PROTOCOL-HOOGBEGAAFDHEID

advertisement
PROTOCOL
HOOGBEGAAFDHEID
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
Inhoud
Inleiding
1.Over (hoog) begaafdheid
1.1 Kenmerken van hoogbegaafdheid
1.2 Sociale problemen
1.3 Onderpresterende leerlingen
2. Begeleiding op school
2.1 Signalering
2.2 Diagnostisch onderzoek
2.3 Leerlingbegeleiding
3. Literatuur
4. Lijst met materialen
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
Inleiding
In het hedendaagse onderwijs is “omgaan met verschillen” een centraal thema geworden en in
verband hiermee is er in de laatste jaren een toenemende belangstelling voor
(hoog)begaafdheid.
Ook ouders komen steeds meer met vragen over hun kind(eren) met betrekking tot
(hoog)begaafdheid.
In dit protocol wordt eerst aandacht besteed aan de theoretische achtergrond van (hoog)
begaafdheid. Daarna volgt een beschrijving hoe wij daar als Franciscusschool mee om willen
gaan. Het moet een leidraad zijn voor teamleden aan de hand waarvan leerlingen met een
hoge intelligentie meegenomen kunnen worden. Wij kijken als Franciscusschool, als het gaat
om leerlingen met zo’n specifieke hulpvraag, naar de individuele leerling.
Ook leerlingen die niet gediagnosticeerd zijn moeten kunnen profiteren van dit protocol.
Daarom willen we leerlingen met een grote algemene interesse, leerlingen die een voorkeur
hebben voor het oplossen van moeilijke problemen, leerlingen met een scherp
oplossingsvermogen, leerlingen die sterk analytisch gericht zijn, de productieve denkers en
ook leerlingen met een didactische voorsprong opnemen binnen dit protocol.
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
1. (hoog) Begaafdheid
De meest gebruikte omschrijving van hoogbegaafdheid is die van Renzulli / Mönks.
Deze omschrijving gaat ervan uit dat een hoogbegaafde leerling moet beschikken over de
volgende persoonlijkheidskenmerken:
 Hoge intellectuele vermogens: meestal wordt als grens een IQ van 130 of hoger
gehanteerd.
 Taakgerichtheid en volharding (motivatie): doorzettingsvermogen om een taak te
volbrengen.
 Creatief vermogen: hiermee wordt bedoeld creatief zijn in het oplossen van
problemen.
Als we het hebben over hoogbegaafde leerlingen gaat het om ongeveer één leerling per groep.
In het geval van begaafde leerlingen gaat het om ongeveer vier leerlingen. In het voortgezet
onderwijs (VWO / Gymnasium) ligt dit aantal vanzelfsprekend hoger.
1.1 Kenmerken van hoogbegaafdheid
Het is moeilijk om te spreken over eigenschappen van hoogbegaafde leerlingen omdat deze
kenmerken onderling verschillen en soms zelfs tegenovergesteld zijn. Zo is bijvoorbeeld de
ene leerling op school op sociaal gebied erg sterk, terwijl de andere leerling juist erg op
zichzelf gericht is. In de literatuur zijn veel uiteenlopende opsommingen van eigenschappen te
vinden. Hieronder volgt een overzicht van de meest voorkomende eigenschappen zoals die in
de literatuur genoemd worden. Let wel: een begaafde leerling hoeft dus niet aan alle
eigenschappen te voldoen. Het omgekeerde is ook het geval: als iemand één of meerdere
gedragsaspecten vertoont, hoeft dit niet automatisch te betekenen dat hij / zij hoogbegaafd is.
 Hoge intelligentie (IQ hoger dan 130).
Een IQ tussen 90-110 is normaal, waarbij wel moet worden opgemerkt dat een kind met een
IQ van 110 een vlotte leerling zal zijn.
Een leerling met een IQ van 70-80 zal erg veel moeite hebben met de leerstof.
Een kind met een IQ van 120 is zeker in staat om een universitaire studie te volbrengen.
Een kind met een IQ van 132 is zeker hoogbegaafd.
De geijkte testen gaan tot een IQ van 152. Daarboven zijn geen betrouwbare testen meer.
Vanaf een IQ van 150 spreekt men in de literatuur over briljante genieën.
 Vroege ontwikkeling
Hoogbegaafde kinderen zijn geestelijk vroegrijp en worden gekenmerkt door een
ontwikkelingsvoorsprong. Zij kunnen meestal op vroege leeftijd al lezen, praten, schrijven en
hebben een vroege ontwikkeling van getalbegrip. Ook stellen zij op vroege leeftijd al
levensbeschouwelijke vragen en denken zij al vroeg na over de zin van het leven.
 Uitblinken in meerdere gebieden
Een bijzondere begaafdheid kan tot uitdrukking komen in motorische, sociale, artistieke en
intellectuele vaardigheden.
Vaak treden deze begaafdheidsvormen gecombineerd op en blinken zij uit in meerdere
gebieden, zoals bijvoorbeeld in taal en wiskunde. Hoogbegaafde leerlingen hebben een grote
woordenschat en vertonen zeer goed en adequaat woordgebruik.
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
 Gemakkelijk kunnen leren
Hoogbegaafde leerlingen hebben over het algemeen een zeer goed geheugen en kunnen
hierdoor goed informatie onthouden en verwerken. Zij begrijpen nieuwe leerstof ook sneller
en zijn daardoor ook sneller klaar met opdrachten en huiswerk.

Goed leggen van (causale) verbanden
 Makkelijk kunnen analyseren van problemen
Hoogbegaafde leerlingen kunnen snel vaststellen wat de aard van een probleem is. Daarnaast
zijn ze vaak vindingrijk in het ontwikkelen van eigen oplossingen.

Het maken van grote denksprongen
 Voorkeur voor abstractie
Hoogbegaafde leerlingen generaliseren gemakkelijker dan hun klasgenoten en hebben een
goed overzicht van kennisgehelen. Zij hebben geen behoefte aan concretisering door
voorbeelden.
 Hoge mate van zelfstandigheid
Hoogbegaafde leerlingen willen niet geholpen worden en werken het liefst zelfstandig door de
leerstof. Bij het werken in groepsverband vertonen ze veel initiatief en nemen vaak de leiding.
 Brede of juist specifieke interesse hoge motivatie / veel energie
Het is belangrijk dat het onderwerp van de opdracht de leerling interesseert. Bij hoogbegaafde
leerlingen is namelijk het kunnen een voorwaarde, maar het willen is van een even groot
belang. Talent zet pas door als de leerlingen plezier beleven aan de (leer)activiteiten.
Hoogbegaafde leerlingen zijn erg leergierig. Interesse is hierbij cruciaal.
 Creatief / orgineel
Hoogbegaafde leerlingen maken onverwachte zijsprongen en hebben grote
verbeeldingskracht.

Perfectionistisch

Apart gevoel voor humor

Hoge mate van concentratie
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
De huidige onderwijsleermiddelen zijn vaak afgestemd op de gemiddelde leerling. Wij
proberen daar op de Franciscusschool wel aanpassingen in te doen. Toch kunnen we niet altijd
voorkomen dat er problemen ontstaan.
De meest voorkomende problemen bij hoogbegaafde kinderen zijn:
 Sociale problemen
 Verveling
 Perfectionisme en faalangst
 Onderpresteren
1.2 Sociale problemen
Veel problemen van hoogbegaafde kinderen zijn te herleiden tot problemen in de sociaalemotionele sfeer. In veel gevallen wordt gedacht dat hoogbegaafde kinderen wel slim zijn
maar dat zij altijd sociaal-emotionele problemen hebben of sociaal-emotioneel achterlopen.
Dit is echter een misvatting. Hoogbegaafde kinderen hebben net zoveel of net zo weinig
problemen op sociaal-emotioneel gebied als alle andere kinderen. Wat we veel zien is dat
hoogbegaafde kinderen een andere denkwijze hebben. Ze denken over andere zaken na en
doen dat op een andere wijze. Veel sociaal-emotionele problemen zijn vaak het gevolg van
communicatieproblemen. Deze communicatieproblemen kunnen leiden tot faalangst, een
negatief zelfbeeld en onderpresteren.
Er zijn verschillende zaken waardoor het ‘anders zijn’ van het kind opvalt:
1. Ze hebben vriendschapsverwachtingen die passen bij kinderen die enkele jaren ouder
zijn;
2. Trouw, loyaliteit en moreel ethisch besef zijn vaak eigenschappen die ze op veel
jongere leeftijd ontwikkelen dan andere kinderen;
3. Ze stellen hoge eisen aan zichzelf en vinden het vanzelfsprekend deze eisen ook aan
hun vrienden te stellen;
4. Ze hebben een woordenschat en een manier van praten die door andere kinderen niet
begrepen wordt;
5. Ze hebben duidelijke andere interesses;
6. Ze maken grotere denksprongen waardoor het samenwerken en spelen met andere
kinderen bemoeilijkt wordt.
We moeten oog krijgen voor de problematiek van het hoogbegaafde kind, maar het
hoogbegaafde kind moet zelf ook inzicht krijgen in deze problematiek.
Dit alles kan bevorderd worden door in de eerste plaats deze kinderen te aanvaarden zoals ze
zijn. Herkenning en erkenning zijn daarbij sleutelwoorden.
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
1.3 Onderpresterende leerlingen
Wetende dat hoogbegaafde leerlingen goed en snel kunnen leren, verwacht je eigenlijk dat er
op school weinig tot geen problemen zullen optreden. Dat geldt echter niet voor alle
hoogbegaafde leerlingen. Omdat zij in het huidige onderwijs vaak niet op niveau worden
aangesproken, lopen ze een groot risico om gedemotiveerd te raken, met gedragsproblemen
en onderpresteren als gevolg.
Op grond van een aantal specifieke kenmerken kunnen onderpresteerders worden opgespoord
Positieve kenmerken:
 Grote en uitzonderlijke kennis
 Grote interesse
 Wisselend schoolwerk
 Positief thuiswerk
 Grote verbeelding
 Hoge mate van sensitiviteit
Negatieve kenmerken:
 Afnemende prestaties, wisselend schoolwerk
 Negatief gedrag
 Haperende sociaal-emotionele ontwikkeling
 Geringe taakgerichtheid
 Negatieve houding
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
2. Begeleiding op school
Het lijkt in de eerste instantie niet lastig om een hoogbegaafde leerling te signaleren. Die
leerlingen springen er immers toch uit. Dit is echter niet altijd waar. Natuurlijk kunnen
schoolprestaties van de leerling een goede indicator zijn. Maar ook bij tegenvallende
prestaties kan een leerling wel degelijk hoogbegaafd zijn. Bij signalering kunnen de volgende
tips handig zijn:
 Wees op de hoogte van specifieke signaleringsinstrumenten. Wij hanteren het
signaleringsinstrument SI-DI 3.
 Probeer zo vroeg mogelijk te signaleren
 Let niet alleen op schoolresultaten. Let ook op signalen die kunnen wijzen op
onderpresteren
 Voer een gesprek met ouders
 Maak duidelijk afspraken binnen het team
Als er twijfel is over of een leerling hoogbegaafd is dan wel een ontwikkelingsvoorsprong
heeft, kan besloten worden nader onderzoek te doen.
We hanteren de volgende uitgangspunten:
1 Hoogbegaafde leerlingen laten we samenwerken in homogene (ontwikkelingsgelijke)
groepen om zich met andere leerlingen te kunnen identificeren (plusklas) en in
heterogene (ander ontwikkelingsniveau) groepen om te voorkomen dat zij buiten de
groep vallen.
2 Hoogbegaafde leerlingen moeten voldoende uitgedaagd en gemotiveerd blijven;
3 Opdrachten voor deze leerlingen moeten veelal gekoppeld zijn aan de opdrachten van
de klas, of hun inspanningen moeten naar de klas toegespeeld worden, bijvoorbeeld
door het geven van presentaties over bereikte resultaten.
4 Er moet rekening gehouden worden met het eventueel niet synchroon lopen ten aanzien
van hun cognitieve en hun sociaal-emotionele ontwikkeling.
2.1 Signalering
Als team vinden wij een vroegtijdige signalering van groot belang. Als een kind bij ons op
school komt, vindt er altijd een intakegesprek plaats met de ouders. Op deze manier krijgen
wij een eerste beeld van de leerling en kan een eventuele ontwikkelingsvoorsprong naar voren
komen. De ouders kunnen ons belangrijke informatie geven over het functioneren en de
interesses van het kind in de thuissituatie.
Van kinderen die op de peuterspeelzaal “opvallen” ontvangen wij de KIJK peuters bij de
aanmelding op onze school.
Voor alle leerlingen uit groep 1 (van voor 1 oktober) en 2 wordt in januari en juni de KIJK 12 registratie ingevuld. Ook worden in januari en juni de CITO toetsen Rekenen en Taal voor
kleuters afgenomen. Bij leerlingen uit groep 1 van na 1 oktober gebeurt dit in juni.
De gehele schoolperiode door proberen we alert te zijn en trachten we signalen op te vangen
die de ontwikkeling belemmeren. Het kan zijn dat een leerling zich anders gaat gedragen
bijvoorbeeld wanneer hij /zij zich gaat vervelen, wisselende resultaten laat zien, geen
aansluiting meer vindt binnen de groep of wanneer de ouders signalen geven dat hun kind niet
lekker in zijn / haar vel zit.
De eerste signalering m.b.t. hoogbegaafdheid ligt bij de groepsleerkracht(en). Wanneer hij/zij
signalen m.b.t. mogelijke hoogbegaafdheid opvangt volgt er overleg met de ib-er en kan
indien nodig daarna het protocol in werking treden.
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
Wij zijn als school in het bezit van het SI-DI protocol hoogbegaafdheid.
Dit is een begeleidingstraject voor hoogbegaafde leerlingen. Als wij een vermoeden hebben in
de richting van hoog- of meerbegaafdheid dan kunnen we ertoe overgaan om het gehele of
een deel van dit traject te doorlopen. De invulling van het protocol gaat via de intern
begeleider. In dit handelingsprotocol zitten observatie / signaleringslijsten voor de
leerkrachten. Deze worden ingevuld en geven samen met gegevens uit CITO-LVS een
interpretatie van de signaleringsprocedure.
Signalering m.b.v. CITO-LVS:
DMT, Leestempo, AVI, Rekenen en wiskunde, SVS, Begrijpend lezen, (Lees)Woordenschat.
De leerlingen moeten dan meerdere malen in het hoge A segment scoren m.u.v. de
onderpresteerders zie 1.3
Verder komt het ook voor dat ouders hun kind hebben laten onderzoeken bij een psycholoog
die gespecialiseerd is in hoogbegaafde kinderen.
De resultaten van dat onderzoek dienen dan als leidraad om het onderwijskundig aanbod voor
deze leerling vorm te geven.
Een dergelijk onderzoek vervangt dan de stap van het protocol Hoogbegaafdheid.
2.2 Diagnostisch onderzoek
Als het vermoeden bestaat dat een leerling een ontwikkelingsvoorsprong heeft en er
problemen zijn bij het algeheel functioneren van het kind, dan wordt het kind besproken
tijdens een groepsbespreking / leerlingbespreking. Hier worden afspraken gemaakt om het
kind verder door te toetsen, om te kijken naar het didactisch niveau van het kind op een
bepaald leergebied. Gedacht kan worden aan methode gebonden toetsen en CITO-LVS
toetsen. Tevens kan de diagnosefase van het SI-DI handelingsprotocol hoogbegaafdheid in
deze fase uitkomst bieden. Voor eventuele verdere adviezen kan het kind aangemeld worden
bij het RPCZ om begeleiding te vragen. Tevens kan er, zo nodig in overleg met ouders en
school, een psychodiagnostisch onderzoek worden aangevraagd.
Om vermoedelijke hoogbegaafdheid vast te stellen, vinden wij het niet altijd nodig om
uitgebreid diagnostisch onderzoek in de vorm van een intelligentieonderzoek bij een leerling
te laten doen. Wanneer een leerling op didactisch gebied een voorsprong heeft en er geen
problemen op sociaal-emotioneel gebied zijn, kan dit onderzoek achterwege blijven.
Dergelijke leerlingen worden wel besproken tijdens een leerlingbespreking. Tevens kan ook
hier het traject met het SI-DI handelingsprotocol worden bewandeld om diagnostisch
onderzoek uit te voeren.
Wij pretenderen geenszins dat het SI-DI handelingsprotocol een vervangend systeem is voor
het meten van intelligentie. Daarvoor is een intelligentietest noodzakelijk. Met het SI-DI
handelingsprotocol hoogbegaafdheid kunnen voldoende gegevens verzameld worden om
eventueel op de juiste manier aanpassingen te maken in de leerstof. Ook verschaft het
duidelijkheid over mogelijke aandachtspunten in de begeleiding. Op de volgende pagina staan
de stappen van de signalerings- en diagnosefase in schema.
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
Signaleringsfase
Stap 1:
Groepssignalering
(A.1.3 / B.1.3)
Op initiatief van de
ouders / kind
Diagnosefase
Stap 2:
Oudergesprek
(B.2.1)
Stap 3:
Observatie leerling
(A.3.1 en /of B.3.1)
Stap 4:
Toetsgegevens
Aanvullende
gegevens /
leerlingvragenlijst
(B.4.3)
Extern deskundige
Uitvoeringsfase
Stap 5:
Plan van aanpak
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
2.3 Leerlingbegeleiding
De leerlingbegeleiding van hoogbegaafde leerlingen is in de eerste instantie een zaak van de
groepsleerkracht. Dit betekent dat de groepsleerkracht in zijn planning rekening houdt met
specifieke instructiemomenten en evaluatie- / feedbackmomenten voor deze leerlingen. De
materialen voor deze leerlingen moeten dan ook in de klas aanwezig zijn, zodat de leerkracht
er meteen mee aan de slag kan. Het is in eerste instantie ook de groepsleerkracht die
onderpresteren moet proberen te herkennen bij die leerlingen in de groep. Natuurlijk kan de
groepsleerkracht altijd rekenen op ondersteuning van de intern begeleider en zo nodig van de
remedial teacher.
Wij gebruiken als school het SI-DI handelingsprotocol om een strategie te bepalen welke
leerlijn een leerling gaat volgen. Er zijn diverse mogelijkheden:
 Richtlijnen voor compacting.
 Suggesties voor verrijking.
 Pedagogische handelingssuggesties.
 Vervroegde doorstroming
 Plusgroep
Compacting
Het is van groot belang dat de reguliere leerstof wordt aangepast. Deze is namelijk afgestemd
op gemiddelden. Het tempo ligt te laag en het bevat teveel oefening en herhaling. De
hoogbegaafd leerling wordt te weinig uitgedaagd. Om demotivatie tegen te gaan kan de
leerstof op reken en taalgebied aangepast worden door deze compact aan te bieden
(compacten). De tijd die hierdoor vrijkomt kan gebruikt worden om leerlingen verrijking aan
te bieden. We willen deze leerlingen namelijk stimuleren om “leren te leren”. “
Verrijking / verdieping
Het aanbieden van verrijkings- en verdiepingsstof kan helpen om werkhoudingsproblemen te
voorkomen. Je kunt denken aan: het opbouwen van een te korte spanningsboog en het
toepassen van verkeerde leerstrategieën.
Wanneer een gemiddelde leerling 30 minuten bezig is met een taak en een hoogbegaafde
leerling doet daar structureel 15 minuten over dan wordt die spanningsboog niet geoefend. Dit
levert later onherroepelijk problemen op.
Hoogbegaafde leerlingen leren vaak door eenmaal iets te lezen. Hierdoor komen ze vaak
onvoldoende in aanraking met andere leerstrategieën. Hier wordt in het voortgezet onderwijs
wel een beroep op gedaan. De leerling moet met een uitdaging creatief en experimenteel
kunnen omgaan. Ook het leren om te leren wordt de leerling zo eigen gemaakt.
Vervroegde doorstroming
Bij de meeste hoogbegaafde leerlingen versnellen we de leerstof. Dit gebeurt door
bijvoorbeeld de lesstof te compacten en daarnaast verrijkingsstof aan te bieden.
Wanneer de versnelling op meerdere vakken wordt toegepast kan er een moment komen dat
we besluiten de leerling vervroegd tot een hogere groep te laten doorstromen.
Die vervroegde doorstroming kan op twee manieren plaatsvinden
De 1e manier is de leerling een gehele leerstofjaarklas te laten overslaan.
De 2e manier is de leerling twee leerstofjaren in één schooljaar aan te bieden
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
Om de vervroegde doorstroming goed te regelen is het noodzakelijk om een vaste procedure
te doorlopen.
Er wordt dan van verschillende groepen criteria gebruik gemaakt om willekeur te voorkomen
en er voor te zorgen dat de vervroegde doorstroming teruggedraaid moet worden.
Zo kunnen er 4 groepen criteria onderscheiden worden:
 Basiscriteria
 Didactische criteria
 Pedagogische criteria
 Strategische criteria
Elke groep criteria bestaat uit meerdere aspecten waarnaar gekeken moet worden voordat er
een evenwichtig besluit genomen kan worden.
Basiscriteria
 Is de leerling hoogbegaafd?
Dit antwoord kan op 2 manieren gegeven worden. Of door Intelligentie onderzoek of
door het gebruik van een verantwoord protocol voor signalering en diagnostiek voor
hoogbegaafde leerlingen.(SI-DI)
In principe komen leerlingen die niet tot deze doelgroep behoren niet in aanmerking
voor vervroegde doorstroming.
 Is er al eerder sprake geweest van vervroegde doorstroming?
Een 2e doorstroming is meestal geen wijs besluit. Waarschijnlijk is er verzuimd om na
de 1e doorstroming de leerling een stevig aanbod van compacten en verrijken te
bieden..Dit kan namelijk veel problemen voorkomen.
Leerlingen die voor 1 december jarig zijn en aan het eind van hun 2e schooljaar
tenminste 1,5 jaar onderwijs hebben genoten, stromen in principe door naar groep 3.
In dit geval is er geen sprake van vervroegde doorstroming.
 Is er het vermoeden van een of al vastgestelde leer- en of persoonlijkheidsstoornis?
Bij leerlingen waarvan vastgesteld is dat zij (hoog)begaafd zijn, dat er een didactische
voorsprong is, maar waarbij er tevens sprake is van een leer- of
persoonlijkheidsstoornis, is het verstandig om bij de besluitvorming een externe
deskundige te betrekken.
Vervroegde doorstroming kan juist voor deze groep een extra risico met zich
meebrengen.
Didactische criteria
Wanneer basiscriteria een indicatie vormen voor vervroegde doorstroming, is het zinvol om te
gaan kijken naar didactische criteria.
Hoogbegaafdheid alleen is geen reden om doorstroming naar een hogere groep noodzakelijk
te maken.
Er moet daarnaast ook nog een didactische noodzaak zijn.
 Is er sprake van een didactische voorsprong?
Indien er geen duidelijk didactische voorsprong is, is er geen noodzaak tot vervroegde
doorstroming.
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
Het vaststellen van deze voorsprong moet gedaan worden d.m.v. toetsen uit het
leerlingvolgsysteem.
Het is belangrijk om gebruik te maken van domeingebonden toetsen zodat zeker is dat
de leerling de stof uit het betreffende jaar ook echt goed op niveau (A-score) beheerst.
Methode gebonden toetsen geven een onvoldoende beeld over de prestaties van de
leerling als het gaat om het bepalen van een voorsprong.
 Is deze voorsprong zichtbaar op de vakgebieden spelling, rekenen, begrijpend lezen?
De voorsprong moet zich op meer dan 1 vakgebied voordoen. Het is belangrijk dat het
zich op alle drie genoemde vakgebieden voordoet.
Voor leerlingen in groep 1-2 wordt natuurlijk naar andere ontwikkelingsgebieden
gekeken: taal/denken, ruimtelijke oriëntatie, wereldverkenning, ordenen en
taakgerichte vaardigheden.
 Hoe groot is de omvang van de voorsprong?
Indien de voorsprong kleiner is dan 6 maanden, mag ervan uitgegaan worden dat de
leerling binnen zijn huidige groep nog voldoende valt uit te dagen.
Is de voorsprong op de drie vakgebieden niet groter dan 12 maanden, dan valt de
vervroegde doorstroming te overwegen. In dat geval moet de doorstroming
gerealiseerd worden door twee leerstofjaren in één schooljaar aan te bieden.
Alleen als de voorsprong groter is dan 12 maanden op de drie vakgebieden is het
overslaan van een leerstofjaar passend.
 Is er sprake van een spontaan ontwikkelde voorsprong of is deze in de hand gewerkt
door de manier waarop in het verleden de leerstof is aangeboden?
Indien de voorsprong eigenlijk veroorzaakt is doordat de leerling steeds op basis van
tempodifferentiatie een volgend leerboek heeft aangeboden gekregen, dan valt aan de
ontwikkeling geen voorspellende waarde meer te ontlenen over de mogelijke
capaciteiten en de toekomstige ontwikkeling van de leerling.
 Welke maatregelen zijn er genomen om de leerling uit te dagen?
Indien er nog niet eerder een dergelijk verrijkingsaanbod is geweest, kunt u zich
afvragen of vervroegde doorstroming dan welde eerste oplossing is die zich aandient.
Doorstromen zonder dat er eerst verrijkingsstof is aangeboden verdient in geen van
beide gevallen de schoonheidsprijs, maar is soms onvermijdelijk.
Pedagogische aandachtspunten
Onder pedagogische aandachtspunten worden zaken verstaan als sociaal aansluiting kunnen
vinden bij oudere kinderen, emotioneel welbevinden tussen oudere kinderen, de ontwikkeling
van goede werk- en leersstrategieën, onderpresteren / prestatiemotivatie, faalangst etc.
 Hoe is het sociaal-emotioneel functioneren van de leerling?
Goede diagnostiek in het traject voorafgaand aan de besluitvorming moet helder
maken of eventueel gesignaleerde problemen met waarschijnlijkheid te herleiden zijn
tot een gebrek aan cognitieve en sociale uitdaging.
Het is immers een fabeltje dat alle hoogbegaafde kinderen zich sociaal-emotioneel
afwijkend ontwikkelen, het is echter wel zo dat de omstandigheden waarin een kind
verkeert, kunnen maken dat het sociaal minder goed functioneert.
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
Juist in deze gevallen zien we dat het sociaal functioneren en het emotioneel
welbevinden van het kind opknapt als zij eenmaal tussen oudere kinderen zitten.
 Beschikt de leerling over handige leer- en werkstrategieën?
Vervroegde doorstroming heeft tot gevolg dat de leerling taken krijgt die veel
moeilijker voor hem of haar zijn, dan voorheen het geval geweest is.
Als een leerling nauwelijks goede werk- en leersstrategieën heeft hoeven ontwikkelen
om toch zijn taken goed te kunnen doen, dan kan dat in de eerste periode na de
vervroegde doorstroming een probleem opleveren. In dat geval kan het wijsheid zijn
om de leerling eerst in zijn veilige omgeving van de huidige klas effectief uit te dagen.
Op die manier kan gewerkt worden aan de ontwikkeling van een handige aanpak
zonder dat de leerling veel aanvullende emotionele spanning ervaart.
 Is er sprake van faalangst?
Faalangst hoeft geen reden te zijn om de leerling niet vervroegd door te laten stromen,
maar vraagt wel in alle gevallen een daarop speciaal gerichte manier van begeleiden.
 Manifesteert de leerling zich als een onderpresteerder?
Leerlingen die zich lange tijd als onderpresteerder hebben kunnen manifesteren,
kunnen het in de eerste periode na de vervroegde doorstroming moeilijk hebben met
het feit dat er plotseling eisen aan hen gesteld worden.
Daar moeten ze aan wennen en dat heeft ook wel even tijd nodig.
Begeleiding zou plaats kunnen vinden in de vorm van een wekelijks gesprekje waarbij
de ervaring van de leerling in een reëel perspectief wordt geplaatst.
Strategische criteria
Hieronder moeten alle aspecten verstaan worden die niet direct leerling, maar wel
situatiegebonden zijn.
 Hoe is het welbevinden van de leerling in de huidige groep?
Bij de afweging of vervroegde doorstroming verstandig is, moet bekeken worden –
mits de leerling zich in de huidige groep echt prettig voelt – of op dat moment
doorplaatsen naar een hogere groep een meerwaarde heeft.
 Hoe is het pedagogisch klimaat van de ontvangende groep?
Soms is het pedagogisch klimaat in een ontvangende groep niet optimaal. Dat kan
verschillende oorzaken hebben.
Soms is het een ongelukkige samenloop van omstandigheden en leidt de chemie
tussen leerlingen tot ruzie.
In andere gevallen kan de groep al zwaar belast zijn omdat er veel leerlingen inzitten
die veel extra tijd en aandacht van de leerkracht vragen.
 Op welke manier kan straks de begeleiding van de leerling ter hand genomen worden?
Het is belangrijk om zo snel mogelijk over te gaan tot compacten en verrijken.
Dit om te voorkomen dat de leerling pijlsnel een nieuwe voorsprong ontwikkelt.
Daarbij kan gedacht worden aan zowel verdieping van de stof die tot de kerndoelen
behoort, als het aanbieden van stof die buiten het regulier curriculum valt.
Te denken valt aan een vreemde taal, computervaardigheden zoals exel, powerpoint
etc.
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
 Wat is de visie van de ouders?
Hoewel ouders op de vervroegde doorstroming kunnen aandringen, kunnen zij dit niet
afdwingen. De school blijft te allen tijde verantwoordelijk voor de schoolloopbaan en
het leerstofaanbod.
De verantwoordelijkheid voor de beslissing ligt altijd bij de directie.
Maar het is wel verstandig een besluit tot vervroegde doorstroming te laten
goedkeuren en ondersteunen.
Het uitgangspunt moet blijven dat de leerling onderwijs krijgt dat bij hem past.
 Wat is de visie van de leerling?
De mening van de leerling is niet doorslaggevend. Kinderen nemen hun besluiten nu
eenmaal op grond van een korte termijn beleving.
Dat betekent dat het kind de consequenties van zijn besluit op lange termijn nog niet
kan overzien.
Bezwaren van kinderen kunnen eenvoudig opgelost worden door goed naar hen te
luisteren en ze alternatieven aan te bieden.
Wanneer we te maken krijgen met een eventueel vervroegde doorstroming, is het goed om
niet te overhaast te werk te gaan.
Zeker wanneer dit zich op het eind van het jaar aandient.
Kinderen zijn niet gediend met overhaast genomen besluiten.
Een eenmaal genomen beslissing is meestal niet meer terug te draaien.
We blijven bij vervroegde doorstroming het protocol volgen en nemen daar voldoende tijd
voor om een beslissing te kunnen nemen.
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
Plusklas
Op dit moment zien wij als school enige ruimte, om naast voornamelijk individuele trajecten,
te werken met een plusklas.
Het werk van de leerlingen wordt zoveel mogelijk opgenomen in de weekplanningen en
weektaken die voor de groep gemaakt worden.
In de weektaken van de leerlingen wordt aangegeven op welke manier ze tijdens de week met
de voor hun specifieke taken aan de slag kunnen.
De plusklas wordt voor het schooljaar 2011-2012 opgezet voor een aantal leerlingen uit groep
5 t/m 8.
Als blijkt dat bovenstaande werkwijze niet geschikt en / of niet toereikend is voor sommige
leerlingen, ontkomen we er niet aan om voor deze leerlingen een individueel traject te
hanteren. Er moet dan een aanbod op maat voor hem/haar worden gemaakt.
Dit zijn leerlingen die een top down benadering nodig hebben.
Het doel van de plusklas is om te voorzien in een onderwijsbehoefte van kinderen op school
waarbij kinderen met meerbegaafdheid in staat gesteld worden om op gezette tijden (1 ½ uur
per week) met andere meerbegaafde kinderen te werken aan een stukje didactische uitdaging.
Leren samenwerken, ontwikkelen van sociale vaardigheden en leren werken vanuit autonomie
aan een gezamenlijk project zijn de uitgangspunten. De onderwerpen die in de plusklas
worden aangeboden bestaan in de eerste plaats uit de rode peperopdrachten van de pittige
plustorens. Daarnaast kunnen er opdrachten worden uitgevoerd uit Acadin.
De plusklas wordt gebruikt als aanzet en verrijking van het onderwijspakket, waarbij de
opdrachten waar mogelijk in de klas worden afgemaakt, zodat de planning van deze kinderen
een gedifferentieerde inhoud krijgt.
De leerlingen van groep 1 t/m 4 krijgen verrijking in de eigen groep aangeboden, we noemen
dit verrijkingsactiviteiten.
Plaatsing in de plusklas
Het starten van een plusklas doen we om in die onderwijsbehoeften te voorzien waar de
hoogbegaafde leerling in groepsverband te weinig mee in aanraking komt. Dit vormt een
goede aanvulling op het reguliere onderwijs. Het betekent tegelijkertijd wel een beperking van
de doelgroep. De goede leerling die vaker eerder klaar is met zijn werk maar wel bottum-up
leert, hoort er niet thuis. Voor dat kind hoort in de klas een gezonde dosis aantrekkelijk “extra
werk” aan zijn taak te worden toegevoegd.
Hij heeft geen eigenschappen die op een andere wijze moeten worden begeleid dan binnen de
groep mogelijk is.
Als deze leerlingen toch aan de plusklas mogen deelnemen maken we de specifieke
begeleiding voor het hoogbegaafde kind weer onmogelijk.
We hanteren de volgende criteria voor het plaatsen van leerlingen in de plusklas.
 Diagnose d.m.v. SI-DI protocol
 Rapporten orthopedagoog / psycholoog.
 Bovengemiddelde scores bij meerdere CITO toetsen voor een langere tijd.
 Overleg van IB-er en groepsleerkrachten bovenbouw
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
De plaatsing vindt plaats na aanmelding door de leerkracht van de leerling bij de intern
begeleider. Dit na overleg met de ouders van de leerling.
Wanneer er nog geen gegevens van de leerling voorradig zijn wordt eerst via het SIDI
protocol onderzocht of de leerling tot de doelgroep van de plusklas behoort.
Op basis van die gegevens overlegt de IB-er met de leerkracht en de leerkrachten van de
bovenbouw of plaatsing een optie is.
Het werken met de leerlingen in een plusklas is behoorlijk intensief. Daarom worden de
groepen het liefst zo klein mogelijk gehouden (ca. 6-8 leerlingen).
Mocht blijken dat de leerling moeite heeft met het zelfstandig werken dat gevraagd wordt,
zich niet thuis voelt in de plusklas of dat de resultaten in de klas teruglopen, dan kan na
overleg met betrokken leerkrachten en de IB-er plaatsing teruggedraaid of verkort worden.
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
TOP DOWN LEREN









Het biedt de leerling lesstof in een omgekeerde richting.
Niet kleine onderwerpen opbouwen tot een geheel, maar bij de gehelen beginnen.
Niet aan de periferie beginnen maar direct doorschakelen naar de kern van de zaak.
Niet herhalen van hetzelfde maar koppelingen leggen tussen diverse onderwerpen.
Niet stapje voor stapje begeleiden maar ruimte geven tot ontplooiing.
Bij het begeleiden van het leerproces wordt alles besproken waar de leerling tegen aan
zou kunnen lopen.
Verder worden er duidelijke afspraken gemaakt.
Veel van deze leerlingen hebben een slecht handschrift. Eén van de eisen die aan het
werk gesteld wordt is het werk leesbaar inleveren.
Daarnaast is het heel belangrijk dat deze leerlingen op een volwassen manier
aangesproken worden. Dit sluit beter bij hun denkwijze aan.
Waarom Topdown denken?
Het sluit aan bij de manier van denken en leren van hoogbegaafden.
De brede basis wordt gevormd door “Verrijking in de klas”. Hiermee kunnen veel leerlingen
geholpen worden.
Differentiatie, rekening houdend met leerstijlen, bevorderen van creativiteit, werken in
niveaugroepen, zelfstandig studeren, projectwerk: al deze mogelijkheden vinden een plaats in
de brede basis van de piramide.
Het tweede niveau is smaller. Dit symboliseert het feit dat er wellicht minder leerlingen
hiermee moeten worden geholpen. Het draagt de titel “Speciale klassen”. Het gaat hier om
deeltijdse speciale klassen (bv kangoeroeklassen, klim-klassen) als speciale klassen met enkel
hoogbegaafden. (deeltijdse of voltijdse groepering van hoogbegaafden).
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
De top van de piramide wordt gevormd door “Speciale scholen”. Hier zien de onderzoekers
vooral een nuttig aanbod mogelijk voor leerlingen die zo uitzonderlijk getalenteerd zijn dat ze
voltijds in een heel andere omgeving dienen te worden begeleid.
Op elk niveau van de piramide staat aan de zijkant “Aangepast tempo”. Leerlingen moeten
in staat worden gesteld aan lesdelen te beginnen als zij er klaar voor zijn, niet als de methode
het voorschrijft.
We zijn op dit moment in het bezit van een compacting voor het rekenonderwijs en
taalonderwijs.
Dit zijn de programma’s van het SLO m.b.t. de rekenmethode Alles telt en Taal in Beeld.
De tijd die hierdoor vrij komt gebruiken de leerlingen om met de volgende leerpakketten te
werken:
 Plustaak rekenen, Somplex, Somplextra voor het onderdeel rekenen, Wisschriften.
 Taaltoppers, Plustaak taal, Slimme taal.
In individuele gevallen kan er ook m.b.t. zaakvakken gewerkt worden op een aangepaste
manier. De leerlingen lezen wel de informatie die in het boek staat.
De informatie uit het boek en de werkbladen worden thuis bestudeerd.
Daarna maken ze de toets die voldoende afgesloten moet worden. In de vrijgekomen tijd
werken ze aan uitdagende ontdekkaarten bij de kennisgebieden, pluiswerk dieren en planten,
de aarde, tijd, ruimte of water.
De eindverantwoording m.b.t. begaafde en meerbegaafde leerlingen.
Het is de groepsleerkracht die ook voor deze leerlingen de eindverantwoording houdt.
De groepsleerkracht krijgt indien nodig ondersteuning van de intern begeleider.
De groepsleerkracht overlegt met de ouders van de leerlingen.
Dit kan tijdens de rapportgesprekken. Wanneer dit noodzakelijk is ook tijdens ingelaste
overlegsituaties.
De groepsleerkracht kan ten allen tijde met de intern begeleider overleggen over de
vorderingen en de materiaalkeuze van de betrokken leerlingen.
Het initiatief hiervoor ligt bij de groepsleerkracht.
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
3. Literatuur
SI-DI protocol
Voor signalering en diagnosticering van
intelligente en (hoog)begaafde kinderen
in het primair onderwijs.
Eduforce
Versnellingswenselijkheidslijst
Internet
www.slo.nl
Internet
www.infohoogbegaafdheid.nl
Internet
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
4. Lijst met materialen
Groep
Algemene
handleiding
Materiaal
Somplex
Omschrijving
Uitleg over:
1. Waar gaat het om?
2. De opbouw van “Somplex”
3. Het samenstellen van
“Somplex”
4. Werken met “Somplex”
Het materiaal is geordend in vijf
categorieën, waarin een aantal
met elkaar samenhangende
onderwerpen en vaardigheden
voorkomt.
vijf categorieën zijn:
1: Strategieën
2 :Figuren
3 :Maten
4 :Getallen
5 : Bewerkingen
3, 4, 5, 6, 7 en Somplex
8
Inhoud vijf categorieën:
1: Handigheid, redeneren,
proberen, magische figuren,
combinatoriek, diagram, grafiek,
tabellen, kansberekening en
gemiddelde.
2: Patronen, symmetrie,
spiegelen, diverse invalshoeken,
kubus, driehoek,vierkant, cirkel,
pijltjesopdrachten, coördinaten.
3: Lengte omtrek, oppervlakte,
gewicht, inhoud, tijd, geld,
temperatuur, schaal, vergroten,
verkleinen, verhoudingen.
4: Tellen, verzamelen, ordenen,
vergelijken, structuren, splitsen,
afronden, (on)even getallen,
priem- , driehoeks- en
vierkantsgetallen, plaatswaarde.
5: Plus, min, schaal,
delen,deelbaarheid, ontbinden in
factoren, machten, breuken,
decimale getallen, tekens als >
en <, reeksen , procenten.
1.Strategieën
 Puzzelen en ontdekken
 Spelletjes
 Tabellen
2. Figuren
 Allerlei figuren
 Stippen – en hokjesvelden
 Drie, vier- en veelhoeken
 Roosterpunten
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
3. Maten
 Lengte, breedte, omtrek,
oppervlakte, inhoud
 Geld
 Van alles wat
4. Getallen
 Tellen en getallen
 Spelletjes
 Tabellen
5. Bewerkingen
 Allerlei opgaven
4, 5, 6, 7 en 8
Compacten en verrijken van de
rekenles
Deze programma’s zijn
uitgewerkt in de handleiding van
de methode Alles Telt,waarin
wordt aangegeven wat de
leerlingen uit de methode mogen
overslaan en wat ze aan extra
stof mogen maken.
Wat wel aanbieden?
 Belangrijke stappen in het
leerproces
 Overgang naar formele
stappen
 Reflectieve activiteiten
 Belangrijke strategieën en
werkwijzen
 Constructie/ontdekactiviteiten
 Verrijkingsstof die
wezenlijk moeilijker is
 Activiteiten op tempo
 Introductie van een nieuw
thema
Wat schrappen?
 50% tot 75% van de
oefenstof
 75% tot 100% van de
herhaling
 Verrijking die meer van
hetzelfde biedt
3, 4, 5, 6, 7 en Plusschriften rekenen
8
Plusschriften bij de methode Alles
telt
3, 4, 5, 6, 7 en Plustaak rekenen
8
Serie werkboekjes met
gevarieerde opdrachten op het
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
gebied van rekenen-wiskunde.
3, 4, 5, 6, 7 en Rekenpuzzels en Breinkrakers
8
Deel 1 voor groep 3 en 4
Deel 2 voor groep 5 en 6
Deel 3 voor groep 7 en 8
Met allerlei speelse, vaak pittige
rekenpuzzels die komen uit de
huidige rekenwiskundematerialen of ter
beschikking gesteld zijn door
ontwikkelaars.
3, 4, 5, 6, 7 en Kien rekenen
8
6, 7,8
Vooruit
(3 mappen 0,1 en 2 en 1 los
tijdschrift).
Leerstof voor hoogbegaafde
kinderen op de basisschool
Uitdaging voor de rappe rekenaar
5,6,7,8
Wisschrift 1:
Magische figuren.
Wisschriften
1-9
Antwoordenboekjes
1-9
Werkbladen met lessen,
projecten en spelletjes voor
verschillende vak- en
vormingsgebieden.
Wisschrift 2:
Getallen.
Wisschrift 3:
Van driehoek tot voetbal.
Wisschrift 4:
Magische vierkanten.
Wisschrift 5:
Geheimschrift.
Wisschrift 6:
De getallendriehoek.
Wisschrift 7:
Tekenen met tegels.
Wisschrift 8:
Fractals
Wisschrift 9:
Getallen voor gevorderden.
3,4,5,6,7,8
Internetsite:
Informatie en spelletjes voor
http://hoogbegaafdheid.yurls.net/ hoogbegaafde leerlingen.
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
5,6,7,8
Stappenplan Spreekbeurt.
Een handig boekje om te helpen
bij het voorbereiden van je
spreekbeurt.
5,6,7,8
Werkstukwijzer.
Eenhandig boekje bij het maken
van een werkstuk.
5,6,7,8
Zoek het zelf uit.
Uitdagende Ontdekkaarten bij de
kennisgebieden.
Leerlingboek.
5,6,7,8
Zoek het zelf uit.
Ontdekkaarten en
Kompaskaarten
Ontdekkaarten Aardrijkskunde 120.
Ontdekkaarten Geschiedenis 120.
Ontdekkaarten Natuur 1-20.
Ontdekkaarten Samenleving 120.
Kompaskaarten:
 Werkplan
 Logboek
 Afspraken
 Nederland
 Europa
 Noord-Amerika
 Zuid-Amerika
 Azië
 Afrika
 Australië
 Wereld
 Tijdbalken
7,8
Topklassers
Cultuur deel 1.
Wiskunde deel 1.
Wetenschap deel 1.
Vreemde talen deel 1. (spaans).
1,2
Rekenhoek voor (slimme)
kleuters
1,2
Verrijken met kleuters (“Slim kan
lezen”).
van Eleonoor van Gerven
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
(5),6,7,8
Pluiswerk-serie
Kennistoets
Pluiswerk: Dieren en planten
Pluiswerk: De aarde
Pluiswerk: Tijd
Pluiswerk: Ruimte
Pluiswerk: Water
3,4,5,6,7,8
Denkspellen
Log IQ
Rush Hour
Brick by Brick
Block by Block
Hoppers
Summy
6,7,8
Mindmappen met Marja en
Moes
Somplextra compleet
Lespakket
6,7,8
3 niveaus:
Starters-Gevorderden-Geleerden.
Met daarin 8 projecten:
1. Symmetrie
2. Spelen met getallen
3. Doolhoven en knopen
4. Piramides
5. Lijnenspel
6. Puzzels
7. Perspectief
8. Regelmaat
1,2,3,4,5,6,7,8 Acadin.nl
Digitale topomgeving met zoveel
mogelijk beschikbare
leeractiviteiten voor(cognitief)
talentvolle leerlingen.
(3,4),5,6,7,8
Pittige verrijkingsprojecten voor
de meer- en hoogbegaafde
leerlingen vanaf groep 3.
Multi-disciplinair: de onderwerpen
variëren van taal tot techniek, van
kunst tot organisatie.
Pittige plustorens
Protocol hoogbegaafdheid Franciscusschool
Download