Na de val van het West Romeinse rijk werd Europa weer een agrarische samenleving (handel, handwerk, geld en steden weg) Samenleving was autarkisch -eigen voedsel verbouwen -eigen spullen maken -zichzelf verdedigen Men maakte gebruik van het 3-slagstelsel -wintergraan -zomergraan -braak laten liggen (vee laten grazen) Grootgrondbezitters bezaten domeinen (stukken land) Daarop stond de Vroonhof (versterkte boerderij)→later klooster/kasteel Daar woonde de landheer of de rentmeester (zijn plaatsvervanger) Het domein was verdeeld in -vroonland/saalland -pachtgronden -woeste grond Lijfeigenen -geen bezit (alleen zijn lijf=leven is van hem) -werkt voor de heer in ruil voor onderdak en voedsel/kleding -bewerkt het vroonland Horigen -horen bij de grond (half vrij→ mogen niet weg) -heeft (weinig) eigen bezit -werkt op gepachte gronden (pacht in natura) -moet herediensten verrichten -is onderworpen aan de heerlijke rechten Horige heeft ook rechten -recht op bescherming -recht op grond -hoeft niet te vechten Er zijn ook vrije boeren(heel weinig) -grond is van hun (pachten soms van de landheer) -moeten zichzelf verdedigen of vechten voor de heer wiens bescherming zij ingeroepen hebben Standenstaat Stand -bepaald door geboorte -gaat om rechten -geen sociale mobiliteit 1ste stand geestelijkheid 2de stand adel 3de stand boeren Geen slavernij meer!! -hoge geest. -lage geest. -hoge adel -lage adel -vrije boeren -horigen -lijfeigenen