Economische Berichten • nr. 23 • 12 december 2014 Lagere olieprijzen, manna voor de Belgische economie? De recente forse daling van de ruwe-olieprijs is voor België een belangrijke positieve externe schok. Als de prijs rond het huidige lage niveau blijft, dan betekent dit een directe daling van de factuur voor ingevoerde olie van 1,5% van het bbp. Dat is meer dan gemiddeld in de eurozone, omdat de Belgische economie relatief olie-intensief is. Naar schatting bijna drie kwart van die winst komt toe aan de bedrijven, zowat een kwart aan de gezinnen en de kleine rest aan de overheid. Naast dit directe inkomenseffect heeft de olieprijsdaling indirecte positieve effecten op de economische activiteit, afhankelijk van de mate waarin gezinnen, bedrijven en de overheid hun bestedingen aanpassen. De lagere inflatie als gevolg van de olieprijsdaling leidt bovendien tot uitstel van de volgende indexaanpassing. Doordat de regering heeft beslist die volgende aanpassing over te slaan en een reële loonstop van toepassing blijft, zal België allicht tot 2017 een langdurige nominale loonmatiging kennen. De verbetering van de concurrentiekracht die daarmee gepaard gaat, zorgt voor een bijkomende positieve impact op de economische activiteit. Alles samen gaan wij ervan uit dat, bij een aanhoudend lage olieprijs in een vork van 65-75 dollar per vat, dit zo’n 0,25% extra groei van het reële bbp kan veroorzaken in 2015 en 0,5% in 2016. Voor de overheid is de prijsdaling overigens een opportuniteit om een deel van de inkomenswinst van gezinnen en bedrijven naar zich toe te trekken via hogere belastingen op brandstoffen. Het groei-effect van de prijsdaling is dan kleiner, maar wordt opnieuw goedgemaakt in de mate dat ter compensatie de loonlasten bijkomend worden verlaagd. Beleidsmatig zou dat overigens passen in een ‘taks shift’ in de richting van meer milieuvriendelijke ecofiscaliteit. De prijs van een vat Brentolie kelderde de voorbije maanden van 115 dollar eind juni tot rond 65 dollar midden december. Dat is een daling van 44% tot het laagste peil in meer dan vier jaar. In diezelfde periode apprecieerde de dollar met 9% tegenover de euro, zodat de daling van de olieprijs in euro met 39% wel wat lager lag (grafiek 1). Eén oorzaak van de prijsdaling was de zwakkere groei van de vraag naar olie als gevolg van de economische groeivertraging in China en Europa. Belangrijker echter was de verruiming van het aanbod. Sinds 2008 nam de productie van schalieolie in de VS toe met 4 miljoen vaten per dag, waardoor het land nauwelijks nog olie moet invoeren. Ook Libië en Irak wisten hun productie, ondanks oorlogsgeweld, op te voeren. In het verleden slaagde het OPEC-kartel van belangrijkste olieproducerende landen erin om zijn olie-inkomsten te stabiliseren, doordat (vooral) Saudi-Arabië de oliekraan wat meer open of dicht draaide. Op de top in Wenen eind november gaf het kartel evenwel te kennen dat het voorlopig niet van plan is om de olieproductie terug te schroeven. Het OPEC-kartel en vooral SaudiArabië zijn de enige partijen op de oliemarkt die het aanbod snel kunnen doen krimpen. Als dat niet gebeurt, zal het olieaanbod zich pas met vertraging aan de prijsdaling aanpassen. Het ziet er dan ook naar uit dat de olieprijs langer in de buurt van het huidige lagere niveau kan blijven. In wat volgt gaan we na wat daarvan de gevolgen kunnen zijn voor de Belgische economie. 1 Economische Berichten Grafiek 1 - Olieprijs Grafiek 2 - Oliebalans van België (per vat Brentolie) (in miljoen ton, 2013) 140 1,65 30 1,6 25 1,55 120 1,5 100 20 1,45 15 80 1,4 10 60 1,35 5 1,3 40 20 1,25 2007 08 09 10 11 in USD (linkse schaal) in EUR (linkse schaal) 12 13 1,2 14 USD per EUR (rechtse schaal) Bron: Thomson Financial Datastream g ik te ds we kte kte n kte ru rin Ru lie werk cten wer ten wer ucte wer ten nlan ik rb ijen ke e o e u n e c e e e u r c v d g d r g u g n e g Bu en ad Af epro lf-af rodu Af epro lf-af rod Bin verb Eigaffin Ha liep oli Ha liep oli r o o InvoerUitvoerVerbruik Bron: FOD Economie Positief ruilvoet- en inkomenseffect In eerste instantie confronteert de goedkopere oliefactuur de Belgische economie met een onmiddellijke verbetering van de internationale ruilvoet, d.i. de verhouding tussen de uitvoer- en invoerprijzen (zie schema). Door de lagere olieprijs zullen de invoerprijzen immers lager uitvallen dan zonder de olieprijsdaling het geval zou zijn geweest. Dit positieve ruilvoeteffect wordt wel getemperd in de mate dat bedrijven een deel van hun lagere oliekosten doorrekenen in hun uitvoerprijzen. Naast de invoer van ruwe olie drijft België bovendien veel handel in (half)afgewerkte olieproducten, waarvan de prijs eveneens aan de ruwe-olieprijsdaling onderhevig is. De impact daarvan op de ruilvoet is echter beperkt, aangezien de invoer en uitvoer van (half)afgewerkte olieproducten ongeveer aan elkaar gelijk zijn (grafiek 2). SD 0 Als de olieprijs rond het huidige lagere niveau blijft, betekent dit een directe daling van de oliefactuur voor ingevoerde ruwe olie van ongeveer 6 miljard euro op jaarbasis, of zowat 1,5% van het bbp. Die winst is groter dan gemiddeld in de eurozone, omdat de Belgische economie relatief olie-intensief is. België consumeerde de voorbije jaren gemiddeld zo’n 650.000 vaten olie per dag. Gerelateerd aan de omvang van het bbp is dat bijna twee derden meer dan in de hele eurozone. Sinds het begin van de jaren 80 nam de olieconsumptie in verhouding tot het reële bbp wel met ruim een derde af, maar deze vermindering van de olieafhankelijkheid was kleiner dan gemiddeld in de eurozone, waar de olieconsumptie in verhouding tot het reële bbp nagenoeg halveerde (grafiek 3). De lagere uitgaven voor ingevoerde olie dragen op zich bij tot een verbetering van de lopende rekening van de Belgische betalingsbalans. Dit is alvast een belangrijke breuk met de USD per EUR (rechtse schaal) In EUR Schema - Transmissie van de olieprijsdaling naar de economische activiteit olieprijsdaling = olieprijsdaling = daling invoerprijzen = daling uitvoerprijzen = ruilvoetverbetering ruilvoetverslechtering België Gezinnen lagere brandstofkosten Directe inkomenseffecten Indirecte vraag& aanbodeffecten 2 = Bedrijven lagere productiekosten = Handelspartners Overheid maar verlies aan reële koopkrachtwinst toename winstmarges btw op olieproducten toename consumptie toename investeringen hogere algemene & invoer (en/of meer sparen) & werkgelegenheid (en/of meer sparen) Niet-olieproducenten Olieproducenten lagere lopende uitgaven, btw-inkomsten & vennootschapsbelasting inkomenswinst inkomensverlies toename invoer afname invoer = toename uitvoer België = afname uitvoer België Grafiek 3 - Totale olieconsumptie Grafiek 4 - Olieprijs en ruilvoet België (1980 = 100) (1980 = 100) 140 110 0 130 120 110 20 107 Aantal vaten 40 100 104 90 60 80 101 80 70 60 50 40 1980 Aantal vaten in verhouding tot het reële bbp 83 86 89 92 95 98 98 2001 04 07 10 95 1980 13 België Eurozone 100 Bron: EIA 83 86 89 92 95 98 2001 04 07 10 13 120 Ruilvoet (linkse schaal) Reële olieprijs (rechtse schaal, geïnverteerd) Bron: AMECO database, Thomson Financial Datastream Ruilvoet (linkse schaal) trend van de voorbije tien jaar, toen de ruilvoetverslechtering als gevolg van duurdere olie- en grondstoffenprijzen precies een belangrijke oorzaak was van het wegsmelten van het lopende overschot (grafiek 4). De goedkopere oliefactuur verhoogt het inkomen dat beschikbaar is voor binnenlandse bestedingen. Er is dus een positief inkomenseffect, dat verdeeld wordt tussen gezinnen, bedrijven en de overheid. Die verdeling hangt af van de mate waarin zij zelf olie consumeren, van de mate waarin bedrijven de lagere oliekosten wel of niet doorrekenen aan hun afnemers en de mate waarin de overheid een deel van dit hoger inkomen naar zich toetrekt via hogere belastingen. Op zijn beurt heeft dit inkomenseffect indirecte positieve effecten op de economische activiteit, afhankelijk van de mate waarin gezinnen, bedrijven en de overheid hun bestedingen als gevolg van de olieprijsdaling effectief aanpassen (zie schema). Indirecte vraag- en aanbodeffecten Het directe inkomenseffect uit zich concreet in het eindverbruik van olieproducten. Voor de gezinnen gaat het vooral om België auto- en huisbrandstof. Zij verbruikten in 2013 zo’n 10 miljard liter benzine, diesel en huisbrandolie, of zowat een kwart van Eurozone het totale verbruik van olieproducten in België (grafiek 5). Gerekend aan de gemiddelde jaarprijs van deze drie producten komt dat overeen met ruim 12 miljard euro. Momenteel liggen de maximumprijzen voor de drie brandstoffen 12% lager dan gemiddeld in 2013. Dat is minder dan de totale prijsdaling van ruwe olie, omdat btw en accijnzen ervoor zorgen dat schommelingen in de olieprijs niet één op één doorwerken aan de brandstoftank. Als de prijzen van benzine, diesel en huisbrandolie het komende jaar constant blijven op de huidige lagere niveaus, dan komt dat voor de gezinnen neer op zo’n 1,2 miljard euro minder uitgaven op jaarbasis, of circa 0,3% van het bbp. Tenzij gezinnen de koopkracht die daardoor vrijkomt zouden Reële olieprijs (rechts, omgekeerde schaal) sparen, zal de olieprijsdaling leiden tot meer consumptie (= positief vraageffect). In vergelijking met de eurozone is dat effect in België groter, omdat energiedragers in de Belgische consumptiemand een relatief belangrijker plaats innemen. Het neerwaartse effect van de prijsdaling op de algemene index is groter dan op de gezondheidsindex. Sinds de piek in juli daalde de algemene consumptieprijsindex met 0,5%, de gezondheidsindex daarentegen slechts met 0,2% omdat die de prijs van autobrandstoffen buiten beschouwing laat. Net zoals de gezinnen bij een olieprijsstijging koopkracht verliezen door het gebruik van de gezondheidsindex voor de indexering van de lonen, zien zij omgekeerd bij een daling van de olieprijs hun koopkracht via de indexering op basis van de gezondheidsindex extra ondersteund. De regering besliste evenwel om de volgende indexaanpassing over te slaan. Als gevolg daarvan zal dit voordeel worden afgeroomd en via een verbetering van de concurrentiekracht aan de bedrijven toekomen. Grafiek 5 - Verbruik van olieproducten in België (in % totaal, 2013) Residentieel en gelijkgesteld Bunkering Transport gezinnen Eigen verbruik raffinaderijen Transport bedrijven Niet-energetisch verbruik Industrie Bron: Belgische Petroleumfederatie 3 Economische Berichten Bedrijven zijn in België verantwoordelijk voor bijna drie kwart want het aandeel van de grote olie-exporteurs (de OPECvan het totale verbruik van olieproducten (grafiek 5). Het gros landen aangevuld met Rusland, Mexico en Noorwegen) in de daarvan betreft niet-energetisch verbruik van olie (d.w.z. als Belgische uitvoer is beperkt tot slechts 4,5%. grondstof i.p.v. brandstof) en bunkering (d.i. het tanken van bunkerolie door vliegtuigen en zeeschepen in een haven of Groei-impact luchthaven). De directe winst van de olieprijsdaling voor de bedrijven komt ruwweg geschat overeen met zo’n 4,5 miljard De indirecte vraag- en aanbodeffecten van de olieprijsdaling euro op jaarbasis, of circa 1,1% van het bbp. Net als voor de geven ceteris paribus aanleiding tot een hogere economische gezinnen is de positieve weerslag in België groter dan gemidgroei. Hoe groot deze impact op de groei juist is, hangt af van deld in de eurozone, als gevolg van de relatief hoge eneronzekere factoren, waaronder de persistentie van de lagere gieafhankelijkheid van de productie. Ongeveer 40% van de olieprijs en de mate waarin de vraag- en aanbodeffecten zouBelgische bedrijven behoort tot een den worden getemperd door meer energie-intensieve sector, tegenover Naar schatting bijna drie kwart van sparen van de gezinnen en/of bedrijmaar 30% gemiddeld in de eurozone. de directe winst komt toe aan de ven. Gezinnen en bedrijven moeten Voor de bedrijven heeft de olieprijsda- bedrijven, zowat een kwart aan de immers eerst overtuigd geraken van ling een direct positief effect op hun gezinnen en de kleine rest aan de de duurzaamheid van de prijsdaling. rendabiliteit. In de mate dat hun pro- overheid In tegenstelling tot de onmiddellijke ductiekosten sneller dalen dan hun vereffecten op de inflatie, impacteert de koopprijzen, nemen hun winstmarges olieprijsdaling de reële groei daardoor toe. Als gevolg van de hogere rendabiliteit (en ook omdat de slechts geleidelijk. consumptie toeneemt) zullen de bedrijven hun investerings- en rekruteringsplannen opwaarts bijstellen (= positief aanbodefDe meeste studies die de groei-impact van een olieprijsverfect). andering ramen, gaan uit van een negatieve opwaartse prijsschok. Volgens berekeningen van de Nationale Bank van België Ook de overheid wint op de korte termijn als gevolg van lagere (NBB) doet een stijging van de ruwe-olieprijs met 10% het lopende energie-uitgaven. Die directe winst wordt geschat op Belgische reële bbp gecumuleerd na één jaar met 0,1% dalen, 0,1% van het bbp, wat veel beperkter is dan die van gezinnen na twee jaar met 0,3% en na drie jaar met 0,4% (1). Dat is en bedrijven gezien haar relatief lage olieverbruik. De overheid ruim meer dan in de eurozone, waar de bbp-daling na drie verliest wel btw-inkomsten op goedkopere olieproducten. Het jaar gecumuleerd 0,24% bedraagt. Naast België zou de impact accijnsbedrag op brandstoffen daarentegen ligt vast en schomook in Duitsland en Italië vrij groot zijn (grafiek 6). De grotere melt dus niet mee met de olieprijs. Indirect nemen de ontvangimpact in België vloeit voort uit een sterker effect op investesten toe door hogere algemene btw-inkomsten en vennootringen en netto-uitvoer, terwijl de daling van de consumptie schapsbelasting dankzij de sterkere consumptievraag en de beperkter blijft doordat de indexering de afname van de reële toegenomen winstgevendheid van bedrijven. De overheid kan lonen mildert. De grotere impact van een olieprijsschok is daartrouwens discretionair beslissen om de directe inkomenswinst naast ook vooral een exponent van de grotere olieafhankelijkvan gezinnen en bedrijven deels naar zich toe te trekken. Zo heid van België. besliste de federale regering om in het kader van haar beleid rond ecofiscaliteit het cliquet-systeem voor diesel terug in te Grafiek 6 - Impact op het reële bbp van een voeren. Dat zorgt ervoor dat, wanneer diesel goedkoper wordt, 10%-olieprijsstijging de helft van de prijsdaling naar de overheid gaat in de vorm van (in procentpunt bbp) extra accijns. Het is wel nog onduidelijk wanneer het systeem 0 in voege zal zijn (mogelijk pas vanaf begin 2016). In de mate -0,05 dat er dan nog verdere olieprijsdalingen volgen, vloeit een deel -0,1 van de inkomenswinst voor de dieselrijders naar de overheid. -0,15 Daarnaast uit het positieve effect van de olieprijsdaling op de economische activiteit zich ook in het verloop van de nettouitvoer. Aangezien de belangrijkste handelspartners eveneens genieten van een ruilvoetverbetering, zal België indirect profiteren van een toename van de buitenlandse vraag. Anderzijds lekt een deel van de extra consumptie in België via de invoer weg naar het buitenland. Het uiteindelijke handelsvolumeeffect hangt ten slotte ook af van de mate waarin olieproducerende landen door hun lagere olie-inkomsten minder vanuit België zullen invoeren. De impact daarvan blijft evenwel gering, 4 -0,2 -0,25 -0,3 -0,35 -0,4 -0,45 nd Italië land anje ugal akije land nrijk enië krijk land burg gië n Bel uitsla Sp Port Slow der ste Slov Fran Ier xem D eke Oo Ne Lu Gri Na 1 jaar Na 3 jaar (gecumuleerd) Bron: ECB, IEA Of de simulaties van de effecten van een opwaartse olieprijsAlles samen gaan wij ervan uit dat de door de NBB geschatte schok ook omgekeerd gelden voor een neerwaartse schok bbp-daling als gevolg van een olieprijsstijging zich symmetrisch is niet zeker. Uit vroegere studies van onder meer de OESO vertaalt in een even grote bbp-stijging bij een zelfde olieprijsdablijkt dat het effect van olieprijsschokken asymmetrisch werkt: ling. Bijkomend verwachten we dat de ruwe-olieprijs zich tot prijsdalingen zouden een kleinere positieve impact op de groei eind 2016 handhaaft in een vork van 65-75 dollar per vat, wat hebben dan het negatieve effect van even grote prijsstijginbetekent dat de prijs in 2015 gemiddeld zowat een derde lager gen (2). Een mogelijke verklaring is dat veranderingen in de zal liggen dan in 2014. Als een 10%-prijsstijging in dollar na olieprijs asymmetrische gevolgen hebben voor de onzekerheid één jaar 0,1 procentpunt bbp kost, dan doet omgerekend een op financiële markten. Bij een prijsstijging zal het vertrouwen prijsdaling met een derde het Belgische reële bbp in 2015 zo’n sneller worden geschaad dan dat markten euforisch worden 0,3% hoger uitkomen. Na twee jaar is het gecumuleerd effect bij een prijsdaling. Een andere verklaring is de neerwaartse 0,9%, of 0,6% extra groei in 2016. Een deel van deze groeirigiditeit van lonen. Een olieprijsstijging vertaalt zich wel snel winst zal evenwel worden gecompenseerd door de verwachte in loonstijgingen (en zeker in België als gevolg van de autoverdere appreciatie van de dollar, die de olieprijsdaling in euro matische indexering), maar omgekeerd zal een olieprijsdaling afzwakt. Dat brengt de uiteindelijk door ons geschatte groeiminder makkelijk aanleiding geven tot nominale loondalingen. impact op 0,25% in 2015 en 0,5% in 2016. Op korte termijn is een hoge graad van neerwaartse nominale loonrigiditeit gunstig, omdat die het reëel beschikbaar inkomen Uiteraard betreft het hier een eenvoudige berekening die met (en dus de vraag) ondersteunt. Maar op langere termijn zet dat heel wat onzekerheid is omgeven. Zij houdt bijvoorbeeld geen de concurrentiekracht van de bedrijven rekening met de nog werkzame econoonder druk, wat de groei dan weer Alles samen gaan we ervan uit dat mische gevolgen van eerdere olieprijsnegatief beïnvloedt. veranderingen. Vóór de recente prijsval de lagere olieprijs zo’n 0,25% extra groei van het reële bbp kan veroorza- was de olieprijs evenwel al lange tijd Recenter onderzoek toont echter aan ken in 2015 en 0,5% in 2016. redelijk stabiel rond 110 dollar per vat, dat de asymmetrische impact van oliezodat we kunnen aannemen dat het prijsschokken niet zo groot is (3). In positieve groei-effect van de recente de praktijk verschilt het belang van de neerwaartse nominale prijsdaling al behoorlijk snel zichtbaar kan worden in 2015. De loonrigiditeit bovendien sterk van land tot land, afhankelijk belangrijkste onzekerheid houdt verband met de persistentie van de institutionele kenmerken van de arbeidsmarkt. In België van de lagere olieprijs. Zo gaat de NBB er in haar jongste vooris er vanwege de loonindexering nauwelijks neerwaartse uitzichten zelf van uit dat de olieprijs tegen eind 2016 opnieuw nominale loonrigiditeit, maar wel een hoge graad van reële bijna 90 dollar per vat zal bedragen, wat uiteraard voor minder loonrigiditeit. Bij een negatieve inflatie zal de automatische positieve groeiprognoses in 2015 en 2016 zorgt dan degene die indexering namelijk zorgen voor een neerwaartse aanpassing op een blijvend lagere olieprijs zijn gebaseerd (4). van de nominale lonen, waardoor het reële loon ongewijzigd blijft. In de mate dat de nominale lonen bij de handelspartners Ten slotte kunnen de positieve effecten van de olieprijsdaneerwaarts rigider zijn, verbetert bij een neerwaartse olieprijsling op de groei overwoekerd worden door andere negatieve schok de Belgische concurrentiepositie. effecten, bijvoorbeeld als politieke risico’s verbonden aan de begrotingssanering in België of andere eurolanden het verHet automatisch indexeringsmechanisme werkt meer algetrouwen op de helling zouden zetten. Voor de Belgische meen ook in gunstige zin als de inflatie vertraagt door een overheid ligt hier overigens een opportuniteit om een groter exogene schok, zoals bij de huidige olieprijsdaling. De loonstijdeel van de inkomenswinst die gezinnen en bedrijven door de gingen worden door de indexering dan automatisch gematigd. olieprijsdaling opstrijken via hogere belastingen op brandstofIn de praktijk uit zich dat in het langdurig uitblijven van een fen (bv. via het cliquet-systeem) snel naar zich toe te trekken. volgende indexaanpassing bij lage inflatie. Zo werd het overHet groei-effect van de olieprijsdaling is dan kleiner, maar dat schrijden van de volgende spilindex de voorbije maanden door wordt goedgemaakt in de mate dat de inflatiedaling al steevast vooruitgeschoven. Het ziet er nu de loonlasten ter compensatie worden naar uit dat die overschrijding ten vroegste in de herfst van verlaagd. Een en ander zou beleids2015 zal plaatsvinden. Doordat de nieuwe regering bovendien matig trouwens passen in een ‘taks heeft beslist de volgende indexaanpassing over te slaan en een shift’ in de richting van meer milieuJohan Van Gompel reële loonstop van toepassing blijft, zal België allicht tot 2017 vriendelijke ecofiscaliteit. [email protected] een langdurige nominale loonmatiging kennen. De verbetering van de concurrentiekracht die ermee gepaard gaat, vormt in België een bijkomend positief transmissiekanaal voor de impact van de olieprijsdaling op de economische activiteit. Manna? 5 (1) Zie Baugnet en Dury (2010), “Energiemarkten en de macro-economie”, Economisch Tijdschrift NBB, September. De berekeningen kaderden binnen een gemeenschappelijke analyse van de nationale banken van het Eurosysteem ten behoeve van het Structural Issues Report dat de Europese Centrale Bank dat jaar publiceerde. Zie ECB (2010), “Energy markets and the euro area macroeconomy”, Structural Issues Report. (2) Jiménez-Rodríguez, R. en M. Sánchez (2005), “Oil price shocks and real GDP growth: empirical evidence from some OECD countries”, Applied Economics, 37 (2), p. 201-208. (3) Kilian, L. en R. J. Vigfusson (2009), “Pitfalls in Estimating Asymmetric Effects of Energy Price Shocks”, Board of Governors of the Federal Reserve System, International Finance Discussion Papers, nr. 970. (4) Zie NBB (2014), “Economische projecties voor België – Najaar 2014”, Economisch Tijdschrift, december. Onze webstek www.kbceconomics.be houdt u op de hoogte van alle analyses en vooruitzichten van de KBC-economisten. Voor vragen i.v.m. de inhoud van deze publicatie kunt u terecht bij: Johan Van Gompel (32) (0)2 429.59.54 E-mail: [email protected] Verantwoordelijke uitgever: Johan Van Gompel, Havenlaan 2, B-1080 Brussel Correspondentieadres & abonnementenbeheer: KBC Groep NV, Global Services, GCE, Havenlaan 2, 1080 Brussel, E-mail: [email protected] Deze publicatie komt tot stand op de Chief Economist Department van KBC Groep. Noch de mate waarin de voorgestelde scenario’s, risico’s en prognoses de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De prognoses zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies conform de Wet van 6 april 1995 inzake secundaire markten, het statuut van en het toezicht op beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. KBC kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de juistheid of de volledigheid ervan. Alle historische koersen, statistieken en grafieken zijn actueel tot en met 12 december 2014, tenzij anders vermeld. De beschreven meningen en vooruitzichten zijn die zoals ze gelden op 12 december 2014.