Vier grote Goddelijke mysteries. A: De wijsheid van God. Kol.2:2-3 Zo wil ik hen bemoedigen en hen in liefde bijeenhouden, opdat ze tot de volle rijkdom van allesomvattend inzicht komen, tot de kennis van Gods mysterie: Christus, in wie alle schatten van wijsheid en kennis verborgen liggen. Kol.1:25b-27 …opdat Zijn boodschap in al haar volheid verkondigd wordt: het mysterie dat in alle eeuwen en voor alle generaties verborgen is geweest, maar nu aan Zijn heiligen onthuld is. Aan hen heeft God bekend willen maken hoe glorierijk dit mysterie is voor alle volken: Christus is in u, Hij is uw hoop op Goddelijke luister. Het boek Spreuken is op een schitterende manier ingedeeld, want de eerste 9 hoofdstukken zijn een prachtig betoog over de schoonheid van de wijsheid van God; maar Kol.2:3 zegt dat alle schatten van Gods wijsheid en kennis verborgen zijn in Christus. Wanneer wij vanuit dat gezichtspunt Spreuken 8 lezen, komen we tot de ontdekking dat we op dat moment één van de mooiste profetieën over onze Heer Jezus Christus lezen. Spr.8:22-31 spreekt over Jezus als de Zoon van God voordat de schepping gemaakt werd; Spr.8:1-2 spreekt over de heuvel Golgotha waar Jezus ons tot Zich roept, en deze oproep klinkt door tot in vers 21. Aan het eind herhaalt Spr.8:32-36 deze oproep met een dringende waarschuwing, want het is een zaak van leven of dood. Hoofdstuk 10 t/m 29 is een aaneenschakeling van vele wijze uitspraken, maar hoofdstuk 30 en 31 vormen het sluitstuk van het boek Spreuken. Hoofdstuk 30 begint met de zoektocht van een man die Agur, zoon van Jake, heet; de naam Agur komt van het Hebreeuwse werkwoord ‘agar’ dat de betekenis van verzamelen heeft, terwijl de naam Jake van een werkwoord afstamt dat de betekenis van horen heeft. Deze man Agur is dus een hongerige verzamelaar van alles wat hij gehoord heeft, en deze zoektocht naar God is een levenslange reis voor hem geworden. Uiteindelijk vraagt hij naar de naam van God en naar de naam van Gods Zoon (30:4) en vervolgens wijst hij naar de bron waar wij het antwoord kunnen vinden, namelijk het woord van God (30:5). Tenslotte vraagt hij om de sobere levensstijl van voedsel en waarheid tot eer van God (30:7-9); deze persoon is een symbool van de gelovigen van de eindtijd die hongeren naar God en hun hele leven investeren in het zoeken naar de diepten van de Vader en de Zoon. Spr.30:10-17 is echter het symbool van de generatie ongelovigen van de eindtijd; want zij vervloeken hun ouders, leven in vuiligheid en trots, zijn sterk met hun woorden maar zij onderdrukken de arme mensen op aarde (30:11-14). Zij hebben een vreselijke mentaliteit van bloedzuigers die alleen maar het woord ‘geef’ in de mond nemen, maar nooit stilstaan bij uitdelen aan anderen. Deze generatie van de eindtijd wordt o.a. beschreven in: Dan.12:10, Matt.13:25+38b, 2Tess.2:9-12, 1Tim.4:1, 2Tim.3:1-4, Openb.9:20-21. Spr.30:18-31 bevat echter vier geweldige mysteries die in profetische beeldspraak tot ons komen; zoals alle natuurlijke dingen een natuurlijke vervulling hebben maar daarnaast ook nog een beeldspraak zijn voor geestelijke waarheden (Ps.19:1-5), zo geldt dat ook voor de vier grote mysteries die in dit gedeelte genoemd worden. Daarna wordt het boek Spreuken op een onvoorstelbaar mooie profetische wijze afgesloten met een profetisch openbaring over de Koning en als laatste een profetische openbaring over de Bruid. A: Het mysterie van leven met God. Spr.30:18-19 Drie dingen zijn te wonderlijk voor mij, vier dingen kan ik niet bevatten: de vlucht van een arend hoog aan de hemel, het glijden van een slang over de rots, de vaart van een schip op volle zee, de weg van een man naar een meisje. Dit gedeelte spreekt over vier aspecten van ons leven met God; het eerste aspect is het leven op geestelijke hoogte, het tweede aspect is het leven in overwinning, het derde aspect is het leven in de storm, en het vierde aspect is het leven in intimiteit. Wanneer wij op zoek zijn naar geestelijk inzicht en openbaring over een bepaald onderwerp in de Bijbel, is het verstandig om op zoek te gaan naar de allereerste tekst in de Bijbel die over dat onderwerp spreekt; wanneer wij die tekst ontdekt hebben, hebben wij onmiddellijk 1 een sleuteltekst over dat betreffende onderwerp te pakken. Dit wordt onder andere door de apostel Paulus toegepast op het onderwerp van de rechtvaardiging door het geloof, want Paulus bewijst dat mensen niet door de wet van Mozes gerechtvaardigd worden maar door het geloof. En hij gebruikt daarvoor de allereerste tekst in de Bijbel die over geloof spreekt, en dat is Gen.15:6; Abram geloofde God en Hij rekende hem dat toe als een rechtvaardige daad. Paulus gebruikt deze tekst in Rom.4:3 en Gal.3:6 om te bewijzen dat mensen voor God niet rechtvaardig zijn door wat ze doen maar doordat ze God vertrouwen in wat Hij zegt; met ons vertrouwen in God verschaffen wij Hem veel vreugde (Hebr.11:6). Dit principe kunnen wij ook toepassen op alle natuurlijke beelden die wij in deze teksten van het boek Spreuken tegenkomen, en dan ontdekken wij sleutelprincipes voor de geestelijke interpretatie van deze teksten, zonder daarmee afbreuk te doen aan de natuurlijke betekenis van deze teksten. Zo gebruikt Paulus bijvoorbeeld de tekst uit Deut.25:4 om een geestelijk principe uit te leggen, en hij doet dat in 1Kor.9:9 en 1Tim.5:18 zonder dat hij daarmee de natuurlijke betekenis wil afschaffen. A1: Leven op geestelijke hoogte. Spr.30:19 De vlucht van een arend hoog aan de hemel. Het is ongelooflijk fascinerend om te zien dat de allereerste tekst in de Bijbel over een arend door de Heer toegepast wordt op Zichzelf; daarbij komt ook nog dat de Heer Zichzelf met een arend vergelijkt aan het begin van Israëls reis door de woestijn, maar ook aan het eind van deze reis door woestijn. Ex.19:3-4 Mozes ging de berg op, naar God. De HEER riep hem vanaf de berg toe: Zeg tegen het volk van Jakob, laat de kinderen van Israël weten: Jullie hebben gezien hoe Ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe Ik je op adelaarsvleugels gedragen heb en je hier bij Mij heb gebracht. Deut.32:11-12 Zoals een arend over zijn jongen waakt en voortdurend erboven blijft zweven, zijn vleugels uitspreidt en zijn jongen daarop draagt, zo heeft de HEER Zijn volk geleid, hij alleen: geen andere god stond hem bij. God gebruikt het beeld van een arend om Zijn eigen hartsgesteldheid ten opzichte van Zijn volk duidelijk te maken; daarom is de arend een van de vier beeldende aspecten die wij terugvinden in visioenen over de troon van God, zie Ezech.1:10, 10:14, Openb.4:7. Onze Heer schaamt Zich dus niet om een arend te gebruiken als afbeelding van Zijn troon en Zijn hartsgesteldheid. En het is deze karaktereigenschap van God die ons van geestelijke kracht voorziet, waardoor wij in staat zijn om met hernieuwde energie uit te stijgen boven moeilijke omstandigheden waarin wij verkeren. Ps.103:1-5 Prijs de HEER, mijn ziel, prijs, mijn hart, Zijn heilige naam. Prijs de HEER, mijn ziel, vergeet niet één van Zijn weldaden. Hij vergeeft u alle schuld, Hij geneest al uw kwalen, Hij redt uw leven van het graf, Hij kroont u met trouw en liefde, Hij overlaadt u met schoonheid en geluk, uw jeugd vernieuwt zich als een adelaar. Jes.40:29-31 Hij geeft de vermoeide kracht, de machteloze geeft Hij macht in overvloed. Jonge strijders worden moe en raken uitgeput, zelfs sterke helden struikelen, maar wie hoopt op de HEER krijgt nieuwe kracht: hij slaat zijn vleugels uit als een adelaar, hij loopt, maar wordt niet moe, hij rent, maar raakt niet uitgeput. Openb.12:13-14 Toen de draak zag dat hij op de aarde gegooid was, achtervolgde hij de vrouw die een zoon gebaard had. Maar de vrouw kreeg de twee vleugels van de grote adelaar om naar haar plaats in de woestijn te vliegen, waar gedurende een tijd en twee tijden en een halve tijd voor haar gezorgd zou worden, buiten het bereik van de slang. Het is niet voor niets dat de schrijver van Spreuken 30 zijn verwondering uitspreekt over de vlucht van een arend hoog aan de hemel; deze vlucht van de arend spreekt van de diverse karaktereigenschappen van God die Hij in ons leven uitwerkt. Wijsheid. Een van de cherubs lijkt op een adelaar (Ezech.1:10). Er staat in Openb.4:7 speciaal bij dat het gaat om een vliegende adelaar. De adelaar spreekt ook van een leven dat opstijgt tot in de hemelse sfeer. Daarmee symboliseert hij Gods hemelse wijsheid en gedachten die veel hoger zijn dan die van de mensen (Jes.55:8-9). Het gaat daarbij om het intellect en het 2 diepere innerlijk van God. Bij Gods wijsheid kunnen we denken aan drie eigenschappen, die min of meer in elkaar overvloeien: God is verstandig, creatief en rechtvaardig. Verstandig. De adelaar is een krachtige vogel die wel 8 kilogram kan wegen. Hij houdt van vliegen en heeft machtige vleugels (Ezech.17:3) die een spanwijdte van drie meter kunnen hebben. De adelaar kan zo hoog vliegen dat hij vanaf de grond niet meer te zien is. Men zegt dat ze zo hoog kunnen vliegen dat ze ijsafzetting krijgen op hun kop en vleugels. Dit zegt iets over de onnavolgbaarheid van Gods gedachten. De hoog vliegende adelaar heeft ook een uitstekend overzicht over wat er zich op de grond afspeelt. Zodoende beeldt de adelaar iets uit van God, namelijk dat Hij alles onderzoekt, alles ziet en alles weet. Creatief. De adelaar spreekt ook van vernieuwing (Ps.103:5). Dat is verwant aan Gods creativiteit, die niet alleen tot uitdrukking komt in de schepping, maar ook in het herscheppingswerk van de Heilige Geest. De arend laat zich omhoog voeren door de thermiek en kan zich verplaatsen met heel weinig beweging van de vleugels. Dit roept het beeld op van de gelovigen, die ontspannen kunnen leven als ze zich laten dragen door de Heilige Geest (Jes.40:31). Rechtvaardig. De hoog vliegende arend kan ook in verband worden gebracht met Gods waarachtigheid, gerechtigheid en oordeel. Het begrip ‘hoog’ kan namelijk geassocieerd worden met hoge morele normen, en het begrip ‘laag’ met morele verdorvenheid. God houdt er zeer hoge normen op na. Bij de uitvoering van Gods strafgerichten wordt de arend soms ook als beeld gehanteerd (Deut.28:49, Jer.4:12-13, Hos.8:1, Hab.1:8). Wij worden uitgenodigd om te leren vliegen met behulp van de Heilige Geest die als een volwassen adelaar ons op Zijn rug draagt (Deut.32:11) om ons vervolgens op grote hoogten los te laten, waardoor wij uitgedaagd worden zelf onze vleugels uit te slaan. Hoe vaker wij in onze relatie met de Heilige Geest grote geestelijke hoogten opzoeken, hoe sneller wij leren zweven op de draagkracht van hogere geestelijke luchtlagen. De schrijver van Spr.30:19 was terecht verwonderd over de vlucht van de adelaar, en de geestelijke lessen aan de hand van deze beeldspraak zullen ons hele leven in beslag nemen. Hoe hoger wij vliegen, hoe minder wij last hebben van de invloed van de wereld, en hoe meer wij beïnvloed worden door de schoonheid van de hemel. Kol.3:1-4 Als u nu met Christus uit de dood bent opgewekt, streef dan naar wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God. Richt u op wat boven is, niet op wat op aarde is. U bent immers gestorven, en uw leven ligt met Christus verborgen in God. En wanneer Christus, uw leven, verschijnt, zult ook u, samen met Hem, in luister verschijnen. A2: Leven in overwinning. Spr.30:19 Het glijden van een slang over de rots. De eerste slang in de Bijbel komen we natuurlijk tegen in Gen.3, waar de duivel de gedaante van een slang gebruikte om Eva tot zonde te verleiden; en deze zelfde duivel komen we ook als de oude slang tegen in het boek Openbaring (12:9,14, 15, 20:2). In Luc.10:19 vergelijkt Jezus de legermacht van de vijand met slangen en schorpioenen, en ook Paulus beschrijft de duivel in 2Kor.11:3 als de slang uit het paradijs. In Matt.23:15 omschreef Jezus de Farizeeën als zonen van de hel, en in vers 33 omschreef Hij hen als slangen en adders die niet aan het oordeel van de hel konden ontsnappen. Heel vaak in de Bijbel wordt God omschreven als de Rots van ons leven, in Deut.32(5x), 1Sam.2:2, 2Sam22(3x), 23:3, Psalmen (17x), Jesaja(5x), Hab.1:12. Het hier gebruikte Hebreeuwse woord voor rots is “tsuwr” net als het werkwoord dat ook “tsuwr” is; dit wordt zo vertaald: binden, vastbinden, belegeren, bezetten, in het nauw brengen, insluiten, opsluiten, vijandschap tonen, tegenstander zijn, als vijand behandelen. De Hebreeuwse betekenis van het begrip rots veronderstelt dus een vijandschap met de slang die over de rots kruipt, en het is duidelijk dat een slang het nooit kan winnen van een rots maar andersom wel. Een slang kan verbrijzeld worden door een rots en dat is precies zoals Jezus Zichzelf beschreef. Matt.21:44 Wie over die steen struikelt zal gebroken worden, maar iedereen op wie die steen valt zal worden verpletterd. 3 Er is nog een andere tekst in de Bijbel waarin de slang en de rots beide genoemd worden, en deze tekst is ook zeer veelzeggend over ons leven met de Heer op reis door dit leven. Deut.8:14b-15 Was het niet de HEER die u uit de slavernij in Egypte bevrijdde; die u veilig door die grote, verschrikkelijke woestijn leidde, dat dorre land waar geen water te vinden is en waar giftige slangen en schorpioenen huizen; die voor u water liet ontspringen uit de steenharde rots? Giftige slangen en schorpioenen zijn op zoek naar onze dood (Luc.10:19), maar de Rots Jezus Christus voorziet ons van levend water op onze reis door woestijn. Deze simpele uitspraak in Spr.30:19 spreekt van de overwinning van onze Heer over de satan op het kruis van Golgotha met alle heerlijke consequenties voor ons. Het eerste principe in vs.19 spreekt over leven in de hoogte met God, het tweede principe spreekt over leven in autoriteit over de vijand; wanneer wij deze volgorde aanhouden, zullen beide principes tot hun recht komen. Daarna kunnen we verwachten dat het volgende principe ook in ons leven een plaats krijgen. A3: Leven in de storm. Spr.30:19 De vaart van een schip op volle zee. Een schip is gemaakt om op zee te varen, maar de zee is niet gemaakt om in het schip te varen; de vijand zal echter alles op alles zetten om een gat in ons levensschip te maken, zodat de zee kan binnendringen. De uitdrukking van een schip op volle zee veronderstelt het beeld van een schip dat regelmatig te maken krijgt met stormen op zee, zoals ook de profeet Jona dat ervoer (Jona 1:4). En ook de leerlingen van Jezus kenden de betekenis van een storm op het meer van Galilea (Marc.4:37), want ook daar kon het zodanig stormen dat de kleine vissersschepen konden omslaan en zinken. In de tijd van het Oude Testament waren de schepen van Tarsis als handelsvloot op de Middellandse Zee verreweg het meest bekend (2Kron.9:21, 2Kron.20:36, Ps.48:7, Jes.2:16, 23:14, 60:9, Ezech.27:25). Zeevaart had alles te maken met het bedrijven van handel, en zelfs de sterke vrouw uit Spr.31 wordt vergeleken met een koopmansschip dat naar verre streken vaart om datgene wat ze nodig heeft van ver weg te halen (Spr.31:14). Maar deze handelsgeest kan ook spreken van een zorgeloos leven dat tot geestelijke trots en arrogantie leidt (Ps.107:23-32); dan ontketent de Heer een storm die mensen terugbrengt op hun positie van nederigheid (vers 25). De storm breekt hun trots en maakt dat zij in hun angst tot de Heer roepen (vers 28), waarmee zij hun afhankelijkheid van de Heer erkennen. Dan is de tijd weer rijp geworden waarin de Heer de storm tot zwijgen brengt (vers 29) en mensen weer naar een veilige haven brengt (vers 30). De stormen die door God in ons leven worden gebracht, zijn nodig om elk gevoel van trots en onafhankelijkheid uit ons leven te verwijderen (Hebr.12:5-13), maar stormen die door de duivel in ons leven worden gebracht, moeten wij leren afwijzen zoals Jezus dat deed (Marc.4:39). We hebben echter openbaring van de Heilige Geest nodig om het verschil te ontdekken tussen een storm vanuit de heilige soevereiniteit van God en een storm vanuit de kwaadwilligheid van de vijand. Daarom is de vaart van een schip op volle zee altijd een verbazingwekkende zaak zoals de schrijver van Spr.30:19 heel goed besefte. Wanneer wij geleerd hebben als een arend in de hoogte met God te leven, en ook geleerd hebben om als een sterke rots te overwinnen over de slang, kunnen wij ook leren om te leven als een schip op volle zee dat regelmatig stormen moet overwinnen om de veilige haven te kunnen bereiken. A4: Leven in intimiteit. Spr.30:19 De weg van een man naar een meisje. Wanneer wij leren om als een adelaar te leven op geestelijke hoogte met God, wanneer wij leren om te overwinnen over de slang, en wanneer wij leren om stormen in ons leven het hoofd te bieden, zullen wij langzaam maar zeker uitgroeien naar een leven van intimiteit met God. Het vierde principe van Spr.30:19 spreekt in het Hebreeuws letterlijk over de weg van een sterke man naar een maagd; het z.n.w. ‘geber’ komt namelijk van het w.w. ‘gabar’ dat te maken heeft met het sterker zijn dan een vijand, de overhand hebben over een vijand. Jezus trotseerde de eenzame hoogte, de worsteling met de slang en de stormen van het leven als mens op aarde om als een sterke man de weg te vinden naar iedereen die deel wil uitmaken 4 van de Bruid van Christus (Openb.22:17). Dit kleine zinnetje verwoordt de twee grootste mysteries van de hele Bijbel, namelijk het grote mysterie van de menswording van Jezus (1Tim.3:16) en het grote mysterie van de gemeente als de Bruid van Christus (Efez.5:32). Het grote geheim achter de introducerende waarheden van het evangelie zoals bekering, wedergeboorte, vergeving van zonden etc. is dat Jezus naar de aarde is gekomen om Mens te worden, waardoor Hij de mensheid zou kunnen winnen als Zijn eeuwige partner in het koninkrijk van God; dat is de grote vreugde waar Jezus naar uitkeek toen Hij de weg van het kruis ging (Hebr.12:2). De hele Bijbel is samen te vatten in dit ene zinnetje dat een sterke man zijn weg zoekt naar een maagd die verder met hem door het leven wil gaan als Bruidegom en Bruid, want de Bijbel begint met een bruiloft in Gen.2:18-25 en de Bijbel eindigt met een grote bruiloft in Openb.19:6-9. De hoogste profetie uit het Oude Testament is misschien wel het boek Hooglied, en ook Jesaja profeteerde veelvuldig over de Bruidegom en Bruid. Maar de eerste profeet uit de Bijbel waarvan de woorden werden opgeschreven is de profeet Hosea, en hij profeteerde ook over het Bruidegomshart van de God van Israël, dat is de Joodse Messias Jezus (Hos.2:18-22). De eerste profeet uit het Nieuwe Testament was Johannes de Doper, en hij omschreef zichzelf als een vriend van de Bruidegom (Joh.3:29); en in navolging van hem omschreef Jezus Zijn leerlingen ook als vrienden van de Bruidegom (Matt.9:15), waarmee Jezus duidelijk veronderstelde dat Hij de Bruidegom is. Jezus deed Zijn eerste wonder op een bruiloft (Joh.2:1-11), en daarmee toonde Hij Zijn ware grootheid (vers 11) waardoor Zijn leerlingen in Hem geloofden. Jezus’ laatste openbare toespraak ging over het koninkrijk van de hemel als een bruiloftsfeest (Matt.22:2), waarna Hij Zich terugtrok met Zijn leerlingen. In Zijn onderwijs aan Zijn leerlingen onthulde Jezus Zichzelf opnieuw als een Bruidegom (Matt.25:1-12). De apostel Paulus onthulde verder het mysterie van de Bruid van Christus (Efez.5:32), en ook hij zag zichzelf als een vriend van de Bruidegom wiens taak het was om de a.s. Bruid als een kuise maagd aan de Bruidegom te geven (2Kor.11:2). Als klap op de vuurpijl sluit het boek Openbaring af met de identiteit van de gemeente als Bruid van Christus (Openb.22:17). Tijdens Jezus’ eerste komst naar de aarde kwam Hij om Zijn Bruid uit te nodigen voor het bruiloftsfeest, en bij Zijn tweede komst naar de aarde zal Jezus komen om Zijn Bruid voor eeuwig bij Zich te nemen. Dan zal de weg van de sterke Man voltooid zijn, omdat Hij een zuivere maagd (Efez.5:25-27, Openb.19:7-8) heeft gevonden die voor eeuwig Zijn Bruid zal zijn. B: Afrekenen met geestelijk overspel. Spr.30:20 Ziehier de houding van een overspelige vrouw: ze doet alsof ze eet en haar mond afveegt, en ze zegt: Ik heb niets verkeerds gedaan. Een grotere tegenstelling kan er bijna niet zijn; vers 19 spreekt over een sterke man die een maagd vindt waarmee hij kan trouwen, maar vers 20 spreekt over een getrouwde vrouw die een man vindt met wie ze niet getrouwd is. Terwijl Openb.19-22 spreekt over de Bruid van Christus, spreekt Openb.17-18 over de hoer van Babylon als de grote tegenstander van de Bruid, want deze vrouw is dronken van het bloed van de heiligen en van de getuigen van Jezus (Openb.17:6). Overspel is een overkoepelende benaming voor elke vorm van zonde die wij kunnen doen en waarmee wij onze positie als zuivere Bruid van Christus op het spel zetten. Ontucht is een van de vier grote zonden waarmee de mensheid zichzelf zal vervuilen en zwaar onder het juk van demonen terecht zal komen (Openb.9:20-21), maar overspel is een overkoepelende benaming voor elke vorm van relatie die wij hebben met dingen die geen recht op een intieme relatie met ons hebben (Ezech.16:32). Het kenmerk van deze dingen is dat zij een grotere plaats in ons hart hebben dan onze intieme relatie met Jezus; dat betreft niet alleen verkeerde maar ook goede dingen die ons afhouden van het beste, want heel vaak is het goede de grootste vijand van het beste. Jac.4:4-5 Trouwelozen! Beseft u dan niet dat vriendschap met de wereld vijandschap jegens God betekent? Wie bevriend wil zijn met de wereld, maakt zich tot vijand van God. Denk toch niet dat dit loze woorden zijn in de Schrift: Hij die ons het leven gaf, maakt er vurig aanspraak op; maar de genade die Hij schenkt is nog groter. 5 1Joh.2:15-17 Heb de wereld en wat in de wereld is niet lief. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem, want alles wat in de wereld is, zelfzuchtige begeerte, afgunstige inhaligheid, pronkzucht, dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld. De wereld met haar begeerte gaat voorbij, maar wie Gods wil doet blijft tot in eeuwigheid. Johannes spreekt hierover zelfzuchtige begeerte wat spreekt over plezier zonder God, over afgunstige inhaligheid wat spreekt over bezit zonder God en over pronkzucht (trots) wat spreekt over een positie zonder God. Overspel is volgens Jacobus vriendschap met de wereld, maar dat betekent tegelijkertijd vijandschap tegen God; en Johannes voegt eraan toe dat liefde voor de wereld een indicatie is voor gebrek aan de liefde van God in ons leven. De tragedie van de overspelige vrouw in Spr.30:20 is dat zij zich van geen kwaad bewust is, maar het boek Spreuken waarschuwt ons meer dan eens tegen de overspelige, lichtzinnige vrouw, lees Spr. 2:16-19, 5:3-14, 5:20-23, 6:24-35, 7:5-27, 9:13-18. Deze Bijbelgedeelten laten zien dat overspel leidt tot de dood en het dodenrijk, en dit overspel heeft in de Bijbel niet alleen maar te maken met seksueel overspel, maar ook overspel met geld en bezit, overspel met demonen via religies of occultisme, en overspel in allerlei andere vormen d.w.z. alles wat onze volledige overgave aan Jezus de Bruidegom in de weg staat. C: Het mysterie van geestelijke autoriteit. Spr.30:21-23 Van drie dingen beeft de aarde, tegen vier dingen is ze niet bestand: een slaaf die koning wordt, een zot die genoeg te eten heeft, een onuitstaanbare vrouw die een man vindt, een slavin die haar meesteres verdringt. Er zijn dingen die in strijd zijn met de aardse realiteit, dingen die de aardse realiteit op zijn grondvesten doen schudden; het kunnen dingen zijn uit het rijk van de duisternis, maar ook geestelijke zaken uit het koninkrijk van God die zoveel rijkdom geven dat zij al het menselijke voorstellingsvermogen te boven gaan. Spr.30:21-23 spreekt over vier geestelijke zaken die arme, dwaze, onuitstaanbare en verslaafde mensen uittillen boven het miserabele aardse bestaan en hen in verbinding brengen met een hemelse realiteit, waarvan ze nooit hadden durven dromen. Een van de misdadigers die samen met Jezus gekruisigd werd, vroeg aan Jezus of Jezus aan hem wilde denken wanneer Hij in het koninkrijk van God gearriveerd zou zijn. Jezus beloofde dat hij diezelfde dag nog samen met Jezus in het paradijs zou zijn; maar toen de misdadiger overleden was en volgens de belofte van Jezus in het paradijs kwam, kan ik mij zo voorstellen dat hij het uitgeroepen moet hebben dat hij nooit een misdadiger geworden zou zijn, wanneer hij had geweten dat hij geroepen was om een zoon van God te zijn en ook om samen met Jezus een koning te zijn (Openb.3:21). Dit prachtige gedeelte van Spr.30:21-23 gaat over dit soort mensen dat van nature niet weet welke identiteit zij in God bezitten en waartoe zij voor eeuwig bestemd zijn. God roept deze verloren zonen en dochters terug naar hun eeuwige geestelijke bestemming in Christus. C1: Leven in autoriteit. Spr.30:22 een slaaf die koning wordt. Petrus stelde dat een slaaf iemand is die overheerst wordt door iemand of iets anders (2Petr.2:19), d.w.z. dat hij geen zeggenschap meer heeft over zijn eigen leven. Jezus maakte duidelijk dat iedereen die zondigt, een slaaf van de zonde is (Joh.8:34); en Paulus maakte duidelijk dat de zonde uit zichzelf geen macht heeft over mensen totdat mensen zichzelf als een slaaf in dienst van de zonde stellen (Rom.6:16). De Bijbel is duidelijk over het feit dat alle mensen gezondigd hebben (Rom.2:9-20, 3:23), en het loon van de zonde is de dood (Rom.6:23). De aarde is sinds de zondeval uit Gen.3 in feite een planeet die bewoond wordt door een slavenras, en daarom is deze uitspraak uit Spr.30:22a inderdaad een realiteit die de aarde op zijn grondvesten doet schudden, want wat is de centrale boodschap van het evangelie van Jezus Christus? Rom.5:17 Als de dood heeft geheerst door de overtreding van één mens, is het des te zekerder dat allen die de genade en de vrijspraak in zo’n overvloed hebben ontvangen, zullen heersen in het eeuwige leven, dankzij die ene Mens, Jezus Christus. Door onze zonde en schuld heerste de dood over ons, maar dankzij het werk van die ene Mens, Jezus Christus, ontvangen wij niet alleen overvloedige genade en vrijspraak, maar 6 zullen wij in de eeuwigheid ook nog eens de positie van heersers innemen, want we zijn geroepen om deel te hebben aan het koningschap van Jezus (Openb.3:21). Omdat de mens naar Gods beeld geschapen is, is hij geroepen om koninklijke heerschappij uit te oefenen over de schepping van God (Gen.1:26, Ps.8:6-7). Dat deze oorspronkelijke koning een slaaf van de zonde werd, deed de hemel op zijn grondvesten schudden; maar dat deze armzalige slaaf weer de gelegenheid krijgt om koning te worden, doet niet alleen de hemel maar ook de aarde op zijn grondvesten schudden. De hemel juicht om de overwinning van Jezus het Lam, omdat door Zijn volbrachte werk zondige slaven worden omgevormd tot schitterend mooie koningen en priesters (Openb.1:5-6, 5:9-10 20:6, 22:3-5). Dit is het grootse verhaal van het evangelie van Jezus Christus. C2: Leven in overvloed. Spr.30:22 een zot die genoeg te eten heeft. De Hebreeuwse grondtekst spreekt hier over een dwaas die verzadigd wordt met brood. In het Oude Testament wordt 114 keer gesproken over een dwaas, en 71 keer daarvan worden in het boek Spreuken genoemd. Er zijn drie verschillende Hebreeuwse woorden voor het woord dwaas, die elk een ander accent van betekenis hebben. Het eerste woord is ‘eviyl’ (26x) en dat komt 19 keer voor in het boek Spreuken, het heeft de betekenis van verdorven of slecht. Het tweede woord is ‘keciyl’ (70x) en dat komt 49 keer voor in het boek Spreuken; dit woord heeft de betekenis van domoor. Het derde woord is ‘nabal’ (18x) en dat komt 3 keer in het boek Spreuken voor en heeft de betekenis van nietsnut. M.a.w. wanneer er in het boek Spreuken over een dwaas gesproken wordt, hebben we het over een bedorven domoor die van geen enkel nut is. De dwazen in de Bijbel zijn mensen met een totaal gebrek aan wijsheid, d.w.z. dat de Wijsheid van God - dat is Jezus (Kol.2:3) - niet in hun leven aanwezig is; deze dwazen worden dan ook niet gevonden op de gebaande weg die de heilige weg genoemd wordt (Jes.35:8). Zij bouwen hun huis op zand (Matt.7:26), waardoor ze geen stevig fundament onder hun leven hebben; wat ze opbouwen stort bij de minste tegenstand in elkaar (Matt.7:27). En wanneer ze toch tot geloof komen, vergeten ze om voldoende olie in voorraad te hebben om hun geestelijke lamp brandend te houden (Matt.25:1-13); en hun geestelijke waakzaamheid verslapt snel. Geen wonder dat de schrijver van Spr.30 zegt dat de aarde beeft wanneer een dwaas toch genoeg brood te eten heeft; brood was in die tijd een van de belangrijkste bestanddelen van het voedselpakket. Voldoende brood spreekt van een oogst van graan die groot genoeg is om het hele jaar van belangrijk voedsel te voorzien; maar dat een dwaas erin slaagt om met brood verzadigd worden is iets wat vrijwel onmogelijk is. Maar let wel dat de tekst zegt dat de aarde beeft wanneer een dwaas genoeg brood te eten heeft, maar dat houdt nog niet in dat ook de hemel beeft wanneer dat gebeurt. Er zijn namelijk mensen die volgens menselijke en aardse opvattingen weliswaar wel dwaas zijn, maar in de hemel wordt heel anders over hen gedacht. Er is een categorie mensen die in de ogen van de wereld dwaas is maar die door God uitgekozen is om de wijze mensen te beschamen; deze categorie mensen is in de ogen van de wereld zwak maar door God uitgekozen om de sterken te beschamen (1Kor.1:27). Het is een categorie mensen die in de ogen van de wereld onbeduidend is en voor wie grote minachting bestaat, maar God heeft deze mensen uitgekozen om het respectabele deel van de mensheid voor schut te zetten (1Kor.1:28). Deze categorie mensen wordt omschreven als apostelen (1Kor.4:9-13, 2Kor.12:11), maar hoewel de wereld altijd in opschudding raakt wanneer zij in de buurt komen (Hand.5:17, 12:1, 13:45+50, 14:2+5+19, 17:5-8+13, 18:6+12, 19:9+23-34, 21:27-36), slagen deze voor de wereld als dwaas beschouwde mensen erin om altijd verzadigd met brood te zijn hoe ook de omstandigheden zijn waarin zij verkeren (Fil.4:11-13). Zij weten namelijk dat Jezus Christus het echte Brood is dat eeuwig leven geeft (Joh.6:35+48-51+58), en zij hebben geleerd om zichzelf overvloedig te verzadigen met de geestelijke voedingsstoffen van dit hemelse Brood. Net als Jezus hebben zij geleerd dat aardse rijkdommen niet voldoende zijn om werkelijk van te leven, maar dat waarachtig leven gevonden wordt in ieder woord dat klinkt uit de mond van God (Matt.4:4). Dit soort mensen is dwaas voor de wereld maar weet zichzelf toch overvloedig van dit hemelse brood te voorzien en zichzelf daarmee ruimschoots 7 te verzadigen, omdat zij alles wat op aarde belangrijk is als verlies beschouwen om dit hemelse Brood - dat is Jezus - meer dan voldoende te kunnen leren kennen en zichzelf daarmee voortdurend te voeden (Fil.3:7-14). De aarde mag dan beven over dit soort dwazen, maar de hemel juicht over deze aardse dwazen die in de hemel als de meest wijze categorie mensen wordt beschouwd (Jer.9:22-23, Hos.14:10). C3: Leven in zelfrespect. Spr.30:23 een onuitstaanbare vrouw die een man vindt. Letterlijk spreekt het Hebreeuws hier over een gehate vrouw die gehuwd is, waarbij meer sprake is van een man die haar gevonden heeft dan dat zij een man gevonden heeft. Want het hier gebruikte Hebreeuwse werkwoord voor ‘in het huwelijk treden’ is ‘ba-al’ wat zegt dat iemand de heer van haar leven geworden is. Ook hier geldt dat de aarde beeft wanneer een gehate vrouw er toch in slaagt is om in het huwelijk treden, want volgens aardse opvattingen kan een dergelijk huwelijk geen standhouden. Maar ook hier houdt de hemel er hele andere opvattingen over na, want er is geen vrouw op aarde die zo gehaat is als het volk Israël. Want Israël is geroepen om de vrouw van de Joodse Messias Jezus te zijn die haar altijd heeft liefgehad en Wiens liefde haar altijd zal vergezellen (Jer.31:2-3); al vanaf het moment dat Israël uit Egypte werd geleid, was dit volk bestemd om de bruid van de Messias te zijn (Jer.2:2-3). De geschiedenis van deze vrouw is wel de meest tragische geschiedenis van de hele mensheid, want ze heeft er alles aan gedaan om zichzelf gehaat en onuitstaanbaar te maken, vooral bij haar hemelse Bruidegom Jezus. Maar ondanks haar leven van geestelijk overspel, ongehoorzaamheid, rebellie en afgoderij kan de Joodse Messias er maar geen genoeg van krijgen om haar terug te roepen tot haar oorspronkelijke identiteit als bruid van de God van Israël. Jes.54:5-7 Want je Maker neemt je tot vrouw, HEER van de hemelse machten is Zijn naam. De Heilige van Israël zal je bevrijder zijn, men noemt Hem God van de hele aarde. Je was een verlaten, wanhopige vrouw toen de HEER je terugriep. Kan iemand de vrouw van zijn jeugd verstoten? zegt je God. Ik heb je slechts een ogenblik verlaten, maar met open armen zal Ik je weer ontvangen. Jes.62:4-5 Men noemt je niet langer Verlatene en je land niet langer Troosteloos oord, maar je zult heten Mijn verlangen en je land Mijn bruid. Want de HEER verlangt naar jou en je land wordt ten huwelijk genomen. Zoals een jongeman een meisje tot vrouw neemt, zo zullen jouw zonen jou ten huwelijk nemen, en zoals de bruidegom zich verheugt over zijn bruid, zo zal je God Zich over jou verheugen. Hos.2:21-22 Ik zal je voorgoed tot Mijn vrouw maken, Ik zal je hecht aan Mij verbinden, door liefde en ontferming. Mijn vrouw zul je zijn, want Ik beloof je trouw, en jij zult de HEER toegewijd zijn. Als God dit kan doen met een heel volk dat al meer dan 3500 jaar zich hoofdzakelijk heeft verzet tegen dit huwelijk, maar uiteindelijk toch in eeuwige liefde en trouw met Jezus de Messias verbonden zal worden, kan God dit ook doen met elke individuele persoon die als gehaat, onuitstaanbaar en hopeloos wordt beschouwd. De aarde mag dan beven bij deze gedachte, maar de hemel juicht om elke verloren zondaar die terugkeert tot God en in een eeuwige liefdesrelatie met Hem wordt verbonden (Luc.15:7+10). C4: Leven als erfgenaam. Spr.30:23 een slavin die haar meesteres verdringt. In Gen.16 lezen we het verhaal van Hagar die een slavin was van Sarai, haar meesteres; het gebeurde echter dat de slavin Hagar zwanger werd van Abram terwijl Sarai geen kinderen van Abram kreeg. Daardoor verloor Hagar haar respect voor haar meesteres Sarai (vers 4), en dat was iets waarvan de schrijver van Spr.30 zij dat de aarde beefde van een dergelijke gebeurtenis. Weliswaar vernederde Sarai haar slavin terecht, maar het was zelfs zo erg dat die moest vluchten (vers 6). Een engel van de Heer vertelde Hagar dat ze terug moest gaan naar haar meesteres en weer gehoorzaam moest zijn aan Sarai (vers 9); daaruit blijkt dat Hagar ook in de ogen van God een legale grens had overschreden die zij niet had mogen overschrijden. Hagar werd geen erfgename van Abram's bezittingen (Gen.21:10). 8 Een hele andere houding vinden we bij een jong Israëlisch meisje die bij een rooftocht werd gestolen en meegenomen naar het buitenland (2Kon.5:1-5); maar toen degene die haar geroofd had ziek werd, gaf zij haar meesteres het goede advies dat haar meester beter op bezoek kon gaan bij de profeet Elisa in Israël. Haar meester Naäman volgde haar raad op en kwam als een gezond man weer thuis. Hoewel dit meisje illegaal geroofd en meegenomen was, koesterde ze toch geen haat tegen haar meester en hielp hem een weg te vinden naar volledige genezing van een rampzalige ziekte die ook dodelijk was. Zij accepteerde haar positie als slavin en gerespecteerde haar meester en meesteres. Zo worden in Ps.123:2 gelovigen ook omschreven als slaven en slavinnen die hun ogen richten op de hand van hun meester of meesteres, want gelovigen richten hun ogen op de Heer totdat Hij hen genadig wil zijn. De verhouding tussen meesteres en slavin wordt hier omschreven als een relatie die gebaseerd is op genade, op voorwaarde dat de slavin het geduld moet opbrengen om te wachten op het juiste moment waarop de meesteres genade toont. Zo richten gelovigen hun aandacht op de Heer totdat het juiste moment aangebroken is waarop Hij hen Zijn genade geeft. Maar soms is er een meesteres die de grenzen van de rechtvaardigheid illegaal overschrijdt; zo wilde de vrouw van Potifar, en dus ook de meesteres van Jozef, overspel plegen met Jozef die als slaaf werkzaam was in het huis van zijn meester. Hoewel zij de meesteres van Jozef was, overschreed zij een grens die zij niet mocht overschrijden, en Jozef weigerde om mee te werken (Gen.39:7-10). Hoewel Jozef ondanks zijn integriteit in eerste instantie toch in de gevangenis terechtkwam (Gen.39:20), leidde de hele situatie er toch toe dat hij de op één na belangrijkste man van het op dat moment machtigste land ter wereld werd (41:38-46). Doordat Jozef de verleiding van de zonde wist te overwinnen, werd hij door God verhoogd boven zijn oorspronkelijke meesteres, omdat hij de weg van de nederigheid en integriteit bewandelde. Zo kunnen ook wij de tirannieke heerschappij van de zonde overwinnen en weigeren aan de verleiding van deze wrede meester(es) toe te geven; wij zijn bevrijd van zonde en in dienst van God gekomen, waardoor wij heiligheid als goede vrucht hebben en het eeuwige leven ontvangen (Rom.6:22). Op die manier vervullen wij Spr.30:23b op een profetische manier; de aarde mag dan beven van ongeloof omdat een slaaf zijn meester en een slavin haar meesteres verdringt, maar de hemel juicht om de kracht van het evangelie waarin de zonde van zijn plaats in ons leven verdrongen wordt. En zo worden wij weer erfgenaam van alles waarvan de zonde ons beroofd had (Rom.8:17+29-30). D: Het mysterie van menselijke zwakheid. Spr.30:24-28 Vier dieren zijn de kleinste op aarde, maar ze zijn buitengewoon wijs: de mieren, sterk zijn ze niet, maar al in de zomer leggen ze een voorraad aan; de klipdassen, machtig zijn ze niet, maar ze maken holen in de rotsen; de sprinkhanen, een koning hebben ze niet, maar ze rukken in slagorde op; de hagedissen, je kunt ze met je handen vangen, maar ze dringen door tot in het paleis van de koning. Vier dieren zijn de kleinste op aarde, maar ze zijn buitengewoon wijs; deze zin bevat een Goddelijk mysterie waar ongelovigen ronduit een gloeiende hekel aan hebben, maar ook veel gelovigen blijven lang worstelen met dit geheim. Toch is zwakheid het grote geheim in het koninkrijk van God, waardoor wij buitengewoon wijs worden; de woorden ‘buitengewoon wijs’ betekenen in het Hebreeuws ‘degenen die wijs zijn omdat ze wijs gemaakt zijn’. Dat betekent dus dat deze zwakke schepselen geen enkele wijsheid uit zichzelf hebben, maar wijsheid ontvangen van hogerhand. De apostel Paulus sprak in Hand.17:19-31 op de Areopagus tegen de meest geleerde inwoners van de stad Athene, maar als een grote uitzondering in zijn hele bediening als apostel kon hij in de stad Athene geen gemeente stichten. Toch werd hij niet zoals in andere steden bedreigd en vervolgd vanwege zijn prediking; Paulus kreeg gewoon geen vaste voet aan de grond in deze stad. Daarna ging hij naar Korinte, en later verklaarde hij aan de gelovigen in Korinte dat hij in zwakheid gekomen was met grote angst en onzekerheid (1Kor.2:1-3), omdat hij niet beschikte over uitzonderlijke welsprekendheid of grote wijsheid. Dit was een totale andere Paulus dan in Athene; hij had op de weg van Athene naar Korinte 9 zijn les geleerd, en was vastbesloten om de Korintiërs geen andere kennis bij te brengen dan de persoon van Jezus Christus, de gekruisigde. Het opmerkelijke is namelijk dat Paulus in zijn toespraak op de Areopagus de naam van Jezus niet genoemd heeft, en dat hij ook geen woord gerept heeft over de boodschap van het kruis. Paulus maakte in Athene veel teveel gebruik van redenaarskunst en menselijke wijsheid, en de Heilige Geest liet hem onderweg van Athene naar Korinte zien dat menselijke kracht het koninkrijk van God in de weg staat. Daarom kwam er een sterke Paulus in Athene aan, maar een zwakke Paulus reisde op weg naar Korinte. In 2Kor.12:1-10 maakte Paulus nog eens duidelijk hoe de Heer hem het belang van zwakheid onderwees, en na die geestelijke openbaring koesterde Paulus zijn menselijke zwakheid als een groot geestelijk geheim. 2Kor.12:9-10 Maar Jezus zei: Je hebt niet meer dan Mijn genade nodig, want kracht wordt zichtbaar in zwakheid. Dus laat ik mij veel liever voorstaan op mijn zwakheid, zodat de kracht van Christus in mij zichtbaar wordt. Omdat Christus mij kracht schenkt, schep ik vreugde in mijn zwakheid: in beledigingen, nood, vervolging en ellende. In mijn zwakheid ben ik sterk. God geeft Zijn rijke zegen en nieuwe kracht aan Zijn kleine kudde die zwak is (Ps.68:10-11), en de geestelijke autoriteit van Gods koninkrijk wordt gegeven aan Gods kleine kudde in hun zwakheid (Luc.12:32). Het is juist de onaanzienlijke gelovige die trots mag zijn op zijn hoge waarde (Jac.1:9), want de Vader heeft de geestelijke inzichten van Zijn koninkrijk verborgen gehouden voor wijze en verstandige mensen, maar aan eenvoudige mensen onthuld; zo heeft de Vader dat gewild (Matt.11:25-26). Het is juist in onze zwakheid dat wij de kracht van God ontvangen (Hebr.11:34b, Rom.4:19-20, Efez.6:10, Fil.4:13). Daarom heeft Jezus ons in de Bergrede geleerd om een levensstijl van zwakheid te omarmen door te kiezen voor drie vormen van vrijwillige zwakheid, namelijk geld geven (Matt.6:1-4), bidden (Matt.6:5-15) en vasten (Matt.6:16-18). De Bergrede is per definitie een levensstijl van zwakheid, want we ontvangen antwoorden maar gebruiken die niet altijd; we ontvangen middelen, maar gebruiken die niet altijd; we ontvangen kracht maar gebruiken die niet altijd. Zo heeft Jezus geleefd als mens, en Zijn kruisiging paste bij Zijn zwakheid (2Kor.13:4a), en deze stijl van leven past ook bij de hoogste vorm van apostolische dienstbaarheid (2Kor.13:4b). Kiezen voor de Bergrede is kiezen voor een levensstijl van vrijwillige natuurlijke zwakheid, waardoor er een grote geestelijke kracht ontstaat. Wat voor de wereld dwaas, zwak en onbeduidend is, heeft God uitverkoren om degenen die wijs, sterk en respectabel zijn van hun menselijke trots te beroven (1Kor.1:27-29). God ondermijnt elk menselijk zelfvertrouwen met een struikelblok dat de naam Jezus draagt (Rom.10:33, 1Petr.2:6-8, Matt.21:44). D1: Leven met een eindtijdvisie. Spr.30:25 De mieren, sterk zijn ze niet, maar al in de zomer leggen ze een voorraad aan. Kleinere dieren dan mieren worden in de Bijbel niet genoemd, en ze worden slechts twee keer genoemd; ze zijn een toonbeeld van zwakheid maar demonstreren een ongelooflijke wijsheid in hun voorbereidingen op tijden van crisis. Door hun ijverige mentaliteit zorgen zijn voor voedsel in de zomer, zodat ze de hele winter te eten hebben; zo klein als ze zijn hebben ze een boodschap voor luie mensen met een kortzichtige blik. In hun zwakheid zijn mieren een voorbeeld van een vooruitziende blik die zwakke mensen in staat stelt om overvloedig te leven in tijden van grote crisis. Spr.6:6-8 Ga naar de mieren, luiaard, kijk hoe ze werken en word wijs. Hoewel er onder hen geen leider is, geen aanvoerder, geen koning, halen ze in de zomer voedsel binnen, leggen ze in de oogsttijd een voorraad aan. De mieren worden omschreven als zwakke dieren die sterk zijn door hun wijsheid; want ze hebben besef van de crisis die komen gaat, en hoewel er niemand is die hen daarover instrueert, halen ze op tijd hun voedsel binnen en leggen ze een voorraad aan voor de tijd dat er buiten geen voedsel meer te halen valt. Zo was ook Jozef een profetische visionair die ondanks zijn zwakke positie in de gevangenis toch over de wijsheid van God beschikte (Gen.40:8b), zodat hij later advies kon geven betreffende de overlevingskansen van volken in een periode van hongersnood (Gen.41:16). Het getuigt van wijsheid wanneer je gevaar 10 ziet aankomen en wanneer je daarvoor op tijd de noodzakelijke maatregelen treft, zodat je beschermd wordt wanneer het gevaar volop aanwezig is. Spr.22:3+27:12 Wie verstandig is, ziet het gevaar en hoedt zich ervoor, wie onverstandig is, gaat eraan voorbij en wordt gestraft. Het duurt niet lang meer of de mensheid wordt geconfronteerd met de allergrootste crisis uit de menselijke geschiedenis die tot de ontknoping van het mysterie van God zal leiden; deze crisis wordt in de Bijbel de Grote Verdrukking genoemd (Matt.24:21, Dan.12:1). In die tijd zal de duivel nog 3,5 jaar tot zijn beschikking hebben (Openb.12:12) om de mensheid tot zonde te verleiden d.m.v. leugen en daarmee de mens te vernietigen (Joh.8:44). Het zal ook een tijd zijn waartoe de gemeente van Jezus nu al wordt aangespoord om zich daarop voor te bereiden, want het getuigt van wijsheid om in de zomer zoveel mogelijk voorraad olie in de kruik van je leven op te slaan zodat je lamp in de eindtijd volop blijft branden vanwege een intieme relatie met Jezus de Bruidegom (Matt.25:1-13). D2: Leven in Christus. Spr.30:26 De klipdassen, machtig zijn ze niet, maar ze maken holen in de rotsen. De klipdas komt van het Hebreeuwse z.n.w. ‘shaphan’ en wordt 4 keer als klipdas vertaald; dit dier ter grootte van een konijn mocht niet gegeten worden volgens Lev.11:5 + Deut.14:7, omdat het wel een herkauwer was maar geen gespleten hoeven had. Volgens Ps.104:18 en Spr.30:26 vond dit dier zijn schuilplaats in de rotsen. Maar we komen het woord ‘shaphan’ ook tegen als een eigennaam van een of meerdere personen; de schrijver van koning Josia heette namelijk Safan. Dit woord is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord ‘saphan’ dat maar één keer voorkomt, namelijk in Deut.33:19 waar gesproken wordt over verborgen schatten die onder het strandzand verborgen zijn. Al met al wordt hier gesproken over een klein dier dat totaal niet imponerend is, dat niet gegeten mocht worden en verder van geen enkel nut was; maar dit dier wist wel zichzelf te beschermen door een holte te vinden in een rots. Nu wordt onze Heer in de Bijbel regelmatig vergeleken met een rots waar wij bescherming en toevlucht kunnen vinden (1Sam.2:2, Ps.18:3+32+47, 19:15, 28:1, 92:16, 94:22, 95:1, 144:1, Jes.26:4, 30:29). Mozes werd uitgenodigd om de glorie en de majesteit van de Heer te zien vanuit een holte in de rots, waarin Mozes beschermd zou worden tegen de volle openbaring van de glorie van God die hij op dat moment nog niet kon zien zonder te sterven (Ex.33:21-23). Zo is ook de klipdas een symbool voor gelovigen die weten dat zij van nature zwak zijn, maar geestelijk sterk doordat zij hun schuilplaats vinden in de Rots Jezus Christus; en vandaaruit ontvangen zij openbaring over de majesteit van de Heer, zodat zij verborgen schatten tevoorschijn kunnen halen. D3: Leven in eenheid. Spr.30:27 De sprinkhanen, een koning hebben ze niet, maar ze rukken in slagorde op. Sprinkhanen horen bij de orde van de rechtvleugeligen, waarvan er meer dan veertig soorten in Palestina voorkomen. Van hun zes poten zijn de achterste, de springpoten, veel langer dan de vier andere. Verder hebben sprinkhanen sterke kaken, grote ogen, sprieten, een halsschild en vier netvormige vleugels. De achtervleugels vertonen dikwijls de mooiste en meest verschillende kleuren. De voorvleugels dienen als deksel en hebben ook verschillende kleuren. Op grond van de gedaante en het springen van het dier vergeleek de Israëliet het met een paard (Openb.9:7). De profetische boodschap die de sprinkhaan ons geeft is dat kleine en zwakke mensen in staat zijn om in grote eenheid in slagorde op te trekken in de strijd, hoewel ze geen duidelijke leiders hebben. Geestelijke eenheid heeft blijkbaar een groter vermogen om mensen aan te sporen tot de strijd dan organisatorische eenheid, zolang er maar er sprake is van een gemeenschappelijk doel. Sprinkhanen worden namelijk gedreven door een gemeenschappelijk doel, en dat is hun honger, waardoor zij allemaal dezelfde richting uit vliegen en allemaal op hetzelfde grondgebied neerdalen. Zo spreekt ook Joël 2 over een leger van de Heer dat aangevoerd wordt door de stem van de Heer die voor het leger uit schalt; het woord van de Heer is de samenbindende factor van dit leger, zodat dit leger in staat is om in grote eenheid op te trekken en de overwinning te behalen. 11 Joël 2:7-8+11 Onverschrokken komen zij aanstormen, als strijders beklimmen zij de muren. Ieder houdt vast aan zijn eigen weg, niet één wijkt ervan af; niemand van hen duwt een ander opzij, iedereen houdt zijn eigen plaats. Ook als er sneuvelen door tegenstand, verbreken zij hun gelederen niet…… Want het is de HEER , Zijn stem schalt voor Zijn leger uit, Zijn strijdkrachten zijn geweldig, Zijn bevel wordt met groot vertoon volbracht. Ja, groot en ontzagwekkend is de dag van de HEER, wie kan die dag doorstaan? Deze eenheid is het hoofdthema van het gebed van Jezus in Joh.17, het allerlaatste gebed van Jezus met Zijn leerlingen voordat Hij naar het kruis ging; in dit gebed bad Jezus om een eenheid tussen Zijn leerlingen die zo krachtig zou zijn dat de wereld daardoor zou begrijpen dat Jezus de Zoon van God is die door de Vader naar de wereld gezonden was. Joh.17:11b+21-23 Heilige Vader, bewaar hen door Uw naam, de naam die U ook aan Mij gegeven hebt, zodat zij één zijn zoals Wij één zijn……… Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals U in Mij bent en Ik in U, laat hen zo ook in Ons zijn, opdat de wereld gelooft dat U Mij hebt gezonden. Ik heb hen laten delen in de grootheid die U Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals Wij: Ik in hen en U in mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat U Mij hebt gezonden, en dat U hen liefhad zoals U Mij liefhad. Dit is de profetische boodschap die de kleine en zwakke sprinkhanen tot ons spreken; en zoals zij in staat zijn om in slagorde op te trekken en een gebied volledig kaal te vreten, zo kunnen wij in al onze zwakheid ook in goede slagorde optrekken om samen het rijk van de duisternis volledig kaal te plukken. Deze eenheid in de gemeente wordt bepaald door de stem van de Heer, het gemeenschappelijk doel, en de zalfolie van eenheid (Ps.133) die ons in staat stelt om het door de Heer gestelde doel te bereiken. D4: Leven in voorbede. Spr.30:28 De hagedissen, je kunt ze met je handen vangen, maar ze dringen door tot in het paleis van de koning. In het land Israël leven ongeveer 20 soorten hagedissen; de hagedis in al zijn varianten mag door het Joodse volk niet gegeten worden omdat ze onrein zijn (Lev.11:30-31). Ook de hagedis wordt gebruikt als een voorbeeld van zwakheid; je kunt ze zelfs met je handen vangen, zo weerloos zijn ze tegenover de kracht van een mens. Maar de hagedis in al zijn zwakheid is wel in staat om door te dringen tot in het paleis van de koning; de zwakheid van de hagedis vormt geen enkele belemmering om zelfs tot in de troonzaal van de koning door te dringen. Het is juist dankzij zijn zwakheid en kleinheid dat hij zover weet te komen, en wanneer wij dit lezen mogen ook wij leren om God te danken voor het feit dat wij zwak zijn. Want wij hebben een Hogepriester die Mens geworden is (Joh.1:14, 1Tim.3:16) en die in Zijn zwakheid als mens aan het kruis van Golgotha geslagen werd (2Kor.13:4); en daarom kan Hij met onze zwakheden meevoelen omdat Hij net als wij in elk opzicht op de proef is gesteld in Zijn zwakheid (Hebr.4:15), maar Hij zondigde niet. Om die reden - zegt de schrijver van de Hebreeënbrief - hebben wij volle vrijmoedigheid om te naderen tot de troon van de genadige God waar wij alle hulp kunnen krijgen die wij nodig hebben op elk willekeurig moment (Hebr.4:16). En het is de Heilige Geest die ons te hulp komt in onze zwakheid, want wij weten niet hoe wij moeten bidden zoals het hoort, maar de Heilige Geest neemt deze moeilijke taak van ons over en Hij start het biddende werk in ons met Zijn geweldige kracht (Rom.8:26-27). Zo kunnen wij net als de hagedis doordringen in het paleis van onze hemelse Koning en mogen wij altijd zonder eerst audiëntie aan te vragen voor Zijn troon verschijnen. Daarom mogen wij net als Paulus roemen in onze zwakheid (2Kor.11:30, 12:5+9), want juist in onze zwakheid zijn wij sterk (2Kor.12:10, Hebr.11:34). Want wij zaaien in zwakheid, maar wat wij zaaien wordt opgewekt in de glorieuze kracht van God (1Kor.15:43). Onze zwakheid is Gods geheime wapen waarmee Hij ons uitnodigt om door de kracht van Zijn Geest door te dringen tot Zijn troon; dat is het mysterie van gebed. E: Het grote mysterie van ons geloof. Spr.30:29-30 Drie hebben een voorname tred, vier schrijden statig voort: de leeuw, hij is de koning der dieren en deinst voor niets terug; de trotse haan, de bok, en een koning aan het hoofd van zijn leger. 12 In Spr.30:29-30 wordt gesproken over de voorname tred van drie dieren die een beeldspraak vormen voor een koning aan het hoofd van zijn leger; en deze tekst wil d.m.v. beeldspraak een beschrijving geven van de manier waarop de koning aan het hoofd van zijn leger optrekt. Het woord ‘voornaam’ is in het Hebreeuws afgeleid van het werkwoord ‘yatab’ dat diverse betekenissen heeft, o.a blij maken, zich verheugen, weldoen, goed opschieten, goeddoen, iets grondig doen, iets goed of juist of mooi maken, juist handelen. M.a.w. deze koning aan het hoofd van zijn leger verkeert in een geweldig goed humeur, want de omvang en de conditie van zijn leger zijn zodanig dat hij zich trots voelt. Spr.14:28a De luister van een koning is een talrijk volk …… Ps.110:3a Uw volk staat klaar op de dag dat u ten strijde trekt …… Deze koning is als een leeuw, de koning der dieren, die voor niets en niemand terugdeinst, want hij weet dat hij de overwinning gaat behalen om twee redenen; in de eerste plaats is hij zelfverzekerd omdat hij een militaire strateeg is, en in de tweede plaats omdat zijn leger volledig voorbereid is op de strijd. Dit is profetische taal over de beslissende slag aan het einde van de menselijke geschiedenis wanneer Jezus terugkomt. Openb.19:11-16 Ik zag dat de hemel geopend was, en dit zag ik: een wit paard met een ruiter, die Trouw en Betrouwbaar heet, die een rechtvaardig vonnis velt en een rechtvaardige strijd voert. Zijn ogen waren als een vlammend vuur en op Zijn hoofd had Hij veel kronen. Er stond een naam op Hem geschreven die niemand kende, alleen Hijzelf. Hij droeg met bloed doordrenkte kleren. Zijn naam luidde ‘Woord van God’. De hemelse legermacht, gekleed in zuiver, wit linnen, volgde Hem op witte paarden. Uit Zijn mond komt een scherp zwaard waarmee Hij de volken zal slaan, en Hij zal hen met een ijzeren hoeden herdersstaf. Hij zal de wijnpers van de hevige woede van de almachtige God treden. Op Zijn kleding en op Zijn dij staat de naam ‘Hoogste Heer en Koning’. In dit gedeelte staan vier verschillende namen van onze Heer beschreven, die alle vier een bepaald aspect van Zijn Goddelijke kracht beschrijven; in de autoriteit van deze vier namen zal Jezus de laatste en beslissende slag in de eindtijd tot een goed einde brengen. 1) Zijn eerste naam is Trouw en Betrouwbaar. 2) Zijn tweede naam is een naam die niemand kent. 3) Zijn derde naam is het Woord van God. 4) Zijn vierde naam is Hoogste Heer en Koning. Maar het boeiende is om te zien dat er een hemelse legermacht is, die gekleed is in zuiver en wit linnen en die Jezus volgt in Zijn strijd én Zijn overwinning. Dit leger is in Spr.30:18-28 d.m.v. drie grote mysteries beschreven, waarbij elk mysterie vier aspecten heeft. Het eerste mysterie spreekt van een geheim leven met God (vers 18-19). 1) Een leven op geestelijke hoogte zoals de adelaar aan de hemel. 2) Een leven in overwinning zoals een rots over een slang. 3) Een leven in de storm zoals een schip op zee. 4) Een leven in intimiteit zoals een man bij een meisje. Het tweede mysterie spreekt van het geheim van geestelijke autoriteit (vers 21-23). 1) Een leven in autoriteit zoals een slaaf die koning wordt. 2) Een leven in verzadiging zoals een zot die genoeg te eten heeft. 3) Een leven in zelfrespect zoals een gehate vrouw die een man vindt. 4) Een leven als erfgenaam zoals een slavin die haar meesteres verdringt. Het derde mysterie spreekt van het geheim van menselijke zwakheid (vers 24-28). 1) Een leven in een zuivere visie op de eindtijd zoals mieren die voorraad aanleggen. 2) Een leven in Christus zoals klipdassen die een hol maken in de rots. 3) Een leven in geestelijke eenheid zoals sprinkhanen in goede orde optrekken. 4) Een leven in voorbede zoals hagedissen die doordringen tot in het paleis van de koning. Deze drie grote mysteries geven Koning Jezus een leger dat in zuiver en wit linnen gekleed is en klaar is om Hem te volgen in de strijd; dit leger is de vrucht van het volbrachte werk van Jezus op het kruis van Golgotha. 1Tim.3:16 Ongetwijfeld is dit het grote mysterie van ons geloof: Hij is geopenbaard in een sterfelijk lichaam, in het gelijk gesteld door de Geest, is verschenen aan de engelen, verkondigd onder de volken, vond geloof in de wereld, is opgenomen in majesteit. 13 F: Afrekenen met geestelijke trots. Spr.30:32-33 Als je zo dwaas bent jezelf op de borst te slaan, denk dan eerst na en houd je hand voor je mond. Want als je melk slaat, komt er boter, als je iemand op zijn neus slaat, vloeit er bloed, als je iemand slaat die woedend is, komt er strijd. Wat moet je na zulke geweldige mysteries nog zeggen; er blijft geen enkele reden over om nog trots op jezelf te zijn. Deze mysteries zorgen ervoor dat wij als gelovigen beroofd worden van elke gedachte van trots en hoogmoed; want het leger van God in de eindtijd zal worden gevormd door mensen die geestelijk sterk zijn geworden in hun natuurlijke zwakheid. Onze kracht zit niet in onszelf maar in onze relatie met Jezus; onze enige trots is dat wij kunnen roemen op onze relatie met de Koning der koningen en de Heer der Heren als onze enige bron van geestelijke autoriteit. Jer.9:22-23 Dit zegt de HEER: De wijze moet zich niet beroemen op zijn wijsheid, de sterke niet op zijn kracht, de rijke niet op zijn rijkdom. Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich erop beroemen dat hij Mij kent, inziet dat Ik, de HEER, dit land liefde schenk, recht en rechtvaardigheid, want daar schep Ik behagen in, spreekt de HEER. 1Kor.1:26-29 Denk eens aan uw roeping, broeders en zusters. Onder u waren er niet veel die naar menselijke maatstaf wijs waren, niet veel die machtig waren, niet veel die van voorname afkomst waren. Maar wat in de ogen van de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat in de ogen van de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om de sterken te beschamen; wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en wordt veracht, wat niets is, heeft God uitgekozen om wat wél iets is teniet te doen. Zo kan geen mens zich tegenover God op iets beroemen. Wanneer je melk slaat, komt er boter tevoorschijn, wanneer je iemand op zijn neus slaat, vloeit er bloed, en wanneer je een boos iemand slaat, komt er strijd; zo zal het ook gebeuren dat wanneer je jezelf in trots en eigenwaan op de borst slaat, je ernstig in de problemen komt. Denk dus goed na voordat je je schuldig maakt aan geestelijke trots! Matt.11:25-26 In die tijd zei Jezus ook: Ik loof u, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat U deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt gehouden, maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld. Ja, Vader, zo hebt U het gewild. Jac.4:6 De genade die God schenkt is nog groter. Daarom staat er: God keert Zich tegen hoogmoedigen, maar aan nederigen schenkt Hij Zijn genade. Ontvang Gods genade en leef vanuit de geheimen van deze grote geestelijke mysteries. V.v.d.B. 14