BELEIDSPLAN RAAD VAN KERKEN NEDERLAND 2012-2016 Intro De Raad van Kerken in Nederland is een verbond van kerken die gestalte geven aan de onderlinge gemeenschap, het gezamenlijk getuigenis van het Evangelie en de christelijke dienst in de samenleving. Wat de leden onderling bindt is het geloof in de Heer Jezus Christus als God en Heiland overeenkomstig de Schriften. Vanuit het gezamenlijk fundament en de gemeenschappelijke roeping heeft de Raad in het bijzonder tot taak de oecumenische dialoog tussen de kerken en de gezamenlijke dienst aan de samenleving te bevorderen en mede vorm te geven. De Raad zoekt deze doelstellingen te realiseren vanuit drie basale christelijke houdingen: met het geloof dat bergen verzet, met de hoop die tegen alle defaitisme doorzet, en met de liefde die de verhouding tot alle betrokkenen bepaalt. De agenda van de Raad wordt sterk bepaald door al datgene wat de deelnemende kerken inbrengen en besluiten samen te doen en wat aan vragen vanuit de samenleving op de kerken afkomen. Bij de realisering van zijn doelstellingen laat de Raad zich mede leiden door de internationale context waarin de oecumene functioneert. Met name moge genoemd worden de oecumenische bijeenkomsten van de Wereldraad van Kerken en de Oecumenische Assemblee van de Europese Kerkenconferentie en de Europese Bisschoppenconferentie. Het beleidsplan van de Raad van Kerken in Nederland voor de periode 2012-2016 sluit qua opbouw aan bij de Charta Oecumenica, een gezaghebbend document van de Europese Oecumenische Assemblee uit 2001. Dit document is door nagenoeg alle lidkerken van de Raad onderschreven en ook van nieuwe leden wordt gevraagd medewerking te verlenen aan de uitvoering van de daarin genoemde verplichtingen binnen de Nederlandse context. De Charta Oecumenica is in de afgelopen jaren een geschikt handvest gebleken voor groeiende samenwerking tussen de kerken in Europa. Anno 2011 biedt het nog steeds een uitstekende routeplanner om de samenwerking van de kerken in ons land op beleidsniveau voor de komende jaren richting en vorm te geven: samen komen, samen zoeken, samen handelen… Het voorliggende beleidsplan bevat voldoende bouwstenen om het Huis van de Oecumene, dat de Raad van Kerken wil zijn, in te richten en verder uit te bouwen. Een deel van de beleidspunten is voortzetting van bestaand werk dat in en vanuit de Raad reeds geschiedt met medewerking van de lidkerken en associé’s, de plenaire vergadering, het bureau, de beraad-, project- en taakgroepen, de ambassadeurs en vrijwilligers. Een deel vraagt nieuwe aanbesteding en vergt extra aandacht middels project- en jaarplannen. Temidden van de veelheid aan activiteiten wordt de komende beleidsperiode vooral prioriteit gegeven aan een zestal punten: Versterking van de missionaire presentie van de kerken in getuigenis en dienst door zo veel mogelijk gezamenlijk op te trekken en gezamenlijk te spreken in de Nederlandse samenleving; verder werken aan gemeenschappelijke visie op zichtbare eenheid en op het doel en de weg van de oecumene; opnieuw op gang brengen van het gesprek over eucharistische beleving met het oog op onderlinge (h)erkenning; aandacht blijven vragen op alle niveaus voor de oecumenische beweging zelf als gezamenlijke leerschool van kerken en christenen; gemeenschappelijke inzet voor sociale cohesie en sociale verantwoordelijkheid vanuit het Evangelie van Jezus Christus; bijdragen aan ontmoeting en begrip tussen de godsdiensten en aan een vanzelfsprekende ruimte voor godsdienst en religie in onze samenleving. De context – kerk zijn in een geseculariseerde samenleving Voorafgaand aan de presentatie van concrete beleidsvoornemens geven wij een schets van de context waarbinnen de Raad van Kerken nu en in de komende jaren functioneert. De opdracht die de Raad zich stelt blijft immers door de jaren heen dezelfde (het bevorderen van de onderlinge gemeenschap, het samen uitdragen van het Evangelie, de dienst aan de samenleving), maar telkens vraagt die opdracht om vertaling, rekening houdend met de vragen en karakteristieken van het moment. Wat is er nú in cultuur en samenleving aan de orde? We beperken ons in deze ‘omgevingsanalyse’ tot enkele punten, zonder enige pretentie van volledigheid, en vatten een en ander samen onder de noemer: kerk zijn in een geseculariseerde tijd, een geseculariseerde samenleving. Een geseculariseerde tijd In de laatste decennia lijkt de secularisatie zich in ons deel van de wereld definitief te hebben doorgezet. Religieuze betekeniskaders, die voorheen vrijwel algemeen werden aanvaard, hebben hun vanzelfsprekendheid verloren. Vroeger ervoeren mensen als vanzelf dat hun bestaan en de samenleving waren opgenomen in een grotere, omvattende orde: het aardse en tijdelijke verwees naar hoger werkelijkheid, eeuwigheid. Dat algemeen gedeelde besef is weggevallen. Om oriëntatie te vinden voor het eigen leven en voor de samenleving hebben veel mensen, naar eigen ervaring, geen godsdienst meer nodig. Sterker, velen begrijpen überhaupt niet meer waar geloven (in godsdienstige zin) over gaat, waar het toe dient. De statistieken liegen er niet om: het lidmaatschap van de meeste kerken loopt in onze contreien sterk terug. In hoeverre dat ook van andere religies geldt is onduidelijk. Buiten de kerken en andere religieuze gemeenschappen zien slechts weinigen (9% volgens onderzoek uit 2006) religie als belangrijk voor de betekenis van het leven en de inrichting van de samenleving. In ons land zegt liefst 69% van de jongvolwassenen tussen 17 en 34 jaar (aldus datzelfde onderzoek) bij het zoeken naar zin niet aan godsdienst of kerk te denken – en zijn niet juist die jongeren voor de toekomst van de kerk van essentieel belang? Toch blijkt uit de onderzoeken ook dat er, waar het traditionele geloof voor velen uit beeld verdween, een sterke behoefte aan zingeving is: mensen zoeken naar oriëntatie, verdieping, spiritualiteit, naar zin die uitgaat boven het kortstondige en alledaagse. Het wegvallen van oude geloofskaders heeft kennelijk een leegte veroorzaakt die men vullen wil. De secularisatie maakte geen einde aan het verlangen naar ‘een omvattend kader’, ‘verder reikende zin’. Wat betekent dat voor de kerken? Allereerst, zij kunnen elkaar steunen bij het zoeken naar woorden en vormen waarin zij naar de vele zoekers buiten de kerken kunnen communiceren dat het christelijke geloof dan wel geen vanzelfsprekendheid meer is, en geen ‘must’, maar nog immer een aansprekende optie om aan de behoefte aan zingeving tegemoet te komen. Daarbij zal het overigens niet enkel op ‘getuigenis’ aankomen, maar ook op simpele voorlichting. Tweederde van de Nederlanders heeft, blijkens recent onderzoek, geen idee meer wat de betekenis van bij voorbeeld Pasen is. Kerken kunnen samenwerken in programma’s om dat soort elementaire kennis over te dragen. Maar het gaat er – dit ten tweede – niet alleen om aandacht te vragen voor de wijsheid en schoonheid van oude christelijke geloofspatronen. Door uitsluitend daarop te focussen dreigen we te blijven steken in nostalgie. Kerken moeten ook openstaan voor nieuwe vormen van spiritualiteit en religieus beleven, zoals die zich aandienen op (wat wel genoemd wordt) ‘de markt van zingeving’. Er tekent zich een nieuw soort ‘spirituele oecumene’ af. De durf daartoe kunnen we putten uit Gamaliël’s advies om nieuwlichters maar te laten begaan: ‘wat uit God is zal duurzaam blijken en wat niet uit God is zal vanzelf te gronde gaan’ (Hand. 5: 38-39). Benadrukt zij, ten derde, dat de secularisatie waarover wij hierboven spraken, niet bij de deur van de kerk halt houdt. Ook gelovigen, trouwe kerkleden, hebben voluit deel aan de moderne, geseculariseerde cultuur. Ook voor velen van hen geldt dat de vanzelfsprekendheid van allerlei overgeleverde geloofsvoorstellingen is gaan wankelen: ze kennen de oude antwoorden van het geloof, maar óók de kritische, ‘verlichte’ vragen daarbij. Binnen de kerken werkt de secularisatie dus door, maar niet overal in gelijke mate. Ook daarom hebben de verschillende kerken elkaar nodig. Zij vullen elkaar aan: de meer orthodoxe en de meer vrijzinnige. Bij die laatste is er meer gevoeligheid voor de nieuwe vragen die in een nieuwe tijd klinken, en neigt men er eerder toe om bij de vertolking van de evangelische boodschap daarmee rekening te houden – op gevaar af dat de boodschap enigszins vervaagt. In meer orthodoxe kringen zet men erop in het door de eeuwen heen gekoesterde geloof onveranderlijk vast te houden – op gevaar af dat men in een nieuwe tijd buiten gehoorsafstand van velen geraakt. Kerken hebben, juist in deze geseculariseerde tijd, elkaar nodig om het evenwicht te bewaren tussen enerzijds: vasthouden aan eeuwenoude essenties van het christelijke geloof, en anderzijds: vertaling daarvan naar een nieuwe tijd met nieuwe vragen en invalshoeken. Wat hebben kerken bij te dragen aan het debat in een geseculariseerde samenleving? Steeds meer mensen menen, zo zeiden we, de godsdienst niet nodig te hebben om voor hun kijk op de samenleving oriëntatie te vinden. Godsdienst is, menen zij, hoogstens van betekenis in het persoonlijk leven: ieder is vrij er aan te doen, maar achter z’n eigen deur… Volgens sommigen is dát nu net de betekenis van ‘secularisatie’: het seculiere, wereldse domein strikt gescheiden houden van de sfeer van godsdienst, kerk. De kerk heeft in die visie niets te zoeken in het publieke domein. Wij delen die visie niet. Onzes inziens heeft de kerk (of hebben kerken) juist iets heel wezenlijks in te brengen. Religie heeft te maken met ‘weet hebben van een omvattende orde’, ‘je opgenomen weten in een zinvol verband’ (komt ‘religie’ niet van religare, verbinden?). Een godsdienst als het christendom heeft vanuit dat ‘weet hebben van een groter verband’, iets te bieden dat in de samenleving zeldzaam is: een perspectief dat de vaak al te beperkte deelperspectieven verbindt en te boven gaat. Het gaat in het christendom uiteindelijk om niets minder dan het heil van héél de bewoonde wereld (de ‘oikoumenè’). Christenen hopen op de komst van, met een traditionele term, Gods Koninkrijk (‘Uw Rijk kome’): eens zal deze wereld als nieuw zijn, tot z’n bestemming gekomen volgens Gods bedoelingen. De komst van dat Rijk is, zo geloven zij, niet van hún inzet afhankelijk, maar van God. En toch gaat de hoop erop gepaard met het besef dat mensen nú al moeten proberen hun handelen naar die bedoelingen te richten (‘Uw wil geschiede op aarde …’). Christenen hebben dus weet van een ver en hoopgevend perspectief dat samenhangt met een programma voor het handelen hier en nu. Dit is nu één van die essenties van het christelijk geloof, die telkens weer vertaling behoeven. De kerken in de oecumenische beweging hebben meermalen getracht zo’n programma voor het hier en nu te verwoorden. Een voorbeeld was, alweer heel wat jaren geleden, het programma van de Wereldraad van Kerken om te streven naar een ‘rechtvaardige en houdbare samenleving, waaraan ieder op zijn/haar wijze volwaardig deel kan nemen’ (‘A Just, Participatory and Sustainable Society’). Men dacht niet dat Gods Koninkrijk met die termen precies omschreven was of (sterker) dat de komst ervan afhing van de uitvoering van dat program. Wel meende men dat dat program kon dienen als een instrument om in de huidige samenleving te onderkennen waarop het werkelijk aankwam, en om te onderscheiden welke ontwikkelingen wezen in de richting van dat verhoopte Rijk en welke niet. Zo denken wij dat kerken ook nu een bijdrage hebben te leveren aan het maatschappelijke en politieke debat. Ze hebben daarin te herinneren aan waar het, naar hun diepe overtuiging, werkelijk op aankomt. Daarbij kunnen de termen die zojuist vielen nog altijd een richtsnoer zijn: we hebben een rechtvaardige en houdbare samenleving op het oog, die mogelijkheden geeft aan alle mensen om volwaardig deel te nemen. Wat betreft de rechtvaardigheid: De jaren 2012-2016 zullen gekenmerkt worden door de doorwerking van de wereldwijde financiële en monetaire crisis, die zich momenteel aftekent. Er zal in die jaren in veel landen, ook het onze, veel moeten worden ingeleverd en bezuinigd. Dat daarbij de financieel machtigen – wier handelen soms de crisis mede in de hand werkte! – zichzelf niet buiten schot plaatsen, maar de lasten mee dragen is een kwestie van rechtvaardigheid. Nu al lijkt het tegenovergestelde te gebeuren: wie al kwetsbaar waren dreigen bij bezuinigingen de eerste klappen te krijgen. Kerken zullen daartegen hun stem blijven verheffen. De tegenstelling tussen arm en rijk in ons land en in de wereld zou niet mogen toenemen, ze doet dat wel. In 1979 leefde in Nederland 4% onder de armoedegrens, in 2011 is dat ruim 10%. De Raad van Kerken zal er aan blijven herinneren dat die lijn in de komende jaren wezenlijk moet worden omgebogen, en hij zal daaraan werken. Bij dat alles doet zich overigens de vraag voor of men anno 2011 alleen armoede als een probleem moet definiëren. Is ongelimiteerde, buitensporige rijkdom dat niet evenzeer? Wat de houdbaarheid, de duurzaamheid betreft: We leven onder de dreiging van een veelsoortige milieucrisis – het klimaat verandert, de zeespiegel stijgt, er dreigen grote tekorten aan drinkwater, plant- en diersoorten sterven in angstwekkend tempo uit, etc. De aandacht voor al die problemen mag er niet, bij het streven naar consolidering van het huidige welvaartspeil, bij inschieten. De kerken zullen er de leidslieden in politiek en bedrijfsleven aan blijven herinneren dat een oplossing van welk ander probleem ook geen werkelijke oplossing is wanneer hij ten koste gaat van de ‘heelheid van de Schepping’. Zij zullen overigens in de komende jaren niet alleen ‘naar buiten’ de duurzaamheid preken, maar ook proberen bij hun eigen leden het zoeken te bevorderen naar een het milieu minder belastende stijl van leven. Wat betreft de mate waarin de samenleving mensen uitnodigt tot deelname: Een van de zorgelijke aspecten van onze huidige samenleving is de toename van tweedelingen. Mensen worden terecht aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheden en velen blijken zelfredzaam, maar degenen die géén succes hebben, die het niet redden dreigen voorgoed aan de kant te staan. De kerken zullen eraan blijven herinneren dat verantwoordelijkheid vooral ook is: verantwoordelijkheid voor anderen, juist voor wie slecht voor zichzelf kunnen zorgen, en dat het gehalte van een samenleving mede wordt bepaald door de mate waarin zij investeert in collectieve voorzieningen ten behoeve van wie zorg behoeven. Religie is ‘weet hebben van het grotere verband’. Dat werkt door in een denken in relaties, verbanden, een ‘inclusief denken’ dat haaks staat op het denken in ‘wij’ tegenover ‘zij’ dat in de huidige maatschappij meer en meer de kop opsteekt. Helaas hebben sommigen in onze samenleving, die vrezen of ervaren zelf daarin minder kansen te hebben, de neiging zich te keren tegen anderen en hen uit te willen sluiten: allochtonen, buitenlanders, vluchtelingen, moslims. De kerken zullen blijven waarschuwen teen dat soort denken. Onze samenleving is gebouwd op erkenning van de waardigheid van elk mens, ongeacht diens verdienste. De gelijkwaardigheid van de mens, de verantwoordelijkheid voor elkaar en het besef dat het goede in het leven een gave is waarop wij recht hebben is deel van de christelijke traditie. Dit mensbeeld is van bijbelse oorsprong. In Europa heeft de kerk de groepssolidariteit van de stamculturen doorbroken. Met medewerking van andere stromingen heeft dit tot uitgebreid welzijnswerk geleid, eerst vanuit kloosters en vanuit diaconieën, later door de door de overheid gesubsidieerde instellingen. Op deze basis verzetten de Nederlandse kerken zich tegen een al te individualistisch mensbeeld. Het blijft een taak van de kerk om op te komen voor het behoud van onderlinge solidariteit, niet als grijze gelijkschakeling, maar vanuit het besef dat ieders begaafdheden nodig zijn, en dat die niet zijn bedoeld voor de enkele persoon maar voor de gemeenschap als geheel. Nog twee kanttekeningen. Ten eerste: het zich afzetten tegen ‘de anderen’, waarover wij hierboven onze zorg uitspraken, mondt anno 2011 in sommige kringen uit in een zich afzetten tegen Europa – alsof iedere betrokkenheid op Europa onze Nederlandse identiteit ondergraaft. Over de betekenis van Europa en over de omvang ervan (waar trekken we wat betreft de Europese solidariteit de grens?) is debat op z’n plaats, ook binnen de kerken. Maar dat wat de Raad van Kerken in Nederland betreft Europa in principe een zinvol groter kader is, moge blijken uit het feit dat in het beleidsplan dat wij hier presenteren een document van de Europese Oecumenische Assemblee (2001) als uitgangspunt werd genomen. Ten tweede: het ‘inclusief denken’ dat wij voorstaan betreft, zoals gezegd, ook de Islam. In de komende jaren zal, naar verwachting, in ons land het aantal inwoners met die achtergrond groeien tot een miljoen. Het gaat niet aan om hen op welke wijze ook buiten te sluiten. De kerken zoeken naar samenwerking met Islamitische gemeenschappen en hopen zo een bijdrage te leveren aan de cohesie in ons land. De ontmoeting met deze andere ‘Abrahamitische godsdienst’ kan bijdragen aan verduidelijking van de identiteit over en weer. Ons christenen kan zij, zo denken wij, eens te meer bewust maken van de betekenis van het drievoudige patroon dat diep in onze eigen traditie verankerd is: het geloof in God de Vader, ‘Schepper van hemel en aarde’, in Jezus Christus, de Zoon, die voor ons bij uitstek het beeld is van die God, en in de Heilige Geest, die heel de wereld vervult (Wijsh.1:7) en die maakt dat sporen van God op onverwachte plaatsen te vinden zijn, bij anderen en soms ver buiten de geijkte paden van onze kerkelijke tradities. Beleidsplan I. Onze gemeenschappelijke opdracht “Wees vol ijver om de eenheid van de Geest te behouden door de band van de vrede: één lichaam en één Geest, zoals u ook geroepen bent tot één hoop, waarvoor Gods roeping borg staat. Eén Heer, één geloof, één doop. Eén God en Vader van allen, die is boven allen, met allen en in allen” (Ef. 4, 3-6). 1. Samen geroepen tot eenheid in de Geest Met het Evangelie van Jezus Christus, volgens het getuigenis in de heilige Schrift en zoals het tot uitdrukking komt in de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel (381), geloven wij in de Drieene God: de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Omdat wij met dit credo ‘de ene, heilige, katholieke en apostolische Kerk’ belijden, is het onze onopgeefbare oecumenische taak, deze eenheid, die altijd een gave van God is, zichtbaar te laten worden. (Charta Oecumenica) Wij nemen ons voor: - Het oecumenisch commitment te verstevigen door verder te werken aan een gedeelde visienota over zichtbare gemeenschap en het doel en de weg van eenheid van kerken. - Het oecumenisch draagvlak van de Raad van Kerken te verbreden door lidmaatschap of associatie van nieuwe leden te bevorderen. Het oecumenisch netwerk van de Raad van Kerken te vernieuwen door meer gebruik te maken van expertmeetings en onderlinge ontmoetingen en het gebruik van sociale media. II. Ons gezamenlijk zoeken naar een zichtbare gemeenschap van kerken ‘Daaraan zal iedereen kunnen zien dat jullie leerlingen van Mij zijn: als jullie onder elkaar de liefde bewaren” (Joh. 13,35). 2. Samen getuigen van het Evangelie De belangrijkste taak van de kerken in Europa is om samen het Evangelie te verkondigen, door woord en daad, tot heil van alle mensen. Het gebrek aan oriëntatie van velen, de vervreemding van christelijke waarden, maar ook het veelvuldig zoeken naar antwoorden op zingevingsvragen dagen christenen, mannen zowel als vrouwen, uit om van hun geloof te getuigen. Daarvoor is een groter engagement en uitwisseling van ervaringen in catechese en pastoraat nodig in de plaatselijke gemeenten en parochies. Net zo belangrijk is het, dat het gehele volk van God gezamenlijk het Evangelie in de samenleving vertolkt en het door sociale inzet en het dragen van politieke verantwoordelijkheid tot zijn recht laat komen. (Charta Oecumenica) Wij nemen ons voor: - Vanuit de christelijke traditie meer in te spelen op de vraag naar zingeving, geloofsvorming en geloofssteun in onze laatmoderne samenleving door te zoeken naar nieuwe en gezamenlijke vormen om het geloof tot uitdrukking te brengen. - Als kerken intensiever te gaan samenwerken op het vlak van evangelisatie en missionaire kerkopbouw met het oog op vitalisering en samenwerking van de plaatselijke geloofsgemeenschappen. - Te streven naar een gezamenlijke, oecumenische (vervolg)campagne rond de grote christelijke feestdagen. 3. Samen leren In de geest van het Evangelie moeten wij samen de geschiedenis van de christelijke kerken verwerken. Deze geschiedenis is gekenmerkt door veel goede ervaringen, maar ook door scheuringen, vijandigheid en zelfs door gewapende conflicten. Menselijke schuld, gebrek aan liefde en veelvuldig misbruik van geloof en kerk voor politieke doeleinden hebben de geloofwaardigheid van het christelijk geloof ernstig beschadigd. Oecumene begint daarom voor christenen met de vernieuwing van het hart en de bereidheid tot boete en ommekeer. In de oecumenische beweging is verzoening reeds groeiende. (Charta Oecumenica) Wij nemen ons voor: - Stevig te blijven inzetten op oecumenische ontmoeting en kadervorming van jongvolwassenen door de jaarlijkse organisatie van een oecumenische summer course in Nederland en het stimuleren van deelname aan oecumenische netwerken in Europa. - Meer aandacht te besteden aan christelijke opvoeding, vorming en onderwijs door uitwisseling van ervaringen en materialen van de lidkerken. - Aandacht te blijven vragen voor de oecumenische beweging zelf als gezamenlijk leerschool van kerken en christenen, ondermeer door materiaal rond oecumenische doopcatechese te ontwikkelen en te implementeren. 4. Elkaar versterken In vele vormen van gemeenschappelijke activiteiten krijgt de oecumene al gestalte. Veel christenen uit verschillende kerken leven en werken samen, als vrienden en vriendinnen, als buren, op het werk en in hun gezinnen en families. Vooral partners in kerkelijk-gemengde huwelijken verdienen steun bij de door hen dagelijks geleefde oecumene. Wij bevelen de oprichting en instandhouding aan van bi- en multilaterale oecumenische samenwerkingsverbanden op plaatselijk, regionaal, landelijk en internationaal niveau. (Charta Oecumenica) Wij nemen ons voor: - De implementatie van locale oecumenische partnerschappen tussen plaatselijke geloofsgemeenschappen krachtig te bevorderen door de publicatie van een landelijke handreiking en de instelling van een tijdelijke begeleidingsgroep. - De uitbouw van een oecumenische infrastructuur in de vorm van lokale en provinciale raden van kerken te blijven stimuleren en te faciliteren, onder meer middels toerusting, informatie en contact. - De persoonlijke verbinding en verbondenheid van mensen in de leiding van de kerken te versterken door (medewerking aan) de organisatie van een jaarlijks breed oecumenisch beraad, waarin vooral ruimte is voor het onderlinge geloofsgesprek. 5. Samen bidden De oecumene leeft van ons gezamenlijk luisteren naar Gods Woord en de werking van de heilige Geest in ons en door ons. Krachtens de daaruit ontvangen genade zijn er nu veel initiatieven om door gebed en vieringen de geestelijke gemeenschap tussen de kerken te verdiepen en voor de zichtbare eenheid van de Kerk van Christus te bidden. Een bijzonder pijnlijk teken van de verscheurdheid tussen veel christelijke kerken is het ontbreken van de eucharistische gemeenschap. (Charta Oecumenica) Wij nemen ons voor: - De ontwikkeling van een oecumenische liederenschat te bevorderen. - Nieuwe initiatieven te nemen op het vlak van het gemeenschappelijk oecumenisch gebed, vooral in verband met het dagelijks leven en de stadia van de levensweg. - Het meerjarige project van het oecumenisch leesrooster van de H. Schrift te continueren. 6. Samen beraden Tegenover onze verschillende theologische en ethische posities is het van fundamentele betekenis dat wij in Christus bij elkaar horen. Hoewel wie onze verscheidenheid kunnen zien als gave en verrijking, hebben toch tegenstellingen in de leer, in ethische vraagstukken en kerkrechtelijke bepalingen tot kerkscheuringen geleid. Vaak speelden daarbij bijzondere historische omstandigheden en cultuurverschillen een beslissende rol. Om de oecumenische gemeenschap te verdiepen moeten de inspanningen voor het bereiken van een consensus in het geloof hoe dan ook worden voortgezet. Zonder eenheid in geloof is er geen volledige gemeenschap van kerken. Er is geen alternatief voor dialoog. (Charta Oecumenica) Wij nemen ons voor: - Het perspectief van de eucharistische gemeenschap voor ogen te houden door het gesprek over de beleving van eucharistie / avondmaal voort te zetten met het oog op gezamenlijke verdieping van het geloof. - Het gesprek over wederzijdse ambtserkenning te verbreden vanuit het oogpunt van de apostoliciteit van de kerk. De internationale oecumenische dialogen nauwlettend te (blijven) volgen en toegankelijk te maken voor de Raad en zijn lidkerken. III. Onze gezamenlijke verantwoordelijkheid in de samenleving “Gelukkig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden” (Mt. 5,9). 7. Inzet voor een rechtvaardige samenleving In de loop van de eeuwen heeft vooral het christendom de godsdienstige en culturele ontwikkeling van Europa bepaald. Tegelijk is door het falen van de christenen veel onheil aangericht, zowel binnen als buiten Europa. Wij belijden mede verantwoordelijk te zijn voor deze schuld en vragen God en de mensen om vergeving. (…) Op grond van ons christelijk geloof zetten wij ons in voor een humaan en sociaal Europa, waar de rechten van de mens en de grondwaarden van vrede, gerechtigheid, vrijheid, tolerantie, participatie en solidariteit verwezenlijkt worden. (Charta Oecumenica) Wij nemen ons voor: - Ons gezamenlijk te bezinnen op onze sociale verantwoordelijkheid en de vruchten daarvan uit te dragen in het publieke en politieke debat. - Ons in te zetten voor sociale gerechtigheid nationaal en internationaal, met name op het punt van de overbrugging van de kloof tussen arm en rijk. - De mensenrechten en de rechten van minderheden tegen iedere schending te verdedigen vanuit de grondwaarden van het evangelie. 8. Dienst van de verzoening Wij zien de verscheidenheid van regionale, nationale, culturele en religieuze tradities als rijkdom van Europa. Gezien de talrijke conflicten is het de taak van de kerken om met elkaar de dienst van verzoening ook voor volkeren en culturen aan te nemen. Wij weten dat doorvoor vrede tussen de kerken een belangrijke voorwaarde is. (Charta Oecumenica) Wij nemen ons voor: - Ons sterk te maken voor structuren van vrede die gebaseerd zijn op geweldloze conflictoplossing. - Bij te dragen aan een rechtvaardige migratiepolitiek en een menswaardige opvang van vluchtelingen en asielzoekers. - Ons samen te bezinnen op onze inzet voor gelijkwaardigheid van alle mensen in kerk en samenleving, onder meer bij gelegenheid van de herdenking in 2013 van 150 jaar afschaffing van de slavernij door Nederland. 9. Behoeden van de schepping In het geloof in de liefde van God de Schepper erkennen wij dankbaar de schepping als gave, de waarde en schoonheid van de natuur. Maar we zien ook met ontzetting dat de goederen van de aarde zonder respect voor hun intrinsieke waarde, zonder rekening te houden met hun eindigheid en zonder respect voor het welzijn van toekomstige generaties worden uitgebuit. (Charta Oecumenica) Wij nemen ons voor: - - In en vanuit de kerken een manier van leven te stimuleren die - tegen economische druk en consumptiedwang in - uitgaat van verantwoordelijkheid en duurzaamheid. Vanuit een gelovige invalshoek samen na te denken over het vraagstuk van klimaatverandering en bij te dragen aan verankering van het thema in het leven van de kerken. Kerkelijke milieuorganisaties en oecumenische netwerken bij hun verantwoordelijkheid voor het behoeden van de schepping te ondersteunen. 10. Verdiepen van de gemeenschap met het jodendom Een unieke gemeenschap verbindt ons met het volk Israël, waarmee God een eeuwig verbond heeft gesloten. In geloof weten wij dat onze joodse zusters en broeders “Gods geliefden blijven, omwille van de aartsvaders. Want God kent geen berouw over zijn genadegaven of zijn roeping” (Rom 11, 28-29). Zij hebben “het kindschap, de heerlijkheid, de verbonden, de wetgeving, de eredienst en de beloften; van hen zijn de aartsvaders en uit hen komt Christus lijfelijk voort” (Rom 9, 4-5). (Charta Oecumenica) Wij nemen ons voor: - Vormen van antisemitisme en anti-judaisme in kerk en samenleving te bestrijden. - De dialoog met onze joodse broeders en zusters in ons land op alle niveaus te zoeken en te intensiveren. - Inzake het conflict in het Midden-Oosten tussen Israëli’s en Palestijnen te blijven aandringen op een oplossing die rechtvaardig is voor beide volkeren en gebaseerd is op duurzame vrede. 11. Onderhouden van relaties met de islam Sinds eeuwen leven er moslims in Europa. Zij vormen in sommige Europese landen grote minderheden. Daarbij waren en zijn er veel goede contacten tussen moslims en christenen, maar ook grote reserves en hardnekkige vooroordelen aan beide kanten. Deze berusten op pijnlijke ervaringen uit het verre en nabije verleden. (Charta Oecumenica) Wij nemen ons voor: - Bij te dragen aan een betrouwbaar beeld van de diversiteit van de islam in de Nederlandse samenleving; - Ontmoeting en begrip tussen christenen en moslims in ons land op verschillende niveaus te zoeken en te intensiveren. - In zaken van gemeenschappelijk belang met moslims samen te werken en te onderzoeken in hoeverre we gelijk denken over menselijke waardigheid, solidariteit, bezit en maatschappelijke verantwoordelijkheid. 12. Ontmoeting met andere godsdiensten en levensbeschouwingen De diversiteit van religieuze en levensbeschouwelijke overtuigingen en levenswijzen is een kenmerk geworden van de Europese cultuur. Oosterse religies en nieuwe religieuze gemeenschappen groeien en hebben ook de interesse van veel christenen. Bovendien zijn er steeds meer mensen die het christelijk geloof afwijzen, er onverschillig tegenover staan of andere levensbeschouwingen hebben. Wij willen ons kritisch laten bevragen en ons gezamenlijk inspannen voor een eerlijke en oprechte discussie. (Charta Oecumenica) Wij nemen ons voor: - De godsdienst- en gewetensvrijheid van mensen en gemeenschappen te erkennen en ons ervoor in te zetten dat zij deze daadwerkelijk mogen praktiseren. - Bij te dragen aan onderling respect en verdraagzaamheid tussen christenen en aanhangers van andere godsdiensten en levensbeschouwingen in ons land met wie wij ons ‘in vrijheid verbonden’ weten. - In gesprekken met de burgerlijke overheid het thema van de verhouding tussen kerk en staat waar nodig aan de orde te stellen en de samenwerking tussen religieuze organisaties en overheden waar mogelijk te zoeken. Middelen Wil de Raad dit ambitieuze inhoudelijke programma uitvoeren, dan vergt dat in de komende beleidsperiode een zekere ombuiging in de organisatie. Nog meer dan voorheen zal de Raad zich dienen te ontwikkelen tot ‘makelaar’, die verwante en relevante partners uit kerk en samenleving bij elkaar brengt. Dat kan door meer kerken bij de Raad te betrekken en door verdere samenwerking te zoeken met andere organisaties. Maar de ombuiging naar een netwerkstructuur vraagt ook een wat andere manier van werken door de Raad, zijn bureau en de diverse beraad- en projectgroepen. De kerken zelf zullen meer dan in het verleden worden aangesproken op hun inbreng. De raad heeft het voornemen een adoptieplan op te stellen. Afzonderlijke kerken wordt daarin gevraagd op bepaalde beleidsonderdelen het voortouw te nemen en als eerstaanspreekbare te fungeren. Daartoe worden periodiek, bijvoorbeeld in jaarplannen, onderdelen benoemd die voor ‘adoptie’ geschikt zijn. Het impliceert dat de betrokken kerk zich verantwoordelijk stelt voor projectleiding en projectondersteuning en zorg draagt voor de inbreng en afstemming van de expertise uit de andere kerken binnen het geheel van het project. De betrokkenheid van het bureau beperkt zich in dat geval tot het opstellen van het projectplan, eventueel een tussentijdse evaluatie en het agenderen van het eindproduct in de Raad. Bij de Raad als netwerkorganisatie passen representatieve en periodieke communicatiemiddelen, zowel op digitaal gebied als in folio. Website en nieuwsbrief vormen daartoe geschikte middelen. Maar de meest indringende communicatie is de persoonlijke ontmoeting. Sympathie en commitment worden vooral in persoonlijk contact overgedragen. Daarom zal ingezet worden op het uitbouwen van persoonlijke contacten tussen leden van de kerken. Het geheim van een netwerkorganisatie is immers: onderling gesprek, onderlinge ontmoeting, samen zich inzetten; steeds zo, dat je de ander slechts een ademtocht van je vandaan weet. Diverse partners leveren materialen en menskracht. Of het nu gaat op het gebied van de dialoog tussen de kerken als de dienst aan de samenleving. Een deel van het werk kan uitbesteed worden aan de deelnemende kerken of aan een one-issue-organisatie. Een ander deel aan de eigen beraadgroep of aan een eigen taakgroep van vrijwilligers met een voorzitter vanuit het midden van de Raad. Gezocht wordt naar mogelijkheden om in een vroeg stadium bij te ondernemen activiteiten of op te stellen rapporten te vertrekken vanuit een gezamenlijke bezinning op de bijbelse en kerkelijke bronnen. Niet vanuit de visie van ‘wij ook’, maar vanuit het verlangen een eigen kader aan te reiken, dat de analyse extra verdieping geeft. Na de ingrijpende bezuinigingen in de vorige beleidsperiode valt geen al te grote verandering te verwachten in de huidige financieringsstructuur. Het financiële uitgangspunt is, dat de kerken jaarlijks een zelfde inspanning leveren om het werk doorgang te doen vinden. Er wordt uitgegaan van een bijdrage conform de nota inkomstensystematiek, waarbij de bijdrage jaarlijks geïndexeerd wordt, zodat de feitelijke bijdrage waardevast is. Daarnaast schrijft de Raad de kerken aan voor een mogelijke solidariteitsbijdrage en blijft het fonds voor individuele bijdragen in stand (‘Maat van de Raad’). Tevens wordt geprobeerd projectgelden binnen te halen en die gelden te besteden aan tijdelijke projectmedewerkers. Het is niet de bedoeling dit geld in de basisbegroting een plek te geven. Mede dankzij deze extra gelden wordt een inspanning geleverd om jonge projectmedewerkers, stagiaires en vrijwilligers voor iets langere tijd aan het Huis van de Oecumene te binden.