)fiets
Te voet
Auto/motor
OV(combinaties)
Gem.
cijfer
7,8
7,7
7,4
7,3
7,1
% onvold.
15
3
5
10
13
totaal
23
13
14
19
14
7
10
zomer
22
11
13
13
21
6
14
9. Bezoekduur (%)
Korter dan 15 min
15-30 min
30-60 min
1-2 uur
2-3 uur
3-4 uur
Langer dan 4 uur
winter
25
21
14
21
10
2
7
10. Type bezoekers (%)
Uit Den Haag e.o.
Dagtoerist
Verblijfstoerist
Floating tourist
totaal
61
22
16
1
zomer
43
27
30
0
winter
76
18
7
-
11. Type accommodatie van de verblijfstoeristen (%)
Anders/geen
antwoord
Hotel/pension
Bij familie/vrienden
Camping
Bungalowpark
Jeugdherberg
totaal
40
zomer
54
winter
17
25
18
10
4
4
11
20
11
4
-
17
33
8
17
8
12. Verdeling van de bestedingen (%)
Niets uitgegeven
totaal
62
zomer
57
winter
78
13. Gemiddelde besteding
Het gemiddelde bestede bedrag is 15,44 euro per bezoekeenheid (19,08 in de zomer, 9,54 in
de winter). Tweederde van de bestedingen komt terecht in de horeca.
14. Herkomst bestedingen per bezoeker (%)
Den Haag
N-Holland/Utrecht/
Flevoland
Duitsland
Zuid Nederland
Overig agglomeratie Den Haag
Oost Nederland
Overig Europa
Overig Rijnmond
Overig
Zuid-Holland
Noord Nederland
Delft/Westland
Leiden/
Bollenstreek
Rotterdam
Overig wereld
totaal
37
14
winkel
41
15
horeca
27
13
10
7
6
21
1
5
7
12
8
5
5
4
3
11
0
0
0
4
8
6
6
3
2
1
0
6
0
4
1
0
1
1
0
0
2
1
15. Besteding op basis van seizoenen
Voorseizoen
Zomer
Naseizoen
Winter
Totaal
Aantal weken
Aantal bezoekers * 1000
13
9
8
22
52
411
716
380
1283
2790
Gem. besteding/hoofd
(euro)
8,27
8,68
9,09
5,63
7,27
Totale best.
* 1 000 000
(euro)
3,41
6,22
3,45
7,18
20,26
16. Aantrekkelijke aspecten (%)
Boten/schepen
(haven)sfeer
Haven
Horeca
Speciale
visrestaurants
Visserijgebeuren
33
18
17
10
7
7
17. Aspecten waaraan men zich stoort (%)
Hondenpoep
Rotzooi en
zwerfvuil
Drukte
Te veel auto’s
Te veel
bijgebouwd
20
12
4
3
3
18. Beoordeling Scheveningen-Haven op basis van herkomst in rapportcijfers
Algemeen
Strand
Horeca
Bereikbaarheid
Sfeer/gezelligheid
Parkeertarieven
Parkeermogelijkheden
Drukte
Winkels
Bewegwijzering
Inrichting gebied
7,3
7,4
7,3
7,3
7,1
7,1
7,0
6,7
6,6
6,6
6,4
In %
17
31
17
35
100
Bijlage 11: Kenmerken van de bezoekers naar herkomst
Bron: Gemeente Den Haag, 1998a en b
Bezoekers afkomstig uit Scheveningen:
1. Aandeel totale bezoekersaantal (%)
Bad: 16% (zomer 10,5% winter 18,8%)
Haven: 31% (zomer 18% winter 46%)
1. Uitgavenpatroon bezoekers (%, bedrag, waar)
2. Haven: 26% van de totale bestedingen, ze geven meer uit in de winkels dan in de horeca
(31% resp. 14% van de bestedingen)
1. Vervoerwijze bezoekers
2. Haven: veel Scheveningers komen te voet naar de haven (de wandelaars)
1. Aspecten die de bezoekers minst waarderen
2. Haven: de Scheveningers storen zich net als de andere bezoekers aan de hondenpoep en
de rotzooi, maar meer dan de andere bezoekers aan de drukte, de hoeveelheid auto’s en
het feit dat er teveel wordt bijgebouwd
1. Betekenis zee/strand voor de bezoekers
Voor de mensen die in Scheveningen wonen en een bezoek brengen aan Bad of Haven is
het strand hun buitenruimte, in de zomer om te zonnen en in de winter om te wandelen en
de hond uit te laten.
Bezoekers afkomstig uit Den Haag (in de cijfers is Scheveningen meegeteld):
Aandeel totale bezoekersaantal (%)
 Bad: 34% (zomer 25%, winter 40%)
 Haven: 53% (zomer 36%, winter 73%)
Belangrijkste bezoekdoel bezoekers (%)
 Bad: wandelen (27%), woont hier (13%), werk/zakelijk bezoek (10%)
 Haven: wandelen (42%), horeca (12%), woont hier (11%)
Uitgavenpatroon bezoekers (%, bedrag, waar)
 Bad: 21% van de totale bestedingen (22% van de winkel- en 23% van de
horecabestedingen), 35% geeft geen geld uit en als ze geld uitgeven geven ze veel minder
uit dan de mensen van buiten Den Haag (7,27 resp. 14,99 euro)
 Haven: 37% van de totale bestedingen (41% van de winkel- en 27% van de
horecabestedingen, 67% geeft geen geld uit en als ze geld uitgeven is dat minder dan nietHagenaars (5,45 resp. 10,45 euro)
Groter aandeel dag- of avondbezoeker
 Bad: Hagenaars maken een even groot deel uit van de avond- als van de dagbezoekers
 Haven: Hagenaars maken een vrijwel even groot deel uit van de avond- als van de
dagbezoekers
Vervoerwijze bezoekers (%)
 Bad: relatief weinig mensen komen met de auto (ca. 25%), veel op een andere wijze (ca.
33%)
 Haven: relatief weinig mensen komen met de auto (ca. 26%), veel op een andere wijze (ca.
47%)
Leeftijd bezoekers (%)
 Bad: het grootste deel van de bezoekers bestaat uit jongeren van 16-26 jaar (25%) en van
26-36 jaar (23%)
 Haven: het grootste deel van de bezoekers bestaat uit de groepen 36-46 (25%) en 26-36
(23%) jaar
Aspecten die de bezoekers meest waarderen (rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10)
 Bad: strand en bereikbaarheid (7,5)
 Haven: strand, horeca en bereikbaarheid (7,2)
Aspecten die de bezoekers minst waarderen (rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10)
 Bad: parkeertarieven (4,3)
 Haven: inrichting van het gebied (6,2)
Mate van combinatiebezoek (%)
 Bad: Hagenaars maken een groter deel uit van de groep niet-combinatiebezoekers (38%)
dan van de groep combinatiebezoekers (16%)
 Haven: Hagenaars maken een groter deel uit van de groep niet-combinatiebezoekers
(62%) dan van de groep combinatiebezoekers (32%)
Betekenis zee/strand voor de bezoekers
 Bad: Het strand en de zee is het recreatiegebied voor de Hagenaars. ’s Zomers komt men
om te zonnen en over de boulevard te flaneren en ’s winters om zich te vermaken in de
overdekte voorzieningen en rond te hangen op het plein voor de Promenade.
 Haven: Het strand en de zee is het recreatiegebied dat Hagenaars vooral gebruiken om te
wandelen.
Bezoekers afkomstig uit Haaglanden (de regio Haaglanden bestaat uit: agglomeratie Den
Haag
-Leidschendam,
Nootdorp,
Rijswijk,
Voorburg,
Wassenaar
en
Zoetermeer-,
Leiden/Bollenstreek, Delft/Westland en Rotterdam/Rijnmond, in de cijfers is Den Haag niet
meegeteld):
Aandeel totale bezoekersaantal (%)
 Bad: 21% (zomer 20%, winter 25%) in de loop der jaren is dit aandeel steeds kleiner
geworden
 Haven: 17% (zomer 17%, winter 11%)
Belangrijkste bezoekdoel bezoekers (%)
 Bad: CCP (17%), dagje uit (16%), wandelen (16%)
 Haven: horeca (22%), wandelen (21%)
Uitgavenpatroon bezoekers (%, bedrag, waar)
 Bad: 20% van de totale bestedingen (14% van de winkel- en 23% van de
horecabestedingen), 16% geeft geen geld uit
 Haven: 14% van de totale bestedingen (11% van de winkel- en 17% van de
horecabestedingen), 32% geeft geen geld uit
Groter aandeel dag- of avondbezoeker (%)
 Bad: ze maken een groter deel uit van de avond- (15%) dan van de dagbezoekers (10%)
 Haven: ze maken een groter deel uit van de avond- (11%) dan van de dagbezoekers (8%)
Vervoerwijze bezoekers (%)
 Bad: het grootste deel komt met de auto (68%)
 Haven: het grootste deel komt met de auto (72%)
Leeftijd bezoekers (%)
 Bad: het grootste deel van de bezoekers zijn jongeren van 16-26 jaar (31%)
 Haven: het grootste deel van de bezoekers is 36-46 jaar (32%)
Aspecten die de bezoekers meest waarderen (rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10)
 Bad: strand, bereikbaarheid en horeca (7,5)
 Haven: strand (9,2)
Aspecten die de bezoekers minst waarderen (rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10)
 Bad: parkeertarieven (4,5)
 Haven: inrichting van het gebied, bewegwijzering en parkeertarieven (6,3)
Mate van combinatiebezoek (%)
 Bad: ze maken een iets groter deel uit van de niet-combinatiebezoekers (12%) dan van de
combinatiebezoekers (9%)
 Haven: ze maken een iets groter deel uit van de niet-combinatiebezoekers (9%) dan van
de combinatiebezoekers (7%)
Betekenis zee/strand voor de bezoekers
 Bad: het strand en de zee zijn wel leuk, maar het gaat de groep vooral om de gebouwde
(uitgaans)voorzieningen
 Haven: het strand is het wandelgebied, maar de horeca is nog iets belangrijker
Bezoekers uit Nederland en het buitenland (in de cijfers is Haaglanden niet meegeteld):
Aandeel totale bezoekersaantal (%)
 Bad: 44% (zomer 55%, winter 34%) in de loop van de jaren is dit aandeel steeds gegroeid
 Haven: 29% (zomer 47%, winter 18%)
Belangrijkste bezoekdoel bezoekers
 Bad: dagje uit, CCP, wandelen en strand
 Haven: wandelen, uitje naar de haven en horeca
Uitgavenpatroon bezoekers (%, bedrag, waar)
 Bad: 46% van de totale bestedingen (34% van de winkel- en 54% van de
horecabestedingen), 18% geeft geen geld uit
 Haven: 48% van de totale bestedingen (48% van de winkel- en 55% van de
horecabestedingen), 47-17% geeft geen geld uit
Groter aandeel dag- of avondbezoeker
 Bad: de bezoekers maken een groter deel uit van de dag- dan van de avondbezoekers,
alleen de bezoekers uit overig Zuid-Holland komen meer voor het avondleven
 Haven: de buitenlanders maken een groter deel uit van de dagbezoekers, voor de
Nederlanders geldt dat andersom
Vervoerwijze bezoekers (%)
 Bad: men komt grotendeels met de auto (55-60%, van hoe verder men komt, hoe minder
men met de auto komt)
 Haven: met komt het meest met de auto, maar minder dan de andere bezoekersgroepen;
men komt vaak “anders”
Leeftijd bezoekers
 Bad: de meeste bezoekers zijn 26-36 jaar oud (van hoe verder men komt, hoe ouder men
is)
 Haven: de meeste bezoekers zijn 36-46 jaar oud
Aspecten die de bezoekers meest waarderen (rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10)
 Bad: strand, bereikbaarheid (7,8)
 Haven: strand, bereikbaarheid, horeca (7,5)
Aspecten die de bezoekers minst waarderen (rapportcijfer op een schaal van 1 tot 10)
 Bad: parkeertarieven (4,8)
 Haven: winkels (6,9)
Mate van combinatiebezoek
 Bad: men maakt een groter deel uit van de groep combinatiebezoekers dan van de groep
niet-combinatiebezoekers; echter voor de bezoekers uit Zuid-Holland geldt het
omgekeerde
 Haven: men maakt een aanzienlijk groter deel uit van de combinatiebezoekers dan van de
niet-combinatiebezoekers
Betekenis zee/strand voor de bezoekers
 Bad: het strand en de zee is een onderdeel van de attractie Scheveningen
 Haven: het strand is een plek om te wandelen en het maakt deel uit van het uitje naar de
haven
Bijlage 12: Overzicht aanbod sociale huurwoningen
Overzicht van de woningen die vanaf oktober 2001 tot heden te huur zijn aangeboden:
Adres
1.
Type woning
Aantal
kamers
Oppervlakte
(m2)
Buitenruimte
Bouwjaar
Voorzieningen en
bijzonderheden
Huurprijs1
Het gebied tussen de Jacob Pronkstraat en de Keizerstraat
Dr. de
Visserplein
46
Portiekwoning 2
begane grond
wk 17, sk 10, Plaatsje
via 4 treetjes
bereikbaar
1940
Afgesloten portiek, 225,12
trap tot 6 treden,
geen cv
Drogersdijk
3
Benedenwoni
ng
2
wk 17, sk 10
Achtertuin
1935
Individuele cv
269,24
Drogersdijk
33
Hofjeswoning
2
wk 12, sk 9
Tuin aan
hofje
1935
Eigen toegang,
individuele cv
220,45
Kolenwagenslag 28
Portiekwoning 5
1e verdieping
wk 16, sk 16, Plaatsje
10, 9 en 9
1939
wk 17, sk 10
Plaatsje
1935
Afgesloten portiek, 310,31
trap, individuele
cv, geen
fietsenstalling
Afgesloten portiek, 220,48
trap tot 6 treden,
geen cv
Achtertuin
1915
-
196,60
KolenwaBenedengenslag 130 woning
1.
2
Doorstromers
max 1
persoon max
45 jaar, tot
1497 euro
Doorstromers,
max 1
persoon, tot
1497 euro
Doorstromers
max 1
persoon, min
55 jaar, tot
1497 euro
Doorstromers
3 of 4
personen, tot
1497 euro
Doorstromers
max 1
persoon, max
65 jaar tot
1497 euro
Het gebied rond de Kompasstraat
Hoekerstraat 10
Benedenwoning
2
wk 15, sk 10
Hoogaarsstraat 37
Benedenwoning
2
wk 15, sk 10, Achtertuin
keu 6, bk 1
met schuur
1915
Eigen toegang,
geen cv
202,58
Hoogaarsstraat 46
Benedenwoning
2
wk 17, sk 10
Achtertuin
met schuur
1915
Eigen toegang,
individuele cv
241,32
Kompasstraat 5
Portiekwoning 3
1e verdieping
wk 15, sk 12
en 8
Plaatsje
1930
Trap, individuele
cv, geen
fietsenberging
265,73
Reepstraat
19
Bovenwoning
1e verdieping
wk 22, sk 17, Plaatsje
keu 7 bk 2
1915
Trap, eigen
toegang,
individuele cv,
geen
fietsenstalling
260,75
1.
Beschikbaar
voor
2
Starters, max.
1 persoon,
max. 23 jaar,
tot 1497 euro
Starters, max
1 persoon,
max 28 jaar,
tot 1906 euro
Starters, max
1 persoon,
max 25 jaar,
tot 1497 euro
Doorstromers
max 2
personen, tot
1497 euro
Starters, max
1 persoon,
max 25 jaar,
tot 1906
Het gebied tussen de Dr. Lelykade en de Westduinweg
Datheenstraat 89
Benedenwoning
3
wk 15, sk 15
en 10, keu 5
bk 1
Achtertuin
1940
Eigen toegang op
straatniveau,
individuele cv
257,56
Datheenstraat 97
Benedenwoning
3
wk 15, sk 15
en 10, keu 5
bk 3
Achtertuin
1940
Eigen toegang op
straatniveau,
individuele cv
265,26
1
kale huur + service- en stookkosten in euro
Doorstromers
max 2
personen, tot
1906 euro
Doorstromers
max 2
personen, tot
1906 euro
Koppelstokstraat 270
Benedenwoning
3
wk 15, sk 15
en 10
Achtertuin
met schuur
1938
Individuele cv
275,15
Menninnckstraat 106
Bovenwoning
1e verdieping
4
wk 15, sk 12, Achtertuin
12, 7, 5
met schuur
1938
Individuele cv,
geen
fietsenberging
270,51
Menninckstraat 109
Benedenwoni
ng
3
wk 15, sk 10 Achtertuin
en 10, keu 5, met schuur
bk 1
1938
Eigen toegang op
straatniveau,
individuele cv
260,77
Menninckstraat 182
Bovenwoning
1e verdieping
5
wk 15, sk 12, Achtertuin
12, 5 en 5
met schuur
1938
Eigen toegang,
trap, individuele
cv, geen
fietsenberging
303,58
1985
Afgesloten portiek, 342,75
trap tot 6 treden,
individuele cv,
open keuken
1.
Doorstromers
max 2
personen, tot
1497 euro
Starters, min.
3 max. 4
personen, tot
1497 euro
Doorstromers,
max 2
personen, tot
1906 euro
Doorstromers
3 personen,
tot 1497 euro
Het gebied tussen de Westduinweg en de Doornstraat
Doornstraat
227
Portiekwoning 2
begane grond
wk 24, -
Plaatsje
Pietermanstraat 60
HAT-woning
1e verdieping
2
wk 24, sk 13, Balkon
keu 5 (open)
bk 4
1985
Geen lift,
345,50
afgesloten portiek,
individuele cv
Pietermanstraat 74
HAT-woning
4e verdieping
1
wk 24
Balkon
1985
Afgesloten portiek, 257,48
trap, individuele cv
Scholstraat
277
HAT-woning
3e verdieping
1
wk 24
Balkon
1985
Individuele cv
233,17
Scholstraat
281
HAT-woning
3e verdieping
1
wk 24
Balkon
1985
Individuele cv
256,52
Westduinweg 933
Flat 1e
verdieping
2
wk 27, sk 12
Balkon
1968
Lift, individuele cv
308,98
Westduinweg 1069
Flat 3e
verdieping
4
wk 21, sk 16, Balkon
13 en 12
1968
444,87
Westduinweg 1195
Flat 8e
verdieping
3
wk 20, sk 12
en 11
Balkon
1968
Seniorenwoning,
lift, aan centrale
hal,
blokverwarming,
huismeester
Lift, aan galerij,
blokverwarming,
huismeester
Westduinweg 1313
Flat 3e
verdieping
3
wk 21, sk 15
en 12
Balkon
1968
Lift,
blokverwarming
439,18
Westduinweg 1405
Flat 6e
verdieping
3
wk 21, sk 12
en 15, keu 5
bk 3
Balkon
1968
Lift, galerij,
afgesloten entree,
blokverwarming
438,39
381,00
Doorstromers
max 1
persoon, max
65 jaar, tot
1497 euro
Doorstromers
max 1
persoon, tot
1906 euro
Starters, max
1 persoon,
max 24 jaar,
tot 1497 euro
Starters, max
1 persoon
max 29 jaar,
tot 1497 euro
Starters, max
1 persoon
max 30 jaar,
tot 1497 euro
Doorstromers
max 1
persoon min
55 jaar tot
1497
Doorstromers
2 personen,
oudste min 65
jaar, tot 1906
euro
Doorstromers
max 2
personen,
oudste min 55
jaar, tot 1497
euro
Doorstromers
max 2
personen,
oudste 55-65
jaar, tot 1906
euro
Doorstromers
max 2
personen,
oudste min 55
jaar, tot 1906
euro
Westduinweg 1425
Flat 7e
verdieping
3
wk 21, sk 15
en 12
Balkon
1968
Lift,
blokverwarming
438,44
Westduinweg 1491
Flat 10e
verdieping
3
wk 21, sk 15
en 12
Balkon
1968
Lift,
blokverwarming
439,18
Westduinweg 1447
Flat
3
wk 21, sk 15
en 12
Balkon
1968
Blokverwarming
lift
439,18
Westduinweg 1595
Flat 14e
verdieping
3
wk 21, sk 15
en 12
Balkon
1968
Aan centrale hal,
lift,
blokverwarming
439,18
Westduinweg 1613
Flat 14e
verdieping
3
wk 21, sk 15
en 12
Balkon
1968
Lift,
blokverwarming
438,44
Doorstromers
max 2
personen,
oudste 55-65
jaar, tot 1906
euro
Doorstromers
max 2
personen,
oudste min
55, tot 1906
euro
Doorstromers
max. 2
personen,
oudste 55-65
jaar, tot 1497
euro
Doorstromers
max 2
personen,
oudste min 55
jaar, tot 1906
euro
Doorstromers
max 2
personen,
oudste min 55
jaar, tot 1906
euro
Bijlage 13: Wws-scores
Overzicht van de punten die de woningen scoren volgens het woningwaarderingsstelsel (Ministerie
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 2000a):
Adres
1.
2.
3.
Oppervlakte
vertrekken
Verwar
ming +
isolatie
Keuken
Sanitair
Veroudering
Privé- Woon Woon
buiten vorm omruimte
gevin
g
Aantal
wwspunten
Maximale
huurprijs
(euro)
Gevraa
gde
huur
(euro)
%
van
maxi
male
huurp
rijs1
Het gebied tussen de Jacob Pronkstraat en de Keizerstraat
Dr. de
Visserplein 46
43
2
4
8
-22,4
2
4
25
66
269,95
225,12
83
Drogersdijk 3
43
10
4
8
-24,4
2
4
25
72
294,49
269,24
91
Drogersdijk 33
33
10
4
8
-24,4
2
12
25
70
286,30
220,45
77
Kolenwagenslag 28
Kolenwagenslag 130
72
16
4
8
-22,8
2
1
25
105
439,46
310,31
71
43
2
4
8
-24,4
2
4
25
64
261,76
220,48
84
Het gebied rond de Kompasstraat
Hoekerstraat
10
Hoogaarsstraat 37
Hoogaarsstraat 46
Kompasstraat 5
35
13
4
8
-28
2
4
25
63
257,68
196,60
76
38
8
4
8
-28
2
4
25
61
249,50
202,58
81
41
16
4
8
-28
2
4
25
72
294,49
241,32
82
45
18
4
8
-24,4
2
1
25
79
323,11
265,73
82
Reepstraat 19
50
16
4
8
-28
2
1
25
78
319,03
260,75
82
Het gebied tussen de Dr. Lelykade en de Westduinweg
Datheenstraat
89
Datheenstraat
97
Koppelstokstraat 270
Menninnckstraat 106
Menninckstraat 109
Menninckstraat 182
1
48
12
4
8
-21,4
2
4
25
82
336,19
257,56
77
50
12
4
8
-21,4
2
4
25
84
345,17
265,26
77
54
12
4
8
-22,2
2
4
25
87
358,64
275,15
77
65
14
4
8
-22,2
2
1
25
97
403,54
270,51
67
47
12
4
8
-22,2
2
4
25
80
327,21
260,77
80
63
16
4
8
-22,2
2
1
25
97
403,54
303,58
75
Doorgaans bedraagt de huurprijs die door woningcorporaties gevraagd wordt 70% van de maximale huurprijs.
4.
Het gebied tussen de Westduinweg en de Doornstraat
Doornstraat
44
15
4
8
-4,4
227
Pieterman48
15
4
8
-4,4
straat 60
Pieterman35
10
4
8
-4,4
straat 74
Scholstraat
35
10
4
8
-4,4
277
2
1
25
95
394,56
342,75 82
2
3
25
101
421,50
345,50 82
2
0
25
80
327,21
257,48 79
2
0
25
80
327,21
233,17 71
Scholstraat
281
35
10
4
8
-4,4
2
0
25
80
327,21
256,52 78
Westduinweg
933
Westduinweg
1069
Westduinweg
1195
Westduinweg
1313
Westduinweg
1405
Westduinweg
1425
Westduinweg
1491
Westduinweg
1447
Westduinweg
1595
Westduinweg
1613
47
15
4
8
-11,2
2
5
25
95
394,56
308,98 78
72
14
4
8
-11,2
2
4
25
118
497,84
444,87 89
63
12
4
8
-11,2
2
4
25
107
448,45
381,00 85
58
12
4
8
-11,2
2
4
25
102
426,00
439,18 103
58
12
4
8
-11,2
2
4
25
102
426,00
438,39 103
58
12
4
8
-11,2
2
4
25
102
426,00
438,44 103
58
12
4
8
-11,2
2
4
25
102
426,00
439,18 103
58
12
4
8
-11,2
2
4
25
102
426,00
439,18 103
58
12
4
8
-11,2
2
4
25
102
426,00
439,18 103
58
12
4
8
-11,2
2
4
25
102
426,00
438,44 103
Bijlage 14: Ingrepen in de woningvoorraad
De meest vergaande vorm van ingrijpen is sloop en nieuwbouw. Deze ingreep vindt
complexgewijs plaats waarbij de herhuisvesting van de bewoners een belangrijk aspect is.
Grootschalige sloop en nieuwbouw levert door de noodzakelijke uitplaatsing een grote druk op
de bestaande sociale voorraad op.
Een andere vorm van ingrepen is het samenvoegen van woningen. Dit kan zowel horizontaal
als verticaal gebeuren. Horizontaal samenvoegen is in het algemeen duurder dan verticaal
samenvoegen, omdat in het eerste geval vaak een deel van de draagconstructie (namelijk de
woningscheidende wand) doorbroken moet worden. Het samenvoegen kan afhankelijk van het
aantal samen te voegen woningen bijvoorbeeld per twee of drie woningen plaatsvinden.
Een ander soort ingreep valt onder de noemer opplussen. Opplussen is het verbeteren van
bestaande woningen en woongebouwen zodat ouderen en mensen met een lichte
functiestoornis in een toegankelijk, bruikbaar en veilig huis kunnen wonen. Opplussen is nodig
omdat het aantal mensen in Nederland dat baat heeft bij een opgepluste woning enorm is. Op
grond van de voortgaande vergrijzing zal de helft van alle woningen in het 2020 worden
bewoond door een huishouden met mensen van 55 jaar en ouder. In de huursector zal dit
liggen op 70 tot 80%. Maar opplussen werkt ook preventief. Ongevallen kunnen door
opplusmaatregelen worden voorkomen. De eisen die aan de aanpassingen gesteld worden
variëren van onder meer het wegwerken van niveauverschillen (door bijvoorbeeld het ophogen
van galerijen en het verlagen van drempels) tot het aanbrengen van goede verlichting, een
glijstang in de douche en een antisliplaag op de vloer. De vereiste aanpassingen zijn gericht
op valpreventie en op het beter bruikbaar maken van de woning voor oudere mensen en
mensen met lichte functiestoornissen. Opdrachtgevers, zoals woningcorporaties, particuliere
verhuurders en groepen eigenaar-bewoners, kunnen hun woningen bloksgewijs aanpassen
zodat ze voldoen aan de eisen van het zogenoemde Oppluslabel. De eisen die aan de woning
gesteld worden hebben betrekking op hoogtes van drempels, leuningen van trappen, hoogte
van ramen, hoogte van schakelaars, verlichting, gladheid van vloeren en niveauverschillen
tussen vertrekken (Min. VROM, 2002). Voor de ingreep hoeft de bewoner de woning niet te
verlaten.
Een veel toegepaste vorm van technisch beheer is het plegen van onderhoud aan de woning.
Logischerwijs kan deze ingreep celgewijs plaatsvinden. Veelal wordt mutatie aangegrepen als
moment om onderhoud te plegen. Het is echter niet noodzakelijk voor het plegen van
onderhoud aan een woning dat de bewoner de woning verlaten heeft.
Bijlage 15: Woningcorporatie Vestia Scheveningen
Op 16 augustus 2000 was de fusie tussen Woongoed Rotterdam, Estrade Wonen en de Vestia
Groep uit Haaglanden tot de Vestia-Estrade Groep een feit. Het gezamenlijke bezit omvat ruim
73 000 verhuureenheden in Rotterdam, Barendrecht, Den Haag, Delft en Zoetermeer. De
Vestia-Estrade Groep is een concern met zeven lokaal opererende corporaties waaronder
Vestia Scheveningen en een reeks gespecialiseerde bedrijven: Timpaan Makelaardij, Ceres
Projecten, Vestia Bouw, Vestia Infocentrum en Estrade Projectontwikkeling en Vastgoed.
Overigens heeft zich in april 2001 een achtste corporatie bij de groep aangesloten: Vestia
Westland (voorheen Woningcorporatie Naaldwijk). De bedrijven kunnen in hoge mate
zelfstandig opereren. Ze hebben de mogelijkheden en middelen voor lokaal ondernemerschap
en ze zijn zelf verantwoordelijk voor zaken als nieuwbouw, herstructurering en de ontwikkeling
van nieuwe producten (Vestia Estrade Groep, 2001).
De belangrijkste opgave voor de volkshuisvesting in de regio Haaglanden is het herstellen van
de ongelijke verdeling van de woningvoorraad over de regio wat betreft woningtypen,
prijsklassen en de verhouding huur-koop. Deze ongelijke verdeling heeft geleid tot een
concentratie van bevolkingsgroepen op basis van inkomen. Huishoudens met lage inkomens
zijn aangewezen op sociale huurwoningen. Wijken met een eenzijdige en verouderde
woningvoorraad dreigen concentratiegebieden te worden van mensen met weinig
perspectieven in de samenleving. Door een opeenstapeling van problemen staat het woon- en
leefklimaat onder druk. Zij die het zich kunnen permitteren trekken weg naar een nieuwere
buitenwijk of een Vinex-wijk. Deze problemen kunnen worden aangepakt door verbreding van
het woningaanbod en betere zorg voor de leefbaarheid. Om leegloop te voorkomen moeten de
oude wijken met een eenzijdige voorraad weer aantrekkelijk worden gemaakt voor diverse
categorieën huishoudens. Daarvoor wordt een scala aan middelen ingezet: samenvoeging van
woningen, sloop en nieuwbouw, verkoop aan huurders en verbetering van de woonomgeving.
Tegelijkertijd wordt gewerkt aan de verbetering van de openbare ruimten en het
voorzieningenniveau. Het ten westen van Scheveningen gelegen Duindorp is een voorbeeld
waar deze problemen aangepakt worden. In Duindorp staan 3098 woningen waarvan 2000
woningen in het bezit zijn van Vestia. De woningen zijn kleine en hebben bouwtechnische
gebreken. Van deze 2000 woningen zullen er de komende tien jaar 900 worden gerenoveerd
en samengevoegd. Van de nieuwe woningen is 50% huur en 50% koop. 1100 woningen zullen
worden gesloopt en vervangen door 400 huurwoningen en 350 koopwoningen (Vestia Estrade
Groep, 2000).
Download