Antwoorden Monohybride Kruisingen

advertisement
1 Antwoorden Monohybride Kruisingen ☻☺☺☺☺☺
1)
A = zwart haar, a = wit haar
P:
Aa
x
Aa
F1:
A
AA
Aa
A
a
a
Aa
aa
Alleen genotype aa geeft wit haar, dus 25 %
2)
a) Eigenschap C (= A)
b) Aa
c) Aa
d) AA of Aa
3)
zwart : wit = 1 : 1
de witte ouder heeft als genotype aa en de zwarte nakomeling heeft als genotype Aa
Dus
aa
x
A
Aa
Aa
a
a
Aa
1
4)
:
:
Aa
a
aa
aa
aa
1
zwart :
1
:
wit
1
A = rechtshandig, a = linkshandig
Vader en moeder hebben beide genotype Aa, omdat ze beide een linkshandige ouder (aa)
hebben
P:
Aa
x
Aa
F1:
A
AA
Aa
A
a
a
Aa
aa
Dus 25 % kans op aa oftewel links handig. De kans op een dochter is 50 %. Dus ¼ x ½ = 1/8
5)
Intermediar betekent:
R R
Rood = I I
W W
Wit
=I I
R W
Rose = I I
F1:
R W
I I
F2
R
I
W
I
x
R W
I I
R
W
I
R R
I I
R W
I I
I
R W
I I
W W
I I
R W
50 % zal dus het genotype I I hebben. 50 % van 32 = 16 nakomelingen
Biologiepagina.nl-
2 Antwoorden Bloedgroepen ☻☻☺☺☺☺
1)
A A
A
Man heeft I I of I i
A B
Vrouw heeft I I
A A
P:
A B
A
I I x I I
A
B
I
A A
I I
A A
I I
F1
A
I
A
I
A B
I i x I I
I
A B
I I
A B
I I
A
I
A A
I I
A
I i
F1
A
I
i
B
I
A B
I I
B
I i
Uit de 2 tabellen blijkt dat bloedgroep A, B en AB kunnen voorkomen, dus antwoord C
2)
A
Bloedgroep O heeft genotype ii. Dit houdt in dat vader met bloedgroep A genotype I i heeft.
B
Moeder met bloedgroep B genotype I i.
A
P:
B
I i x I i
B
I
A B
I I
B
I i
F1
A
I
i
i
A
I i
ii
e
Uit de tabel blijkt dat genotype ii 1/4 kans heeft. Dus 25 % kans op bloedgroep O
3)
Antwoord E
De grootmoeders hebben bloedgroep 0 dus hun genotype is ii. Hun kinderen (vader en
moeder) krijgen dus het allel i.
A B
De grootvaders hebben bloedgroep AB dus hun genotype is I I . Hun kinderen (vader en
A
B
moeder) krijgen een I of een I .
A
B
Vader en moeder zijn dus I i of I i.
Er zijn vier mogelijkheden:
B
B
vader heeft I i en moeder heeft I i . Van de vier nakomelingen hebben er 3 bloedgroep B.
B
A
vader heeft I i en moeder heeft I i . Van de vier nakomelingen heeft er 1 bloedgroep B.
A
B
vader heeft I i en moeder heeft I i . Van de vier nakomelingen heeft er 1 bloedgroep B.
A
A
vader heeft I i en moeder heeft I i . Van de vier nakomelingen heeft er 0 bloedgroep B.
Van de 16 nakomelingen hebben er 5 bloedgroep B.
4)
R = Rh
r = Rh
A
Vader heeft genotype I i Rr
B
Moeder heeft genotype I i rr
+
A
-
B
A
I i x I i geeft ¼ kans op een kind met bloedgroep A (I i)
+
Rr x rr geeft ½ kans op een kind met rhesusfactor Rh (Rr)
e
¼ x ½ = 1/8 kans op een kind met bloedgroep A
+
Biologiepagina.nl-
3 Antwoorden X-Chromosomaal ☻☻☻☺☺☺
1)
A
X = normale vleugels met dwarsaders
a
X = vleugels zonder dwarsaders
a
P:
a
A
X X en X Y
A
X
A a
X X
A a
X X
F1
a
X
a
X
A
F2:
a
Y
a
XY
a
XY
a
X X en X Y worden gekruist
a
X
A a
X X
a a
XX
F2
A
X
a
X
Y
A
X Y
a
XY
A
a
a
a
a
a
Dus een vrouwelijke nakomeling in de F2 = X X of X X . X X is zonder dwarsaders, dus 50%
2)
14
Als het X-chromosomaal is moet vader 8 het X-chromosoom (met het allel A) aan al zijn
dochters geven. Dochter 14 had dus rood haar moeten hebben
3)
0%
A
X = gezond
a
X = ziekte
A
Vader 8 heeft het dominante kenmerk (X Y)en geeft dit aan zijn dochters.
A A
A a
Moeder 7 heeft genotype X X of X X .
A
A
X X
A a
X X
4)
A
X Y  100% gezonde kinderen
A
A a
A A
X Y  Dochters met X X of X X  100% gezond
x
x
A
X = breed bladeren
a
X = smalle bladeren
A
X X
a
A
x
X Y
A
X
A A
X X
A a
X X
F1
A
X
a
X
Y
A
X Y
a
XY
Breed : smal bij man = 1 : 1
Breed : smal bij vrouw = 1 : 0, Dus antwoord B
5)
A
a
F1
A
X
A
X
X
A A
X X
A A
X X
X = gezond, X = hemofilie
A
Vader heeft genotype X Y
A a
A A
Moeder heeft 50% kans dat ze X X heeft en 50% kans op X X (haar ouders waren namelijk
A a
A
een kruising van X X x X Y)
A
Y
A
X Y
A
X Y
A
X
A A
X X
A a
X X
F1
A
X
a
X
a
Y
A
X Y
a
XY
a
Uit beide kruisingen komen geen dochters met X X , dus 0% van de dochters zal hemofilie
hebben
A
a
Bij de jongens komt 3x X Y voor en 1x X Y, dus 25% kans op hemofilie bij een zoon
Biologiepagina.nl-
4 Antwoorden Dihybride Kruisingen ☻☻☻☻☺☺
1)
a)
b)
c)
d)
e)
♀AB
♀Ab
♀aB
♀ab
2)
A = zwart
B = krul
a = blond
b = sluik
Moeder is AaBb, Vader is aabb
AABB, AaBb, AABb of AaBB
Van moeder, is 50 %
Van moeder, is ook 50 %
½ x ½ = 25 % (andere manier is om het via onderstaande tabel te berekenen)
♂ab
AaBb
Aabb
aaBb
aabb
♂ab
AaBb
Aabb
aaBb
aabb
♂ab
AaBb
Aabb
aaBb
aabb
♂ab
AaBb
Aabb
aaBb
aabb
Antwoord D
Twee grote planten worden gekruist en dit levert zowel grote als kleine planten op, dit betekent dus:
Groot = dominant = E
Klein = recessief = e
Deze kruising moest Ee x Ee zijn geweest, anders komen er geen kleine planten uit
Of wit of rood dominant is kun je hier niet bepalen. Wel weet je dat de ouderplant niet homozygoot
dominant was (FF), want dan waren alle nakomelingen alleen rood of alleen wit geweest. De ouderplant
moet dus Ff of ff zijn
3)
4 verschillende namelijk: EFG, EFg, EfG en Efg
4)
Antwoord B
Bij kruising A en C zal 100% van de nakomelingen een walnootkam hebben
B: PPQq x ppQq = 12/16 = 75 %
PQ
PQ
Pq
Pq
pQ
PpQQ
PpQQ
PpQq
PpQq
pQ
PpQQ
PpQQ
PpQq
PpQq
pq
PpQq
PpQq
Ppqq
Ppqq
pq
PpQq
PpQq
Ppqq
Ppqq
pQ
PpQQ
PpQq
ppQQ
ppQq
pq
PpQq
Ppqq
ppQq
ppqq
D: PpQq x PpQq = 9/16 = 56 %
PQ
Pq
pQ
pq
5)
Pq
PPQq
PPqq
PpQq
Ppqq
De ouders zijn AaBb x AaBb; de kans op AA = 1/4 en de kans op BB = 1/4 dus de totale kans is 1/4 . 1/4
= 1/16. Zie ook de tabel:
♀AB
♀Ab
♀aB
♀ab
6)
PQ
PPQQ
PPQq
PpQq
PpQq
♂AB
AABB
AABb
AaBB
AaBb
De kans op aabbccdd is
♂Ab
AABb
AAbb
AaBb
Aabb
♂aB
AaBB
AaBb
aaBB
aaBb
♂ab
AaBb
Aabb
aaBb
aabb
Aa x aa  50% kans op aa
Bb x Bb  25 % kans op bb
Cc x cc  50 % kans op cc
dd x Dd  50 % kans op dd
Dus: 1/2 x 1/4 x 1/2 x 1/2 = 1/32
Biologiepagina.nl-
5 Antwoorden Dihybride Kruisingen (gekoppeld) ☻☻☻☻☻☺
1)
AA = rood
BB = groot
aa = wit
Bb = groot
Aa = roze
bb = klein
Let op: A en b zijn gekoppeld!!! Dus op hetzelfde chromosoom.
AaBb x AaBb
De planten kunnen door koppeling nu maar twee geslachtscellen vormen: Ab of aB
Ab
AAbb
(rood,
klein)
AaBb
(roze,
groot)
Ab
aB
aB
AaBb
(roze,
groot)
aaBB
(wit,
groot)
Dus bij kleine planten alleen rode bloemen. Bij de grote planten roze en wit. Dus antwoord B
2)
Antwoord A
Z= zwart
z = wit
R = ruw
r = glad
ZZRR
zzrr
x
 100% ZzRr
F2: ZzRr x ZzRr
Als deze NIET gekoppeld waren zou je de volgende nakomelingen krijgen:
ZR
Zr
zR
zr
ZR
ZZRR
ZZRr
ZzRR
ZzRr
Zr
ZZRr
ZZrr
ZzRr
Zzrr
zR
ZzRR
ZzRr
zzRR
zzRr
zr
ZzRr
ZZrr
zzRr
Zzrr
e
In deze tabel is 9/16 oftewel 56 % zwart-ruwharig
Als deze genen wel gekoppeld waren (ZR gekoppeld, zr gekoppeld) dan krijg je:
ZR
zr
ZR
ZZRR
ZzRr
zr
ZzRr
zzrr
e
In deze tabel is 3/4 (75%) zwart-ruwharig. Wit en glad zijn dus gekoppeld, antwoord A
3)
Chromosoom 1:
EF gekoppeld
ef gekoppeld
Chromosoom 2:
GH gekoppeld
gh gekoppeld
EeFfGgHh kan maken:
EFGH
EFgh
efGH
efgh
Totaal dus 4 geslachtscellen, antwoord B
Biologiepagina.nl-
6 Antwoorden Gemengde Oefentoets ☻☻☻☻☻☻
1)
a)
rrpp x RRPP  RrPp
b)
P: PpRr × pprr, kans op PpRr = 1/2 × 1/2 = 1/4.
PR
Pr
pR
pr
2)
pr
PpRr
Pprr
ppRr
pprr
pr
PpRr
Pprr
ppRr
pprr
pr
PpRr
Pprr
ppRr
pprr
pr
PpRr
Pprr
ppRr
pprr
a)
recessief (uitleg zie onder)
b)
niet af te leiden (of het gen X-chromosomaal of niet X-chromosomaal is)
Uitleg:
Twee ouders zonder ziekte (wit hokje) krijgen en kind met ziekte (zwart hokje). De
ouders hebben dus het allel van de ziekte en het is niet zichtbaar. Het gen van deze
ziekte is dus recessief.
Je kunt alleen bepalen of een gen X-chromosomaal kan zijn. Er moet dan aan de
volgende twee voorwaarden zijn voldaan.
Een recessieve moeder (aa) krijgt alleen zonen die recessief zijn (a-). Dus een zwart
rondje krijgt geen wit vierkantje als kind.
Een dominante vader (A-) krijgt alleen dochters die dominant zijn (A?). Dus een wit
vierkantje krijgt geen zwart rondje als kind.
In de stamboom wordt aan beide voorwaarden voldaan dus het gen kan Xchromosomaal zijn. Je weet het echter niet zeker.
A
A
a
3)
De man is X YBb en de vrouw X X Bb. De helft van de zonen krijgt het allel a van de moeder
en is dus kleurenblind.
Bij de kruising Bb x Bd is 1/4 deel bb (blauwe ogen). De totale kans wordt: 1/2 x 1/4 = 1/8.
4)
Een juiste berekening leidt tot de uitkomst 1/16.
De kans dat V en W beide heterozygoot zijn / het gen r bezitten, is ½ x ½ = ¼
Bij de kruising Rr x Rr is er een kans van ¼ dat het kind rr krijgt
De kans op een (homozygoot) kind met genotype rr is dus ¼ x ¼ = 1/16
5)
Antwoord A
B
Het allel I is gekoppeld aan het allel N.
Het allel i is gekoppeld aan het allel n
Kind III-3 en III-4 zouden de afwijking dan ook moeten hebben. Blijkbaar is door crossing-over
B
de combinatie I en n ontstaan (geen afwijking).
6)
In de zygote komen alleen mitochondriën van de moeder voor.
Een eicel bevat chromosomen (kern) en cytoplasma met mitochondriën. De zaadcel heeft
alleen chromosomen en geen cytoplasma met mitochondriën.
X-chromosomale overerving als verklaring is niet juist. Bij X-chromosomale overerving
chromosomen zijn betrokken. Chromosomen bevinden zich bij de mens alleen in de kern. Het
gaat om DNA buiten de kern.
Biologiepagina.nl-
Download