Inleiding Doel: Het optimaliseren van de zorg voor zwangeren met Diabetes Mellitus (DM) en van de patiënten met Diabetes Gravidarum (DG) om de maternale, foetale en neonatale complicaties te minimaliseren. Omschrijving van het probleem: Diabetes tijdens de zwangerschap gaat gepaard met een verhoogde kans op maternale, foetale en neonatale mortaliteit en morbiditeit, zoals prematuriteit, structurele afwijkingen, perinatale sterfte, foetale macrosomie en neonatale hypoglykemieën. Een zo goed mogelijke glucoseregulatie, zowel preconceptioneel als gedurende de zwangerschap, is van groot belang voor vermindering van bovengenoemde complicaties. In Nederland worden jaarlijks circa 400 zwangere vrouwen met DM type 1 behandeld (incidentie 0,2%). Het aantal zwangere vrouwen met DM type 2 is vergelijkbaar of zelfs hoger dan dat met DM type 1. Daarnaast zijn er vrouwen bij wie diabetes tijdens de zwangerschap wordt vastgesteld. Diabetes gravidarum komt in ongeveer 3-5% van alle zwangerschappen voor. (NVOG richtlijn) Definities / Diagnose Diabetes Mellitus: stofwisselingsziekte die ontstaat als gevolg van een insulinetekort Type 1: absoluut insulinetekort ten gevolge van primaire aanmaakstoornis Type 2: relatief insulinetekort + ongevoeligheid Diabetes gravidarum: Elke vorm van hyperglycemie die tijdens de zwangerschap wordt ontdekt. Beleid Zie preconceptioneel, polikliniek en kliniek - preconceptioneel Alle patiënten met diabetes moeten pre-conceptioneel of bij intake worden gecounseld over de effecten van diabetes op de zwangerschap en van de zwangerschap op diabetes. Patiënten moeten weten dat de kans op een miskraam niet verhoogd is wanneer er een goede glucoseregulatie is. De kans op structurele afwijkingen is wel verhoogd; 2-3% in de algemene zwangerenpopulatie versus 8.8 % in de zwangerenpopulatie met diabetes. De meest voorkomende structurele afwijkingen bij diabetische zwangeren zijn hartafwijkingen, urogenitale afwijkingen en neurale buis defecten. DM geeft geen verhoogd risico op chromosomale afwijkingen. In de zwangerschap hebben vrouwen met DM type 1 een verhoogde kans (12%) om pre-eclampsie te ontwikkelen. Ook wordt een derde van de kinderen prematuur geboren (meestal iatrogene vroeggeboorte). Diabetes Mellitus geeft een verhoogd risico op macrosomie; in Nederland heeft 50% van de pasgeborenen van vrouwen met DM type 1 een geboortegewicht >p90. Strikte glucoseregulatie, vooral in het tweede trimester van de zwangerschap, lijkt bij te dragen aan een normale foetale groei. Een andere risicofactor voor foetale macrosomie is de geboorte van een eerder kind met een geboortegewicht boven de P90. Plotselinge intrauteriene sterfte betreft vooral macrosome kinderen en het is aannemelijk dat hierbij hoge en/of sterk fluctuerende maternale glucosewaarden een rol spelen. Vóór een zwangerschapsduur van 35 weken is een intra-uteriene sterfte zeldzaam, terwijl het risico lijkt toe te nemen vanaf 38 weken. - polikliniek Pre-existente diabetes: De gynaecoloog, arts-assistent of verloskundige beperkt zich tot de obstetrische controles (Tabel 1). Wel wordt van de obstetrisch behandelaar verwacht bij elke routinecontrole te vragen naar de glucosewaarden en bij hyperglycemie de internist of diabetesverpleegkundige te consulteren. De glucosecontroles en regulatie worden gedaan door de behandelend internist of diabetesverpleegkundige (via secretariaat diabetespoli telnr.2329). Van pre-conceptie tot 12 weken amenorroeduur is het advies om Foliumzuur 5mg/dag in te nemen in verband met het verhoogde risico op neurale buis defecten. Wanneer de zwangerschap is bevestigd dienen orale glucoseverlagende middelen, behalve metformine, te worden omgezet in insuline. Vanwege de verhoogde kans op macrosomie en een polyhydramnion in de zwangerschap worden routinematig echoscopisch de biometrie en hoeveelheid vruchtwater vervolgd vanaf 24 weken. Tabel 1: Obstetrische controles zwangerenpopulatie met Diabetes Mellitus Amenorroeduur Zorghandeling Preconceptioneel Advies Foliumzuur 5mg/dag Counselen gevolgen diabetes en zwangerschap en vice versa Intake Contact internist (wanneer nog niet verricht) Anamnese, voorgeschiedenis 7-9 weken Vaststellen vitaliteit zwangerschap en bepalen termijn Bepalen TSH en fT4 11-12 weken Eerste trimester screening aanvragen Routine-controle 20 weken 24 weken 28 weken 32 weken 34 weken 36 weken NT-meting aanraden in verband met verhoogd risico op congenitale hartafwijkingen GUO1 Routinecontrole met biometrie en beoordelen vruchtwater Routinecontrole met biometrie en beoordelen vruchtwater Routinecontrole met biometrie en beoordelen vruchtwater Routinecontrole Routinecontrole met biometrie en beoordelen vruchtwater 38 weken Plannen primen/inleiding bij 38 weken Bij diabetes mellitus: opname A5/A6 ter priming/inleiding Diabetes Gravidarum: Screening: De screening vindt plaats zowel in het eerste als in het tweede trimester bij patiënten met de volgende risicofactoren: Diabetes Gravidarum in voorgeschiedenis een BMI > 30 (kg/m2) bij de eerste prenatale controle een eerder kind met een geboortegewicht > P95 of > 4500 gram eerstegraads familielid met diabetes mellitus bepaalde etnische groepen waarin diabetes veel voorkomt (Zuid-Aziaten, o.a Hindoestanen, Afro-Caribiërs, vrouwen uit het Midden-Oosten, Marokko en Egypte) onverklaarde intra-uteriene vruchtdood in de voorgeschiedenis polycysteus-ovariumsyndroom Screeningsmethoden en definities: Orale Glucose Tolerantie test (OGTT) Na minimaal een dag normaal eten en na minimaal 8 uur en niet langer dan 16 uur vasten wordt in het laboratorium een nuchter bloedglucose bepaald. Hierna wordt 75 gram glucose oplossing ingenomen. Vervolgens wordt 2 uur na inname een bloedglucose bepaald. Glucose (Challenge) Provocatie Test (GCT) Kan zonder voorbereiding direct worden uitgevoerd. Hier worden de bloedglucose waarden voor en één uur na inname van een 50 grams glucose oplossing gemeten. Hypoglycemie: bloedglucosewaarden rond of onder de ondergrens van normoglycemie: < 3,5 mmol/l. Hyperglycemie: bloedglucose waarden groter dan de bovengrens van normoglycemie: >6,0 mmol/l en 7,8 mmol/l niet nuchter. Schema 1: Diagnostiek diabetes gravidarum na identificatie verhoogd risico Screening eerste trimester (bij de eerste prenatale controle) De screening bij vrouwen met bovengenoemde risicofactoren wordt vroeg in de zwangerschap gedaan met een 50 grams GCT test om een niet eerder ontdekte preexistente diabetes mellitus op te sporen. Screening tweede trimester (zwangerschapsduur 24-28 weken) Bij vrouwen met een van de bovenstaande risicofactoren wordt een 50 grams GCT gedaan. Een GCT is afwijkend indien één uur na belasting de glucosewaarde > 7,8 mmol/l is. Patiënte hoeft voor deze test niet nuchter te zijn. Een afspraak bij het laboratorium is niet nodig, maar de test kan alleen worden gedaan op locatie Sophia. Indien een grenswaarde (een afwijkend glucosewaarde van 7.2 tot 7.7 mmol/l) wordt een 75 gram OGTT gedaan. Hiervoor moet men wel nuchter zijn. Bij vrouwen met een Diabetes Gravidarum in de voorgeschiedenis wordt geadviseerd om ook bij een zwangerschapsduur van 16 weken al een GCT te verrichten. Is de uitslag normaal, dan dient een GCT alsnog te worden herhaald bij een zwangerschapsduur van 24-28 weken. Diagnostiek: Diagnostiek naar Diabetes Gravidarum wordt verricht op indicatie indien in het tweede trimester (of later in de zwangerschap) een symptoom verdenking geeft op Diabetes Gravidarum. Bij de volgende criteria dient diagnostiek te worden verricht: Polyhydramnion (AFI >- 20 of diepste pocket>/ 8 cm) Macrosomie (geschatte gewicht of AC >/ p 95) Klachten; bv. polydipsie Diagnostiek wordt verricht door middel van een 50 grams GCT (schema 1). Poliklinische controles Diabetes Gravidarum: Poliklinische controles bij patiënten met een verhoogd risico op het ontwikkelen van een diabetes gravidarum of die een diabetes gravidarum hebben ontwikkeld in de zwangerschap welke behandeld wordt met een dieet of met insuline. Patiënten met een diabetes gravidarum welke enkel een dieet gebruiken kunnen worden begeleid door een eerstelijns verloskundige. Wanneer patiënten insuline gebruiken zal de zwangerschap in de tweede lijn worden begeleid. Behandeling: Bij een afwijkende GCT of OGTT (zie schema 1) wordt patiënte vanuit het laboratorium direct verwezen naar de polikliniek interne geneeskunde. Behandeling en regulatie van de diabetes gravidarum wordt in de Isala klinieken begeleid door de internisten en/of diabetesverpleegkundigen. Richtlijnen hiervoor zijn vastgelegd in onderstaande Isala protocollen: Protocol Isala: Zwangerschapsdiabetes; begeleiding en regulatie Protocol Isala: Zwangerschapsdiabetes; diagnostiek en begeleiding De gynaecoloog, verloskundige en/of arts-assistent begeleidt de zwangerschap en verricht de obstetrische controles. Wel wordt van de obstetrisch behandelaar verwacht bij elke routinecontrole te vragen naar de glucosewaarden en bij hyperglycemie de internist of diabetesverpleegkundige te consulteren. De glucosecontroles en regulatie worden gedaan door de behandelend internist of diabetesverpleegkundige (via secretariaat diabetespoli telnr. 2329). Tabel 2: Obstetrische controles zwangerenpopulatie met Diabetes Gravidarum Amenorroeduur Zorghandeling Preconceptioneel Advies Foliumzuur Intake Anamnese, voorgeschiedenis 7-9 weken Vaststellen vitaliteit zwangerschap en bepalen termijn Eerste trimester screening aanvragen Glucosescreening nuchter of random bij risicofactoren 11-12 weken 20 weken 24 weken 28 weken Indien afwijkend: GCT Routine-controle NT-meting wanneer gewenst SEO Routinecontrole met biometrie. Bij hoog risico en eerder geen afwijking, GCT herhalen Routinecontrole met biometrie en beoordelen vruchtwater. Bij hoog 32 weken 34 weken 36 weken risico en eerder geen afwijking, GCT herhalen Routinecontrole met biometrie en beoordelen vruchtwater Routinecontrole Routinecontrole met biometrie en beoordelen vruchtwater Plannen inleiding bij 38 weken indien er sprake is van Diabetes gravidarum met insulinegebruik 38 weken 40 weken Diabetes gravidarum met macrosomie Bij diabetes met insuline en/of macrosomie: opname A5/A6 ter priming/inleiding Indien diabetes met dieet: routinecontrole Routinecontrole met biometrie en beoordelen vruchtwater Opname A5/A6 ter priming/inleiding - kliniek Pre-existente diabetes met insuline (type I of type II): Bij een amenorroeduur van 38+0 weken wordt patiënte opgenomen op afdeling A5 voor primen of inleiden. Eerder termineren van de zwangerschap kan overwogen worden bij slechte glucose regulatie maar moet individueel worden bepaald na overleg met een perinatoloog, een internist en eventueel een kinderarts of neonatoloog, afhankelijk van de zwangerschapsduur. Voor de geplande partus overleg met de internist/diabetesverpleegkundige over insulinebeleid durante partu. (Zie ook verpleegkundige protocol Diabetes en zwangerschap Type1 en Type 2). Elk uur bloedglucose controles door patiënte zelf of door de verpleegkundige. Bij een sectio (nuchter blijven) ook géén insuline meer spuiten en géén glucoseinfuus; indien bij herhaling glucosewaarden > 8mmol/l of <4 mmol/l overleggen met de internist. Bij een sectio voor operatie bloedglucose laten meten. Direct na de partus of sectio wordt bij een diabetes type 1 of 2 patiënte de insuline dosering gehalveerd of eventueel op de bekende dosering insuline van voor de zwangerschap afgesproken door de consulent. Consult kinderarts (Freeset 7389). Glucosecontroles pasgeborene 1,4 en 7 uur postpartum. Diabetes gravidarum: Bij patiënten met een optimale glucoseregulatie zonder insuline en zonder complicerende factoren (PIH, foetale macrosomie, IUGR etc) een spontane vaginale baring afwachten. Normaal obstetrisch beleid. Wanneer patiënte insuline heeft gebruikt zal zij worden geprimed of ingeleid bij 38+0 weken. Als er sprake is van macrosomie (geschatte gewicht of AC >/ p 95) dan is er ook een indicatie tot primen of inleiden bij 38+0 weken, omdat kennelijk de diabetes toch niet optimaal is ingesteld. Bij diabetes gravidarum zonder insuline of macrosomie, inleiden/primen bij 40 weken. Durante partu: Bij insulinegebruik bloedglucosecontroles a 1 uur door patiënte zelf of door verpleegkundige Bij weeën insuline staken (niet meer eten is niet meer spuiten). Bij oplopende glucoses > 8 mmol/l insuline in overleg met de internist hervatten. - post partum Pre-existente diabetes: Ontslag naar huis kan pas plaats vinden na overleg met de internist als de patiënte niet ontregeld blijkt met hyper- of hypoglycemie (pre-existente diabetes met insuline). Diabetes gravidarum: Consult kinderarts indien insulinegebruik (7389). Glucosecontroles pasgeborene 1,4 en 7 uur postpartum. Bij zwangerschapsdiabetes wordt de insuline vanaf de partus geheel gestaakt. De bloedglucose dagcurves de eerste 2 dagen 4dd blijven meten; blijven de glucoses normaal zonder insuline dan is er geen diabetes meer, bij glucoses > 10 mmol/l overleg internist Nacontrole 6-8 weken postpartum bij eigen internist/diabetesverpleegkundige Diversen Deze richtlijn is samengesteld op basis van de NVOG richtlijn Diabetes Mellitus en zwangerschap en de Engelse NICE guideline Diabetes in pregnancy. Verder wordt verwezen naar de onderstaande Isala protocollen Protocol Isala: Zwangerschapsdiabetes; begeleiding en regulatie Protocol Isala: Zwangerschapsdiabetes; diagnostiek en begeleiding Protocol Isala: Diabetes en zwangerschap Type 1 en Type 2, verpleegkundige protocol Auteur(s) G. Mantel M. Kenkhuis