LANDELIJKE OPLEIDINGSCOMPETENTIES HAO-opleiding Dier- en veehouderij oktober 2002 Opgesteld door de landelijke HAO-werkgroep Dier- en veehouderij: Daan Westrik CAH –Dronten Frank Verschoor INHOLLAND(voorheen Hogeschool Delft) Geartsje Oosterhof Larenstein Deventer Annet van den Broek (Yep Zeinstra)Van Hall Leeuwarden Jan Denissen HAS-Den Bosch (voorzitter) Huub van Osch HAS-Den Bosch (secretaris) De werkgroep ondervond ondersteuning van Sara Meeder onderwijskundig consultant van de STOAS Het rapport diermanagement is vastgesteld in de vergadering van het Sac HAO van 30 oktober 2002. Oktober 2002. INLEIDING 2 LEESWIJZER 3 DEEL 1. BEROEPSPROFIEL 1.1 ALGEMENE SCHETS WERKVELD/ SECTOREN 1.2 ONTWIKKELINGEN IN DE SECTOR 1.3 BESCHRIJVING VAN DE FUNCTIEGROEPEN 1.4 KERNTAKEN VAN DE AFGESTUDEERDEN 4 4 5 7 9 DEEL 2. COMPETENTIEPROFIEL 2.1 UITLEG OVER HET GEBRUIKTE FORMAT 2.2 OVERZICHT VAN COMPETENTIES 2.3 INGEVULDE COMPETENTIEKAARTEN 2.4 EIGENHEID VAN DE VERSCHILLENDE OPLEIDINGEN/ INSTELLINGEN 11 11 13 15 26 DEEL 3. VERANTWOORDING VAN DE WERKWIJZE 3.1 DE WERKWIJZE VAN DE WERKGROEP HAO-OPLEIDING DIER- EN VEEHOUDERIJ 3.2 AFSPRAKEN OVER ONDERHOUD VAN K&P 30 30 31 32 BIJLAGE I BELEIDSNOTITIES, VISIES EN TOEKOMSTVERKENNINGEN OVER ONTWIKKELINGEN IN HET WERKVELD 1 MEI 2002 32 BIJLAGE II OVERZICHT VAN DE BIJ DE TOTSTANDKOMING BETROKKENEN INSTELLINGEN VRAGENLIJST WERKVELD LEIDINGGEVENDE VRAGENLIJST WERKVELD AFGESTUDEERDEN 45 45 47 48 BIJLAGE III LEGITIMERING DOOR HET WERKVELD. 51 51 2 INLEIDING Per opleiding zijn de HAO-instellingen gezamenlijk verantwoordelijk voor een up-to-date overzicht van opleidingscompetenties die gevraagd en gevalideerd zijn door het afnemend beroepenveld. Bij aanvang van dit vernieuwingstraject zijn door de betrokken instellingen hoge eisen gesteld aan de toepasbaarheid van het op te leveren product1. Het was niet de bedoeling om “nog meer papier te produceren voor op de plank”. De instellingen wilden investeren in een overzicht dat - helder richting geeft aan onderwijs en aan bedrijfsleven en - een eenvoudige vertaling naar het onderwijs mogelijk maakt, uitgaande van competentiegericht onderwijs - een toetssteen voor zelfevaluatie. Deze wensen zijn sturend geweest in zowel de keuze voor het uiteindelijke beschrijvingsformat als de werkwijze. Gekozen is voor: x een praktisch en overzichtelijk format, x waarin de competenties geformuleerd zijn inclusief de beroepscontext en indicatoren, x die betrekking hebben op de 70 % aan competenties die voor alle Dier- en veehouderij opleidingen gelden. De 30 % instellingsspecifieke invulling is niet beschreven. De uitvoering heeft gelegen bij de instellingen zelf. Bij het opstellen en valideren van de landelijke opleidingscompetenties is uitvoerig op verschillende niveaus en in verschillende vormen het afnemend veld betrokken. In deel 3 is kort beschreven hoe de gezamenlijke instellingen bij het schrijven van dit document te werk zijn gegaan. Na afloop van het project is door de instellingen geconcludeerd dat het voor u liggende product inderdaad voor het afnemend veld herkenbaar en door hen gevalideerd is en dat het voor het onderwijs een bruikbaar middel is om het onderwijs vorm te geven. 1 Eerste HAO K&P-werkconferentie dd. 19 dec 2001 3 LEESWIJZER In deel 1 vindt u het beroepsprofiel dat is opgebouwd uit een schets van het werkveld (1.1) de ontwikkelingen in de sector (1.2) een indeling in functiegroepen (1.3) leidend tot de kerntaken die de afgestudeerden tegen zal komen in de werkpraktijk (1.4). In deel 2 presenteren we het competentieprofiel. Eerst vindt u een korte uitleg over het gebruikte beschrijvingsformat (2.1) voordat u het overzicht (2.2) en de uitgewerkte competenties (2.3) krijgt. In deel 3 geven we u de verantwoording van de werkwijze, zowel de werkwijze bij het tot stand komen van dit rapport (3.1) als de afspraken over het onderhoud van het competentieprofiel (3.2). Tot slot zijn in de bijlagen enkele relevante onderliggende documenten opgenomen. 4 1. BEROEPSPROFIEL 1. 1 ALGEMENE SCHETS WERKVELD/ SECTOREN2 Kenmerkend voor de afgestudeerde van de opleiding Dier- en veehouderij is dat deze in eerste instantie vanwege deskundigheid van en betrokkenheid bij het dier- en veehouderijbedrijf terecht komt in diverse branches en in diverse functies die meer of minder direct te maken hebben met het dier- en veehouderijbedrijf. In de tabellen 1 en 2 is te zien dat er de afgelopen 4 jaar meer branches en functies te noemen zijn waar afgestudeerden terecht komen dan in 1995 en blijken er meer afgestudeerden terecht te komen in de financieel economische dienstverlening. Verder geldt de laatste jaren voor een groter percentage afgestudeerden dat zij niet in te delen zijn in de genoemde branches en/ of de genoemde functies dan in 1995. TABEL 1 MEEST VOORKOMENDE BRANCHES Branche Gemiddelde over ’97, ’98, ’99, ’00 Fokken/ houden van dieren (incl. vee) circa 20% Diervoeder/ veevoederindustrie: circa 15% Groothandel Landbouwproducten: circa 5% Rechtskundige dienstverl./ accountancy: circa 10% Financiële instellingen circa 5% Dienstverlening t.b.v. landbouw circa 5% Totale percentage in de meestvoorkomende Branches Circa 60% TABEL 2 MEEST VOORKOMENDE FUNCTIES Functie Gemiddelde over ’97, ’98, ’99, ’00 Ondernemer/ bedrijfsleider: circa 20% Voorlichter: circa 15% Verkoper/ vertegenwoordiger: circa 15% Productie medewerker (dier-/ veehouderij) circa 5% Accountant, boekhouder, kredietadviseur circa 10% Keurmeester/ inspecteur, kwaliteitsfunct. circa 3% Personeel en organisatiedeskundige circa 3% Systeemontwerper, programmeur circa 2 % Totaal percentage in meest voorkomende circa 73% functies 2 1995 27% 18% 11% 3% 3% 62% 1995 11% 18% 33% 18% 3% 3% 1% 87% Op basis van de diverse HBO-monitoren (‘96- 2000) en de STOAS-rapporten: “Werkveldinformatie Dierlijke Productie 1996”, ”De arbeidsmarkt van het HAO (meting 1999)”, “Trends op de arbeidsmarkt 1999”, “Trends op de arbeidsmarkt HAO 1991-2000”, is het werkveld van de HAO opleiding Dier- en Veehouderij in Nederland in beeld gebracht. 5 1.2 ONTWIKKELINGEN IN DE SECTOR Uit beleidsnotities, toekomstverkenningen en interviews3 blijken de volgende ontwikkelingen in het werkveld van de HAO-opleiding Dier- en veehouderij belangrijk: 1. Afgestudeerden werken steeds vaker multidisciplinair in complexe situaties, waarmee een steeds zwaarder beroep wordt gedaan op de belangrijke algemene HBO-vaardigheden als: ¾ innovatief vermogen, creativiteit, ¾ inlevingsvermogen, passie, enthousiasme, anderen kunnen enthousiasmeren ¾ helder en open communiceren, ¾ projectmatig werken, samenwerken, netwerken, begeleiden van veranderingsprocessen, ¾ ondernemersvaardigheden: slagvaardig, doelgericht, flexibel (met name de snelle veranderingen vanwege verschuivingen in de markt vragen een flexibele houding), ¾ zelfmanagement: zicht op eigen kwaliteiten en ambities, in staat om zich op basis daarvan te blijven verbeteren( “coachable” zijn) ¾ onderzoeksvaardigheden, analytisch en diagnostische vaardigheden. 2. De ondernemers in de dier- en veehouderijsector hebben zelf een steeds hoger opleidingsniveau (richting HBO-niveau). Verder veranderen inzichten in kennismanagement. De afgestudeerden in de dier- en veehouderij zullen daarom ondernemers steeds minder gaan begeleiden op hun operationele bedrijfsvoering maar meer gaan adviseren op strategisch niveau. Het gaat daarbij dan steeds minder om het overdragen van kennis, maar meer om het begeleiden van de ondernemer in het helder krijgen van zijn vragen en problemen en om het begeleiden van de ondernemer bij het vinden van de juiste antwoorden en oplossingen. 3. De sector richt zich steeds meer op buitenland. De afgestudeerde moet daarom internationaal georiënteerd zijn en kunnen functioneren in andere culturen. 4. Naast kostenbeheersing (o.a. voerkosten) wordt het steeds belangrijker opbrengstverhoging te verkrijgen door te produceren naar de kwaliteitseisen van de consument. De afgestudeerde moet daarom inzicht hebben in de opbouw en de 3 Om zicht te krijgen op de ontwikkelingen in het werkveld zijn naast de in voetnoot 2 genoemde HBO-monitoren en STOAS-rapporten de volgende beleidsnotities, visies en toekomstverkenningen op dit terrein bekeken: Vanuit het ministerie van LNV : • Beleidsbrief “Voedsel en groen visie van het kabinet op de agro-foodsector tot 2010” 10 juli 2000, • Verbijzondering Landbouwbeleid richting veehouderij: Uit beleidsnotities Ministerie van LNV (gehaald van de website op 27 maart 2002), • Gevolgen van de notitie voedsel en groen voor het agrarisch onderwijs: (Beleidsbrief groen onderwijs 2010: 2-9-2000) • Verbijzondering beleid agrarisch onderwijs: Uit beleidsbrief Groen onderwijs 19-02-2002 Toekomstverkenningen voor de veehouderij: • “Toekomst voor de veehouderij” (Wijffels H., e.a., mei 2001) • “Toekomst Veehouderijcomplex’’ (Rabobank Groep april 2002) Recente visies van wetenschappers over ontwikkelingen in de dier- en veehouderij: • bron Resource magazine van Wageningen Universiteit & Researchcentrum september 2001 • Inaugurele rede van Prof dr. Ir Leo. A. den Hartog 28 februari 2002 In bijlage I worden de hoofdlijnen hiervan weergegeven. Behalve het bestuderen van genoemde rapporten zijn met vertegenwoordigers van elk van in de werkveldanalyse genoemde functiegroepen uit het werkveld van de opleiding Dier- en veehouderij interviews gehouden;12 korte interviews en 16 uitgebreidere interviews zowel met functionarissen zelf als met leidinggevenden.( zie ook bijlage II) 6 5. 6. 7. 8. 9. relaties binnen een voedselkolom, de eisen en ontwikkelingen in de markt en in maatschappelijk verantwoord produceren. Vanwege de toenemende aandacht die maatschappij heeft voor voedselveiligheid en dierenwelzijn dient de afgestudeerde meer oog voor en inzicht te hebben in gezondheid en welzijn van dieren en betekenis van georganiseerde dierziektebestrijding hierbij, Groei van de dier- en veehouderij veroorzaakt steeds meer milieuproblemen terwijl de maatschappij die problemen steeds minder wenst te accepteren. Dit vraagt van de afgestudeerde inzicht in ecologische aspecten van de dier- en veehouderij. Voor de dier- en veehouderijsector ontstaat meer wet en regelgeving om problemen rond o.a. natuur, milieu en landschap, dierenwelzijn en voedselveiligheid te voorkomen. Dit vraagt meer inzicht van de afgestudeerden in de wet en regelgeving op die gebieden. De druk van buiten tuin- en akkerbouw en de dier- en veehouderij om op het platteland te werken, wonen, recreëren, natuur te ontwikkelen neemt toe. Dit vraagt van de afgestudeerden dat deze meer oog heeft voor en inzicht heeft in de rol die de dier- en veehouderij speelt/ kan spelen bij het beheren van de open ruimte en landschappelijke waarden, Technische ontwikkelingen gaan steeds sneller in de maatschappij, ook in de dier- en veehouderijsector . Dit vraagt voldoende, motivatie, betrokkenheid, basiskennis en inzicht en analytisch vermogen om met die snelle technische ontwikkelingen om te gaan. 7 1.3 BESCHRIJVING VAN DE FUNCTIEGROEPEN Uit het onderzoek naar de toekomstontwikkelingen in de dier- en veehouderijsector blijkt dat de afgestudeerden steeds meer multidisciplinair gaan werken, waardoor het onderscheid tussen de functies minder wordt. In vrijwel alle beroepen speelt strategische bedrijfsadvisering (inclusief wettelijke en bedrijfseconomische aspecten) een belangrijke rol. Het zich kunnen inleven in de ondernemer ten behoeve van relatiebeheer en advies is in de meeste beroepen een belangrijke noodzakelijke kwaliteit. Verder wordt van de afgestudeerde vaak een bijdrage verwacht in de verdere ontwikkeling van een product, procedure of dienst en wordt dus aanspraak gemaakt op innovatieve inbreng en onderzoeksvaardigheden. Op basis van voorgaande informatie zijn de volgende functiegroepen af te leiden: • Financieel economisch adviseur De financieel economisch adviseur geeft op basis van een eigen analyse van het bedrijf financieel economisch advies aan of over ondernemingen waar bedrijfsmatig dieren worden gehouden. De adviezen kunnen gaan over aanpassingen in de bedrijfsvoering, over het opzetten van bedrijven of bedrijfsonderdelen, bedrijfsovername , bedrijfsbeëindiging etc. Functiebenamingen: (junior-) consultant, verzekeringsadviseur, kredietadviseur Bedrijven/ instellingen: accountantsbureaus, banken, verzekeringsmaatschappijen, makelaardij, sociaal economische voorlichting bij het georganiseerd agrarisch bedrijfsleven (LTO) • Ondernemer/ bedrijfsleider: De zelfstandig ondernemer is verantwoordelijk voor de operationele, tactische en strategische bedrijfsvoering op het bedrijf. Dit gebeurt door (deel-)plannen op te (laten) stellen en uit te (laten) voeren in samenwerking met externe partijen zoals toeleveranciers, afnemers, adviseurs, controleurs, etcetera. Bedrijven: ¾ dier- of veehouderijbedrijf (varkens, pluimvee, melkvee, vleesvee, schapen, geiten, vissen, zorgboerderijen, dierparken, maneges, stoeterij, asiels, kennels, in stand houden en vermeerdering bijzondere diersoorten) ¾ bedrijf dat zich richt op de dier- en veehouderijsector zoals voerleverancier, slachterij, melkverwerkingsbedrijf, eierpakstation, adviesbureau, diergeneesmiddelenfabrikanten, stalinrichtingsfabrikanten, ICT sector, Veeverbeteringsinstanties, agrarisch adviesbureau, fabrikant of keten van dierbenodigdheden. 8 • Adviseur/vertegenwoordiger De adviseur/ vertegenwoordiger geeft dier- en veehouderijtechnisch advies aan bedrijven waarop bedrijfsmatig dieren worden gehouden over operationele, tactische en strategische zaken. Functiebenamingen: Verkoopleider, Vertegenwoordiger/ verkoper, Voorlichter/ adviseur, Controleur/ adviseur. Bedrijven/ instellingen: voerfabrikanten, DLV, LTO, ICT-sector, diergeneesmiddelenfabrikanten, stalinrichtingsfabrikanten, veeverbeteringsinstanties, slachterijen, agrarisch adviesbureau, fabrikant of keten van dierbenodigdheden, melkverwerking, eierpakstations, broederijen, landbouwwerktuigenleverancier, provincie, gemeenten, samenwerkingsverbanden van boeren t.b.v. streekontwikkeling, dierenartsenpraktijk, inspectiediensten, certificeringdiensten, consumentenorganisaties • Praktijkgericht onderzoeker en ontwikkelaar De onderzoeker en ontwikkelaar ontwikkelt zelf of draagt bijvoorbeeld via vooronderzoek bij aan de ontwikkeling van producten, diensten of beleid ten behoeve van de dier- en veehouderijsectoren. Het onderzoeken van de geschiktheid (effectiviteit en efficiëntie) van producten, diensten of beleid maakt daarvan onderdeel uit. Functiebenamingen: Systeemontwikkelaar, Programmeur, Ontwikkelaar producten of diensten, Onderzoeker Bedrijven/ instellingen: veeverbeteringsorganisaties, instellingen voor praktijkonderzoek, stalinrichtingsfabrikanten, leverancier managementpakketten, klimaatbeheersingsondernemingen, voerfirma’s, geneesmiddelenindustrie, landbouwwerktuigfabrikanten, leveranciers van dierbenodigdheden • Deskundige dier- en veehouderij (o.a. beleid) Deze beroepsgroep omvat de meer algemene beroepen waarvoor kennis van het houden en verzorgen van dieren noodzakelijk is. De kern van deze beroepen hoeft niet typisch van ‘dier- en veehouderij’-aard’ te zijn. Men moet daarbij denken aan: journalistiek, communicatiemedewerker, landbouwbeleid, organisator evenementen, docent, en dergelijke. 9 1.4 KERNTAKEN VAN DE AFGESTUDEERDEN Op basis van de informatie uit het werkveld beschreven in de vorige paragraven heeft de werkgroep landelijke opleidingscompetenties dier- en veehouderij de kerntaken vastgesteld die alle studenten van opleidingen Dier- en veehouderij beheersen. In paragraaf 2.4 wordt aangegeven in hoeverre de verschillende opleidingen zich nog extra profileren: 1. Het operationeel beheren van een dier en veehouderijbedrijf/ Ondersteunen van het management op een dier en veehouderij bedrijf. 2. Adviseren over de bedrijfsvoering op een dier- en veehouderijbedrijf. 3. Opstellen ondernemingsplan. 4. Organiseren van de ketengerichte productie volgens het in de dier- en veehouderijkolom afgesproken concept. 5. Het voorbereiden van het vermarkten van producten en diensten. 6. Voorlichting verzorgen. 7. Beleid voorbereiden. 8. Innoveren, ontwikkelen en onderzoeken (Research and Development R&D). In onderstaande tabel 1 worden functiegroepen zoals ze paragraaf 1.3 beschreven zijn, in verband gebracht met de kerntaken. Onderstaande tabel geeft de richting aan. Er kunnen binnen de functies grote verschillen bestaan in de mate waarin bepaalde taken moeten worden uitgevoerd. 10 Tabel 1. De mate waarin kerntaken van belang zijn voor de meest voorkomende functiegroepen waarin de afgestudeerden van de opleiding Dier- en veehouderij terechtkomen. (X = gemiddeld van belang, XX=veel voorkomend, XXX= hoofdtaak) KERNTAKEN 1 Het operationeel beheren van een dier- en veehouderijbedrijf/ Ondersteunen van het management op een dier- en veehouderij bedrijf 2 Adviseren over de bedrijfsvoering op een dier- en veehouderijbedrijf 3 Opstellen ondernemingsplan 4 Organiseren van de ketengerichte productie volgens het in de dieren veehouderijkolom afgesproken concept 5 Het voorbereiden van het vermarkten van producten en diensten 6 Voorlichting verzorgen 7 Beleid voorbereiden 8 Innoveren, ontwikkelen en onderzoeken (Research and Development R&D). De functiegroepen waar de afgestudeerde van de opleiding Dier- en veehouderij in terechtkomen. Ondernemer/ Adviseur/ Financieel Praktijkgericht Deskundige bedrijfsleider vertegeneconomische onderzoeker en dierlijke woordiger dienstverlener ontwikkelaar productie (o.a. beleid) XXX XXX XX X X XXX XXX XX X X XXX XXX XXX X X XX XX X X X X XXX XXX X XX X XXX XXX X XX X X Xx X XXX X X X XXX X 11 DEEL 2. COMPETENTIEPROFIEL 2.1 UITLEG OVER HET GEBRUIKTE FORMAT Zoals reeds in de inleiding is aangegeven is dit document gericht op het beschrijven van competenties. Competenties zijn het vermogen om beroepstaken adequaat uit te voeren4. De competente beroepsbeoefenaar kan kennis, vaardigheden en houdingsaspecten geïntegreerd inzetten om een taak in de praktijkcontext tot een goed resultaat te brengen. De competenties zijn veelal een directe vertaling van de kerntaken. De competenties beschrijven het eindniveau waaraan een afgestudeerde moet voldoen; er zijn dus geen tussenniveaus beschreven. Bij het beschrijven van de competenties is een vast format de “competentiekaart” gehanteerd5. De competentiekaart is beschreven in schema 1 en bevat de volgende elementen • Competentienaam • Competentieomschrijving De [naam beroepsbeoefenaar] demonstreert dat hij in staat is om werkwoord [=activiteit] voor [evt. onderwerp/situatie waar handeling betrekking op heeft] met [=betrokkenen] met [evt. hulpmiddelen] [houding] zodat [=doel/resultaat] • Contextbeschrijving • Duidelijke indicatoren • En aanwijzingen voor het onderwijs cq. aanwijzingen waar het onderwijs zich in herkent. Dit zijn dus suggesties en zijn niet bindend voor de HAO-instellingen. HBO-competenties De eisen voor het hbo-niveau van de student bij afstuderen (gesteld door het ministerie van LNV ) staan in onderstaande lijst met hbo-competenties. Deze bieden geen beroepsspecifieke norm, maar vormen de algemene kwaliteitseisen en verificatiepunten waaraan de opleiding en uiteindelijk de hbo-er moet voldoen De hbo-competenties zijn: 1) brede professionalisering; (2) integratie; (3) wetenschappelijke toepassing; (4) brede inzetbaarheid; (5) creativiteit; (6) complexiteit in handelen; (7) probleemgericht werken; (8) methodisch handelen; (9) reflectief denken; (10) basiskwalificering voor managementfuncties en (11) sociaal-communicatieve bekwaamheden. . De meeste hbo-competenties zijn binnen dit document niet beschreven als aparte competenties. Ze zijn gebruikt als check of het niveau van de landelijke opleidingscompetenties voldoende is. Per opleidingscompetentie voor de opleiding Dier- en veehouderij is op de competentiekaarten met voetnoten weergegeven welke van de HBO-competenties er in belangrijke mate mee verbonden zijn. De HBO-competenties 1) “brede professionalisering” en 9) “reflectief denken” zijn niet specifiek apart verbonden met een van de opleidingscompetenties. Vanwege het bijzondere belang zullen daarom naast de specifieke opleidingscompetenties deze twee algemene HBO-competenties waarover de competente beroepsbeoefenaar van de 4 Klarus, (1998): Competenties zijn de vermogens (cognitieve vaardigheden, handelingsvaardigheden en attitudes) van een individu die hem of haar in staat stellen op een adequate wijze taken uit te voeren, oplossingen te vinden en te realiseren in de dagelijkse arbeidssituatie. 5 Voor dit format is gebruik gemaakt van de formats ontwikkeld door het HTNO en VIPS en eerdere ervaringen binnen de HAO instellingen zelf. Het format is vastgesteld in de tweede HAO K&P werkconferentie d.d. 31 januari ’02. 12 opleiding dier- en veehouderij dient te beschikken, apart worden opgenomen. Schema 1. Uitleg competentiekaart. Competentienaam: werkwoord + onderwerp Competentiebeschrijving Beheersingsindicatoren Waaraan kan ik concreet zien/ horen/ voelen De afgestudeerde demonstreert dat hij in dat de student de competentie beheerst? staat is om Werkwoord [=activiteit] Voor.[onderwerp/ situatie ] Met.[=betrokkenen] met.[evt. hulpmiddelen] [houding] zodat [=doel/ resultaat] Context • • • • • • Beroepspraktijk Omstandigheden Rol van de beroepsbeoefenaar Betrokkenen Dilemma’s Wet en regelgeving Kennis/ Inzichten/ vaardigheden/ attituden Onderliggende kennis+ Inzichten + vaardigheden+ attituden die aanknopingspunten geven voor de inrichting van het onderwijs 13 2.2 OVERZICHT VAN COMPETENTIES De competenties van de opleiding Dier- en Veehouderij (titels komen overeen met de kerntaken zie 1.4.) en de algemene HBO-competentie kunnen als volgt worden omschreven: 1 Het operationeel beheren van een dier en veehouderijbedrijf/ Ondersteunen van het management op een dier en veehouderij bedrijf De afgestudeerde demonstreert dat hij het dagelijks beheer/ management van een dier- en veehouderij bedrijf kan voeren en de bijbehorende werkzaamheden kan uitvoeren. 2 Adviseren over de bedrijfsvoering op een dier en veehouderijbedrijf De afgestudeerde demonstreert in staat te zijn om van een dier en veehouderijbedrijf in samenwerking met de ondernemer/ bedrijfsleider de problemen helder te krijgen die spelen op operationeel en tactisch niveau van de bedrijfsvoering, daarover een analyse uit te voeren, op basis daarvan een met argumentatie onderbouwd verbeteradvies op te stellen en daarover een advies gesprek te houden. 3 Opstellen ondernemingsplan De afgestudeerde demonstreert ten behoeve van de strategische bedrijfsvoering in staat te zijn om op basis van een eigen in- en externe sterkte en zwakte analyse een ondernemingsplan op te stellen voor een onderneming in de dier- en veehouderijsector en daarover adequaat te adviseren. 4 Organiseren van de ketengerichte productie volgens het in de dier- en veehouderijkolom afgesproken concept De afgestudeerde demonstreert in staat te zijn de ketengerichte productie door dier en veehouderijbedrijven te organiseren opdat er geproduceerd wordt volgens een bepaald, in de keten afgesproken, concept. Zodanig dat de ondernemer in goede samenwerking met toeleveranciers en de afnemers komt tot een werkwijze waarmee wordt voldaan aan de eisen op het gebied van kwaliteitszorg die in betreffende productiekolom zijn afgesproken. 5 Het voorbereiden van vermarkten van producten en diensten De afgestudeerde demonstreert in staat te zijn om voor een product of dienst voor de dier- en veehouderijsector de markt (nationaal en internationaal) kwantitatief en kwalitatief in kaart te brengen en op basis daarvan een marketing plan op te stellen en door te rekenen. 6 Voorlichting verzorgen De afgestudeerde demonstreert in staat te zijn effectief en efficiënt de voorlichting te verzorgen over een bepaald plan, project, dienst of product in de dier- en veehouderijsector, een communicatie- en voorlichtingsplan op te stellen en (mede) uit te voeren zowel individueel als voor een groep. 7 Beleid voorbereiden De afgestudeerde demonstreert in staat te zijn op basis van een eigen analyse over ontwikkelingen en belangen die bestaan in de dier- en veehouderijsector zowel nationaal als internationaal, beleidsmakers te adviseren en te ondersteunen bij het opstellen van beleid met name op het gebied van wet- en regelgeving. 8 Innoveren, ontwikkelen en onderzoeken (Research and Development R&D). De afgestudeerde demonstreert in staat te zijn om producten, methoden en diensten te ontwikkelen, de bruikbaarheid (behoefte) in de praktijk te onderzoeken, onderzoek van anderen daarover te interpreteren en op basis daarvan bij te dragen tot de realisering van het product, de methode of de dienst (o.a. inpassen in de bedrijfsvoering). 14 Algemene HBO-competenties: Brede professionalisering. De afgestudeerde toont aan zich op een professionele manier te kunnen inzetten en ontplooien op basis van een goede kijk op eigen ontwikkelmogelijkheden en kwaliteiten enerzijds en de behoeften en mogelijkheden in het werkveld anderzijds. Reflectief denken. De afgestudeerde laat zien, op basis van een heldere eigen set van waarden en normen, die van anderen en op basis van een goed onderscheid tussen feiten en meningen, zich een eigen mening te kunnen vormen over belangrijke zaken die spelen in de beroepen uit het werkveld van de dier- en veehouderij. Daarbij laat de afgestudeerde zien daarover open met andere betrokkenen van gedachten te kunnen en willen wisselen. 15 2.3 INGEVULDE COMPETENTIEKAARTEN Het vaststellen van de kerncompetenties van de HAO-opleiding Dier- en Veehouderij is de eerste stap in het ontwikkelen van een competentiegericht onderwijs. Van groot belang daarbij is het vastleggen van de beheersindicatoren waarmee objectief eenduidig kan worden bepaald in hoeverre de student betreffende kerncompetentie concreet beheerst. Het gaat er dan om vast te stellen hoe een bepaalde competentie onder te verdelen is en om vervolgens vast te leggen per onderdeel wat de student moet laten zien om te kunnen beoordelen of het onderdeel beheerst wordt. Vragen die daarbij spelen zijn: op welk (minimum-) niveau moet de student het onderdeel beheersen, hoe stel je dat objectief vast, wat is gemiddeld genomen haalbaar. Hiermee wordt duidelijk dat het vastleggen van de beheersindicatoren een belangrijke maar ingewikkelde stap is in het ontwikkelen van competentiegericht onderwijs nadat de kerncompetenties zijn vastgesteld. 16 1. Competentienaam: Het operationeel beheren van een dier en veehouderijbedrijf/ Ondersteunen van het management op een dier en veehouderij bedrijf6 Competentiebeschrijvingen Beheersindicatoren De afgestudeerde demonstreert dat hij het dagelijks beheer/ • Een eenduidige en volledige beschrijving van de processen (of: het productieproces) op een dier- en management van een dier- en veehouderij bedrijf kan voeren en de veehouderijbedrijf bedrijf. bijbehorende werkzaamheden kan uitvoeren. • Een eenduidige en volledige beschrijving van de eigen expertise en de expertise die ingehuurd moet worden/ externe input incl. motivatie. • Een eenduidige en volledige beschrijving van de relatie tussen de processen (of onderdelen van het productieproces) op een dier en veebedrijf. • Managementmaatregelen, op basis van een analyse van de processen (of het productieproces) op een dier- en veehouderijbedrijf, om ‘problemen’ te voorkomen of op te lossen. • Maatregelen/beslissingen op operationeel en tactisch niveau om het productieproces optimaal te laten verlopen. • Eenduidige werkafspraken op basis waarvan ‘derden’ maatregelen kunnen implementeren. Context Kennis + Inzichten Vaardigheden Attitude De ondernemer in de dier en veehouderij heeft behoefte aan • Dier en veehouderij • Open staan • Procesmatig werken adviseurs, bedrijfsleiders, junior bedrijfsleiders/ ondernemers die op technisch, tactische en • Inleven in anderen • Basis de hoogte zijn van de processen op een dier en veehouderij bedrijf operationeel managementvaardigheden maar ook de bijbehorende werkzaamheden kunnen uitvoeren. • Bedrijfseconomisch • Eenvoudige Het is hier bij belangrijk dat de adviseur, bedrijfsleider, junior • Arbeidsverhoudingen veelvoorkomende praktische ondernemer inzicht heeft in alle processen op een dier en • Proces kennis inclusief handvaardigheden op een veehouderij bedrijf. De junior ondernemer weet in welke kwaliteitscontrole dier en veehouderijbedrijf onderdelen van het proces hij de expertise moet inhuren omdat hij • Besluiten ze zelf niet kan uitvoeren. 6 In deze beroepsgerichte competentie komt met name de volgende van de HBO-competentie (blz. 10) terug: 10) basiskwalificering voor managementfuncties 8) methodisch handelen. 17 2. Competentienaam: Adviseren over de bedrijfsvoering op een dier en veehouderijbedrijf7 Competentiebeschrijvingen De afgestudeerde demonstreert in staat te zijn om van een dier en veehouderijbedrijf in samenwerking met de ondernemer/ bedrijfsleider de problemen helder te krijgen die spelen op operationeel en tactisch niveau van de bedrijfsvoering, daarover een analyse uit te voeren, op basis daarvan een met argumentatie onderbouwd verbeteradvies op te stellen en daarover een advies gesprek te houden. Beheersindicatoren • Helder geformuleerde vraag van de ondernemer/ bedrijfsleider. • Analyse van een complex probleem op een dier- en veehouderijbedrijf. • Helder geformuleerde en met argumenten onderbouwde verbetervoorstellen. • Adviesgesprek met de ondernemer/ bedrijfsleider waarin de verbetervoorstellen worden teruggekoppeld. Context Een ondernemer in de dier en veehouderij heeft behoefte aan de inbreng van derden om zicht te krijgen op de mate waarin in operationeel, tactische zin de bedrijfsvoering verbeterd kan worden. Welke mogelijkheden er liggen wordt duidelijk via vergelijking met andere bedrijven en door zicht te geven op technische ontwikkelingen. Belangrijk daarbij is zicht te krijgen op de bedrijfseconomische gevolgen van aanpassingen in de bedrijfsvoering. De adviseur heeft vaak de mogelijkheid gebruik te maken van de technische ondersteuning door het bedrijf waarvoor hij werkt. Tevens zal de adviseur vaak gebruik kunnen maken van specialisten op terreinen waar hij/zij minder thuis is. Een goede verstandhouding met de ondernemer is van cruciaal belang voor het verkrijgen van de relevante informatie en voor het effectief terugkoppelen van de adviezen Kennis + Inzichten • Dier- en veehouderij technisch; • Kwaliteitssystemen • Managementinformatiesyste men • Bedrijfsvergelijkingen • Wet- en regelgeving • Bedrijfseconomisch inzicht • Omgevingsinvloeden • Sociale context • Gedragsveranderingen • Ecologische, economische en sociale duurzaamheid 7 Vaardigheden • Adviesgesprek voeren • Bedrijfsanalyse maken en bespreken met de klant • Advies op schrift stellen • Vakkennis ontsluiten • Planmatig werken • Analyseren • Probleem oplossen Attitude • Besluiten nemen • Inleven in anderen • Open staan • Aanpassen • Innoveren In deze beroepsgerichte competentie komen met name de volgende van de HBO-competenties (blz. 10) terug: 7) probleemgericht werken; 11) sociaal-communicatieve bekwaamheden. 18 3. Competentienaam: Opstellen van een ondernemingsplan8 Competentiebeschrijvingen De afgestudeerde demonstreert ten behoeve van de strategische bedrijfsvoering in staat te zijn om op basis van een eigen in- en externe sterkte en zwakte analyse een ondernemingsplan op te stellen voor een onderneming in de dier- en veehouderijsector en daarover adequaat te adviseren. Beheersindicatoren • Helder geformuleerde en met argumenten onderbouwde strategische doelen. • Een omgevingsanalyse die richtinggevend is voor het schrijven van een ondernemingsplan. • Een financieringsplan (balans, resultaatrekening, liquiditeitsplan, investeringsbegroting) nodig voor het halen van de strategische doelen. • Helder geformuleerde tactische en operationele plannen om de strategische doelen te halen. • Een haalbaarheids- en risicoanalyse van de voorgestelde plannen. • Onderhandelingsgesprek over de plannen met de kredietverstrekker. Context Er zijn steeds grotere bedragen gemoeid met het opstarten / innoveren van een onderneming waardoor er steeds hogere eisen worden gesteld aan een gedegen ondernemingsplan. De afgestudeerde integreert hierbij externe en interne factoren (SWOTanalyse) tot een voor de onderneming optimaal plan. De positie en mogelijkheden van de onderneming in een bepaald gebied eventueel in het buitenland en in een bepaalde keten spelen daarbij een belangrijke rol. Complicerende factoren die hierbij spelen zijn de steeds weer veranderende marktvraag, wet en regelgeving, beleid van het landelijke gebied/ ruimtelijke ordening, nieuwe samenwerkingsverbanden in een streek, keten/ branche of met partijen in het buitenland Kennis + Inzichten • Dier- en veehouderij technisch • Fiscaal / juridische aspecten • Economische aspecten • Financiering • Afzetmogelijkheden • Ondernemerskwaliteiten (bedrijfsstijlen) • Maatschappelijk verantwoord ondernemen • Personeelsbeleid • Culturele verschillen nationaal en internationaal • Marketingconcepten 8 Vaardigheden • Samenwerken • Netwerken • Planmatig werken • Ontwerpen • Projectmatig werken • Risico analyse maken • Begroting opstellen • Adviesgesprek voeren • Verandermanagement • Onderhandelen Attitude • Initiatief nemen • Zelfdiscipline tonen • Doorzetten • Maatschappelijkeverantwoord elijkheid dragen • Zich in willen leven in andere culturen In deze beroepsgerichte competentie komen met name de volgende van de HBO-competenties (blz. 10) terug: 2) integratie; 4) brede inzetbaarheid; 6)complexiteit in handelen 19 4. Competentienaam: organiseren van de ketengerichte produktie volgens het in de dier- en veehouderijkolom afgesproken concept9 Competentiebeschrijvingen Beheersindicatoren De afgestudeerde demonstreert in staat te zijn de ketengerichte • Helder opgestelde kwaliteitsnormen voor een bepaald product of dienst in de dier- en productie door dier en veehouderijbedrijven te organiseren opdat er veehouderijsector gebaseerd op de markteisen (ook internationaal) (“Laat zien zich het inzicht en de geproduceerd wordt volgens een bepaald, in de keten afgesproken, kennis eigen te kunnen maken nodig voor het aangeven van de kritische kwaliteitsfactoren voor een concept. Zodanig dat de ondernemer in goede samenwerking met bepaald product of bepaalde dienst in de dier en veehouderijsector” is al automatisch onderdeel toeleveranciers en de afnemers komt tot een werkwijze waarmee van deze beheersindicator). wordt voldaan aan de eisen op het gebied van kwaliteitszorg die in • Helder beschreven stappenplan voor het opzetten van een keten of het netwerk met bijbehorend betreffende productiekolom zijn afgesproken. concept voor het produceren van het betreffende product of de dienst. • Een belangenanalyse van de verschillende partijen uit de keten die samen met het dier – en veehouderijbedrijf volgens een bepaald concept gaan produceren. • Een samenwerkingsvoorstel waarin op basis van de belangenanalyse maximale consensus wordt bereikt. Context Kennis + Inzichten Vaardigheden Attitude Kwaliteitsnormen worden steeds belangrijker en zwaarder. Het gaat daarbij niet alleen om de fysieke kwaliteit maar ook om belevingsaspecten. Om daaraan te voldoen wordt steeds meer in ketenverband afgesproken volgens een bepaald concept te gaan produceren om te voldoen aan eisen zoals t.a.v. transparantie, voedselveiligheid, tracking en tracing. Het opstellen van een werkbaar concept, dat bij alle partijen op de juiste manier te implementeren en het verder begeleiden van de ondernemingen om te werken volgens dat concept, is dan de uitdaging. • • • • • • • • • 9 Maatschappelijke ontwikkelingen en consumenteneisen Kwaliteitssystemen Dier- en veehouderijtechnisch Samenwerkingsaspecten Logistiek Integrale Keten Beheersing Wet en regelgeving Inzicht in factoren die invloed hebben op product (dienst-) kwaliteit Ecologische, economische en sociale duurzaamheid • • • • • • • • • Analyseren en optimaliseren van systemen Controlemetingen uitvoeren Communicatie, adviesgesprek voeren, interview afnemen, presentatie houden Begeleiden van samenwerking Analyseren Ontwerpen Probleemoplossen Vergadering leiden Netwerken • • • • Zorgvuldigheid zijn, nauwkeurigheid zijn Marktgericht zijn Maatschappelijke verantwoordelijkheid dragen Open staan In deze beroepsgerichte competentie komen met name de volgende van de HBO-competenties (blz. 10) terug: 2) integratie; 11)sociaal communicatieve vaardigheden. 20 5. Competentienaam: Het voorbereiden van het vermarkten van producten en diensten10 Competentiebeschrijvingen De afgestudeerde demonstreert in staat te zijn om voor een product of dienst voor de dier- en veehouderijsector de markt (nationaal en internationaal) kwantitatief en kwalitatief in kaart te brengen en op basis daarvan een marketing plan op te stellen en door te rekenen Beheersindicatoren • Een marktbeschrijving voor een bepaald product of dienst (nationaal en internationaal en kwalitatief en kwantitatief) gebaseerd op heldere analyse van de klant/ doelgroep. • Helder geformuleerde kansen en bedreigingen voor een (ver) nieuw(d) product of dienst gebaseerd op marktontwikkelingen. • Een eenvoudig en doorgerekend marketingplan. Context Voor commerciële bedrijven is het van vitaal belang voldoende tevreden relaties te hebben en te houden De afgestudeerde in de rol van in-/ verkoper (areamanager, salesmanager, accountmanager, productmanager), communiceert in dat kader met de toeleverancier / dier- veehouder/ verwerker/ afnemer. Een dilemma waarin de afgestudeerde moet opereren betreft het spanningsveld tussen kosten en kwaliteit, maar ook tussen vraag en aanbod. Kennis + Inzichten • Dier- en veehouderijtechnisch • Structuur van markt • Communicatietechnieken • Kostprijsberekening • Culturele verschillen nationaal en internationaal • marketingconcepten 10 Vaardigheden • Marketingplan maken • Markt analyseren • Bronnen onderzoeken In deze beroepsgerichte competentie komt met name de volgende van de HBO-competentie (blz. 10) terug: 8) Methodisch handelen 21 Attitude • Marktgericht denken 6. Competentienaam: Voorlichting verzorgen11 Competentiebeschrijvingen De afgestudeerde demonstreert in staat te zijn effectief en efficiënt de voorlichting te verzorgen over een bepaald plan, project, dienst of product in de dier- en veehouderijsector, een communicatie- en voorlichtingsplan op te stellen en (mede) uit te voeren zowel individueel als voor een groep. Context Diverse partijen in de dier- en veehouderij hebben er belang bij dat relevante informatie efficiënt en effectief bij doelgroepen terechtkomt en tot de gewenste reacties leidt. Vanuit de overheid, belangenorganisaties, samenwerkingsverbanden etc. naar de dierof veehouderijondernemer, maar ook vanuit de ondernemer of groep van ondernemers naar diverse maatschappelijke groeperingen. Het gaat hierbij dus zowel om individuele voorlichting als groepsvoorlichting 11 Beheersindicatoren • Een overzicht van de doelen die door voorlichting over een bepaald plan, project, dienst of product bediend moeten worden behaald. • Helder geformuleerde voorlichtingsboodschappen om de relevante doelen te behalen. • Een helder geformuleerd voorlichtings- of communicatieplan. • Een voordracht in het kader van het voorlichtings- of communicatieplan. • Een adviesgesprek in het kader van het voorlichtings- of communicatieplan. • Een schriftelijke voorlichtingsboodschap (brochure of artikel) in het kader van het voorlichtings- of communicatieplan. Kennis + Inzichten Vaardigheden Attitude • Inzicht in eigen manier van • Adviesgesprek voeren • Besluiten nemen gesprekken voeren en de • Bedrijfsanalyse maken en • Inleven in anderen effecten daarvan bespreken met de klant • Open staan • Omgevingsinvloeden • Advies op schrift stellen • Aanpassen • Sociale context • Kan inschatten wat er in een • Gedragsveranderingen gesprek gebeurt en kan daarop inspelen • Ecologische, economische en sociale duurzaamheid • Communicatievaardigheden zowel in het Nederlands als • Communicatiemiddelen in een vreemde taal (presentaties, rapporteren, artikelen schrijven) In deze beroepsgerichte competentie komen met name de volgende van de HBO-competenties (blz. 10) terug: 5) creativiteit; 11) sociaal-communicatieve vaardigheden 22 7. Competentienaam: Beleid voorbereiden12 Competentiebeschrijvingen De afgestudeerde demonstreert in staat te zijn op basis van een eigen analyse over ontwikkelingen en belangen die bestaan in de dier- en veehouderijsector zowel nationaal als internationaal, beleidsmakers te adviseren en te ondersteunen bij het opstellen van beleid met name op het gebied van wet- en regelgeving. Context Problemen binnen de dier- en veehouderij en grote belangstelling van de maatschappij voor de dier- en veehouderij vragen veel inzet om beleid te ontwikkelen dat zoveel mogelijk met de vele vaak tegenstrijdige belangen rekening houdt. De vele partijen die nationaal (plaatselijk, regionaal, provinciaal en landelijk) en internationaal (EG-niveau en wereld niveau) een rol spelen maken beleidsontwikkeling erg complex en vragen veel inzet om beleid helder en praktisch te houden 12 Beheersindicatoren • Helder geformuleerde belangen die spelen rond bestaande en te ontwikkelen wet- en regelgeving van een bepaalde kwestie in de dier- en veehouderijsector. • Helder geformuleerde oplossingsvoorstellen rekening houdend met de belangen die spelen. • Krachtenveld analyse. • Helder geformuleerde en onderbouwde beleidsvoorstellen. • Rapporteren over de beleidsvoorstellen bij de beleidsmakers. Kennis + Inzichten Vaardigheden Attitude • Besluitvormingsprocessen • Strategisch inzicht • Besluiten nemen (nationaal en internationaal) • Netwerken • Inleven in anderen • Wet- en regelgeving • Communicatief vaardig • Open staan • Belangenbehartiging (gesprekken, schriftelijk, • Aanpassen vergaderen) • Maatschappelijk • Kritisch zijn krachtenveld • Analyseren • Ecologische, economische en • Beluitvormingsprocessen sociale duurzaamheid doorzien • Dier en veehouderijtechnisch • Maatschappelijke ontwikkelingen In deze beroepsgerichte competentie komen met name de volgende van de HBO-competenties (blz. 10) terug::7) probleem gericht werken, 8) methodisch handelen 23 8. Competentienaam: Innoveren, ontwikkelen en onderzoeken (Research and Development R&D)13 Competentiebeschrijvingen De afgestudeerde demonstreert in staat te zijn om producten, methoden en diensten te ontwikkelen, de bruikbaarheid (behoefte) in de praktijk te onderzoeken, onderzoek van anderen daarover te interpreteren en op basis daarvan bij te dragen tot de realisering van het product, de methode of de dienst (o.a. inpassen in de bedrijfsvoering). Beheersindicatoren • Heldere geformuleerde probleemanalyse. • Helder geformuleerde en innovatieve onderzoeksvoorstellen. • Helder rapportage van resultaten van uitgevoerd onderzoek. • (Statistisch) verantwoorde rapportage over eenvoudig onderzoek. • Helder geformuleerde en onderbouwde conclusies en aanbevelingen van eenvoudig onderzoek. • Helder geformuleerde praktische oplossingen voor de praktijk gebaseerd op/vertaald uit o.a. wetenschappelijke onderzoeksresultaten vanuit binnen en buitenland . Context Kennis + Inzichten Vaardigheden Attitude Het succes van een onderneming hangt in sterk af van de mate waarin • Dier- en • Innoveren • Zorgvuldig zijn, nieuwe ontwikkelingen tot stand komen en worden ingebouwd. In de veehouderijtechnische kennis (o.a. brainstormen) nauwkeurig zijn dier – en veehouderij kan het succes niet alleen meer worden behaald • Statistiek en statistisch • Opzetten onderzoeksplan • Flexibel zijn via het massaal toe blijven passen van een algemeen gangbaar verwerkingsprogramma en en onderzoek • Besluiten nemen concept. onderzoeksmethodieken • Gebruik meetapparatuur • Doorzetten Nieuwe ontwikkelingen zijn vooral succesvol wanneer ze • Ecologische, economische en • Onderzoeksgegevens • Creatief zijn betrouwbaar op hun toepassingsmogelijkheden zijn onderzocht sociale duurzaamheid statistisch verwerken met • Maatschappelijke • Ethiek een computerprogramma verantwoordelijkheid • Lezen buitenlandse literatuur • Helder rapporteren dragen • Conclusies trekken • Uitvoeren van literatuuronderzoek • Overtuigen • Complexe denkproblemen overzien • Analyseren 13 In deze beroepsgerichte competentie komt met name de volgende van de HBO-competentie (blz. 10) terug::3) Wetenschappelijke toepassing. 24 Algemene HBO-competentie: Brede professionalisering Competentiebeschrijvingen De afgestudeerde toont aan zich op een professionele manier in een beroep te kunnen inzetten en ontplooien op basis van een goede kijk op eigen ontwikkelmogelijkheden en kwaliteiten enerzijds en de behoeften en mogelijkheden vanuit het werkveld anderzijds. Context Het succes van iemands functioneren in een beroep hangt af van de mate waarin iemand zichzelf kent en zich inzet en ontwikkelt . Dat houdt in dat iemand weet waar zijn/haar sterke kwaliteiten liggen, hoe hij/zij deze het beste kan inzetten en hoe deze eventueel verder te ontwikkelen zijn. Voor wat betreft iemands slechte eigenschappen is het van belang te weten hoe voorkomen kan worden dat ze een optimale beroepsuitoefening blokkeren bijvoorbeeld door zich daarop te verbeteren dan wel door te voorkomen (te veel ) in een situatie te komen waar zo’n slechte eigenschap problemen kan opleveren. Onmisbaar daarbij is dat iemand een goede kijk heeft op zijn/haar mogelijkheden om in een beroep optimaal ingezet te worden en om zich optimaal te ontwikkelen. Beheersindicatoren • Helder geformuleerde kijk op eigen kwaliteiten. • Helder geformuleerd inzicht in de eigen verwachtingen van het toekomstige beroep. • Rapportage over de inzet- en ontwikkelingsmogelijkheden in beroepen. • Helder geformuleerd persoonlijk ontwikkelplan op basis van eigen kwaliteiten, verwachtingen en mogelijkheden in het beroep. • Evaluatierapport van het persoonlijk ontwikkelplan inclusief verbetervoorstellen op basis van persoonlijke ervaringen en inbreng van begeleiders. Kennis + Inzichten Vaardigheden Attitude • Principes achter personeels• Reflecteren op eigen • Open zijn ontwikkelingsplannen functioneren • Besluitvaardig zijn • Inzichten in • Beluitvormingsprocessen • Slagvaardig zijn arbeidsorganisaties: doorzien • Inleven in anderen functiemogelijkheden, • Doorzetten promotiemogelijkheden • Maatschappelijke • Modellen om inzicht te krijgen verantwoordelijkheid in iemands kwaliteiten. dragen • Bereid zijn op zichzelf te reflecteren 25 Algemene HBO-competentie: Reflectief denken Competentiebeschrijvingen De afgestudeerde laat zien, op basis van een heldere eigen set van waarden en normen en/of de waarden en normen van anderen en op basis van een goed onderscheid tussen feiten en meningen, zich een eigen mening te kunnen vormen over belangrijke zaken die spelen in de beroepen uit het werkveld van de dier- en veehouderij. Daarbij laat de afgestudeerde zien daarover open met andere betrokkenen van gedachten te kunnen en willen wisselen. Beheersindicatoren • Gemotiveerde aanduiding van de ethische problemen uit een set van problemen . • Onderscheid tussen feiten en meningen over een ethisch probleem uit de dier- en veehouderijsector. • Rapportage over de eigen normen en waarden ten aanzien van een ethisch probleem of vraagstuk. • Helder zicht op de normen en waarden van anderen ten aanzien van een ethisch probleem. • Heldere analyse van een ethisch probleem. • Rapportage over de oplossing voor een ethisch probleem gebaseerd op de analyse ervan, daarbij rekening houdend met de waarden en normen van anderen. • Refectierapport op eigen professioneel handelen. Context Kennis + Inzichten Vaardigheden Attitude Algemeen geldt voor HBO –beroepen , maar speciaal voor beroepen • Dier en veehouderijkennis • Luisteren • Open zijn die zich richten op het houden van dieren , dat mensen in staat zijn • Inzichten in de criteria • doorvragen • Inleven in anderen een weloverwogen eigen mening te vormen die op een heldere set waarmee bepaald kan worden Aanalyseren ( o.a. van zichzelf) • Kritisch zijn van waarden en normen is gebaseerd. Wanneer ethische kwesties aan in hoeverre je te maken hebt • doorzetten de orde zijn is het lastig om meningen en feiten uit elkaar te houden. met een ethisch probleem • standvastig zijn Omdat naast economische belangen vaak ethische belangen een • Inzicht in de achtergronden • Maatschappelijke belangrijke rol spelen is het moeilijk om de juiste afweging en goede (historisch, maatschappelijk, verantwoordelijkheid besluiten te nemen. persoonlijk) van het ontstaan dragen van waarden en normen • Uitkomen voor eigen mening • Bereid zijn op zichzelf te reflecteren 26 2.4 EIGENHEID VAN DE VERSCHILLENDE OPLEIDINGEN/ INSTELLINGEN Hieronder wordt kort aangegeven, op welke wijze de opleidingen van de verschillende instellingen hun onderwijs met voorgaande kerncompetenties specifiek vormgeven. Van Hall-Leeuwarden De opleiding Dier- en Veehouderij aan het Van Hall Instituut kent twee profielen: • Veehouderij en Management • Diergezondheidszorg Hoewel beide profielen een gezamenlijk deel bevatten krijgen de profielen gestalte in de gehele opleiding en bestaan de profielen dus niet uit een kop in de laatste studiejaren bovenop een basis in de eerste studiejaren. De landelijke opleidingscompetenties zijn voor beide profielen aan de orde. Daarnaast worden per profiel bepaalde competenties zwaarder aangezet, zoals blijkt uit onderstaande profielbeschrijvingen. Eindtermen profiel Veehouderij en Management In veehouderij en management staat het veehouderijbedrijf in de sector centraal. De afgestudeerde heeft overzicht over het bedrijf als functionele eenheid en legt relaties tussen bedrijfsuitkomsten enerzijds en bedrijfsuitvoering en –uitrusting anderzijds. Hij kan de lijn vanuit het verleden naar het heden doortrekken naar de toekomst. Hij heeft een referentiekader voor kengetallen op bedrijfs- en dierniveau, waaraan hij de huidige situatie kan toetsen (bedrijfsvergelijking). Tevens kan hij de plaats en rol van het primaire bedrijf in zijn omgeving (landschap, overheid, consument) beschrijven, waarderen, verklaren en beïnvloeden. Doelstellingen: - Het systematisch, logisch en consistent beoordelen van een veehouderijbedrijf in productietechnische, economische en financiële zin (Æ Strenghts and Weaknesses) (s). - Het extern beoordelen van de bedrijfssituatie en de toekomstmogelijkheden (in de context van het gebied en maatschappelijke ontwikkelingen) (Æ Opportunities and Threaths) (d). - Het opstellen van een strategisch plan, dat vertaald wordt naar een ondernemingsplan en een actieplan (s). - Het vertalen van wet- en regelgeving naar maatregelen op het primaire bedrijf (s). Eindtermen profiel Diergezondheidszorg In diergezondheidszorg ligt de focus op het dier binnen het veehouderijbedrijf. De afgestudeerde heeft inzicht in hoe veranderingen in de bedrijfsuitvoering (voeding, huisvesting, verzorging, hygiëne, preventieve gezondheidszorg, kwaliteitszorg, melkwinning, management, …) resulteren in veranderingen op dierniveau (vruchtbaarheid, productie (kwantitatief en kwalitatief), gezondheid, welzijn). Een student kan door zijn kennis van het functioneren van het dier verbanden begrijpen en effecten van veranderingen voorspellen. Doelstellingen: - Het adviseren van veehouders over maatregelen op dier- en/of bedrijfsniveau om de technische en/of economische bedrijfsresultaten te verbeteren (s). - Het geven van voorlichting aan een groep (veehouders of anderen)(s). Het opzetten en verzorgen van uitgebreide voorlichtings- of scholingsprogramma’s, inhoudelijk en organisatorisch (d). - Het systematisch, logisch en consistent beoordelen van een veehouderijbedrijf in productietechnische, economische en financiële zin (s). 27 - Het uitvoeren van diergericht onderzoek (s). Het vertalen van beleid en wet- en regelgeving (betreffende landbouwkundige aspecten) naar het primaire bedrijf (s). (s) startkwalificatie. De student heeft tijdens de studie laten zien deze kwalificatie te bezitten en kan deze toepassen in zijn eerste functie. (d) doorgroeikwalificatie. De student heeft na afronding van de studie de kennis, vaardigheden en attitude om binnen het beroepenveld binnen 2 jaar deze kwalificatie te verwerven. CAH-Dronten De opleiding Dier- en Veehouderij (DV) van de Christelijke Agrarische Hogeschool (CAH) biedt studenten meerdere mogelijkheden om zich tijdens de opleiding te profileren. Dit kan zijn op een specifiek kennisdomein, zoals Biologische Landbouw, Agrarisch Natuurbeheer, Makelaardij, Biotechnologie, Paardenhouderij, Recreatie- en gezelschapsdieren, Internationale landbouw en Techniek en Automatisering. Vanaf het eerste studie-jaar kunnen studenten naast de reguliere Dier- en Veehouderijmodules zich meer of minder sterk profileren op een van deze kennisdomeinen. Gedurende de tweede helft van het studieprogramma is er daarnaast de mogelijkheid om zich verder te specialiseren op een van de functiegebieden. Binnen het CAH-onderwijs zijn daarbij vooral Ondernemerschap, Verkoopmanagement en Keten- en Kwaliteitmanagement de meest gekozen specialisatiemogelijkheden. Hogeschool INHOLLAND Delft (voorheen Hogeschool Delft) De kerncompetenties zoals landelijk geformuleerd zijn een vast gegeven voor 70 % van het curriculum van de opleiding zoals deze aangeboden wordt bij Hogeschool INHOLLAND Delft. Sommige competenties komen echter wat vaker terug op het onderwijsmenu van de student. Binnen de hogeschool is ketenmanagement een belangrijk gegeven vandaar ook dat daar direct en indirect binnen de opleiding meer aandacht aan besteed wordt. De unieke clustering van opleidingen tot zogenaamde kenniscentra zorgt ervoor dat de student en het bedrijfsleven de samenhang tussen de verschillende opleidingen en disciplines goed leert zien en gebruiken. Zeker in het geval van ketenbeheersing is dat natuurlijk erg belangrijk. De opleiding Dier- &Veehouderij is samen met de opleidingen: Voedingsmiddelentechnologie, Tuin- &Akkerbouw en Biotechnologie ondergebracht in het kenniscentrum Life Science. De studenten leren al vanaf jaar 1 dat ze niet alleen ‘hun tak van sport’ kunnen bedrijven maar dat deze een onderdeel is van de productieketen waarbij de overige opleidingen een belangrijke rol spelen als onderzoekers, leveranciers en afnemers van de producten die de Dier- & Veehouderij voortbrengt. Naast het dier als product en het bedrijf als productiebedrijf zijn er tal van mogelijkheden voor de student om zich te specialiseren in niet-productie dieren zoals dierentuin- en gezelschapsdieren of specifieke andere bedrijven die mede belangrijk zijn in de sector. De opleiding kent drie afstudeerrichtingen nl; Dierhouderij, Diergezondheidszorg en Zorg & Landbouw. Bij alle richtingen is de onderwijsstructuur hetzelfde; jaar 1 is een algemeen leerjaar met een duidelijk oriënterend karakter, er vindt daar in het kader van de Studie-LoopbaanOntwikkeling (SLO) een meeloopstage plaats (oriënterende stage). In jaar 2 vindt na een half jaar de keuze voor de afstudeerrichting plaats, voorafgaand aan deze keuze maakt de student 28 een tweede meeloopstage door (confronterende stage). Leerjaar 3 bestaat uit 10 weken SLOstage (de nadruk ligt op competenties en studieloopbaanontwikkeling), vervolgens 10 weken binnenschools onderwijs en daarna een periode van 20 weken stage. In jaar 4 gaat de student 20 weken naar school waarbinnen verschillende projecten (zowel in een multidisciplinaire groep als individueel) uitgevoerd worden. De laatste stap uit de studie is de afstudeerstage waarbij de student zijn/haar kwaliteiten en competenties tot op het hoogste niveau laat zien. De coach is een docent die ongeveer 8 studenten binnen 1 coachgroep begeleidt op het gebied van studie-loopbaan-ontwikkeling. De HBO-competenties, opleidingsspecifieke competenties en Hogeschoolbrede competenties zijn belangrijke onderdelen van de verschillende trainingen en coachgesprekken. Daarnaast speelt natuurlijk de eigen interesse en het doel van de individuele student een belangrijke rol in de ontwikkelingsfase. Hogeschool Larenstein De geformuleerde landelijke kerncompetenties zijn verdeeld over de gehele opleiding. In het derde jaar worden naast onderwijs wat betrekking heeft op de landelijk geformuleerde kerncompetenties een start gemaakt met keuzemodulen en profilering via de afstudeerrichting. De opleiding Dier en Veehouderij heeft de volgende 4 hoofdstromen qua afstudeerspecialisatie: internationaal (2 jarige bachelor programma’s (engelstalig)) diergezondheid en welzijn bedrijfskunde en advies veehouderij (paardenhouderij, varkenshouderij, melkveehouderij) Het volledig inbedden van de landelijke geformuleerde kerncompetenties gebeurt vervolgens in de afstudeerprogramma’s en bij de internationale programma’s nagenoeg volledig. Bij de veehouderij afstudeerprogramma’s wordt bij de kerncompetenties 1 en 2 een verdieping aangeboden. Bij bedrijfskunde en advies is de verdieping met name 3 en 5. De afstudeerrichting diergezondheid en welzijn onderscheidt zich met name doordat bij kern comp 2 behalve op de totale bedrijfsvoering een zwaar accent ligt op de diergezondheid en welzijn status van het bedrijf. De Dier- en Veehouderij ondernemer heeft meer en meer te maken met internationale ontwikkelingen maar de Nederlandse dier- en veehouderij sector is ook nog steeds een belangrijk internationaal voorbeeld. Vandaar dat de hogeschool bij de opleiding Dier en Veehouderij 3 internationale afstudeerrichtingen aanbiedt. Deze hebben ieder een specifiek werkveld en dientengevolge een eigenstandige verdieping in de landelijk geformuleerde kerncompetenties of andere competenties. De dier- en veehouderij opleiding heeft gekozen voor een sterk accent in internationale afstudeerprogramma’s. Enerzijds zijn de programma’s bedoeld voor instromers vanuit Nederland maar met name ook voor instromers vanuit buiten Nederland. Werken in een andere sociale context krijgt speciale aandacht in de Engelstalige afstudeerprogramma’s. HAS- Den Bosch: • Het kernpakket (waarin de kerncompetenties aan bod komen) van de opleiding Dier – en veehouderij van HAS-Den Bosch is uitgesmeerd over de volledige studie; het afstudeerjaar omvat nog een aanzienlijk deel van het kernpakket. Daarnaast is er vanaf het begin van de studie ruimte voor de student om zich in projecten te specialiseren naar diersoort of discipline. De keuzemogelijkheden nemen naarmate de studie vordert toe omdat de omvang van de projecten toeneemt, in het voorlaatste jaar een stage van ¾ jaar wordt ingevuld waarin de student zijn eigen keuzes kan maken, er in het vierde jaar vrije keuzevakken mogelijk zijn en er in het laatste halfjaar een afstudeerproject wordt uitgevoerd passend bij de specialisatiekeuze van de student. 29 • De opleiding legt voor alle studenten bij competentie 2 “Adviseren over de bedrijfsvoering op een dier en veehouderijbedrijf “ behalve op de algehele bedrijfsvoering ook zwaar het accent op advies over de diergezondheid en de dierwelzijnsstatus op het bedrijf. Een ondernemer in de dier en veehouderij heeft behoefte aan de inbreng van derden om zicht te krijgen op de mate waarin de diergezondheids– en dierwelzijnsstatus op het bedrijf te verbeteren is. Versterkte maatschappelijke aandacht voor voedselveiligheid en het welbevinden van dieren verlangt dat. Het vertalen van de wet- en regelgeving en aanvullende eisen vanuit de branche of de keten vergen veel aandacht, omdat eisen regelmatig worden aangepast en aangescherpt. Een goede verstandhouding met de ondernemer is van cruciaal belang voor het verkrijgen van de relevante informatie en voor het effectief terugkoppelen van de adviezen, vooral omdat extra eisen van partijen buiten het bedrijf makkelijk door de ondernemer als bedreigend ervaren kunnen worden. 30 DEEL 3. VERANTWOORDING VAN DE WERKWIJZE (ONDER VOORBEHOUD) 3.1 DE WERKWIJZE VAN DE WERKGROEP HAO-OPLEIDING DIER- EN VEEHOUDERIJ 3.1.1. AANPAK DOOR GEZAMENLIJKE HOGESCHOLEN In een viertal bijeenkomsten en via ruime communicatie met behulp van het PCcommunicatie programma “Blackboard” hebben de opleidingscoördinatoren van de HAOopleidingen Dier- en veehouderij zich bezig gehouden met het opstellen van de kern competenties voor de opleiding. De werkgroep bestond uit: Daan Westrik CAH –Dronten Frank Verschoor INHOLLAND(voorheen Hogeschool Delft) Geartsje Oosterhof Larenstein Deventer Annet van den Broek (Yep Zeinstra)Van Hall Leeuwarden Jan Denissen Has-Den Bosch (voorzitter) Huub van Osch HAS-Den Bosch (secretaris) De werkgroep ondervond ondersteuning van Sara Meeder onderwijskundig consultant van de STOAS die tevens de werkgroepen voor de opleidingen Akker- en Tuinbouw, Diermanagement en Plattelandsvernieuwing bij het opstellen van hun kerncompetenties ondersteunde. Het hele project werd voor alle werkgroepen aangestuurd vanuit de stuurgroep Kern en Profiel met vertegenwoordigers uit het management van elk van de HAO-instellingen. De werkgroepleden hebben zich in hun eerste bijeenkomst bezig gehouden met de afbakening tussen de opleiding Dier- en Veehouderij en de opleiding Diermanagement. Kenmerkend onderscheid tussen de opleidingen is dat de opleiding Dier- en veehouderij zich richt op het bedrijfsmatig houden van dieren. De onderneming staat daarbij centraal. De opleiding Diermanagement richt zich op het dier en zijn omgeving. Het dier staat daarbij centraal. Dat onderscheid gaf vertrouwen om voldoende onderscheidend de kerncompetenties voor beide opleidingen op te stellen. Als eerste stap in het opstellen van de kerncompetenties is een werkveldanalyse gemaakt voor de opleiding Dier- en veehouderij. De HBO-monitoren en de STOAS-rapporten over een lange reeks van jaren en de analyse van de STOAS daarop gaf een volledig beeld van de ontwikkelingen in het werkveld van de opleiding in het verleden en van de aansluiting tussen opleiding en werkveld. De afgelopen jaren zijn meer dan ooit visies, beleidsnotities en toekomstverkenningen verschenen over de toekomst van de landbouw in het algemeen en de dier- en veehouderij in het bijzonder. Dat geeft een beeld over de wijze waarop er door diverse relevante partijen gedacht wordt over de toekomst van de landbouw en veehouderij en daarmee over de ontwikkelingen in het werkveld. Door via interviews vertegenwoordigers uit het werkveld te confronteren met die bevindingen is een helder beeld gekregen over de aansluiting tussen opleiding en latere werk. In deze interviews is er voor gekozen via doorvragen er achter te komen waar het werkelijk om gaat bij het succesvol vervullen van de functie en de eisen die er daarom aan de opleiding 31 gesteld moeten worden. Voor deze aanpak is gekozen omdat al snel bleek dat het stellen van uniforme standaardvragen niet die verlangde diepgang opleverde. Hoewel als gevolg van de gekozen werkwijze er geen conclusies objectief en doorzichtig rechtstreeks uit de resultaten van de interviews zijn te herleiden, is een reeks van heel waardevolle uitspraken verzameld . Deze zijn samen met de bevindingen uit de arbeidsmarktonderzoeken, visies, toekomstverkenningen en onderlinge besprekingen in de werkgroep duidelijk en eenduidig richtinggevend geweest voor het opstellen van de kerncompetenties. Op basis van onderlinge besprekingen in de werkgroep en elektronische uitwisseling van ieders inbreng hebben de voorzitter en secretaris van HAS-Den Bosch een concept opgesteld wat vervolgens voor commentaar aan de werkgroep is voorgelegd. Op basis van het commentaar van de instellingsvertegenwoordigers en van Sara Meeder de onderwijskundig consultant van de STOAS is een eindconept opgeleverd dat door elke instelling middels hun vertegenwoordiging in de werkgroep wordt onderschreven. Dit eindconcept is ter legitimering aan werkveldvertegenwoordigers voorgelegd. 3.1.2. VALIDERING DOOR HET WERKVELD Zoals in vorige paragraaf al is aangegeven zijn de opvattingen uit het werkveld ten behoeve van het opstellen van de kerncompetenties voor de opleiding dier- en veehouderij verkregen uit onderzoek van schriftelijke bronnen waarin het werkveld en de ontwikkeling van het werkveld van de sector wordt beschreven. Het resultaat van dit bronnenonderzoek is terug te vinden in bijlage I. In bijlage II is het resultaat weergegeven van interviews over het werkveld en de werkveldontwikkelingen. Het eindconcept is ter legitimering voorgelegd aan vertegenwoordigers uit het werkveld (bijlage III) met de vraag in hoeverre ze kunnen instemmen met het rapport. 3.2 AFSPRAKEN OVER ONDERHOUD VAN K&P Jaarlijks zullen alle opleidingen de kerncompetenties voorleggen aan het beroepenveld middels interviews, vergadering met een adviescommissie of beide. Die bevindingen zullen in een landelijk overleg worden besproken en waar nodig zullen de landelijk overeengekomen beroepscompetenties worden aangepast. 32 BIJLAGE I Beleidsnotities, visies en toekomstverkenningen over ontwikkelingen in het werkveld 1 mei 2002 Inleiding In het STOAS-rapport “Trends op de arbeidsmarkt HAO 1991-2000” is gekeken naar welke aspecten (kennis, houding en vaardigheden) in de functies van het werkveld van de afgestudeerden dier en veehouderij belangrijk zijn. Er blijkt dat ‘zelfstandigheid’ het aspect is dat door het grootste aantal werkenden in de dier- en veehouderijsector belangrijk wordt gevonden. Op de tweede plaats staat ‘contactuele eigenschappen’ gevolgd door ‘stressbestendigheid, functioneren onder werkdruk’. Ook ‘aanpassingsvermogen‘ en ‘creativiteit’, ‘originaliteit’ scoren hoog. De afgelopen jaren hebben ‘computergebruik’, ‘kwantitatieve onderzoeksvaardigheden’ en ‘analytische en diagnostische’ vaardigheden duidelijk aan belang gewonnen. Opvallend is de (lichte) afname van het belang van ‘beheersing vreemde talen’. Als aspecten, die in de opleiding meer aan bod zouden moeten komen, worden genoemd ‘recente ontwikkelingen in het vakgebied’ en ‘inzicht in wettelijke regelingen’. Om zicht te krijgen op de toekomstige ontwikkelingen in het werkveld van de HAOopleidingen Dier- en veehouderij zijn beleidsnotities, visies en toekomstverkenningen op dit terrein bekeken. Allereerst komen recente visies vanuit het ministerie van LNV over het landbouwbeleid en het agrarisch onderwijs aan bod. Vervolgens worden de toekomstverkenningen voor de veehouderij weergegeven, zoals “Rapport Wijffels” en “Toekomst veehouderijcomplex“ van de Rabobankgroep. Tot slot zijn recente visies van wetenschappers opgenomen over ontwikkelingen in het werkveld. Steeds worden vanuit elke visie de aspecten opgesomd, die een rol spelen bij het formuleren van de kerntaken voor de afgestudeerde van de dier- en veehouderij opleiding. De aspecten worden aan het einde samengevat, zodat er een link gemaakt kan worden naar het formuleren van de kerntaken. 33 1. Recente visies over het landbouwbeleid (1.a en 1.b) en het agrarisch onderwijs (1.c en 1.d) 1.a. Uit Beleidsbrief “Voedsel en groen visie van het kabinet op de agrofoodsector tot 2010” 10 juli 2000 Het ministerie van LNV zet in op vernieuwing van het agro-foodcomplex vanuit de opvatting dat deze kan worden beschouwd als een normale economische sector. Deze omslag in het beleid is ingegeven vanuit de belangen van consumenten en burgers bij veilig voedsel en duurzaam groen. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de overheid. Het gaat immers om voedsel, dieren, planten en de kwaliteit van de leefomgeving, kortom, om levend materiaal waarmee niet gesold mag worden. Belangrijke uitdaging daarbij is dat het product en de productiewijze op maatschappelijke acceptatie en waardering moeten kunnen rekenen. Om deze reden, maar ook om nieuwe wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen optimaal te kunnen benutten, staat het agro-bedrijfsleven voor de noodzaak tot voortdurende innovatie. Maatschappelijk verantwoord ondernemen Ondernemers moeten streven naar een 'licence to produce'. Niet alleen de producten, maar ook de productiewijze moeten onomstreden zijn. Daarnaast dient de bijdrage van de land- en tuinbouw aan de kwaliteit van het landschap te worden vergroot. Dit vereist een herschikking van de vele activiteiten die door uiteenlopende instituten worden uitgevoerd op het vlak van controle, keuring en inspectie. De vorming van één Voedselcontrolebureau is gewenst Naast voedselveiligheid is dierenwelzijn van eminent belang. Een aantal concrete kwesties is te benoemen, zoals welzijnsproblemen bij vleeskuikens, diertransport, castratie van biggen en het doorfokken van rundvee op bijvoorbeeld de hoeveelheid melk die een koe produceert. Niet alle grond die nu een agrarische functie heeft, hoeft en kan deze in de toekomst behouden. Het gaat erom zowel hoogwaardige stedelijke milieus als hoogwaardige landelijke milieus te creëren in een harmonieuze samenhang. Kennis en innovatie Het agro-foodcomplex zal bruggen moeten slaan naar andere sectoren om in belangrijke innovatieve ontwikkelingen mee te kunnen gaan. Het gaat erom nieuwe markten te creëren, nieuwe consumentenproducten te ontwikkelen, met behulp van andere hulpbronnen. De kennisinstellingen en de diverse opleidings- en onderzoeksprogramma's zijn essentieel voor de ontwikkelingsmogelijkheden van het agro-foodcomplex. Over nut en noodzaak van biotechnologie vindt een maatschappelijk debat plaats. De ontwikkeling van de moleculaire biologie is niet alleen een wetenschappelijke en technologische, maar vooral ook een maatschappelijke uitdaging. Vertrouwen is het sleutelwoord. Om vertrouwen te winnen is het belangrijk dat heldere voorwaarden worden gesteld aan verdere ontwikkelingen in de moderne biotechnologie. Transparantie en duidelijke communicatie zijn hiervoor van wezenlijk belang. 34 Internationaal Driekwart van de productiewaarde van het Nederlandse agro-foodcomplex wordt afgezet buiten de eigen grenzen. De ontwikkeling van het Nederlandse agro-foodcomplex wordt dan ook in hoge mate bepaald door de internationale omgeving. Voor landen in Midden- en Oost Europa, die kandidaat zijn voor toetreding tot de EU, maar ook voor ontwikkelingslanden is het van belang dat zij sterke instituties opbouwen op bijvoorbeeld veterinair en fytosanitair gebied én op het vlak van voedselveiligheid. Dit is nodig om de positie van deze landen op de EU- en wereldmarkt te versterken. Ondernemerschap Het agro-foodcomplex vraagt om hoger gekwalificeerd personeel. De werving van dit personeel is lastig omdat de sector te kampen heeft met een slecht imago. Dit stelt hoge eisen aan de arbeidsomstandigheden in de verschillende ketens en aan onderwijs en opleiding. 1.b. Verbijzondering Landbouwbeleid richting veehouderij: Uit beleidsnotities Ministerie van LNV (gehaald van de website op 27 maart 2002): Welzijn dieren: Het opkomende besef van de intrinsieke waarde van het dier heeft ertoe geleid dat men is gaan nadenken over de manier waarop er met dieren wordt omgegaan. Dit geldt voor landbouwhuisdieren, maar ook voor gezelschapsdieren en dieren die in dierentuinen worden gehouden. Het is niet zo gemakkelijk om oplossingen voor dierenwelzijnproblemen te vinden. Naast de belangen van het dier spelen er allerlei andere belangen. Als een veehouder investeringen doet om het welzijn van zijn dieren te verbeteren, moet hij rekening houden met de concurrentie. De consument let bij het kopen van vlees op de prijzen. Dierenwelzijn is een belangrijk onderdeel van het beleid dat door het ministerie van LNV wordt ontwikkeld. Hier wordt ingegaan op de vraag hoe het begrip dierenwelzijn wordt ingevuld bij de ontwikkeling van beleid en welke verbeteringen op het gebied van dierenwelzijn tot stand zijn en worden gebracht. Veehouderij: Met 15,5 miljoen inwoners behoort Nederland tot de dichtstbevolkte landen ter wereld. Toch is er nog plaats voor een grote hoeveelheid landbouwhuisdieren: meer dan 37 miljoen kippen, bijna 44 miljoen slachtkuikens, een kleine 14 miljoen varkens, 4,5 miljoen stuks rundvee en meer dan anderhalf miljoen schapen. De melkveehouderij is een van oudsher sterk ontwikkelde bedrijfstak binnen de Nederlandse landbouw. Ook de invoer van productiebeperkende maatregelen (melkquotum) binnen de Europese Gemeenschap in 1984 heeft hier geen afbreuk aan gedaan. De productie per koe is flink toegenomen, waardoor met minder koeien dezelfde hoeveelheid melk kan worden geproduceerd. Na een sterke groei in de jaren tachtig is de omvang van de intensieve veehouderij niet verder toegenomen. Kenmerk van intensieve veehouderij is dat de dieren in stallen worden gehuisvest op bedrijven met weinig of geen grond. Het gaat daarbij vooral om de productie van vlees of eieren. De intensieve veehouderij levert een belangrijke bijdrage aan onze export. Een nadeel van deze ontwikkeling is dat er op bedrijfsniveau mestoverschotten ontstaan. Veel boeren beschikken over onvoldoende land om de mest op uit te rijden, zonder de milieunormen te overschrijden. Enkele oplossingsrichtingen voor dit probleem zijn: gebruik van beter voer, mest afvoeren naar andere delen van ons land, mest verwerken en exporteren. Bovendien wordt door stalaanpassingen de stank- en ammoniakemissie beperkt. 35 Binnen de veehouderij is er de laatste jaren een relatief sterke groei van niet-intensieve veehouderijsystemen; de zogenaamde scharrelhouderijen. De bekendste producten zijn het scharrelei en het scharrelvlees. Deze groei is een gevolg van een veranderende houding van veel consumenten. Steeds vaker stellen consumenten niet alleen hoge eisen aan de producten zelf, maar ook aan de manier waarop ze zijn geproduceerd. 1.c. Gevolgen van de notitie voedsel en groen voor het agrarisch onderwijs: (Beleidsbrief groen onderwijs 2010: 2-9-2000) In de nota 'Voedsel en groen' (kamerstuk 1999/2000, nr. 27232) is aangegeven dat de innovatiekracht in het Nederlandse agro-foodcomplex beperkt is. Innovatie van producten, processen en samenwerkingsvormen is van belang, evenals maatschappelijk verantwoord ondernemen in ketens en een internationale oriëntatie. Alleen een kennisintensief agrofoodcomplex, met goed opgeleid personeel, kan de uitdaging aan. Onderwijs moet werkenden opleiden voor het functioneren in dat groene domein, in de maatschappij. Dit betekent opleidingen waarbij - naast brede kennis - een grotere nadruk ligt op competenties, kortom vaardigheden om zich in een snel veranderende samenleving te kunnen handhaven. Het onderwijs voor voedsel en groen moet uit het isolement; het leren voor voedsel en groen behoeft een open systeem met een flexibel initieel leertraject als basis. Dit betekent actualisering van inhoud en vernieuwing van vorm. De internationale oriëntatie in het onderwijs zal vanzelfsprekend moeten zijn. Het onderwijs voor voedsel en groen moet zo voldoen aan de vraag vanuit de arbeidsmarkt en de studerende. Het bedrijfsleven en de maatschappelijke organisaties zullen de vraag uit arbeidsmarkt en maatschappij moeten verhelderen. Zij moeten meer verantwoordelijkheid nemen voor permanent leren. Voor de studerenden betekent dit dat zij positie moeten kiezen in ‘leven lang leren’: leren ten behoeve van functioneren in de maatschappij in het algemeen, en voor het groene domein in het bijzonder. Ook heeft het onderwijs een functie om kennis en inzicht, waarden en normen uit het groene domein over te dragen aan de maatschappij Belangrijke thema's als duurzaamheid, voedselveiligheid, agrobiodiversiteit, biotechnologie en integraal waterbeheer, mogen niet alléén vanuit landbouwkundig oogpunt bekeken worden. Het groene onderwijs moet zich richten op de volledige keten: van consument tot producent. Relevante kennis en kunde komen steeds vaker voort uit aanpalende disciplines: sociale wetenschappen, medische wetenschappen en ICT-gerelateerde disciplines. De sociaalculturele dimensie van ondernemerschap in de groene ruimte moet aan de orde komen. Deze verbreding moet in het groene onderwijs weerspiegeld worden. Het gaat ook om permanent leren, om ecologisch, economisch en sociaal verantwoord kunnen ondernemen, om innovatief vermogen. Competenties (clusters van kennis, vaardigheden en attitudes) vormen de basis voor permanent leren. Onderwijs heeft de taak om leerlingen en studenten op te leiden die beschikken over een breed palet van kennis en vaardigheden en met het vermogen om bijtijds in te spelen op veranderende omstandigheden en nieuwe kansen. Het kennisnetwerk voor groen moet open staan voor ideeën, visies die elders ontwikkeld worden. Ook opvattingen die kritisch zijn over de meer traditionele landbouw moeten daarin een plaats hebben. Dit vraagt van het onderwijs een maatschappelijke oriëntatie en een centrale rol in kennisuitwisseling tussen (toekomstige) werkgevers en lerenden. 36 Internationaal onderwijs: van uitzondering naar regel De Europese en mondiale omgeving bepaalt in belangrijke mate de ontwikkelingen in Nederland. Nederland heeft daarbij vooral te maken met de concurrentie uit geïndustrialiseerde landen. Een hoog kennisniveau en uitstekende handelskwaliteiten zijn de pijlers om in die internationale omgeving mee te kunnen doen. Opleidingen moeten meer Europees, mondiaal en minder nationaal georiënteerd zijn. Dit heeft gevolgen voor curricula van de opleiding: de internationale elementen in het curriculum moeten veel sterker tot uiting komen. Ook uitwisseling van lerenden en docenten uit de Europese en andere geïndustrialiseerde landen draagt bij aan de internationalisering van het onderwijs. De kwaliteit van de opleidingen in het groene onderwijs kan hierdoor verbeteren. Een verdere verhoging van uitwisseling van studenten in met name het hoger en wetenschappelijk onderwijs is belangrijk. Het gaat daarbij vooral om studenten uit geïndustrialiseerde landen zoals de (toekomstige) EU-landen en landen waar Nederland mee te maken heeft bij internationale verdragen. 1.d. Verbijzondering beleid agrarisch onderwijs: Uit beleidsbrief Groen onderwijs 19-02-2002 Inhoudelijk gaat het om vernieuwingen die inspelen op de innovaties en - nationale en internationale - ontwikkelingen in voedsel en groen zoals die in de voedselketen, in de landbouw, visserij, de groene ruimte, water en in het kennissysteem zelf. Het verbinden van groen en overig onderwijs, het zoeken naar nieuwe - nationale en internationale -netwerken hoort daarbij. De thema's voor het Programma 'Inhoudelijke vernieuwing Groen Onderwijs' met een aantal voorbeelden zijn. Thema 1: Vraaggestuurd en vernieuwd groen onderwijs Het resultaat van dit thema is een systematiek voor nieuwe opleidingen voor de brede arbeidsmarkt voedsel en groen, die aansluiten bij de vraag en de maatschappelijke omgeving Thema 2: Internationale opleidingen Het resultaat van dit thema is een aantal opleidingen voor voedsel en groen met een vernieuwd internationaal accent. Thema 3: Integrale groene opleidingen Het resultaat van dit thema is een aantal vernieuwde groene opleidingen op het grensvlak van voedsel en groen, en zorg, techniek en economie in een multisectorale omgeving met gelijke bekostiging en een versterkte rol voor LNV op de inhoudelijke ontwikkelingen van die groene opleidingen. 37 2. Toekomst voor de veehouderij. 2.1“Toekomst voor de veehouderij” (Wijffels H., e.a., mei 2001) In opdracht van het ministerie van LNV heeft begin 2001 een denkgroep van vooraanstaande opinieleiders op het gebied van de veehouderij onder voorzitterschap van H. Wijffels de minister geadviseerd over de toekomst van de veehouderij in Nederland. Uitgangspunt is een veehouderij die zich duurzaam ontwikkelt. Daarin vallen drie dimensies te onderscheiden: • Ecologische duurzaamheid: zorgvuldig gebruik van natuurlijke hulpbronnen en het milieu, inclusief respectvolle omgang met dieren, • Sociale duurzaamheid: open, transparante en respectvolle relaties tussen partijen binnen de sector en de samenleving • Economische duurzaamheid: het op rendabele wijze leveren van producten of diensten waar de markt om vraagt De Nederlandse veehouderij moet volgens deze groep daarom omstreeks 2010 zijn omgevormd tot een sector met de volgende kenmerken: 1. De dierlijke productie in ons land is een sector die past in de context van een hoog ontwikkelde , stedelijke omgeving Zij is omgevormd van gerichtheid op een homogeen product en prijsconcurrentie naar productdifferentiatie en toegevoegde waarde. De kwaliteit wordt onder meer gewaarborgd door transparantie van producten en productieprocessen. 2. De sector wordt gekenmerkt door een grote mate van differentiatie en variëteit: biologische naast gangbare productiemethoden, productie van streekproducten naast die voor exportmarkten, intensieve veehouderij zowel als grondgebonden veehouderij etc. 3. Met dieren wordt respectvol omgegaan. Veehouderijsystemen zijn gebaseerd op de eigen gedragskenmerken van de dieren en bevorderen het weerstandsvermogen tegen verschillende stoornissen. 4. Transport van levende dieren is aan strenge regels gebonden. Transport over grote afstand komt niet meer voor. Export vindt vooral plaats in de vorm van hoogwaardige producten en fokvee. 5. De relaties tussen bedrijven hebben het karakter van co-makership, met bijbehorende contracten. Er hebben zich vaste samenwerkingsvormen (ketens) gevormd die gericht zijn op kwaliteitsproductie en die onderling concurreren. De samenwerking berust op transparantie in de interne verhoudingen en prijssystemen die kwaliteit belonen. 6. De veehandel heeft zich ontwikkeld tot een leverancier van hoogwaardige logistieke diensten. Veemarkten als verzamelplaats bestaan niet meer. 7. Een strak georganiseerde identificatie en registratie, alsmede volg en traceersystemen en een strenge controle hebben veel voorkomende besmettingen en risico’s voor de volksgezondheid beheersbaar gemaakt. De individuele ondernemer is verantwoordelijk en aansprakelijk voor zijn eigen risicogedrag, ook in financieel opzicht. 8. Het EU- beleid ter zake van aangifteplichtige dierziekten is gebaseerd op voorkomen van het onnodig doden van dieren. Om de handelsconsequenties daarvan te beperken zijn onder andere marker-vaccins en discriminerende testen beschikbaar. 38 9. In het overheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen grondgebonden en intensieve veehouderij. Intensieve veehouderijbedrijven zijn zoals niet landbouwbedrijven, onderworpen aan een specifiek vergunningenstelsel. Zonder gegarandeerde contractuele mestafzet wordt geen vergunning verstrekt. Mineralenstromen hebben een gesloten karakter. Organische mest vormt een waardevolle grondstof voor de plantaardige productie. 10. De grondgebonden veehouderij speelt een belangrijke rol als beheerder van de open ruimte en landschappelijke waarden. Zowel in het EU-beleid als nationaal zijn nieuwe beloningsvormen ontwikkeld voor deze beheersfunctie. Aspecten die op basis van voorgaande een rol spelen bij de te formuleren kerntaken opleiding Dier en veehouderij: ¾ innovatie ¾ kwaliteitszorg ¾ open communicatie ¾ kennis van productieprocessen in de dier- en veehouderijsector (biologisch,gangbaar etc.) ¾ Marktgericht denken en belang voor de keten ¾ Marktgericht denken en belang voor maatschappelijk verantwoord produceren ¾ Oog voor en inzicht in gezondheid en welzijn van dieren en betekenis van georganiseerde dierziektebestrijding hierbij, ¾ Omgaan met wet en regelgeving rond het houden van dieren en het produceren van voedsel ¾ Zicht op tracking en tracing ¾ Ecologische aspecten van veehouderij ¾ Inzicht in kringlopen mest, energie en voeding ¾ Oog voor en inzicht in de rol die de veehouderij speelt/kan spelen als beheerder van de open ruimte en landschappelijke waarden 2.2 “Toekomst Veehouderijcomplex’’ (Rabobank Groep april 2002) De rabobankgroep is historisch de belangrijkste bankier van de veehouderij in Nederland.. De groep wil een pro-actieve rol spelen die recht doet aan maatschappelijk verantwoord ondernemen en kiest daarom voor haar financiële dienstverlening in de dier- en veehouderij de volgende beleidsuitgangspunten: 1. De gemoderniseerde veehouderij heeft bestaansrecht en moet voor de Nederlandse samenleving behouden blijven: “als de landbouw verloedert, verloedert het platteland en verloedert het land”. 2. De markt bepaalt in ons land uiteindelijk het perspectief van de veehouderijactiviteiten De economische waarden moeten echter in de huidige en toekomstige samenleving worden gewogen tegen sterk veranderende maatschappelijke belangen en opvattingen ten aanzien van de veehouderij en het welzijn van dieren. 3. De consument heeft doorgaans minder kritische waarden en normen en is meer gericht op goedkope producten dan de burger. Deze discrepantie wordt sterk beïnvloed door educatie en voorlichting en door (overheids-)maatregelen. 39 4. Er zullen globaal twee verschillende nieuwe hoofdbedrijfstypen naar voren komen: • Agrarische bedrijven met een maatschappelijk gewenste productiewijze, die op een efficiënte en concurrerende wijze voedsel produceren voor de markt. • Landschap- en natuurgerichte bedrijven die, naast voedselproductie, het accent leggen op publieke goederen (multifunctionaliteit): natuur landschap, streekproducten, recreatie, zorg 5. Door de vermaatschappelijking van de voedselproductie dienen dierenwelzijn en diergezondheid centraal aandachtspunt te zijn in een toekomstige veehouderij. 6. In het belang van de volksgezondheid en in het belang van de dieren is een offensief diergezondheidsbeleid gewenst gebaseerd op de preventie van ziekten en besmettingen 7. Traceerbaarheid van de gebruikte grondstoffen, hun herkomst en de productiewijze is een “must” voor de kwaliteitsborging van producten. Een hechte, transparante gecertificeerde kolomsgewijze productie is daarom noodzakelijk. 8. De kolommen kunnen al dan niet internationaal georganiseerd zijn en een retailer kan er ook deel van uitmaken. Kolomvorming is niet alleen van belang voor de voedselveiligheid maar ook om de Europese markt blijvend te kunnen bedienen. Aspecten die op basis van voorgaande een rol spelen bij de te formuleren kerntaken opleiding Dier- en veehouderij: ¾ kwaliteitszorg ¾ open communicatie ¾ Marktgericht denken en belang voor de keten ¾ Marktgericht denken en belang voor maatschappelijk verantwoord produceren ¾ Oog voor en inzicht in gezondheid en welzijn van dieren en betekenis van georganiseerde dierziektebestrijding hierbij ¾ Zicht op tracking en tracing ¾ Oog voor en inzicht in de rol die de veehouderij speelt/ kan spelen als beheerder van de open ruimte en landschappelijke waarden ¾ Internationale georiënteerdheid 40 3. Recente visies wetenschappers over ontwikkelingen in het werkveld. Ontwikkelingen in de dier- en veehouderij. (bron Resource magazine van Wageningen Universiteit & Researchcentrum september 2001 en Inaugurele rede van Prof dr. Ir Leo. A. den Hartog 28 februari 2002) In het voorwoord van het eerste nummer van Resource een magazine van Wageningen Universiteit & researchcentrum (2001) stelt Kees Veerman: De moderne maatschappij draait om kennis. Toegang tot bronnen van kennis en adequate toepassing van die kennis maakt een allesbepalend verschil tussen succesvol zijn of aanmodderen. Het gaat in de veehouderij om voedselproductie op een maatschappelijke en ethisch verantwoorde manier. Innovatief vermogen bepaalt daarbij het succes. De opdracht reikt echter verder dan de voedselkolom. De toegenomen vraag naar natuur en ruimte vereist dat ook met die belangen rekening wordt gehouden. Aspecten die op basis van voorgaande een rol spelen bij de te formuleren kerntaken opleiding Dier- en veehouderij: ¾ Innovatief vermogen ¾ Maatschappelijke en ethische implicaties voedselproductie ¾ Opbouw en relaties binnen een voedselkolom ¾ Oog voor effect voedselproductie op natuur en ruimte In hetzelfde nummer van Resource (2001) constateert journalist Leo Klep in zijn artikel “de nieuwe bescheidenheid/ waarheen met onze veehouderij”, dat niemand meer praat vanuit een vakgebied. Men opereert in netwerken, denktanks en projectgroepen om van daaruit niet meer louter naar de commerciële veehouderij te kijken, maar naar de toekomstige positie van de veehouderij in onze samenleving. Naast voedselproductie komen zo ook onze sociale en zelfs spirituele relaties met het dier aan bod. Vragen waarmee we ons zullen moeten bezighouden bij de verdere ontwikkeling van de veehouderij zijn: “ervaren we het dier als onze gelijke (en gaan we daar bewust naar handelen) of ontpoppen we ons toch als antropocentrische hedonisten” en “in welke mate hechten we aan natuurlijkheid dan wel kiezen we voor maakbaarheid en hightech”? Aspecten die op basis van voorgaande een rol spelen bij de te formuleren kerntaken opleiding Dier- en veehouderij: ¾ Netwerkdenken, projectmatig werken ¾ Plaats dier in onze samenleving: relatie mens–dier Alterra.- ecoloog Peter Smeets zegt daarover in hetzelfde artikel dat de maatschappelijk roep om boeren - romantiek slechts een onderstroom is en dat in Noord Europa de gronddruk zo hoog is dat je moet kiezen voor grootschalige systemen waarmee je een hectare zo goed mogelijk benut. Grote gesloten veehouderijsystemen liefst in combinatie met andere intensieve teelten maken gesloten interne kringlopen mogelijk van mest, energie en voeding. Hoewel het “tegen -intuïtief” is mag dat volgens hoogleraar theoretische productie-ecologie 41 Rudy Rabbinge geen alibi zijn om dus te kiezen voor inefficiënte extensieve vormen van landbouw. Volgens Smeets zou de landbouw er goed aan doen te investeren in het goede verhaal omdat anders romantische tegenverhalen hardnekkig voortleven. Aan dat soort dingen doet de landbouw nu nauwelijks iets, terwijl als Ford twee miljard uittrekt voor een nieuw model, de helft gaat zitten in de materie en de andere helft in het verhaal eromheen. Aspecten die op basis van voorgaande een rol spelen bij de te formuleren kerntaken opleiding Dier- en veehouderij: ¾ Ecologische aspecten van veehouderij ¾ Inzicht in kringlopen mest, energie en voeding ¾ Efficiënt produceren ¾ Overtuigen en communicatie Akke van der Zijp, hoogleraar dierlijke productiesystemen, geeft nog steeds in hetzelfde artikel aan dat wanneer men bij de aanpassingen van de landbouw zich laat leiden door ‘de markt’, de maatschappelijke wenselijkheden niet dichterbij komen, omdat de markt zich vaak te weinig laat gelden. Bovendien zitten in zo’n ketenvorming veel vaste afspraken en regelgeving die nieuwe initiatieven frustreren. Volgens Van der Zijp moeten we primair proberen vanuit de samenleving weer verbindingen met de boer te leggen. Feit is dat veel mensen in onze maatschappij plezier beleven aan dieren. Ook hebben ze behoefte aan ruimte, natuur, rust en een gevarieerd landschap. Deze belangen vormen een aangrijpingspunt voor een verbinding met de landbouw. Aspecten die op basis van voorgaande een rol spelen bij de te formuleren kerntaken opleiding dier en veehouderij): ¾ Marktgericht denken en belang voor de keten ¾ Marktgericht denken en belang voor maatschappelijk verantwoord produceren ¾ Belang van dieren in onze samenleving (alle dieren niet alleen productiedieren) Strategie is dan de gehele situatie te bekijken en als je een idee hebt: welke interesses heeft eenieder, wie zijn beslissers en met wie heb je te maken. En dan pas zet je stapje voor stapje een proces van aanpassing in met veel overleg, gelijk optrekkend met betrokkenen. Het is heel belangrijk dat je mensen invloed laat houden op hun eigen toekomst. Met de aantekening natuurlijk dat ‘de maatschappij’ ook meedoet. Behalve kwaliteiten om zo’n proces te doorlopen, is het ook belangrijk dat je het innovatief vermogen en de vakkennis hebt om belangen bij elkaar te brengen. Bijvoorbeeld: Het scharrelen en wroeten van varkens niet direct wegwuiven vanwege ziekterisico’s maar zorgvuldig, ondersteund door onderzoek, bekijken of het immuunsysteem wellicht beter werkt als dieren buiten lopen. Aspecten die op basis van voorgaande een rol spelen bij de te formuleren kerntaken opleiding Dier- en veehouderij: ¾ Begeleiding veranderingsprocessen ¾ Technische (actuele) kennis van het houden van dieren 42 LEI- econoom Ge Backus benadrukt het belang van een open dialoog tussen de veehouderij en de samenleving ten behoeve van een maatschappelijk geaccepteerde veehouderij. Veehouders werden in een project begeleid in het maken van bedrijfsplannen waarin ze volstrekt duidelijk maken wat ze doen, hoe ze het doen, waarom ze het zo doen en wat ze verder van plan zijn. Die plannen werden voorgelegd aan omwonenden en vertegenwoordigers van Dierenbescherming en Natuur en Milieu. Hiermee werd duidelijk meer onderling begrip tussen de partijen bereikt. De conclusie luidde dan ook dat er met zo’n open dialoog heel wat valt te doen aan de zo noodzakelijke ‘licence to produce’. Twee centrale vragen die een belangrijke rol spelen bij het bepalen waar het met de veehouderij in Nederland naar toe gaat kwamen uit genoemde dialoog naar voren: De eerste luidt of onze omgang met het dier gebaseerd moet zijn op ‘beheersen’ of ‘ontlokken’. Bij ‘beheersen’ worden het dier en zijn omstandigheden zo aangepast dat ze de mens datgene opleveren wat vooraf is gespecificeerd. In het andere geval staat ‘samenwerking’ tussen mens en dier centraal. De andere vraag luidt hoe we met de ruimtelijke natuur omgaan: staat de voedselproductie centraal of meer de omgang met de ruimte en het dier. Aspecten die op basis van voorgaande een rol spelen bij de te formuleren kerntaken opleiding Dier- en veehouderij: ¾ Begeleiden van communicatie tussen belanghebbenden binnen de dier en veehouderij en partijen uit de maatschappij, o.a. begeleiden van het opstellen van bedrijfsplannen voor dier- en veehouderijbedrijven daartoe ¾ Zicht op hoe dier en zijn omstandigheden aan te passen zijn zodat ze datgene opleveren wat vooraf is gespecificeerd. ¾ Zicht op hoe de samenwerking tussen mens en dier optimaal kan worden vormgegeven ¾ Zicht op relatie voedselproductie en omgaan met ruimtelijke natuur Alle wetenschappers bepleiten zodanige versoepeling van de regelgeving dat er veel meer ruimte komt voor experimenten, zowel voor wetenschappers zelf als voor samenwerkenden practici in het veld. Aspecten die op basis van voorgaande een rol spelen bij de te formuleren kerntaken opleiding Dier- en veehouderij: ¾ Innovativiteit, creativiteit ¾ Onderzoeksvaardigheden Leo den Hartog schets in zijn inaugurele rede op 28 februari 2002 als professor bij de leerstoelgroep dierlijke productiesystemen de ontwikkelingsmogelijkheden en noodzaak voor de veehouderij mondiaal gezien. Behalve ontwikkelmogelijkheden buiten Europa via intensivering van de veehouderij in China tot kansrijk opstarten van diverse vormen van veehouderij in Zuid Amerika ziet den Hartog ontwikkelmogelijkheden in Oost Europa via verbetering van infrastructuur, coördinatie en toepassing van in west Europa reeds bestaande kennis. Deze ontwikkeling vergt een behoorlijke tijd zodat deze landen niet op korte en middenlang termijn concurrerend zijn voor de dierlijke productie in West-Europa. 43 De verschillen in productie-efficiëntie tussen bedrijven in West-Europa en met name Nederland rechtvaardigen de conclusie dat met de beschikbare productiemiddelen nog aanzienlijke verbeteringen te halen zijn, onder andere op het gebied van gezondheid en welzijn, voederefficiëntie en reductie van mineralen. Den Hartog benadrukt verder dat met een geïntegreerde benadering van het veehouderijbedrijf forse vooruitgang te boeken is op reductie van energiegebruik, verhoging van hygiëne, het gebruik van duurzame materialen, het welzijn van de dieren en arbeidsbesparing. Automatisering speelt daarbij een belangrijke rol. Voor wat betreft de markt voorspelt den Hartog dat de veehouderij zich zal moeten richten op meerdere markten. De huidige veelheid van certificeringlabels zal worden vervangen door een merkensysteem. Achter ieder merk zitten dan specifieke eisen en garanties die aan de productie worden gesteld. Bepalend voor ondernemers om succesvol te zijn is hun vermogen om hun bedrijf aan te passen aan de door de maatschappij gestelde randvoorwaarden aan productie in de vorm van wet en regelgeving. Verder is bepalend hun vermogen zich aan te passen aan de veranderende markt en of zij in staat zijn om in flexibele netwerken en ketens samen te werken. Belangrijk daarbij zijn het opzetten van goede tracking en tracing systemen in de keten om tot transparantie van de productie te komen en om zo voedselveiligheid en kwaliteit te kunnen garanderen. Goede communicatie hierover resulteert vervolgens in vertrouwen bij de consument. Aspecten die op basis van voorgaande een rol spelen bij de te formuleren kerntaken opleiding Dier- en veehouderij: ¾ Internationale georiënteerdheid/ kunnen functioneren in andere culturen, ¾ Zicht op de (technische) ontwikkelingen in het bedrijfsmatig dieren houden met nadruk op o.a. de volgende aspecten: gezondheid, voederefficiëntie welzijn, beheer mineralenkringlopen, energiebeheer, hygiëne, arbeidsbesparing, gebruik duurzame materialen ¾ Omgaan met wet en regelgeving rond het houden van dieren en het produceren van voedsel ¾ Samenwerken in flexibele netwerken en ketens ¾ Zicht op tracking en tracing ¾ Heldere (transparantie) communicatie en overtuiging naar derden Samenvattend: Aspecten waarmee op basis van toekomstvisies rekening gehouden moet worden bij het formuleren van de kerncompetenties van de opleiding Dier- en veehouderij: ¾ innovatief vermogen, creativiteit, ¾ helder en open communiceren, ¾ projectmatig werken, netwerken, begeleiden van veranderingsprocessen, ¾ onderzoeksvaardigheden, ¾ internationale georiënteerdheid/ kunnen functioneren in andere culturen, ¾ inzicht in opbouw en relaties binnen een voedselkolom, marktgericht denken en maatschappelijk verantwoord produceren, ¾ oog voor en inzicht in gezondheid en welzijn van dieren en betekenis van georganiseerde dierziektebestrijding hierbij, ¾ inzicht in ecologische aspecten van de dierhouderij, inzicht in plaats van het dier in onze samenleving, 44 ¾ omgaan met wet en regelgeving rond het houden van dieren en het produceren van voedsel, ¾ oog voor en inzicht in de rol die de dier- en veehouderij speelt/ kan spelen als beheerder van de open ruimte en landschappelijke waarden, ¾ inzicht in technische kennis van dieren houden inclusief de nieuwe ontwikkelingen, ¾ inzicht in het bedrijfsmatig houden van dieren inclusief de nieuwe ontwikkelingen Het STOAS- onderzoek: trends op de arbeidsmarkt HAO 1991- 2000, waarin circa 7000 HAO- afgestudeerden twee jaar na het beëindigen van hun studie opvattingen weergeven over de trends op de arbeidsmarkt en de relevantie van hun studie, onderschrijft bovenstaande bevindingen voor zover het algemene beroepsvaardigheden en houdingsaspecten betreft. Nadere analyse laat geen wezenlijke verschillen zien tussen de opvattingen van de landbouw/ veehouderij afgestudeerden en de totale groep HAO- afgestudeerden. Als aanvulling op de hiervoor genoemde aspecten waarmee voor het opstellen van de kerncompetenties rekening moet worden gehouden kunnen uit betreffend STOAS-onderzoek genoemd worden: ¾ Zelfstandigheid en Stressbestendigheid ¾ Slagvaardigheid ¾ Voldoende basiskennis op het gebied van de dier- en veehouderij en voldoende vaardigheid om zich snel recente ontwikkelingen in het vakgebied eigen te maken en specialisme op een bepaald gebied te ontwikkelen. 45 BIJLAGE II Interviews in het werkveld Met vertegenwoordigers van elk van in de werkveldanalyse genoemde functiegroepen uit het werkveld van de opleiding dier en veehouderij zijn interviews gevoerd. Er zijn 12 korte interviews gevoerd van circa 20 minuten Vervolgens zijn er 16 uitgebreidere interviews gevoerd van elk circa 1 uur volgens de Delfi-methode waarbij bij elk volgend interview resultaten uit vorige interviews in de vraagstelling zijn meegenomen. Van elke functiegroep zijn zowel functionarissen zelf als leidinggevenden geïnterviewd. In bijlage II zijn de lijsten met de geïnterviewde instanties opgenomen en de functiegroepen waarop de interviews zich richtten. Ook zijn de vragenlijsten die gebruikt zijn opgenomen. Overzicht van de bij de totstandkoming betrokkenen instellingen Met 12 mensen is op 18 april 2002 tijdens een Arbeidsmarktoriëntatiedag op de HAS te Den Bosch een kort interview van circa 20 minuten afgenomen. Het betrof leidinggevenden van de volgende bedrijven met tussen haakjes betreffende functiegroep: Dumeco (Adviseur/ vertegenwoordiger): Hr. (Wilbert) W.H.J. Moorman (Districts Manager) AUV Dierenartsencoöperatie (Onderzoek en ontwikkeling/ praktijkgericht onderzoek): Drs. (Henk) H. Wessels (Hoofd Coöperatie zaken) ABAB Accountants(Financieel economische dienstverlening): Drs.(Connie) C.M.D. van de Linde (Consultant P & O) Hippo d’Or (Adviseur/ vertegewoordiger): Ir.(Theo) T.H. de Vries (Directeur) AcconN Accountants en Adviseurs (Financieel economische dienstverlening): Ing. (Nard) B.J. Elsman (directeur Bedrijfsadvies) AID (Adviseur/ vertegenwoordiger): Hr. (Piet) P.L.W.C. Kiemeney (Teamleider Natuur) en Hr. (Jan) J.H. Fokkers (Teamleider) Dopharma B.V.(Deskundige Dier- en Veehouderij): Hr.(Edgar) E.L.J. Schalk (P.R. & Marketing medewerker) P&O Services voor DLV (Adviseur/ vertegenwoordiger): Ing.(Pim) P. ter Horst (RecruiterJunior Consultant) Academy Stal Bartels (Deskundige dier- en veehouderij): Drs.(Joep) J.E.H.M. Bartels (Directeur) Hendrix UTD (Adviseur/ vertegenwoordiger): Hr. (Joost) J.P.F. Snoeijen (Manager P.O.&O) Het betrof afgestudeerden, werkzaam op de volgende bedrijven: AUV Dierenartsencoöperatie (onderzoek en ontwikkeling/ praktijkgericht onderzoek): Ing. (Marian) M.J.F. Klaasen (Project medewerkster) Coppens Voeders. ( adviseur/ vertegenwoordiger): Ing. (Martijn) M.L.H. van Duren (Sector Deskundige Vlees Pluimvee) 46 Uitgebreidere interviews in mei 2002 gehouden van elk circa 1 uur volgens de Delfi-methode waarbij bij elk volgend interview resultaten uit vorige interviews in de vraagstelling zijn meegenomen. Deze interviews zijn afgenomen door twee personen. Er zijn 16 interviews afgenomen bij de volgende bedrijven met tussen haakjes de betreffende functiegroep. 1. Leidinggevende binnen Nutreco ( Adviseur/ vertegenwoordiger), Hr. (Joost) J.P.F. Snoeijen (Manager P.O. & O) 2. Zelfstandig ondernemer op een gemengd veehouderijbedrijf (Ondernemer) Ing. (Peter) P.C.M. Ketelaars (Veehouder) 3. Communicatieadviseur Imagro een communicatiebureau voor de agrarische sector (deskundige Dier- en veehouderij) Ing. (Gerald) G.C.J. Willemsen (Communicatie Adviseur) 4. Leidinggevende Imagro, (deskundige Dier- en veehouderij) Ing. (Roger) R.A.M. Engelberts (Directeur) 5. Leidinggevende V/d Oort en Schapendonk voer en advies (Adviseur/ vertegenwoordiger), Ing. (Pierre) P.C.M. van Oort (Dealer van Hendrix UTD) 6. Front-office medewerker V/d Oort en Schapendonk voer en advies (Adviseur/ vertegenwoordiger), Ing. (Monique) M.G. Bolt (Front Office Medewerkster) 7. Leidinggevende RABObank Nederland (Financieel economische dienstverlening), Ing. (Wim) W.J.M. Thus (Afdelingsdirecteur Manager Team Veehouderij) 8. Leidinggevende AID Eindhoven (Adviseur/ vertegenwoordiger), Hr. (Piet) P.L.W.C. Kiemeney (Teamleider Natuur) 9. Buitendienstmedewerker AID Eindhoven(Adviseur/ vertegenwoordiger), Ing. (Janneke) A.J.M. Schellekens (Controleur) 10. (junior) Consultant ABAB accountant en advies (Financieel economische dienstverlening) Ing. (Arnoud) A.P.F. van Schaijk (Consultant Agro) 11. Leidinggevende ABAB accountant en advies (Financieel economische dienstverlening) Drs. (Cees) C.J. van Loon (Register Accountant) 12. Beleidsmedewerker ZLTO Tilburg (deskundige Dier- en veehouderij) Ing. (Ton) A.A.J. van Korven (Specialist Milieu) 13. Leidinggevende ZLTO Tilburg (deskundige Dier- en veehouderij) Ir. (Louis) L.J. Hooghiemstra (Manager Vereniging Communicatie) 14. Dumeco slachterijen Boxtel (Adviseur/ vertegenwoordiger) Drs.(Gerrit) G.J.J. van der Veer (Personeelsmanager Farming) 15. Commercieel binnendienst medewerker export Dumeco slachterijen Boxtel (Adviseur/ vertegenwoordiger) (Mark) M.P.L.A. Ketelaars (Medewerker Commerciële Binnendienst) 16. Leidinggevende Hendrix UTD Boxmeer (Adviseur/ vertegenwoordiger) Ir. (Albert) A.A.P. Swinkels (Manager Maasweide Laboratory Services) 47 Bij de interviews zijn de volgende vragenlijsten gebruikt: VRAGENLIJST WERKVELD LEIDINGGEVENDE 1. Functiebenaming(en) van functies waarop HASsers Dier- en Veehouderij zijn/ worden aangesteld. 2. Sinds wanneer wordt (en) deze functie(s) vervuld (evt. welke andere functies zijn na het afstuderen vervuld)? 3. Wat zijn de overwegingen geweest om de personen op deze functie aan te stellen (denk daarbij aan kennis, vaardigheden en houding)? 4. Kan deze functie ook goed door een andere HBO-opgeleide uitgevoerd worden; hebben HBO-ers pré’s ten opzichte van wetenschappelijk opgeleiden? 5. Is een opleiding in de dier- en veehouderij noodzakelijk, of kan deze functie ook vervuld worden met een andere opleidingsachtergrond (geef daarbij voorbeelden van opleidingen op aanpalende terreinen)? 6. Wat is het belang om tijdens de opleiding te leren? Waar moet binnen de studie het accent op liggen: op kennis, op vaardigheden, op houding? Wanneer vind je het goed wat jouw werknemer doet? Wat typeert een topmedewerker? Wanneer mislukken ze? 7. Hoe is het carrière patroon voor een HBO-opgeleide binnen de arbeidsorganisatie en welke mogelijkheden heeft de HBO-opgeleide met de opgedane ervaring binnen een andere arbeidsorganisatie? 8. Wat is er tijdens de studie niet aan bod geweest, terwijl dat wel van belang is voor de huidige, of toekomstige functies? 48 VRAGENLIJST WERKVELD AFGESTUDEERDEN Taakomschrijving en typering Kunt u de taken benoemen en per taak aangeven: - wat de belangrijkste activiteiten zijn; - welke verantwoordelijkheid hiervoor wordt gedragen? Taak 1: TIJDSBESLAG Hoeveel % van de werktijd wordt aan deze taak besteed? INFORMATIEVERZAMELING PER TAAK Communicatie en Hulpmiddelen en BEOOGDE samenwerking tools OUTPUT Met wie moet Wat is nodig om deze taak goed uit te worden Wat moet de samengewerkt om de voeren? taakuitvoering taak uit te voeren? (bv. handboeken, opleveren? (bv. advies, nieuwe klant, software, colega’s) (bv. opdrachtgeven, manager, collega’s) prototype product) CRITICAL INCIDENTS Wat is moeilijk bij het uitvoeren van deze taak, maar tegelijkertijd wel essentieel voor een goede uitvoering? COMPETENTIES Welke bekwaamheden moet de functievervuller hebben om de taak goed te kunnen uitvoeren? Taak2: Taak 3: Taak 4: Taak 5: BENOEM EEN SUCCES EN EEN PROBLEEM IN HET WERK VAN HET AFGELOPEN JAAR Wat was een groot succes? Toelichting: Welke factoren hebben hier aan bijgedragen? Was het een groot probleem Toelichting 49 Welke factoren hebben hier aan bijgedragen? Uit de interviews blijkt dat de werkveldanalyse en de toekomstontwikkelingen zoals beschreven in bijlage I in hoofdlijn worden onderschreven. De belangrijkste aandachtpunten van belang voor het formuleren van de kerncompetenties op basis van de interviews zijn: Ontwikkelingen in het werkveld: • In het verleden werden dier- en veehouderijbedrijven vaak begeleid vanuit de veevoederindustrie. Veel voordeel was te halen uit kostenbeheersing via een efficiënte voeding. Het belang voor het bedrijf om voordeel te halen uit een verbetering van de inkomsten via een hogere beloning voor de afgezette producten neemt toe. De behoefte bij de consument aan hoge kwaliteit o.a. voedselveiligheid vraagt om in ketens afgestemd te produceren volgens concepten. Er ontstaat behoefte aan afgestudeerden die de diverse partijen uit de keten daarbij begeleiden en als intermediair optreden tussen die partijen. • Er vindt een verschuiving plaats van het adviseren en begeleiden van ondernemers in hun operationele bedrijfsvoering naar begeleiding en advies op strategisch zaken. Daarvoor is het belangrijk zicht te hebben op: x de plaats van het bedrijf in zijn omgeving, x maatschappelijke ontwikkelingen, x wet en regelgeving, x innovatieve mogelijkheden om gebruik te maken van nieuwe kansen en x mogelijkheden om via netwerken belangen op elkaar af te stemmen. Bij het begeleiden van ondernemers gaat het hierbij steeds minder om het overdragen van bepaalde kennis maar steeds meer om de ondernemer te begeleiden in het helder krijgen van de vragen en problemen en te begeleiden bij het vinden van de juiste antwoorden en oplossingen. • De dier -en veehouderij staat sterk maatschappelijk in de belangstelling. De maatschappij vraagt meer transparantie. Ten behoeve van een geborgde voedselveiligheid is en goede “tracking en tracing” van de producten van belang. Voorgaande maakt dat communicatie in de dier en veehouderij steeds belangrijker wordt. De communicatiemiddelen dienen dan goed en bewust gebruikt te worden. Verder is het hierbij van belang dat de afgestudeerde zich niet alleen goed kan inleven in de positie van de ondernemers in de sector maar ook in de positie van de burger in het algemeen en de consument in het bijzonder. Afstudeerkwaliteiten • De afgestudeerde dient de vaardigheid en basiskennis te bezitten om zich snel hoofdlijnen van een onbekende sector uit de dier- en veehouderij eigen te maken. “Hoewel ik over de nertsenhouderij in de studie vrijwel niks gehad heb durf ik het, na me een aantal dagen in de nertsenhouderij te hebben verdiept, gerust aan om er inspectiebezoeken te gaan afleggen”: Junior AID-inspecteur (afgestudeerde van de opleiding Dier- en veehouderij) • Gebrek aan vakkennis wordt in geen enkel interview genoemd als een reden waarom iemand zou mislukken in een functie. Om zich noodzakelijke kennis eigen te maken zijn gebrek aan motivatie, aan betrokkenheid bij de sector, analytisch vermogen en aan doorzettingsvermogen veel eerder redenen waardoor iemand niet zou passen in een functie. • Steeds wordt in interviews het belang benadrukt van aandacht in de studie voor houding en vaardigheden. De formuleringen die zoal gebruikt worden om dat te omschrijven zijn: inlevingsvermogen, stressbestendigheid, motivatie/ drive, zelfstandigheid, verantwoordelijkheidsgevoel, communicatieve en sociale vaardigheden, enthousiasme, vaardigheid en wil om samen te werken, mensgericht, 51 • • initiatiefrijk, slagvaardigheid, doortastendheid, innovatief vermogen, hanteren van omgangsvormen, ondernemende houding, projectmanagement en timemanagement. De afgestudeerde dient zicht te hebben op zijn eigen kwaliteiten en ambities. Hij dient voor zichzelf helder te hebben hoe hij die kwaliteiten kan gebruiken en ontwikkelen om zijn ambities te halen, o.a. door zich daarin voortdurend te laten coachen (coachable zijn). Het is belangrijk dat de student in de studie individueel op dat zelfmanagement wordt getraind. In de meeste functies komt steeds meer nadruk te liggen op flexibiliteit. “Meer dan voorheen is het nodig om snel te kunnen en willen inspelen op veranderingen. Veranderingen worden steeds meer ingegeven vanuit ontwikkelingen in de markt. Deze gaan sneller dan veranderingen vanuit ontwikkelingen in wetgeving of vanuit technische ontwikkelingen”: vertegenwoordiger van het management bij Nutreco” 52 Bijlage III Legitimering door het werkveld. Aan vertegenwoordigers uit het werkveld is hun oordeel gevraagd over de werkveldbeschrijving en de geformuleerde opleidingscompetenties. Geen van de werkveldvertegenwoordigers heeft afwijzend op het rapport gereageerd. Alle vertegenwoordigers van bedrijven en instellingen die zijn geïnterviewd ten behoeve van het rapport hebben aangegeven in te kunnen stemmen met de uiteindelijke beschrijvingen in het rapport. Deze vertegenwoordigers zijn: A.U.V. Drs. H. Wessels Hoofd Coöperatie zaken Dierenartsencoöperatie Hippo 'd 'Or; Ir. T.H. de Vries Directeur ACCON Ing. B.J. Elsman Directeur Bedrijfsadvies Academy Bartels Drs. J.E.H.M. Bartels Directeur Imagro Ing. R.A.M. Engelberts Directeur Rabobank Ing. W.J.M. Thus Afdelingsdirecteur Manager Team Veehouderij ABAB Accountants Drs. C.J. van Loon Lid Hoofddirectie Z.L.T.O Ir. L.J. Hooghiemstra Manager Vereniging Communicatie Dumeco Drs. G.J.J. van der Veer Personeelsmanager Farming Hendrix UTD Ir. A.A.P. Swinkels Manager Maasweide Laboratory Services Nutreco Ing. J.P.F. Snoeijen Manager P.O. & O. Rundveeboerderij P.C.M. Ing. P.C.M. Ketelaars Veehouder Ketelaars V/d Oort en Ing. P.C.M. van Oort Dealer van Hendrix UTD Schapendonk Bovendien hebben de volgende werkveldvertegenwoordigers met het rapport ingestemd. KWPN NLTO Holstiens GLTO-advies Universiteit Maastricht Ir. H. van Tartwijk Ing. H. de Kroon Ing. B.P. de Boer Ing. W. Pasman Dr. A.E.J.M. van den Bogaard VVM Ir. J. Heeres 53 Foktechnisch Medewerker Algemeen Secretaris Agrarisch Ondernemer Adviseur strategie en bedrijfsontwikkeling Dierenarts & Microbioloog. Directeur Proefdierencentrum Universiteit Maastricht Directeur