Werken aan relationele diepgang1 Mick Cooper* Vertaling: Niels van Doesum Samenvatting Wat betekent het om een relatie te leggen met anderen op een ‘diepgaande’ manier? Wat is de ervaring van een intieme, interpersoonlijke ontmoeting, en wat is de waarde voor de psychotherapeutische relatie? De auteur probeert in dit artikel een antwoord te geven op deze vragen, uitgaande van de inzichten die hij heeft verwoord en de research die hij heeft verricht ten behoeve van zijn samen met Dave Mearns uitgegeven boek Working at relational Depth in Counselling and Psychotherapy (2005). In dit artikel bespreekt hij ook de uitdaging en de implicaties van zijn opvattingen voor de praktijk van de persoonsgerichte en experiëntiële psychotherapie. Trefwoorden: relational depth, experiëntiële en existentiële psychotherapie, de therapeutische relatie, receptiviteit en expressiviteit, therapeutische presentie Inleiding Het belang van de therapeutische relatie als het brandpunt van de therapeutische effectiviteit wordt in dit artikel benadrukt. Ik ga nog verder door deze factor letterlijk uit te diepen met het begrip ‘relational depth’, een term geïntroduceerd door Dave Mearns, hetgeen we hebben vertaald met de term relationele diepgang. Hierdoor wordt een wezenlijke ontmoeting tussen therapeut en cliënt mogelijk, een ontmoeting die tot in de diepte helend kan zijn. Een werkdefinitie van dit begrip vinden we in het boek van Mearns en Cooper Working at Relational Depth in Counselling and Psychotherapy (2005, p. xii). Hierin wordt het als volgt omschreven: ‘A state of profound contact and engagement between two people, in which each person is fully real with the Other, and able to understand and value the Others experience at a high level’. In dit artikel wordt zo’n diepgaande ontmoeting uitgewerkt, waarbij we het dan niet hebben over een symptomatische benadering en heling, maar over de mens als geheel. Mick Cooper, Ph.D., is professor voor Counseling aan de Universiteit van Strathclyde. Hij is co-auteur, met Dave Mearns, van Working at Relational Depth in Counselling and Psychotherapy (Sage, 2005), en auteur van Existential Therapies (Sage, 2003). * Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 44, 2006, 3 165 Mick Cooper Een voorbeeld ‘Dominic’ Dave Mearns Dominic Dave Dominic Ik weet niet of ik mezelf nou moet geloven of niet. Verklaar je nader, Dom. Ik klets zo ongelooflijk uit mijn nek. Je weet niet of je jezelf nou moet geloven of niet. Ik meen het echt, denk ik … serieus. Maar eigenlijk ben ik verdomme gewoon een zuiplap … een achterlijke zuiplap. Dave Je denkt dat je het echt meent … serieus. Maar eigenlijk ben je slechts een achterlijke zuiplap. Dominic Ja. Dave Een achterlijke zuiplap – dat is alles wat je bent. (Tranen verschijnen in zijn ogen) Dominic Dave Een achterlijke zuiplap. (Slaat met zijn vuist op de armleuning, in openlijke woede Dominic … en huilt) Dave Dom, je bent kwaad … en je huilt. Dominic Ik klets zo ongelooflijk uit mijn nek (huilt). (Komt naar Dominic toe en slaat een arm om hem heen) Dave (Huilt steeds harder) Dominic Dave Het lijkt me heel eenzaam daar … (Mearns & Cooper, 2005) In dit fragment uit het onlangs gepubliceerde Working at Relational Depth in Counselling and Psychotherapy (2005) beleeft ‘Dominic’ een intens en krachtig therapeutisch moment. Deze ‘halve’ alcoholist’, zoals hij zichzelf quasi schertsend noemt, lijkt in contact te treden met een diepgeworteld sentiment van walging over zichzelf, waarbij ook de gevoelens van angst, kwetsbaarheid en treurigheid tot uitdrukking komen die bij zo’n zelfervaring horen. Toch komt de kracht van dit therapeutisch moment niet alleen voort uit verworven inzicht of catharsis. Stelt u zich bijvoorbeeld eens voor dat Dominic al deze dingen alleen tegen zichzelf zou zeggen. In dat geval zou het eerder lijken alsof hij bezig was nog dieper in het gevoel van zelfhaat en schaamte te zakken, in plaats van er overheen te komen. Het therapeutisch belang van de woorden en de gevoelens van Dominic ligt dan ook besloten in het feit dat ze worden uitgesproken in relatie tot een ander mens. Dat wil zeggen dat hij tot in het diepst van zijn wezen graaft en een gedeelte daarvan deelt met een persoon die daar ontvankelijk voor is. Het is de diepgang van de therapeutische relatie die dit moment zo’n kracht geeft, niet de individuele expressie alleen. In de laatste jaren verschaffen onderzoek en theorievorming op het gebied van psychotherapie en counseling – alsook in de hiermee verbonden gebieden als psychologie en filosofie – in toenemende mate steun voor de vooronderstelling dat de kwaliteit van de therapeutische relatie van cruciaal belang is voor de effectiviteit van een therapie. In 1999 werd er bijvoorbeeld een ‘Task Force’, gevormd door de American Psychological Association Division of Psychotherapy om het tot nu toe meest omvattende ‘review’ van onderzoek naar de therapeutische relatie uit te voeren: alleen al de neerslag van de onderzoeksresultaten besloeg meer dan 400 pagina’s (Norcross, 2002). Op grond van de talrijke kwantitatieve en experimentele studies kwam men tot de conclusie dat ‘de therapeutische relatie (…) substantieel en op consistente wijze bijdraagt aan de uitkomst, onafhankelijk van het specifieke type van behandeling’ (Steering Committee, 2002, pp. 441-443). Mike Lambert (Asay & Lambert, 1999, pp. 531-557), waarschijnlijk een van de meest vooraanstaande on166 Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 44, 2006, 3 Werken aan relationele diepgang derzoekers op het gebied van psychotherapie, kwam tot een soortgelijke conclusie toen hij berekende dat de kwaliteit van de therapeutische relatie ongeveer 30% van de variantie in de uitkomst van een therapie voor haar rekening neemt. Dit maakt het tot de belangrijkste factor, na de factor ‘cliëntvariabelen en buitentherapeutische gebeurtenissen’, zoals bijvoorbeeld de motivatie van de cliënt, bij het bepalen van de effectiviteit van een therapie. Dergelijke ontwikkelingen hebben in de wereld van de counseling en de psychotherapie geleid tot zoiets als een ‘relational turn’ (gerichtheid op de therapeutische relatie). Niet alleen zijn we in recente jaren getuige geweest van de opkomst van verschillende ‘interpersoonlijke’, ‘relationele’ en ‘dialogische’ therapieën, maar veel van de dominerende therapeutische vormen – zoals psychodynamische therapie, cognitieve therapie en de persoonsgerichte benadering – hebben nu ook relationele varianten ontwikkeld (Mearns & Cooper, 2005). De therapeutische relatie Veel van de huidige gedachtevorming over en onderzoek naar de therapeutische relatie richt zich op relationele variabelen die relatief gezien nogal aan de therapeutische oppervlakte liggen. De empirische studies kijken bijvoorbeeld naar zulke variabelen als de ‘therapeutische alliantie’ of de mate van ‘collaboratie’ tussen therapeut en cliënt, maar schenken weinig aandacht aan de meer diepliggende gevoelens van betrokkenheid, connectie en gezamenlijkheid, die voor veel therapeuten en cliënten de essentie van hun therapeutisch werk uitmaken. Sommige theoretici in het veld hebben wel een begin gemaakt met het beschrijven van zulke ervaringen: Daniel Stern (2004) schrijft bijvoorbeeld over ‘momenten van ontmoeting’ en Judith Jordan (1991, pp. 81-96) spreekt over ‘wederzijdse intersubjectiviteit’, maar er is nog zeer veel dat we niet weten over deze momenten van diepgaande ontmoeting. Relationele diepgang ‘Relational Depth’ is een term die door Dave Mearns voor het eerst in de jaren negentig werd gebruikt om zowel dergelijke momenten van ontmoeting te beschrijven, als een relatie waarin er een blijvend gevoel van contact en onderlinge verbondenheid bestaat tussen twee mensen. Vanuit zijn persoonsgerichte achtergrond beschreef Dave zo’n relationele diepgang voornamelijk in persoonsgerichte termen: als een therapeutische relatie waarin de therapeut in hoge mate en consistent empathie en acceptatie naar zijn cliënten toe voelt en op een hiermee congruente wijze met hen in relatie staat. Eén van de dingen waar Dave graag op wees is dat, hoewel opleidelingen in de persoonsgerichte benadering vaak wordt geleerd dat ze de ‘kern’ condities – empathie, acceptatie en congruentie – als separate variabelen moeten beschouwen, het veel beter is, wanneer er op hoog niveau gewerkt wordt, om deze condities te begrijpen als één enkele manier van zijn: een ‘empathisch begrijpen dat werkelijk accepteert’ of een ‘waarachtige empathische acceptatie’. Binnen de persoonsgerichte literatuur wordt het samenkomen van de drie kerncondities gelijkgesteld aan ‘presence’, een werkelijke aanwezigheid (Rogers, 1986, pp. 197-208). Deze laatste term wordt ook gebruikt door James Bugental (1976), een Amerikaanse existentiële-humanistische psychotheraTijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 44, 2006, 3 167 Mick Cooper peut. De manier waarop Bugental onderscheid maakt tussen het ‘toegankelijkheidsaspect’ van de presentie (wat we receptiviteit noemen) en de ‘expressieve’ kant, is zeer behulpzaam. Receptiviteit verwijst naar de bereidheid om de gebeurtenissen in een situatie van belang te laten zijn voor degene die het betreft, om de wereld ‘binnen te laten’ en te ontvangen; ‘expressiviteit’ is dan de bereidheid van diegene om zichzelf mee te delen aan de ander in een bepaalde situatie (zie figuur 1). Figuur 1: Therapeutische presentie Verschil presentie en relationele diepgang Tussen ‘presentie’ en ‘relationele diepgang’ bestaat er echter één belangrijk verschil. Presentie is iets dat we zelf en eenzijdig kunnen bewerkstelligen: een therapeut kan bijvoorbeeld ‘present’ zijn voor de cliënt zonder dat deze hem iets teruggeeft. Maar voor het aanwezig zijn van relationele diepgang zijn er per definitie twee mensen nodig: het is een fundamenteel dyadisch fenomeen. In persoonsgerichte of humanistische termen kunnen we relationele diepgang beschouwen als een ‘co-presentie’, een relatie waarin twee mensen in staat zijn om de ander te ontvangen en tegelijkertijd zichzelf aan die ander mee te delen. Het gaat echter nog iets verder dan dat: relationele diepgang verwijst naar een tijdsspanne waarin twee mensen de essentie van de ander kunnen ontvangen in een voortdurende, wederzijds doordringende cyclus (zie figuur 2). In therapeutische termen hebben we het dan niet slechts over een moment waarop de cliënt expressief en de therapeut receptief is, maar over een periode waarin de therapeut de expressie van de cliënt ontvangt, en dat de cliënt weet dat de therapeut weet dat hij zijn of haar expressie heeft ontvangen, en dat de therapeut weet dat de cliënt weet dat de therapeut weet, enzovoort. Figuur 2: Co-presentie 168 Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 44, 2006, 3 Werken aan relationele diepgang Toen we voor ons boek over relationele diepgang therapeuten gingen interviewen en workshops over dit onderwerp hielden, werden we getroffen door het grote aantal therapeuten dat zich onmiddellijk herkende in dergelijke ervaringen met hun cliënten. Wat echter nog meer opviel waren de overeenkomsten in de terminologie waarop er over deze manier van relatie leggen gesproken werd. Niet alleen hadden bijna alle therapeuten het bijvoorbeeld over een hoge mate van empathie, congruentie en acceptatie tijdens deze momenten van relationele diepgang, maar velen onder hen beschreven ook het ervaren van een diepgaande fysieke resonantie met hun cliënten (dit komt sterk overeen met wat Babette Rothschild en ik hebben beschreven als ‘belichaamde empathie’ (Cooper, 2001, pp. 218-229; Rothschild, 2004, pp. 11-15). Een andere gemeenschappelijke ervaring was ook het gevoel van geheel en al op te gaan in het therapeutisch werk: een gevoel van door niets of niemand afgeleid te kunnen worden, van ‘alert’, ‘vol energie’ en ‘gestimuleerd’ te zijn. Veel van de geïnterviewde therapeuten en deelnemers aan de workshop beschreven ook een sensatie van diepe onderlinge verbondenheid: een ‘absoluut vertrouwen in elkaar’, een ‘ver-een-iging’, een ‘aanraken van zielen’ (hier zijn vele parallellen te trekken met Rowans (2004, pp. 20-22) concept van ‘verbintenis’ op het transpersoonlijke vlak van de therapie). Verschillende therapeuten vertelden ook hoe bevredigend deze momenten van relationele diepgang voor hen waren. Voor één of twee van de counselors die we interviewden waren het zelfs deze momenten van verbondenheid die hen staande hielden temidden van alle uitdagingen en de isolatie van het therapeutische werk. Dit roept natuurlijk onmiddellijk de interessante vraag op of sommige therapeuten dit vak misschien kiezen om een gevoel van verbondenheid met anderen te kunnen ervaren? Hoe bereiken we een relationele diepgang? Het mag duidelijk zijn dat – als het beleven van relationele diepgang alleen voor de therapeut van waarde zou zijn – het belang ervan binnen het therapeutisch domein beperkt zou zijn. Wat zou dan de waarde van een relationeel diepgaande ontmoeting kunnen zijn voor de cliënt? Ten eerste kan een intieme therapeutische ontmoeting een ‘corrigerende ervaring op het relationele vlak’ zijn voor cliënten die een gebrek aan hechting hebben ervaren in hun jongere jaren. Als, zoals we hierboven suggereren, mensen een basale behoefte hebben om in contact te treden met anderen, dan kan frustratie die ontstaat ten gevolge van een afstandelijke en weinig betrokken opvoeding leiden tot een diepgeworteld gevoel van verlies en ontevredenheid met het leven. Voor een dergelijk persoon kan de ervaring van een diepgaande band met de therapeut bijzonder veel opleveren, niet alleen in het directe heden, maar hopelijk ook voor het aangaan van toekomstige relaties. Als de cliënt via het opbouwen van een diepgaande band met zijn therapeut inderdaad kan leren om ook hechtere relaties met anderen aan te gaan, dan zijn dit vaardigheden die hij in de buitenwereld mee kan nemen en gebruiken om meer bevredigende en overtuigende interpersoonlijke banden te smeden: relaties die beter als een buffer tegen psychologische stress kunnen fungeren. Ten tweede, en nauw hiermee verbonden, kan het ervaren van een diepgaande band de cliënt van het idee afhelpen dat hij helemaal alleen op de wereld is (een gevoel dat vaak in verband wordt gebracht met psychologische problemen) en hem doen beseffen dat er ten minste één ander persoon is die Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 44, 2006, 3 169 Mick Cooper weet wat er met hem aan de hand is. En alhoewel het hier natuurlijk maar om één persoon gaat, kan het een enorm verschil maken of iemand zich volstrekt alleen voelt, of dat hij tenminste iets van verbondenheid met een ander kan ervaren. Het beleven van relationele diepgang kan ook belangrijk zijn bij het helpen van cliënten om de manier te veranderen waarop ze zich tot zichzelf verhouden. Voor veel cliënten hangen de psychologische problemen nauw samen met een kritische, afwijzende, depersonaliserende, en objectiverende attitude tegenover (een deel van) zichzelf. Door het ervaren van relationele diepgang met een ander, kunnen ze via internalisatie mogelijk tot een meer accepterende, empathische en eerlijke relatie met zichzelf komen, waarin ze bereid zijn om naar al hun verschillende ‘kanten’ van zichzelf te luisteren en die aan te spreken. De klinische betekenis van relationele diepgang Op deze manier kan een ontmoeting met relationele diepgang van direct therapeutisch belang zijn voor de cliënt. Maar de klinische betekenis van dit fenomeen bestaat ook in de veranderingen die deze ontmoetingen bewerkstelligen in de lopende therapeutische relatie. Het ervaren van relationele diepgang met de therapeut kan de cliënt een gevoel van veiligheid geven dat ver uitstijgt boven de geldende norm voor therapeutische relaties. Door dat gevoel van veiligheid kan de cliënt de meest diepliggende aspecten van zijn ‘Zelf’ exploreren, die hij normaal gesproken nauwelijks aanspreekt en al helemaal nooit met iemand zou willen delen. Op deze manier kan therapie de negentig procent van het materiaal aanpakken dat in de meer oppervlakkige therapeutische relaties nooit of te nimmer het daglicht ziet. Deze meer omvattende visie op ‘relationele’ therapie is bovendien mogelijk werkzaam in klinische populaties, waar de conflicten zo ernstig zijn dat sommige clinici zelfs het tot stand komen van een therapeutische relatie niet voor mogelijk houden. Een voorbeeld hiervan is te vinden in Dave’s werk met een mutistische cliënt met een oorlogstrauma, beschreven in hoofdstuk 6 van Working at Relational Depth in Counselling and Psychotherapy (2005), waarin de bereidheid van Dave om daadwerkelijk dag in dag uit beschikbaar te zijn voor zijn cliënt een belangrijke therapeutische doorbraak mogelijk maakte. Hoe ver kunnen we gaan? Hoe kan een therapeut er voor zorgen dat er een ontmoeting met re­la­tionele diepgang plaatsvindt? Eén ding is duidelijk: hij kan zo’n gebeur­tenis niet eenzijdig forceren, enerzijds omdat er twee mensen voor no­dig zijn, en anderzijds omdat dit het soort fenomeen is dat men, hoe meer men het najaagt, steeds verder wegjaagt. Dat gezegd hebbende, zijn er toch een paar dingen die een therapeut kan doen om het mogelijke ont­staan ervan dichterbij te brengen. Uit figuur 2 kunnen we lezen dat er voor een ontmoeting met relationele diepgang in principe vier factoren aan­wezig moeten zijn: zowel de therapeut als de cliënt moeten beide tege­lijkertijd receptief en expressief zijn. Al deze componenten van een ont­moeting met relationele diepgang kunnen mogelijk verder ontwikkeld worden. 170 Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 44, 2006, 3 Werken aan relationele diepgang Wat is goed luisteren? Als we beginnen met het beschrijven van de manier waarop een therapeut zijn receptiviteit voor de cliënt zou kunnen verhogen, dan is beter en meer volledig luisteren wellicht het belangrijkste wat hij kan doen. Veel studenten die naar de trainingscursussen voor counseling komen, denken dat luisteren ‘een makkie’ is, maar wat we bedoelen met luisteren is zo veel meer dan het aanbieden van ruimte om te praten (wat op zichzelf vaak al moeilijk genoeg is!). Met luisteren bedoelen we echt beschikbaar zijn voor de cliënt, je werkelijk afstemmen op zijn wezen op een emotionele, cognitieve, en belichaamde wijze. In Working at Relational Depth in Counselling and Psychotherapy introduceren Dave en ik de term ‘holistisch luisteren’ om een manier van luisteren te benoemen waarbij men de cliënt als het ware ‘inademt’. Dit is een ‘waarnemen’ dat alle verschillende elementen omvat van datgene wat de cliënt uitdrukt inclusief de onderlinge verbanden tussen deze elementen, in plaats van zich te richten op slechts één of twee aspecten van zijn verhaal. Ware receptiviteit vereist van de therapeut dat hij zijn theorieën over waarom de cliënt is zoals hij is, en zijn verlangen om daar iets aan te ‘doen’ (zelfs al is het om te helpen), loslaat. Sterker nog, de therapeut moet het toelaten dat de cliënt een indruk op hem maakt: hij moet open en toegankelijk zijn voor het unieke menselijke wezen dat hij in die ruimte ontmoet. Een relationeel diepgaande ontmoeting Figuur 2 laat zien dat, in tegenstelling tot het stereotiepe beeld van de dociele en altijd reflexieve persoonsgerichte counselor, het hebben van een ontmoeting met relationele diepgang van de therapeut verlangt dat ook hij expressief mee kan delen wie hij is – om zichzelf in te brengen in de relatie. Dit moet uiteraard betrekking hebben op de cliënt (het is bijvoorbeeld niet op zijn plaats als de therapeut aan de cliënt zou vragen: ‘weet jij hoe laat mijn bus gaat?’), maar het moet ook vanuit de therapeut als persoon komen en niet vanuit zijn rol als therapeut. Wanneer de therapeut zich daadwerkelijk receptief opstelt voor zijn cliënt kan dat bij hem een heel scala aan gedachten, gevoelens, en lichamelijke sensaties teweegbrengen. Het terugkoppelen hiervan naar de cliënt kan – wanneer dat in het belang van die cliënt gebeurt – de meest krachtige momenten van verbinding opleveren. Eén van de therapeuten die we interviewden gaf ons het volgende voorbeeld, waarin de lichamelijke vorm die relationele diepgang kan nemen, duidelijk naar voren komt: Mijn cliënt had het over een ervaring in haar jeugd en terwijl ze aan het vertellen was kreeg ik het sterke gevoel dat ik helemaal leegliep, dat al mijn energie zomaar verdween; alsof ik bijna flauw ging vallen. Het was behoorlijk heftig. Dus vertelde ik haar dat. Ik zei: ‘er gebeurde zojuist iets met me, en nu voel ik me helemaal leeglopen’. Zij legde bijna onmiddellijk het verband met zichzelf en vertelde me dat ze zich gedurende die tijd in haar leven verwaarloosd voelde en dat ze toen ook zichzelf verwaarloosde. Ze ging daar nog heel even op door, maar kwam al snel terug op wat er net was gebeurd en maakte contact met mij. Ze zei: ‘dat voelde je echt, hè, wat je net zei?’ Dat was voor ons beiden een behoorlijk diepgaande ervaring. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 44, 2006, 3 171 Mick Cooper Hoe help ik de cliënt zichzelf uit te drukken? Het belangrijkste wat de therapeut kan doen om de cliënt te helpen om binnen de therapeutische relatie meer expressief te zijn is wellicht het zo ‘veilig’ mogelijk maken van de therapeutische ruimte. Voor veel cliënten is het idee om hun allerdiepste en meest intieme zieleroerselen met iemand te moeten delen bijzonder angstaanjagend. Dergelijke cliënten zullen een therapeut dan ook net zo lang op een afstandje proberen te houden totdat ze er volledig op kunnen vertrouwen dat hij hen geen schade zal berokkenen. Hoe kan een therapeut een dergelijk vertrouwen winnen? Allereerst door niet te proberen om de cliënt ergens toe te dwingen; met andere woorden, door daadwerkelijk de weerstanden en de zelfbeschermingmechanismen van de cliënt te accepteren. Ten tweede, door er zich van te verzekeren dat zijn houding jegens de cliënt zo neutraal en vrij van oordeel mogelijk is, zodat de cliënt minder angst hoeft te hebben om zich bloot te geven. Ten derde, door te proberen om een stabiele, betrouwbare, en voorspelbare aanwezigheid voor de cliënt te zijn, iemand waarvan deze zeker weet dat hij zich niet op een chaotische, ongecontroleerde, of bedreigende manier zal gedragen. Hoewel het hebben van een ontmoeting met relationele diepgang staat of valt met de mate van echtheid, moet de therapeut wel de gepaste grenzen bewaken – hij moet zich houden aan overeenkomsten, hij moet zich houden aan de tijd die er voor de afspraak staat en moet ervoor waken niet terecht te komen in sociaal contact met de cliënt – want anders zullen de cliënten de therapeutische situatie als té onvoorspelbaar en onveilig ervaren om hun therapeut werkelijk bij zich toe te laten. Hoe maak ik een cliënt toegankelijk voor mijn relationele aanbod? Ten slotte is er de vraag hoe de therapeut zijn cliënt kan helpen om zich meer receptief voor hem op te stellen? Dit is waarschijnlijk het gebied waarin de therapeut de minste invloed uit kan oefenen, want eigenlijk is het praktisch onmogelijk om iemand meer receptief voor jou te maken. Als we het zo bekijken, dan is het feit dat cliënten soms ‘weigeren’ om hun therapeut werkelijk binnen te laten waarschijnlijk één van de grootste barrières voor een effectieve therapie en er is maar heel weinig wat een therapeut daaraan kan doen. Desalniettemin zal het creëren van een veilige omgeving de kans vergroten dat een cliënt er langzamerhand op gaat vertrouwen dat zijn therapeut hem niet zal aanvallen of beschadigen, waardoor hij zich geleidelijk aan open zal beginnen te stellen voor een ontmoeting met een ander. Hierboven heb ik enige strategieën aangegeven die een therapeut kan gebruiken om een ontmoeting met relationele diepgang tussen hem en zijn cliënt meer waarschijnlijk te maken, maar het lijdt geen twijfel dat het aanbieden van deze mogelijkheid aan iedere cliënt, ongeacht hoe moeilijk deze ook te bereiken mag zijn, de therapeut voor een aanzienlijke uitdaging stelt. Deze uitdaging ligt niet alleen in het onmiddellijke therapeutische moment, maar ook in de voortgaande ontwikkeling van de therapeut als persoon. 172 Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 44, 2006, 3 Werken aan relationele diepgang Correspondentieadres Mick Cooper Ph.D. UKCP Reg., Professor of Counselling University of Strathclyde 76 Southbrae Drive Glasgow G13 1PP United Kingdom e-mail: [email protected] Noot Dit artikel is een bewerking en vertaling van het artikel: Cooper. M. (2005) ‘Working at Relational Depth’. Therapy Today, 16(8), pp. 16-20, met toestemming van de oorspronkelijke uitgever. Bovendien geeft het de lezing weer die Mick Cooper heeft gehouden op de studiedag van de VVCEPC te Leuven op 12 mei 2006. 1 Literatuur Asay, T.P., & Lambert, M.J. (1999). Therapist relational variables. In: D.J. Cain & J. Seeman (Eds.), Humanistic Psychotherapies: Handbook of Theory and Practice (pp. 531-557). Washington D.C.: American Psychological Association. Bugental, J.F.T. (1976). The Search for Existential Identity: Patient-Therapist Dialogues in Humanistic Psychotherapy San Francisco: Jossey-Bass. Cain, D.J., & Seeman, J. (Eds) (1999). Humanistic Psychotherapies: Handbook of Theory and Practice. Washington D.C.: American Psychological Association. Cooper, M. (2001). Embodied Empathy. In: S. Haugh & T. Merry (Eds.), Empathy (pp. 218-229). Ross-on-Wye: PCCS Books. Haugh, S., & Merry, T. (Eds.) (2001). Empathy Ross-on-Wye: PCCS Books. Jordan, J.V. (1991). The development of women’s sense of self. In: J.V. Jordan, J.L. Surrey, A.G. Kaplan, J. Miller & I.P. Stiver (Eds.) (1991), Women’s Growth in Connection: Writing from the Stone Centre (pp. 81-96). New York: The Guilford Press. Jordan, J.V., Surrey, J.L., Kaplan, A.G., Miller, J., & Stiver, I.P. (Eds.) (1991). Women’s Growth in Connection: Writing from the Stone Centre. New York: The Guilford Press. Kutash, I.L., & Wolf, A. (Eds.) (1986). Psychotherapist’s Casebook. San Francisco: Jossey-Bass. Mearns, D., & Cooper, M. (2005). Working at Relational Depth in Counselling and Psychotherapy. London: Sage. Norcross, J.C. (Ed.) (2002). Psychotherapy Relationships that Work: Therapist Contributions and Responsiveness to Patients. New York: Oxford University Press. Rogers, C.R. (1986). A client-centered/person-centered approach to psychotherapy. In: I.L. Kutash & A. Wolf (Eds.) (1986), Psychotherapist’s Casebook (pp. 197-208). San Francisco: Jossey-Bass. Rothschild, B. (2004). The physiology of empathy. Counselling and Psychotherapy Journal, 15(9), 11-15. Rowan, J. (2004). Three levels of therapy. Counselling and Psychotherapy Journal, 15(9), 20-22. Steering Committee (2002). Empirically supported therapy relationships: Conclusions and recommendations on the Division 29 task force. In: J.C. Norcross (Ed.) (2002), Psychotherapy Relationships that Work: Therapist Contributions and Responsiveness to Patients (pp. 441-443). New York: Oxford University Press. Stern, D.N. (2004). The Present Moment in Psychotherapy and Everyday Life. New York: W.W. Norton. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 44, 2006, 3 173