Samenvatting tekst 12

advertisement
Tekst 12 – Sociale activering
1: Inleiding
Normatieve uitgangspunten voor activering
2 normatieve uitgangspunten voor activering
De emancipatorische variant: behoefte aan re-integratie van de uitgeslotene staat centraal,
maximale sociale ontplooiing is de centrale doelstelling. Sluit aan bij de onvoorwaardelijke
rechtenbenadering
De disciplinerende variant: Bij deze denkwijze prevaleert de plichtenbenadering. Rechten zijn
niet universeel maar zijn conditioneel, afhankelijk van of de behoeftige zelf een inspanning
opbrengt om werk te zoeken. Een meer verlichte, minder conservatieve variant hiervan is de
3de weg van Tony Blair (geinspireerd op giddens’ theorie). Essentieel hierbij is het herstel van
het wederkerigheidsprincipe.
Men gaat bij de disciplinerende variant uit van een individueel schuldmodel (werkloosheid is
dus geen structureel probleem)
Verwant met deze visie is de moraliserende opvatting op activering.
Activering en actief burgerschap:
Arbeidsintegratie en bredere maatschappelijke integratie en participatie kunnen in elkaars
verlengde liggen. OCMW’s in België hebben een brede waaier aan activiteiten inzake activering
onder het mom van ‘bevordering voor de sociale cohesie’. Hier is het uitgangspunt dat elke
samenleving nood heeft aan een bepaalde mate van sociale cohesie, verbondenheid tussen
burgers. Actief burgerschap als vorm van verbondenheid houd in dat alle leden van de
samenleving hun verantwoordelijkheid opnemen en op een actieve manier vorm geven aan
deze samenleving . Dit betekent dat elk individu de kans moet krijgen zich te ontplooien en zo
mee
te
werken
aan
de
samenleving.
Participatie
is
een
kernaspect.
Deze visie (empowerment) gaat ervan uit dat sociale problemen in stand worden gehouden
door meerdere factoren op meerdere levels.
Voedingsbodem en beleidskader voor sociale activering in de Belgische OCMW’s
Sociaal beleid gefundeerd op 2 pijlers:
1) pijler van sociale zekerheid als inkomenshandhaving
2) Pijler van sociale bijstand (lokaal niveau: OCMW’s). De doelgroep bij deze pijler beslaat 2
soorten mensen:
o de bemiddelbaren (inzetbaar op arbeidsmarkt)
o de (nog) niet bemiddelbaren (niet inzetbaar op arbeidsmarkt). Door deze groep werd
de sociale activering in de Antwerpse OCMW’s opgericht. Deze vorm van activatie is
voor de niet-bemiddelbaren een permanente hulp (geen gerichtheid op activering in de
arbeidsmarkt). Voor de Nog niet bemiddelbaren is dit een opstap naar de arbeidsmarkt.
Werking van OCMW gebaseerd op 2 wetten
Organieke wet van 8 juli 1976 (OCMW-wet)
Recht op maatschappelijke Integratie 2002.
OCMW’s geven concreet vorm aan het recht op maatschappelijke integratie door
Leefloon
Tewerkstelling
Geindividualiseerde projecten voor maatschappelijke integratie
Sociale activering in dit onderzoek
1
-
De literatuur laat in het midden of activering sociale activering omvat
In dit onderzoek wordt uitgegaan van de specificiteit van sociale activering ten opzicht van
arbeidsactivering. Niet alle activering is sociale activering
In ons land word sociale activering (als specifieke vorm van activering) niet omschreven in de
wetgeving
Hier gehanteerde DEFINITIE van sociale activering: Sociale activering is het verhogen van de
maatschappelijke participatie en het doorbreken van sociaal isolement door maatschappelijk zinvolle
activiteiten te ondernemen 1) ofwel als doel op zich 2) ofwel als een eerste stap in een traject voor socioprofessionele inschakeling 3) ofwel als een eerste stap in een (latere) betaalde tewerkstelling
Doel van dit onderzoek is het aanbod inzake sociale activering in kaart te brengen op basis van
gegevens van de OCMW’s
2: Onderzoeksopzet
3 centrale onderzoeksvragen:
1) hoe geven de Belgische OCMW’s invulling aan sociale activering?
2) Welke goede praktijken kunnen worden opgespoor en besproken?
3) Welke beleidsmaatregelen zijn nodig om een beleid inzake sociale activering verder uit te
bouwen en te optimaliseren?
Methode
Websurvey bij OCMW’s (kwantitatief). Voornamelijk ingevuld door maatschappelijk werkers,
hoofden van de sociale dienst en secretarissen
Casestudies verspreid over de verschillende regio’s
2 focusgroepen om de casestudie-en webenquete resultaten af te toetsen.
3: Algemene conclusies en beleidsaanbevelingen
Een overgrote meerderheid van de OCMW’s doet aan sociale activering, zoals hiervoor
omschreven
Centrale bevinding: Onder de noemer van sociale activering kan een grote waaier aan
activiteiten worden opgezet voor een ruim doelpubliek, ruimer dan enkel leefloners.
Meest gebruikte acitiviteiten zijn socio-culturele en recreatieve activiteiten, individuele
tegemoetkomingen voor deelname aan sportieve en culturele activiteiten of aan speelpleinen,
vrijwilligerswerk en vorming of opleiding buiten de professionele sfeer.
Met deze activiteiten proberen de ocmw’s een groot doelpubliek te bereiken. Bij 56 % van de
ocmw’s komt iedereen uit de gemeente in aanmerking voor sociale activering.
Het aanbod inzake sociale activering wordt door één derde van de ocmw’s als eerder voldoende
tot voldoende bevonden. Een ander derde geeft aan het aanbod eerder onvoldoendeonvoldoende. In Vlaanderen is het anbod negatiever dan in Wallonië.
Sociale activering kent een gemiddelde van 228 deelnemers per ocmw, een cijfer dat niet te
extrapoleren valt wegens mogelijke vertekening.
In 2010 zijn er 3x zoveel deelenemers aan soc. Activeringsprojecten dan aan art-60 projecten
(dit is maatsch. Integratie aan de hand van tewerkstelling) .
Het gem. aantal bemiddelbaren is slechts 28.4%, de doelgroep staat dus ver van de
arbeidsmarkt
Proces is weinig formeel: 70% gebruikt screeninginstrument, 64,% doet aan evaluatie
Helft van ocmw’s eens met de stelling dat men leeflooncliënten moet verplichten iets terug te
doen voor hun uitkering. 42 % is het eens dat de bereidheid voor sociale activering een criterium
is dat kan meespelen voor de uitkering te behouden. Er is een verschil hierbij in regio’s:
Vlaanderen en Brusselse ocmw’s vinden allen dat als een persoon de capaciteit heeft om te
werken, deze de plicht heeft mee te werken aan sociale integratie. In Wallonie is er een 7tal %
dat niet met deze stelling eens is
Middelen van OCMW’s Vlaanderen meer afkomstig uit federaal niveau, in Wallonië meer uit
regionaal niveau. Brussel put uit beide
2
-
73% van de ocmw’s heeft sociale activering opgenomen in zijn beleidsplan. Dit is meer
aanwezzig bij de grote tot zeer grote steden.
Conclusie en discussie
Sociale activering is een breed gewortelde praktijk van collectieve activiteiten en individuele
tegemoetkomingen, waarmee zij een aanzienlijk aantal deelnemers bereiken uit minder kansarme
groepen.
OCMW’s schrijven zichzelf een rol toe in functie van aactieve participatie aan allerlei vormen van
sociale, culturele en recreatieve activiteiten. Dit is te plaatsen in het opkomend paradigma van ‘actief
burgerschap’, gericht op hte bevorderen van sociale cohesie.
Conclusie 1: Erkenning voor de dubbele gerichtheid van sociale activeringspraktijken, gericht
op arbeidsparticipatie en actief burgerschap.
o Dubbelfunctie bij sociale activering: arbeidsparticipatie en sociale cohesie
o Wanneer sociale activering gezien word als een opstap naar tewerkstelling wordt de
deelname vaker verplicht
Conclusie 2: Toegankelijk houden van sociale activering voor een ruimere doelgroep dan enkel
de (equivalent) leefloon-cliënten en het actuele OCMW clienteël
o De brede doelgroep is die van de kansarmen. Dat niet enkel leefloon-cliënten het
doelpubliek zijn, wordt verantwoord op basis van de ocmw wetgeving.
o Het werken met een brede doelgroep is positief voor de sociale cohesie en integratie
o Het laagdrempelig gehalte van de dienstverlening kan een opstap zijn tot tewerkstelling
Conclusie 3: Een structureel en financiël kader voor sociale activering
o Meer gedragenheid en erkenning zijn wenselijk zowel op het federale niveau als op het
niveau van OCMW –beleid en intern binnen de OCMW’s tussen diensten en
maatschappelijk werkers. Formalisering en structurele verankering kunnen een
oplossing bieden
o OCMW’s zijn genoodzaakt soc. Activering te financiëren vanuit verschillende niveau’s.
Grote OCMW’s kunnen beroep doen op een grotere diversiteit aan bronnen
o Er is weerstand vanuit de OCMW’s om sociale activering te verankeren en formaliseren.
Dit omdat men creativiteit en flexibiliteit wil behouden. Ook vreest men voor
kwantitatieve evaluatie, wat zou kunnen leiden tot creaming. Ook heeft men niet altijd
de middelen voor evaluatie. De resultaten van sociale activering zijn dan ook moeilijk
te meten (zeker kwantitatief).
Aanbevelingen
Federaal beleidsniveau:
Versterk de legitimiteit van, en het draagvlak voor sociale activering
Veranker sociale activering wettelijk en structureel
Voorzie permanente financiering van sociale activering
o Verhoog de subsidies voor socio-culturele participatie
o Erken sociale activeringsinitiatieven wettelijk
Stimuleer samenwerking (tussen OCMW’s) en uitwisseling van hun expertise
OCMW en lokaal niveau
Inbedding
o Kies voor langetermijn projecten
o Formuleer zowel lange als korte termijndoelstellingen voor het initiatief
o Laat flexibiliteit toe in de projectaflijning
-
Kwaliteit
o Voorzie evaluatie, maar kies voor een manier van evalueren die niet standaardiseert of
uitsluit, daar niet eenzijdig de nadruk te leggen op kwantitatieve indicatoren
3
-
-
-
-
Samenwerking: Werk samen
Doelgroep
o Kies voor een gemengde doelgroep, met zowel ocmw als niet-ocmw cliënten
o Stem de inhoud en organisatie af op de doelgroep, werk vraaggericht
Toeleiding en laagdrempeligheid
o Zorg voor toeleiding via diverse kanalen en vindplaatsgerichte technieken
o Hou de drempel voor deelname laag
o Zorg voor continuïteit en regelmaat
o Hanteer een outreachende en aanklampende aanpak
Medewerkers
o Zorg voor enthousiaste en geëngageerde medewerkers
o Zorg voor teamwerkinglaat medewerkers hun taak combineren met andere taken die
aansluiten bij de problematiek van de doelgroep
Sporen voor vervolgonderzoek
o Multivariate analyse van verklarende factoren voor verschillen in bereik tussen de
OCMW’s
o Bevraging van de deelnemers naar profiel en motieven, kwaliteit van het aanbod en
resultaten van deelname.
4
Download