Bijlage 1 - Provincie Noord

advertisement
Bijlage 2 Provinciale beleidskaders inzake de ruimtelijkeconomische ontwikkelingen in West- en MiddenBrabant.
1.
Provinciale strategische beleidskaders
Strategische beleidskaders op provinciaal niveau
Strategische beleidsdocumenten van de provincie Noord-Brabant die relevant zijn voor bedrijventerrrein
Moerdijkse Hoek, zijn de volgende:

Streekplan Noord-Brabant 2002 ‘Brabant in Balans’ , vastgesteld 22 februari 2002.
Relevante onderdelen van het Streekplan 2002 worden hierna besproken (par. 2).

Dynamiek en vernieuwing – de kracht van Brabant - ; Kadernota Sociaal-Economisch Beleid 2002-2006,
vastgesteld 22 maart 2002.
Deze beleidsnota formuleert de missie van het provinciaal economisch beleid als volgt: “de concurrentiekracht van
het bedrijfsleven in internationaal perspectief duurzaam structureel versterken teneinde daarmee een bijdrage te
leveren aan de welvaart en het welzijn van de Brabantse bevolking en aan een duurzame ontwikkeling, ook op
mondiaal niveau.” De strategische inzet laat zich in het provinciaal economisch beleid herleiden tot de volgende
vier hoofdlijnen:
* stimuleren van innovatie en kwaliteit;
* verbeteren van de bedrijfsomgeving (waaronder voldoende vestigingsruimte van de gewenste kwaliteit);
* verbeteren van het functioneren van de arbeidsmarkt;
* stimuleren van de verduurzaming van de energiehuishouding.

Provinciaal Milieubeleidsplan 2000-2004, vastgesteld 24 maart 2000.
Doel van het provinciale milieubeleid is om te komen tot een duurzame ontwikkeling. Een belangrijk aspect bij
duurzame ontwikkeling is ontkoppeling: een gezonde economische ontwikkeling onder gelijktijdige afname van de
milieudruk. Per doelgroep (landbouw, industrie, verkeer en overheden) geeft het plan aan wat concreet onder
duurzaamheid wordt verstaan. De provincie acht het van belang dat doelgroep, overheid en maatschappelijke
organisaties consensus bereiken over een lange termijnaanpak. Daarom werkt de provincie samen diverse
maatschappelijk organisaties aan de opstelling en uitwerking van een Strategische agenda milieu, economie en
ruimte. Zie over dit onderwerp hierna.

Waterhuishoudingsplan 2; Samen werken aan water. Plantekst 1998-2002, vastgesteld 11 september 1998;
Partiële herziening Waterhuishoudingsplan, 2003-2006, vastgesteld 6 december 2002.
Dit plan bevat het provinciale strategisch beleidskader voor het integrale waterbeleid en –beheer. Voor het
waterbeleid geldt de volgende hoofddoelstelling: “Het beleid richt zich op het bereiken en in stand houden van
watersystemen, die ruimte bieden aan een gezond leefmilieu voor mens, dier en plant. Daarbij zijn economische
en ecologische ontwikkelingen met elkaar in evenwicht, met als randvoorwaarde een veilige en bewoonbare
provincie.”

Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan; Mobiel blijven, vastgesteld 15 mei 1998.
De hoofddoelstelling van dit plan is het verbeteren van de bereikbaarheid en de leefbaarheid in Noord-Brabant.
Binnen die hoofdoelstelling worden de volgende subdoelstellingen onderscheiden:
* het verbeteren van de bereikbaarheid van de stedelijke regio’s;
* het verbeteren van de bereikbaarheid van het landelijke gebied;
20-07-2017
* het beperken van de geluidhinder, de luchtverontreiniging en het energieverbruik door het verkeer;
* het verbeteren van de verkeersveiligheid.

Tijd voor Goederenvervoer. Strategie goederenvervoer 2002 – 2010 / Actieprogramma 2002-2003, vastgesteld
oktober 2002.
Het provinciaal beleid moet bevorderen dat het goederenvervoer effectief en veilig plaats vindt met zo min
mogelijk negatieve effecten op de leefbaarheid en veiligheid. De Strategie goederenvervoer is erop gericht bij te
dragen aan de aanpak van het goederenvervoer in Noord-Brabant voor de korte termijn 2002-2003 en biedt een
kader voor lopende acties, nieuwe acties en ondersteuning van acties van partners in het goederenvervoerbeleid
tot 2010.
Strategische Agenda Milieu, Economie en Ruimte
Voorts is in dit verband van belang het convenant Strategische Agenda Milieu, Economie en Ruimte. In 1999 zijn
de provincie Noord-Brabant, de Brabantse Milieufederatie (BMF) en de partijen in het Sociaal Economische
Overleg Brabant (SEOB) een strategische samenwerking aangegaan. Het samenwerken is “gericht op het verder
in samenhang bevorderen van belangrijke kwaliteiten van Brabant op de terreinen milieu, economie en ruimte,
bezien vanuit de streefbeelden zoals opgesteld voor het jaar 2020 voor de industrie, de bedrijventerreinen, de
ruimteverdeling en de bereikbaarheid in Noord-Brabant” (Verslag periode juni 1999 – maart 2001, mei 2001,
blz. 21).
Bijlage 1 van dit convenant bevat de zogenoemde Streefbeelden 2020, onder meer inzake bedrijventerreinen.
Daarin wordt onder meer het volgende streefbeeld geschetst.
In 2020 is inhoud gegeven aan het concept van duurzame bedrijventerreinen. Daartoe werd de ervaring benut van
een aantal rond 2000 in gang gezette experimenten, zoals het project de Moerdijkse Hoek (A16/A17). Op grond
van de resultaten daarvan heeft het concept provinciebreed vorm en inhoud gekregen.
Duurzame bedrijventerreinen zijn aantrekkelijke vestigingsplaatsen voor bedrijven, waar duurzaam produceren
hand in hand gaat met concurrerend zijn. Zowel moderne infrastructurele voorzieningen (multi-modale
ontsluiting, gezamenlijke faciliteiten, industriewaternet, gescheiden rioolsystemen), zogenoemde ecologische
netwerken en een innovatief parkbeheer zijn daarbij nuttige uitwerkingen gebleken.
Programma Brabantstad 2004-2008
De vijf grootste steden van Noord-Brabant – Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch en Tilburg (de B5)
– en de provincie werken op verschillende terreinen nauw samen. Doel is om een stedelijk netwerk te gaan
vormen conform het nationaal ruimtelijk beleid. BrabantStad zien we dan als een stedelijk gebied van 1,5 miljoen
mensen, met de vijf grootste steden als belangrijkste centra, met een robuuste groenstructuur en met zo’n 20%
van de industriële productie van Nederland.
Eind december 2003 hebben de onderscheidenen colleges van B&W c.q. ons college het zogenoemde Programma
BrabantStad 2004-2008 in concept vastgesteld. Dit programma bevat een mix van projecten die de B5 en de
provincie écht samen uitvoeren, en van andere majeure ontwikkelingen die cruciaal zijn voor het stedelijk
netwerk maar door één van de steden worden opgepakt.
Project 3 betreft het afstemmen van de ontwikkeling van toplocaties met een regionale functie. Via BrabantStad
willen de B5 en provincie een extra impuls geven aan de realisering of herstrucurering van bedrijventerreinen
met een bovenlocale functie en met een inovatieve uitstraling. Door sfstamming van deze majeure projecten
wordt gewerkt aan een complementair aanbod op het niveau van het netwerk. Genoemd worden vijf toplocaties
waar voor BrabantStad het accent ligt. Wat betreft in West- en Midden-Brabant gelegen projecten gaat het om:
 Moerdijkse Hoek (Breda/West-Brabant)
 Multimodaal bedrijventerrein West (Vossenberg West II, Tilburg).
2
De rol van BrabantStad is om deze inititatieven te ondersteunen, de projecten af te stemmen, zowel kwantitatief
als kwalitatief en mee te nemen in economische promotie.
2.
Provinciale visie op de ruimtelijke ontwikkeling van NoordBrabant: Streekplan 2002 en uitwerkingsplannen voor de
stedelijke regio’s
Hoofddoel: zorgvuldiger ruimtegebruik
Hoofdstuk 2 van het Streekplan 2002 bevat de provinciale visie op de ruimtelijke ontwikkeling van NoordBrabant. Hoofddoel van het provinciaal ruimtelijk beleid is het zorgvuldiger gebruiken van de ruimte. Daartoe
wordt de nadruk gelegd op een aantal aspecten (par. 2.2):
 toepassing van de lagenbenadering. Dat betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen worden afgestemd op de
draagkracht van het watersysteem en de bodem, op de waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie, en
het aansluiten op de kwaliteiten van de bestaande infrastructuur.
 het belang van zuinig ruimtegebruik. Dat wil zeggen dat we de groei en de spreiding van het stedelijk
ruimtebeslag willen afremmen. Ook vinden we het van groot belang dat onze omgeving op een duurzame
wijze wordt ingericht en beheerd en er aantrekkelijk uitziet, zowel in landschappelijke, stedenbouwkundige
als architectonische zin.
 oog voor de sociale effecten van het ruimtelijk beleid en, waar dat kan, een bijdrage leveren aan sociale
rechtvaardigheid.
 de noodzaak grensoverschrijdend te denken en te handelen.
Door de bijzondere aandacht voor deze aspecten komt een zeker accent te liggen op de ecologische en sociaalculturele belangen. Hierbij moeten we echter niet uit het oog verliezen dat blijvende economische groei een
voorwaarde is voor onze welvaart en ons welzijn.
Vijf leidende principes voor het provinciaal ruimtelijk beleid
De vijf leidende ruimtelijke principes zijn:
 meer aandacht voor de onderste lagen;
 zuinig ruimtegebruik;
 concentratie van de verstedelijking;
 zonering van het buitengebied;
 grensoverschrijdend denken en handelen.
De eerste drie principes zijn rechtstreeks van belang voor de ruimtelijk-economische visie op Moerdijkse Hoek.
Op welke wijze wij met de zogenoemde lagenbenadering (Streekplan 2002, par. 2.4.1) om zullen gaan, komt
aan de orde in de nota Uitgangspunten ruimtelijk ontwerp, hoofdstuk 2.
Zuinig ruimtegebruik betekent in onze ogen dat de economische groei gepaard gaat met een minder dan
evenredige groei van het ruimtebeslag. Ontkoppeling dus van economische groei en groei van het ruimtebeslag.
Het aansnijden van nieuwe ruimte in directe samenhang moet worden bezien met de mogelijkheden voor
inbreiding en herstructurering. Ook hechten wij belang aan de intensivering van het ruimtegebruik, onder meer
door op een compacte wijze – in de hoogte en de diepte – te bouwen. Bovendien willen wij een sterker accent
leggen op het meervoudig gebruik van de ruimte. Dat betekent dat meerdere functies op één en dezelfde locatie
gecombineerd worden.
Uitwerkingsplannen voor de stedelijke regio’s in West- en Midden-Brabant
3
Op grond van het Streekplan 2002 worden integrale uitwerkingsplannen voor de stedelijke regio’s voorbereid.
Dit geschiedt bestuurlijk door middel van zogenoemde Stuurgroepen waarin de colleges van B&W van de
desbetreffende gemeenten en ons college vertegenwoordigd zijn.
Op 11 februari 2004 heeft de Stuurgroep Breda – Tilburg zijn werkzaamheden voor wat betreft de stedelijk
regio Breda – Tilburg afgerond. Op vergelijkbare wijze zijn op 4 februari 2004 de werkzaamheden voor het
uitwerkingsplan voor de Brabantse Buitensteden en Woensdrecht afgerond. Hierin is de stedelijke regio Bergen
op Zoom – Roosendaal opgenomen.
Bij de opstelling van de uitwerkingsplannen heeft er inhoudelijk afstemming plaatsgevonden met de
voorgenomen ontwikkeling van Moerdijkse Hoek.
Na aanbieding van de concept-uitwerkingsplannen door de onderscheidenen stuurgroepen aan ons college is het
onze verantwoordelijkheid deze uitwerkingplannen na een openbaar voorbereidingsproces vast te stellen.
Volgens planning zal dit proces eind 2004 afgerond zijn.
3.
Beschrijving van de ruimtelijk-economische ontwikkelingen in
West- en Midden-Brabant
Rapport “Rolbeschrijving West-Brabant”
De ruimtelijk-economische ontwikkelingen worden in het rapport Rolbeschrijving West-Brabant, december 2000,
in hoofdlijnen als volgt beschreven.
In Hoofdstuk 2. Ruimtelijke hoofdstructuur wordt een schets gegeven van de ruimtelijke hoofdstructuur van WestBrabant. Daarin vindt men de volgende relevante opmerkingen. De belangrijkste transportassen over weg, rail en
water en via buisleidingen, tussen de havens van Rotterdam en Antwerpen doorkruisen West-Brabant. Kenmerken van
de noord-zuid georiënteerde economie zijn de procesindustrie, havengerelateerde bedrijvigheid en logistieke functies.
De bedrijven zijn over het algemeen grootschalig van aard en hebben relatief veel werknemers met een gemiddeld
lagere opleiding. Het accent ligt op de mainports en het goederentransport. Multimodale knooppunten in o.a.
Roosendaal, Moerdijk en Oosterhout zijn de dragers van dit logistiek-maritiem complex. Tenslotte worden enkele
amendementen op Brabant Uitgelijnd voorgesteld. In dit verband zijn de volgende amendementen in het bijzonder van
belang. De internationale dimensie van West-Brabant is noord-zuid gericht. De verschillende economische accenten
worden gekoppeld aan vervoersstromen (goederen, zakelijke diensten) en de infrastructuur. Belangrijkste
verbindingen zijn de A16, A17, A4, A27 en het Schelde -Rijnkanaal. Met het railsysteem (goederen en personen)
dragen zij de ruimtelijk-economische hoofdstructuur. West-Brabant is een regionaal netwerk van multimodale knopen
aan de infrastructuur en historische steden.
In Hoofdstuk 4. Het grijs-rode netwerk geeft aan dat het economisch profiel van West-Brabant drie kenmerken bevat:
procesindustrie, grootschalige logistiek/transport en dienstverlening. In de eerste plaats zal West-Brabant voldoende
ruimte moeten bieden om zijn eigen groei op te vangen door het aanbieden van een hoogwaardig productiemilieu. Om
het hoofd te kunnen bieden aan de grote ruimtedruk vanuit de mainports Rotterdam en Antwerpen zal West-Brabant
zeer behoedzaam met (de aanleg en uitgifte van) bedrijfsterreinen moeten omgaan. Afstemming in regionaal verband is
daarbij dringend geboden.
De economische ontwikkelingen worden verbonden aan de knopen van infrastructuur. Bovenregionale
bedrijfsterreinen moeten zijn ontsloten via de weg, het water en de rail en mogelijk de buisleiding. Belangrijkste
locaties zijn: Weststad, Moerdijk/Moerdijkse Hoek en Borchwerf 2.
De grootschalige economische ontwikkeling langs de noord - zuid as ontwikkelt zich in de loop der jaren van het meer
oostelijk deel van de regio (A 27, A 16) naar het westelijk deel (A 17, A 4, Schelde-Rijnkanaal, VERA: het
goederenspoor Roosendaal - Antwerpen).
Ten aanzien van kassenbouw wordt met een concentratie van de regionale behoefte van 150 ha rekening gehouden.
Voor de opvang vanuit het Westland wordt geen ruimte gereserveerd.
4
Het grijsrode netwerk is in beeld gebracht, onder meer door de aanduiding van "locaties met hoge
ontwikkelingsdruk". Daartoe is onder meer aangewezen Moerdijkse Hoek met bijzonder typering "bedrijfsterrein in
ontwikkeling op multimodale knooppunten".
Omgevingsanalyse van het ruimtelijk-economisch onderzoek
De belangrijkste conclusies uit de omgevingsanalyse in het onderzoeksrapport Vernieuwend duurzaam
bedrijventerrein Moerdijkse Hoek, BCI, 2002, par. 3.4, zijn:







West-Brabant is strategisch gelegen in de Rijn-Schelde-Delta waarmee in sterke mate het karakter van de
economische structuur van deze regio wordt bepaald.
Een goede ligging en bereikbaarheid van West-Brabant vormen de basis voor een belangrijke rol die deze regio
vervult in de netwerkeconomie. Dit wordt duidelijk door de aanwezigheid van een aantal sterke clusters (chemie,
logistiek, voedings- en genotmiddelenindustrie).
De ontwikkeling van het multimodaal vervoer over zowel korte als lange afstand biedt perspectief voor de
ontwikkeling van Moerdijkse Hoek, aangezien deze locatie op een kruispunt van hoofdtransportassen ligt en
multimodaal kan worden ontsloten.
De economische structuur van West-Brabant wordt gekenmerkt door een sterke positie van de industrie en
logistiek. Beide sectoren spelen een belangrijke rol in de economische ontwikkeling van West-Brabant door hun
stuwende (bovenregionale) karakter.
Prognoses van de werkgelegenheid tot 2020 duiden er op dat werkgelegenheid in de industrie ten opzichte van
1995 in de drie beschreven lange termijn scenario’s af zal nemen. De werkgelegenheid in de logistiek, naast de
industrie ook een belangrijke sector voor de economische ontwikkeling van West-Brabant, blijft echter groeien.
De huidige samenstelling van de arbeidsmarkt met relatief veel lager opgeleiden sluit op dit moment goed aan bij
de vraag vanuit de industrie en logistiek. De verwachting is echter dat door een toenemende kennisintensivering
het gevraagde opleidingsniveau zal toenemen, waardoor een discrepantie kan ontstaan tussen vraag en aanbod in
de regio West-Brabant.
Ontgroening en vergrijzing zullen mede door een nog stijgende participatiegraad in eerste instantie nauwelijks
effect hebben op de grootte van de beroepsbevolking. Naar verwachting groeit de beroepsbevolking tot 2010 nog
met 33.000 personen. In de periode 2010-2020 moet rekening worden gehouden met een afnemende groei van
het beschikbare arbeidspotentieel. In een (vergelijkbare) periode van 10 jaar neemt de beroepsbevolking nog maar
toe met 22.000 personen. Dit betekent dat naar verwachting de beroepsbevolking tot 2020 groeit met 55.000
personen.
Ruimtelijk-economische structuur stedelijke regio Breda-Tilburg
De regio Breda heeft in het afgelopen decennium geprofiteerd van de strategische ligging tussen de Randstad en
de Vlaamse driehoek Antwerpen-Brussel-Gent. Dit heeft geleid tot uitbreiding van de zakelijke dienstverlening
en tot de vestiging van een aantal grote internationale bedrijven en logistieke dienstverleners in het gebied.
Binnen de regio Breda is sprake van een zekere specialisatie. Breda heeft zich ontwikkeld als regionaal centrum
voor West-Brabant. De stad functioneert vooral als dienstenstad met relatief veel kantoren en een sterke
detailhandel. Meer dan de helft van het aantal arbeidsplaatsen is werkzaam in de commerciële dienstverlening.
De grote internationale bedrijven en logistieke dienstverleners hebben zich gevestigd op de bedrijventerreinen in
Etten-Leur, Oosterhout, op het bedrijventerrein Moerdijk en op het langs de A16 gelegen bedrijventerrein
Hazeldonk.
Tilburg heeft zich in de jaren tachtig en negentig ontwikkeld tot moderne industriestad, waar behalve een grote
diversiteit aan industriële bedrijven ook veel logistieke dienstverleners zijn gevestigd. De zakelijke
dienstverlening loopt in deze gemeente achter. De gemeente Tilburg wil dan ook haar koers verleggen van de
logistieke dienstverlening naar de zakelijke dienstverlening.
5
In Dongen zit voornamelijk industriële bedrijvigheid met een bovenlokale werkgelegenheidsfunctie (met name
de leer- en voedingsindustrie). Belangrijke peilers in de werkgelegenheid in de gemeente Gilze en Rijen zijn
defensie, telecommunicatie en de kunststofindustrie. Het vliegveld zal vrijwel zeker behouden blijven voor
Defensie en derhalve geen ruimte bieden voor bedrijfsmatige ontwikkeling. De spoorzone biedt mogelijkheden
voor de ontwikkeling van kantoorachtige bedrijvigheid in aanvulling op Breda en Tilburg.
Ruimtelijk-economische structuur stedelijke regio Bergen op Zoom-Roosendaal
De economische structuur van de stedelijke regio Bergen op Zoom – Roosendaal wordt met name bepaald door
een groot aantal kleine bedrijven en een beperkt aantal grote bedrijven. Het fundament van de economische
structuur van de regio is vooral productiegerichte industrie. Daarnaast is het toerisme een belangrijke sector in
de regio. Groei van de werkgelegenheid wordt met name in deze sector verwacht. Voorts is groei mogelijk in de
ICT en zakelijke dienstverlening, sectoren die in de regio tot nu toe nog achterblijven. De economische groei is
de afgelopen jaren met name te danken aan kleine bedrijven (tussen 5 en 10 werknemers).
De regio liep relatief achter in de ontwikkeling van kantoren. Daarom wordt nu een inhaalslag gemaakt en is er
groei zichtbaar in de dienstverlening. Daarbij wordt voor de regio een duidelijke koppeling gezocht met het
industriële fundament. Kennisintensieve werkgelegenheid wordt gestimuleerd door onder meer ICTvoorzieningen, zoals het aanbieden van een glasvezelnetwerk.
Strategische ruimtelijk projecten zijn voor Bergen op Zoom: Auvergnepolder en de 6e fase de Schans
(bedrijventerreinen), de Spoorzone (kantoren en onderwijs), de herontwikkeling van Geertruidapolder (naar
wonen en recreatie) en de uitbreiding Oude Molen en de Ster (bedrijventerreinen) en de Heide (toeristischrecreatieve ontwikkeling). Voor Roosendaal zijn dit met name Borchwerf II en herstructurering Majoppeveld
(bedrijventerreinen), de Stok 2 en Oostpoort (kantoren, recreatie/leisure, specifieke detailhandelsvormen).
Daarnaast wordt voor de opvang van lokale bedrijven de ontwikkeling van een kleinschalig bedrijventerrein ten
zuiden van Wouw nagestreefd. Tot slot wordt ingezet op de toeristisch-recreatieve herontwikkeling van
Landgoed Wouwse Plantage.
6
Download