HET GENOOTSCHAP DE VOLLE MAAN verslag gespreksavonden 2006 – 2016 33) 2/10/2006 Ivo Vandekerckhove en Philip Hilven over “De invloed van regionale nieuwsmedia” Ivo Vandekerckhove is hoofdredacteur van Het Belang van Limburg. Philip Hilven is hoofdredacteur van TVLimburg. Het Belang van Limburg verkoopt op een weekdag zo’n 100.000 exemplaren, en bereikt hiermee ongeveer 400.000 lezers (1 Limburger op 2). De redactie in Hasselt telt 70 mensen, daarbuiten telt de krant nog enkele honderden medewerkers. Het Belang werkt zonder subsidies, en is dus noodzakelijkerwijs een commercieel product: de lezers zijn goed voor de helft van de inkomsten, de andere helft komt uit reclame. Het is geen typisch regionale krant: het brengt een totaalaanbod aan nieuws (ook veel buitenlands), en dat is uniek. De krant wil leesbaar zijn voor iedereen: een eenvoudige taal, een brede mix aan onderwerpen en foto’s moeten ze laagdrempelig maken en houden. De babybijlage en de foto’s van de eerste klasjes bereiken veel nieuwe lezers – als mensen hierdoor voor het eerst een krant lezen, is dat een meerwaarde, een democratisering. De krant heeft inderdaad invloed op het gedrag van de mensen. Een mooi voorbeeld hiervan was de kerstactie rond “Haal een vluchteling in huis”. Een meetbaar voorbeeld is de invloed op de fair play in de jeugdwedstrijden in het voetbal. TVLimburg bestaat nu 12 jaar. Dit soort regionale televisie werd mogelijk en betaalbaar door de digitale revolutie. De exploitatie van TVL gebeurt wel door Concentra, maar de redactie werkt inhoudelijk onafhankelijk – zij is in dienst bij een vzw. TVL brengt 3.800 à 4.000 nieuwsitems per jaar, en kan soms erg dicht bij het nieuws staan: met de verkiezingen in 2004 kon hij 86 kandidaten aan het woord laten. Regionale tv-stations verliezen vooral jonge kijkers, en TVL volgt die trend: van 240.000 kijkers per dag zakt men naar 190.000. Een onderzoek van de Universiteit van Nijmegen toonde aan dat regionale media een positieve invloed hebben op de samenleving. Twee jaar geleden deed TVL i.s.m. het LUC een gelijkaardig onderzoek. Hieruit bleek dat een TVL-kijker in vergelijking met de rest van de bevolking meer vertrouwen had in de pers en de overheidsinstellingen. Daarenboven was dit vertrouwen in Limburg hoog in vergelijking met de rest van Vlaanderen. In een uitgebreide gedachtewisseling met het publiek ging het o.a. over de tendens naar infotainment versus ernstige berichtgeving en dossieropvolging. Beide sprekers zaten op dezelfde golflengte: infotainment mag geen doel op zich zijn, maar is vaak een middel om een brede lezerskring te bereiken, m.n. ook lager geschoolden. Niemand is erbij gebaat als sommige bevolkingsgroepen afhaken van de nieuwsberichtgeving. Maar dossieropbouw vonden beiden hoogst belangrijk. 34) 4/12/2006 Luc Van der Kelen over “Onze democratie en de concentratie van de pers” Luc van der Kelen (Boom, 1948) studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Gent. Sinds 1972 is hij actief bij De Nieuwe Gazet en Het Laatste Nieuws, vanaf 1995 als hoofd van de politieke redactie. Hij is overtuigd tegenstander van separatisme, en zetelt in de raad van bestuur van B Plus, een vereniging die de “eenheid van alle Belgen wil bevorderen”. Het probleem van de persconcentratie in Vlaanderen is sterk overroepen. Wat we moeten nagaan is hoe het met de persvrijheid en met haar diversiteit is gesteld. De grootste persconcentratie kennen we binnen het audiovisuele landschap: de VRT. Met de verkiezingen bvb is er maar één grote informator binnen de tv-wereld; als die bewust invloed zou uitoefenen, is er een echt probleem. En inderdaad, een programma als “Doe de stemtest” heeft het kiesresultaat in 2003 zeker beïnvloed. Ook is het zo dat de raad van bestuur bevolkt wordt door “politieke waakhonden”, en dat gedelegeerd bestuurder Tony Mary vertrokken is onder druk van CD&V. Maar anderzijds is er veel diversiteit binnen de redactie van de openbare omroep, zeker in vergelijking met andere landen. De geschreven pers is, louter financieel bekeken, geconcentreerd in 3 groepen: Concentra, Corelio (vroeger VUM) en De Persgroep. Maar worden de redacties daarom door enkele machtige handen gestuurd? In vergelijking met de jaren ’70 is de neutraliteit toegenomen. Destijds werd de pen nog stevig vastgehouden vanuit de zuilen, en waren het vaak zwaargewichten uit de politiek die de opinieartikels schreven. Ook nu blijven politici nog wel actief streven naar spreekgestoeltes. Vaak vinden ze de onafhankelijkheid en de kritische ingesteldheid van de redacties maar hinderlijk. Maar de eigenaars van de kranten oefenen maar weinig opiniërende invloed uit, integendeel zelfs, bij De Persgroep blijft Christian Van Thillo de onafhankelijkheid van zijn redacties steunen. Ondanks alle concentratie is onze pers ook nog in handen van “Vlaams” kapitaal, en hebben de multinationals er nog geen greep op. Dat is in de Angelsaksische landen wel anders. Momenteel is de “kwaliteitscontrole” bij de kranten een belangrijk gegeven. Het gaat dan om verhoogde aandacht voor lay-out, foto’s en leesbaarheid. Een breed publiek bereiken staat hoog op de agenda. Dat kan leiden tot een verschraling van het aanbod. Het vertrek van Mark De Weerdt bij De Tijd betekent ook het einde van de parlementaire verslaggeving. Het Laatste Nieuws heeft geen eigen buitenlandredactie of cultuurredactie meer. Dit hangt ook ermee samen dat veel informatie toegankelijker geworden is via internet. Voor de beursberichten koop je bvb geen krant meer. Toch is het zeker niet zo dat kranten populistischer worden en een vervlakkende invloed hebben op het maatschappelijk leven. Integendeel, racisten vind je vooral bij het niet-lezende publiek. Wie een krant leest, is nog altijd maatschappelijk positiever ingesteld. 35) 1/3/2007 Mark Elchardus over “Nieuwsmedia en de dramademocratie” Mark Elchardus (°1946) is gewoon hoogleraar aan de Vrije Universiteit van Brussel. Hij doet onderzoek naar de invloed van onderwijs, verenigingsleven en pers op welzijn en politiek. Onze samenleving verandert, en het nieuws dat de media haalt evolueert mee. De achterliggende dynamiek hiervan is dat we opschuiven naar een dramademocratie: niet de inhoud is belangrijk, maar de kunst om iets in scène te brengen. Dit heeft grote politieke gevolgen. Mark Elchardus herkent vijf symptomen: 1) de delegitimering van de vertegenwoordiger Niet de volksvertegenwoordiger of het middenveld komt in de spots, maar kleine groepjes met hoog theatraal gehalte: Greenpeace op kleine bootjes tegen grote tankers, witte comités met ballonnen, … 2) de afone vertegenwoordiger In momenten van crisis verkiezen de politici te zwijgen en uit de wind te blijven (vb. Dutroux-crisis). 3) andere rekrutering- en selectiecriteria Op het politieke toneel verschijnen BV’s en mediagenieke sterren. Ministers laten zich bijstaan door communicatiespecialisten. 4) het einde van de ideologie De ideologische congressen van de politieke partijen gaan niet over de fundamenten, maar over de standpunten voor de volgende verkiezingen. Oneliners staan centraal. 5) het vijfde wiel: de leden De vertegenwoordigende democratie verdwijnt, dus verliezen de vertegenwoordigden hun invloed. De inwerking van deze dramademocratie is groot, maar niet doorzichtig. We gedragen ons individueler, maar niet autonomer, we worden geregisseerd: tv, school, reclame bepalen wat hoort en wat niet. De kranten en tv-zenders staan vol met lifestyle en hulprubrieken, ze bepalen ons in de keuze van wat goed is en gezond. En wie stuurt de media? Met de komst van de commerciële zenders: minder en minder de overheid. We sturen allemaal mee, maar de middelen om te sturen zijn ongelijk verdeeld. Geld speelt een grote rol. 36) 30/4/2007 Dirk Barrez over “Nieuwsmedia en maatschappelijke verandering” Dirk Barrez is freelance journalist. Hij kreeg bekendheid als auteur van boeken over de gevaren van de globalisering en de uitbouw van de andersglobalistische beweging. Inhoud: de journalistieke selectie van nieuws wordt vandaag vooral beïnvloed door twee factoren: tijdsdruk en verkoopbaarheid. In beide gevallen kiest men voor wat in het oog springt. Wat emotie opwekt krijgt voorrang: verdwenen meisjes en familiedrama’s. Op de websites van de kranten worden roddels over celebrities vaak aangeklikt. Nabijheid, mensen van bij ons worden belangrijker. De tsunami bracht vooral Europeanen op vakantie in Thailand in de kijker. Op de VRT daalde het aandeel buitenlands nieuws tussen 1999 en 2004 van 42% tot 27%. Alles moet snel: een gemiddelde quote duurt 12 seconden. Alles moet eenvoudig, in de taal van een 12jarige. Veel wordt herkauwd: de kranten kijken ’s avonds tv, de tv leest ’s morgens de kranten. Eigen nieuwsgaring wordt duur: de VRT was afwezig op de milieutops van Rio en Johannesburg. De beelden worden aangrijpender, en eisen alle aandacht op, zodat de kijker niet hoort wat er gezegd wordt. Simplificatie leidt tot vooroordelen, en vooroordelen tot fundamentalisme. Toch mogen we niet pessimistisch zijn. Juist omdat de media veel ruis produceren, zwengelt het debat hierover aan. In journalistieke middens is de discussie over democratisering, over een meer activerende en morele rol van de media nooit uit de lucht. Een aantal sociale bewegingen richt zijn eigen media op: de nieuwe technologie levert nieuwe mogelijkheden. Andere krijgen meer impact door hun economische poot uit te bouwen (bvb OXFAM). Milieubeweging en noordzuid slaan de handen in elkaar, en weten toch Europese en mondiale ruimte te creëren. Er is vooruitgang, maar de snelheid is een vraagteken. 37) 24/9/2007 Margaretha Guidone over “Het klimaat en ons persoonlijk engagement” Margaretha Guidone is in het dagelijkse leven huisvrouw en moeder, maar met interesse voor een ecologische huishouding. Ze verwierf bekendheid toen ze onze politieke en andere gestelde lichamen mobiliseerde naar de film “An inconvenient truth” van Al Gore. Op uitnodiging van minister Bruno Tobback sprak ze later de VN-milieuconferentie in Nairobi toe. Getroffen door de ellende in de voorstad Kibera, richtte ze daarop een vzw op om de armoede in Kenia te bestrijden. In het voorjaar verscheen van haar het boek “De kracht om te veranderen”, geschreven voor toepassing in het gezinsleven. Het verhaal van Margaretha begint bij haar zoon, die naar de film van Al Gore gaat kijken en tot de ontdekking komt dat hij daar helemaal alleen zit. Hier begrijpt hij niets van, zo weinig interesse voor een zo aangrijpend verhaal. Hij neemt zijn moeder mee, en ook zij is ontroerd. Zij zoekt een methode om het grote publiek te mobiliseren. Dit lukt wonderwel: via e-mails, interesse van de radio en enkele gelukkige contacten weet ze 11 ministers, 200 parlementairen en 1.000 anderen naar een extra vertoning te krijgen. Dit evenement krijgt veel persbelangstelling, de film begint wel volle zalen te trekken en blijft drie maanden langer dan voorzien in roulatie. Ze wordt uitgenodigd voor “De zevende dag”, komt daar Bruno Tobback tegen, en even later spreekt ze in Nairobi de grote vergadering toe, als huisvrouw die zich zorgen maakt over de toekomst van de planeet. Ze neemt ook even een politiek engagement op binnen de SP.A, maar met minder succes. Sindsdien voert ze strijd voor het behoud van de aarde vanuit de consumentenrangen. Ze is ervan overtuigd dat we als consument de consumptie, en dus ook de productie, kunnen sturen. De gezinnen zijn, meer dan ze beseffen, een bepalende factor. Als de gezinnen afstappen van de modes die door lifestylebladen worden voorgeschreven en zelf bewuste keuzes maken, kunnen ze het hele consumptiepatroon omturnen. Deze voorgeschreven modes zijn niet ongevaarlijk. De ‘hygiëne’ die uit spuitbussen komt is effenaf ongezond, erger dan de chemische industrie. In Zuid-Italië is het mode geworden om te eten uit plastic wegwerpborden. Onze voedingsgewoonten steunen de milieuvernietigende agrobusiness. Margaretha doet dan ook een oproep tot de gewone consumenten om meer activist te zijn, niet passief alle heil te verwachten van de politiek. En we moeten daarbij planetair denken. Afrika moet mee in ons verhaal. Fair Trade is een eerste concrete stap in dit nieuwe consumentengedrag. 38) 19/11/2007 Bram Claeys over “Het klimaat en onze energie” Bram Claeys was voorheen coördinator bij Arbeid en Milieu. Sinds begin 2004 is hij bij de Bond Beter Leefmilieu actief als beleidsmedewerker voor klimaat, energie en mobiliteit. Hij zit voorts nog in de stuurgroep van de Klimaatcoalitie. Dit is een recent initiatief met meer dan 70 Vlaamse en Franstalige middenveldorganisaties. Het secretariaat is gevestigd bij het Wereld Natuur Fonds in Brussel. De impact van de film “An inconvenient truth” is erg groot geweest en heeft voor een brede bewustmaking gezorgd. We weten nu dat de klimaatopwarming bedreigend is. Maar we staan voor een groot probleem: ons instrumentarium om het proces te keren is erg klein. Toch zouden we nu nog met beperkte kosten uit het noodscenario kunnen geraken: met 0,12 % van ’s werelds BBP kunnen we onder de 2 ° temperatuurstijging blijven. Welke zijn de belangrijkste bronnen voor de uitstoot van broeikasgassen? - industrie: 25 % - elektriciteitsproductie: 20 % - transport: 18 % - gebouwen: 13 % - land- en bosbouw: 20 % Niet alleen de fossiele brandstof is een probleem, maar ook de woudvernietiging. Indonesië en Brazilië moeten mee betrokken worden in het verhaal. Ook China, dat met zijn traditionele steenkoolcentrales binnen de 5 jaar de V.S. kan voorbijsteken als grootste CO2-producent. Tegen 2050 moet wereldwijd de uitstoot met 50 % verminderen, in de industrielanden zelfs met 80 %. Tegen 2020 moet al een reductie met 30 % hebben plaatsgevonden. Volledige overschakeling naar hernieuwbare energie kan zo snel niet. We moeten ook energie besparen en, in een overgangsfase, de traditionele energiecentrales efficiënter maken. België beschikt over heel wat knowhow rond zonnecellen en windturbines, en ontdekt een nieuw potentieel in organisch afval. Maar we scoren slecht in energiezuinigheid, zowel op het gebied van woningisolatie als in de industrie. Voor dit laatste zou er een fiscale hervorming moeten komen, die de belasting op arbeid grotendeels vervangt door belasting op energie. Dit is goed voor het milieu én voor de tewerkstelling, en budgettair neutraal voor de werkgevers. 39) 19/2/2008 Alma De Walsche over “Het klimaat en onze economie” Alma De Walsche is sinds 2003 redactrice van het maandblad Mo*, en voordien van Wereldwijd. Van 1981 tot 1986 verrichtte ze vormingswerk in de indiaanse gemeenschappen van Ecuador. De laatste jaren verdiept ze zich in de klimaatproblematiek, en schreef ze mee aan het laatste hoofdstuk van “Terra Incognita” van Roger Jacobs en Peter Tom Jones. Vandaag verving ze deze laatste wegens ziekte, en bracht ze zijn verhaal aan de hand van zijn powerpointpresentatie. Business as usual kan niet langer, en het is duidelijk waarom. Het BNPgroeimodel heeft het welvaartsvolume wel globaal doen toenemen, maar de kosten zijn gigantisch, kosten die afgewenteld worden op het milieu, de Derde Wereld en de toekomstige generaties. Dit groeimodel heeft niet geleid tot verlichting van de armoede, en de kloof tussen arm en rijk is onfatsoenlijk geworden. Het is bovendien ecologisch niet veralgemeenbaar, het is geografisch niet veralgemeenbaar, m.a.w. de Westerse voetafdruk is ondemocratisch. De CO2-uitstoot moet tegen 2050 wereldwijd met 50 à 85 % dalen, in de Westerse landen met 80 à 90 %. Dit is economisch en technologisch goed haalbaar: volgens cijfers van de Wereldbank en Oxfam zou dit een kost betekenen van 50 mia. per jaar, voor de Europese Unie 2 à 3 euro per gezin per week. Maar deze nieuwe economie zal ook gepaard gaan met nieuwe jobcreatie. Volgens Wolfgang Sachs moeten we komen tot een “wealth capable of justice”. Dit moet mogelijk zijn met een gedragswijziging van onderaf, vertrekkend vanuit 4 e’s: encourage: stimulering van positief gedrag enable: een regulerend kader dat voorwaarden schept, mogelijk maakt, faciliteert zowel onderwijs als jurisdictie, van ecosubsidie tot convenanten engage: gemeenschappelijke actie (bv. nu al 346 klimaatwijken in Vlaanderen) exemplify: de overheden moeten zelf model staan (duurzame straatverlichting, sociale woningen) Deze transitieperiode vraagt van de landen in het Zuiden “leapfrogging”: volgens het nieuwe ontwikkelingsmodel moeten ze twee stappen in één sprong realiseren, direct naar een schone en slimme technologie. 40) 14/4/2008 Dirk Verhofstadt over “Het klimaat en ons politiek beleid” onder de titel: “Individualisme is goed voor het milieu” Dirk Verhofstadt (Dendermonde, 1955) studeerde rechten en pers- en communicatiewetenschappen. Hij is broer van Guy Verhofstadt en adviseur van Patrick Dewael. Daarnaast is hij kernlid van de onafhankelijke liberale denktank Liberales en fellow van het Center for Inquiry. Zijn boeken als “Het menselijk liberalisme-een antwoord op het antiglobalisme” en “Pleidooi voor individualisme” werden druk besproken, ook omdat hij de controverse niet schuwt. In zijn talrijke opiniestukken komt hij op voor een progressief liberalisme, wars van marktfundamentalisme. Individualisme is geen egoïsme of egocentrisme, maar een levensbeschouwelijk begrip dat het recht op zelfbeschikking centraal stelt. Het is een emancipatorisch concept: ieder heeft het recht iets van zijn leven te maken, in volle waardigheid, zonder bevoogding. Individualisme is niet tegen een overheid, integendeel, zij moet waken over veiligheid, onderwijs, sociale zekerheid en milieu. John Locke formuleerde al in 1680 de kern van wat we nu het duurzaamheidsbeginsel noemen: “Elk individu mag een gedeelte van de natuur opeisen, als hij dezelfde kwaliteit overlaat voor de anderen.” In landen zonder liberale democratie zijn de milieuproblemen vaak schrijnender, omdat er geen drukkingsgroepen actief kunnen zijn, en er geen parlementair debat is. Liberale democratie veronderstelt een overheid die stuurt en het proces van de vrije markt corrigeert, sociaal en ecologisch. Deze overheid moet milieuvriendelijk gedrag stimuleren, milieuonvriendelijk gedrag sanctioneren, en de totale milieukost berekenen. Zo is de spreker voorstander van lastenvermindering op arbeid, gecompenseerd door een hogere belasting op het verbruik. De vrijemarktideologie wordt helaas vaak misbruikt als dekmantel voor een verkapt protectionisme van de rijke landen. Onze exportsubsidies verstikken de boeren in het Zuiden, terwijl het Noorden zijn grenzen bewaakt. De macht van de consument is niet te onderschatten, zij leidt ertoe dat heel wat producenten (Ikea, Nike,…) ethische codes accepteren. We moeten deze empowerment nog meer kansen geven: goed geïnformeerde burgers nemen een sterkere positie in in het maatschappelijke krachtenveld. Dirk Verhofstadt stelt dat een sterke sociale zekerheid het recht op zelfbeschikking versterkt, en zo ook de mondigheid. Hij pleit ook voor een sterker overheidsingrijpen in het bankwezen en de energiemarkt. Maar sociale en ecologische problemen mogen ons niet verleiden tot doemdenken, en we mogen vanuit deze problemen ook geen te wilde extrapolaties maken naar de toekomst. We moeten blijven geloven in de creativiteit van de mens, en het vrijheidsdenken stimuleert onze inventiviteit. 41) 9/12/2008 Rudi Vranckx over “Stemmen uit de oorlog” Rudi Vranckx (Leuven, 1959) is van opleiding historicus. Hij deed op de KULeuven vijf jaar lang studiewerk rond oorlog en vrede. Sindsdien volgt hij als journalist voor het VRT-nieuws de conflicten in het Midden-Oosten. In zijn boek “Stemmen uit de oorlog” geeft hij een aangrijpend relaas van vijf oorlogsjaren in Irak, geschreven vanuit een groot gevoel van betrokkenheid met de bewoners. Toen de omgeving rond Bush besliste om Irak binnen te vallen, wisten deze mensen dat ze niet alleen in het bezit van olie konden komen, maar dat ze ook de kraan in handen kregen, dus mee de prijsmechanismen konden bepalen. Wat de menselijke impact zou zijn, daar lagen ze minder van wakker. Onze spreker begon aan zijn boek om de duivels uit zijn hoofd te verdrijven. Hij wist dat journalistiek meer kon zijn dan verslag uitbrengen van oorlogsverrichtingen. Deze oorlog was meer, hij groeide uit tot iets met symboolwaarde voor onze tijd. Daarom wilde Rudi Vranckx dit boek vorm geven vanuit zijn persoonlijk contact met de bewoners. Hij zegt dat hij daardoor zijn geloof in de goedheid van de gewone mens herwonnen heeft. Het was niet gemakkelijk om deze persoonlijke contacten te onderhouden: mensen stierven, doken onder of vluchtten weg. De “dodenweg” van Bagdad naar Damascus telde duizenden vluchtelingen per dag. Het totale aantal vluchtelingen in en rond Damascus moet rond 1,5 mio. liggen. Ook tekenend is het verhaal van een decaan aan de universiteit van Bagdad, die voor de oorlog nog gastdocent was aan Amerikaanse universiteiten. Hij werd teruggevonden als politiek vluchteling in een gesloten instelling. Vooral artsen zijn erg kwetsbaar in Irak: op hen staat al vlug 20.000 dollar losgeld. Bijgevolg zijn een duizendtal dokters vermoord en gevlucht op het moment dat ze het meest nodig zijn. Rudi Vranckx leerde de impact van oorlogspropaganda kennen tijdens de Roemeense revolutie rond de kerstdagen van ’89. Lijken die op een wei werden gelegd, bleken geen oorlogsslachtoffers, maar kwamen uit een dodenhuis. Gelijkaardige technieken kwam hij ook in Irak tegen. Bekend is de in scène gezette “bevrijding” van Jessica Lynch. 42) 3/2/2009 Luc De Schepper over “De maatschappelijke opdracht van de universiteit” Luc De Schepper (°1957, Merksem) studeerde natuurkunde in Antwerpen en doctoreerde aan het LUC. Vervolgens bouwde hij een academische loopbaan uit als assistent, hoogleraar en decaan van de faculteit Wetenschappen. Tussenin was hij even directeur van het Instituut voor Materiaalonderzoek (IMO). In 2004 werd hij verkozen om Harry Martens op te volgen als rector van het LUC (even later herdoopt tot Universiteit Hasselt). De oprichting van het LUC (1973) is een vrucht van het debat rond de democratisering van het universitair onderwijs. Destijds wilde men de drempel verlagen voor arbeiderskinderen, nu is de aandacht verschoven naar de achterstand van de allochtonen. Momenteel haalt ¼ van de jongeren een diploma hoger onderwijs: de helft schrijft zich in, en de helft daarvan studeert af. Bij de 20 % hoogste inkomens haalt 40 % een diploma H.O., bij de 20 % laagste inkomens amper 4 % - dit is vergelijkbaar met de ontwikkelingslanden. De democratisering is dus verre van afgerond: de selectie gebeurt niet alleen op intellectuele gronden, maar ook sociale. De Vlaamse universiteiten kregen vanuit de overheid decretaal 3 taken toegewezen: 1. onderwijs verstrekken op academisch niveau. 2. wetenschappelijk onderzoek verrichten. Deze pijler is even belangrijk, en wordt even hoog gefinancierd. Beide zijn ook sterk gekoppeld: onderwijs moet ingebed zijn in onderzoek. Vele professoren zijn halftijds met onderzoek bezig. 3. wetenschappelijke en maatschappelijke dienstverlening. Hieronder valt o.a. wetenschappelijke ondersteuning van de maatschappelijke actoren, van bedrijven die problemen kennen én langlopend contractonderzoek. Dienstverlening aan bedrijven wordt 100 % vanuit de bedrijven gefinancierd, en is dus lonend voor de unief. Op een totale begroting (voor UH) van € 60 mio./jaar, komt er 25 mio. uit gewone financiering en 18 mio. vanuit contracten met bedrijven. Zo kon het aantal personeelsleden opgetrokken worden van 350 naar 700. Maar hier lonkt een gevaar. Vroeger was een universiteit een vrijhaven voor onafhankelijke denkers. Nu is de administratieve rompslomp voor subsidies sterk gezwollen, én is er een grotere financiële afhankelijkheid van contractonderzoek, waardoor onafhankelijk onderzoek in de verdrukking komt. Dit gaat zelfs zover dat de promotie van een docent afhankelijk wordt van zijn directe financiële inbreng. Bovendien wordt onderzoek in de social profit gefinancierd vanuit de opbrengsten van het bedrijfsge- bonden onderzoek. De oprichting van spin-offbedrijven en de patenten zorgen voor extra inkomsten. Wie onderzoek doet naar armoedebestrijding, geweld of gelijke kansen, wordt een luxepaardje. In vergelijking met 20 jaar geleden zijn universiteiten commerciële bedrijven geworden. Niet dat ze hiervoor kiezen, integendeel, maar het financieringssysteem en het evaluatiesysteem (voor professoren) duwen hen die richting uit. 43) 7/4/2009 Jos Geysels over “Globalisering, democratie en paradoxen” Jos Geysels (°1952, Turnhout) studeerde sociologie en was van 1975 tot 1985 coördinator van de Volkshogescholen Elcker-Ik. In de jaren daarna zetelde hij voor AGALEV in de Kamer en het Vlaams Parlement, en werd hij als politiek secretaris de woordvoerder en het boegbeeld van de groene partij. In 2002 kreeg hij de titel van Minister van Staat. Sinds 20 juni 2007 is hij voorzitter van 11.11.11, de koepelorganisatie van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging. Daarnaast werd hij voorzitter van Boek.be, van het filmfestival Open Doek, en van de coördinatie van armoedeorganisaties. We leven in een wereld vol paradoxen. Wanneer iedereen zich snel wil verplaatsen, rijden we ons vast in de file. De derde industriële revolutie met informatisering en robotica leidde niet tot onthaasting, maar tot versnelling en stress op het werk. Het aantal verzekeringen dat iedereen afsluit is in enkele jaren sterk gestegen, en het onzekerheidsgevoel nam toe. Trouwens, niet alles blijkt verzekerbaar: we kunnen ons niet verzekeren tegen de opwarming van de aarde of fijn stof, en blijkbaar ook niet tegen de armoede. Nog steeds is 14 % van de Belgische bevolking arm (minder dan € 866 per maand). Hoe reageert de bevolking op deze paradoxen? Er is een grote kloof tussen de wensen en verwachtingen: men wenst dat de samenleving solidairder wordt, maar denkt dat we evolueren naar een harde prestatiemaatschappij. Dit leidt tot onbehagen, maar dat onbehagen wordt niet omgezet in kritiek en verzet. De maatschappelijke verharding wordt lijdzaam geaccepteerd, in een geest van wantrouwen. De ontzuiling leidt ook tot individualisering. Het verenigingsleven wordt vervangen door de kabel (Luc Huyse). Hoe reageert de politiek op deze paradoxen? We zien een erosie van de politiek ten gevolge van de economisering en liberalisering. De politiek verloor z’n greep op de economie: de sluiting van Renault in Vilvoorde maakte dit pijnlijk duidelijk. Het politieke bedrijf werd machtelozer, en theatraler. De nadruk ligt nu op de perceptie, hoe men in beeld komt. De politiek schuift op naar de human interest (life politics), en de media volgen. Ook de kiezer heeft meer interesse voor de show van de pianospeler dan voor de partituur. De burger is niet langer producent van ideeën, maar consument van emoties. Ondertussen schrijdt de economisering voort: ook in de welzijnssector wordt gesproken in termen van management, en de maatschappelijke problemen verworden tot een technische materie waarin experts de beslissingen moeten nemen. Hoe kunnen wij omgaan met deze paradoxen? Vanuit het rechtvaardigheidsbeginsel moeten we ervoor ijveren dat de democratie terrein herwint op de economie. Ook de burger moet terug betrokken worden bij de besluitvorming, want de politiek is te belangrijk om aan politici over te laten. Zonder herwaardering van het middenveld zal dit echter niet lukken. Gelukkig ontstaan er nieuwe fora, netwerken, bewegingen. Van hieruit moeten we aan de politiek een nieuwe taal geven (verstaanbaar maken), én een nieuwe grammatica (opnieuw van ideeën en ideologie voorzien). 44) 5/5/2009 François Houtart over “Uitwegen uit de crisis” François Houtart (°1925, Brussel), socioloog, gaf tot 1990 les in Louvain-laNeuve. Hij is priester-kanunnik, andersglobalist van het eerste uur en medeoprichter van het Wereld Sociaal Forum. Als jongeman was hij tijdens WO II actief in het verzet. Onder invloed van dom Helder Camara en de bevrijdingstheologie was hij op het Tweede Vaticaans Concilie aanwezig als adviseur voor de Latijns-Amerikaanse bisschoppen. Hij was oprichter van o.a. het Centre Tricontinental en het World Forum for Alternatives (1997), voorloper van het Wereld Sociaal Forum. Momenteel is hij afgevaardigde van de voorzitter van de VN-commissie over de crisis. Houtart noemt zichzelf niet-dogmatisch marxist. De huidige crisis wordt wel eens vergeleken met die van 1929. Maar die van nu heeft meer dimensies dan louter het financiële, hij omvat ook een voedselcrisis, een energiecrisis, een klimaatcrisis en een sociale crisis. In vergelijking met 80 jaar geleden zien we nu wel meer staatsinitiatief om er iets aan te doen. De voedselcrisis sloeg toe in de periode 2007-2008, met een sterke stijging van de graanprijzen. Maar zij stonden onder sterke druk van speculatie en het spel van de beurzen, onder invloed van de Stock Exchange in Chicago. Deze (deels kunstmatige) voedselschaarste zette aan tot meer investeringen in industriële monoculturen, een slachtveld voor de arme boeren, de biodiversiteit en de waterhuishouding. Er werd geen rekening gehouden met de externaliteiten, alles wat buiten de kapitaalhuishouding valt. De energiecrisis zet te weinig aan tot rationeel verbruik. De prijzen zijn nu wel gedaald, maar niet duurzaam: het aanbod komt uit niet-hernieuwbare bronnen. Biodiesel en andere agro-energie vormen, tenminste op wereldschaal, geen oplossing wegens het extensieve landgebruik, en leiden tot de verdrijving van 60 miljoen boeren uit hun dorpen. De klimaatcrisis wordt dringend, en toch wil de matiging van de CO2-uitstoot maar niet lukken. Ook de opslagcapaciteit daalt: elk jaar verdwijnt 15 miljoen ha aan bossen. De bevolking van enkele eilanden in de Stille Zuidzee werd al verhuisd naar Nieuw-Zeeland, terwijl Jakarta nu al deels onder zeeniveau ligt. En het kapitalisme slaagt erin om van zijn eigen contradictie winst te maken: “Global warming can make you rich.” De sociale crisis wordt gekenmerkt door groeiende ongelijkheid. Dat is geen toeval, maar het resultaat van een logica: het is voor bedrijven lonender om te produceren voor de 20 % rijksten, want ze hebben 84 % van de koopkracht. Momenteel consumeren we al meer dan het ecologische herstel toelaat. In 2008 lag de break-even op 23 september: met alles wat we daarna verbruikten gingen we in het rood. Het vraagt veel tijd en pijn om van de Washington Consensus als dominant economisch model af te stappen. Deze crisis vraagt evenwel wereldwijde regulering. Niet vanuit een consensus van de G8 of de G20, maar vanuit de G192, d.w.z. de hele wereldgemeenschap. Zelfs nu nog heeft men er meer aandacht voor om de economie te redden dan om de mensheid te redden. We hebben een ander denken met andere parameters nodig. Houtart ziet 4 oriëntaties: - ecologie: meer zorg voor de verbanden tussen mens en natuur - economie: de gebruikswaarde centraal stellen i.p.v. de ruilwaarde (handelswaarde), en produceren voor de behoeften i.p.v. voor de winst - socio-politiek: meer democratie en participatie, ook in de instellingen en organisaties wereldbeschouwing: de sociale ethiek moet multicultureel gedragen worden, opgebouwd vanuit verschillende religies en filosofieën; we moeten naar een “universele verklaring van het algemeen goed van de mensheid”. 45) 27/10/2009 Walter Zinzen over “Oost-Congo, het verloren paradijs” Walter Zinzen (° Antwerpen, 1937) studeerde filosofie en Germaanse filologie, en vertrok in 1963 naar Congo om er drie jaar les te geven in Lubumbashi. Van 1967 tot zijn pensioen in 2002 werkte hij als journalist bij de BRT/VRT, en had hij enige tijd een eigen programma, Zinzen. Momenteel is hij nog publicist en schrijft hij opiniestukken voor De Standaard. Oost-Congo is een vruchtbaar land met milde temperaturen en verschillende grondstoffen: coltan, tin, goud,… In de jaren ’90 werd algemeen gedacht dat de Kivustreek de motor zou worden van de wederopstanding van het land. Maar sinds 1994 en tot vandaag is de streek het toneel geworden van een drama, met 6 miljoen doden, evenveel als de holocaust in W.O.II. Het treurige verhaal begint in 1994 met de genocide in Rwanda. De Rwandese bevolking vluchtte naar Congo en joeg de plaatselijke bevolking voor zich uit. Waren de volkenmoordenaars toen tijdig ontwapend, dan was het nu misschien rustig in Kivu. Maar Rwanda moest zelf een oplossing verzinnen, met een eigen leger, en dit resulteerde in een optocht door Kisangani tot in Kinshasa en de machtsovername door Laurent-Désiré Kabila (1997). In 1998 volgde een tweede inval van Rwanda in Congo, met als reden ontwapening, maar ze betekende een bezetting van meer dan vijf jaar zonder in het opzet te slagen. De plaatselijke bevolking zette Mai-Maimilities op om zich tegen de Rwandezen te beschermen. De invallers waren immers vooral Tutsi (de slachtoffers van de genocide), en sommigen waren belust op wraak. De in Congo geboren Tutsi zetten op hun beurt een verzetsleger op en collaboreerden met de Rwandese bezetter. Intussen werd coltan erg gegeerd als grondstof voor nieuwe technologieën (GSM en IT): een reden voor de Rwandezen om wat langer te blijven. De winning gebeurde met schop en houweel, de handel via illegale wegen, met als directe afnemers westerse bedrijven, waaronder vier Belgische. Toen in 2001 Joseph Kabila president werd (na de moord op zijn vader) wilde hij Congo herenigen door een gedeeltelijke ontwapening en fusie van alle legers en milities. Generaal Nkunda wilde zich niet integreren in dit officiële leger en startte een guerrilla. De soldij geraakte niet tot bij de soldaten van het officiële leger, dat aan het muiten sloeg. De UNO-vredesmachten waren niet bij machte om in te grijpen: vele soldaten kwamen uit arme landen en maakten zich schuldig door mee te doen aan de illegale handel. De graaicultuur die hieruit groeide werd zichtbaar in het optrekken van prachtige villa’s aan het Kivumeer. Enkele kilometers verder zocht de verpauperde bevolking vaak haar heil in de vele religieuze sekten, die soms te goeder en vaak te kwader trouw waren. Honger en ziekte zorgden ervoor dat er in grote gebieden geen kinderen onder de twee jaar meer in leven waren. Ondertussen vermeiden vele hulporganisaties zich met grootse colloquia in luxueuze villa’s, en bleek de internationale politiek ook machteloos. Gelukkig kende de Oost-Congolese bevolking een traditie van zelforganisatie om het dagelijkse overleven te beredderen. De VNVredesmacht (MONUC) wist met financiering vanuit Zwitserland de onafhankelijke Radio Okapi in de ether te krijgen en de transportinfrastructuur wat te herstellen. Een belangrijke overwinning tegen de chaos: in 2006 konden er vrije verkiezingen georganiseerd worden over het ganse Congolese grondgebied. 46) 1/12/2009 Jan Mertens over “Waarden in de progressieve politiek” Jan Mertens (° 1965) studeerde Germaanse filologie aan de KUL. Momenteel is hij beleidsmedewerker bij Groen! en redactielid bij Oikos, een tijdschrift voor ecologische thema’s. Ook is hij actief binnen Aarde-Werk, een denk- en vormingsorganisatie met een ecologisch-spirituele inslag. Hij woont in Leuven. De laatste jaren verschenen er heel wat boeken rond het thema “Gelukkig worden kun je leren”. Hierin wordt geluk beschreven als een te verwerven vaardigheid, of zelfs als koopwaar. Wie niet gelukkig is moet het maar wijten aan zichzelf, aan zijn eigen keuzes. Maar misschien is er net een vaardigheid nodig om de druk tot gelukkig zijn af te werpen. Ook de vrijheid om te kiezen verwordt tot een plicht om te kiezen. De telecomproviders slaan ons om de oren met hele reeksen van goedkope formules op basis van keuzeprofielen. Zo vervalt onze vrijheid tot een technologisch denken: alles moeten we meten en plannen, met het oog op eigen profijt en materialistische groei. Maar is er ook plaats voor moreel denken? Binnen de libertaire schema’s van ‘ik doe wat ik wil’ zijn we bang geworden voor het opgeheven vingertje dat grenzen aanduidt. Vooruitgang is een mooi woord, maar het wordt vaak in reductionistische zin gebruikt. De doorhollende groei-economie en de consumptiedwang, helpen ze ons vooruit? Sigmund Baumann vergelijkt de ‘solid modernity’ van na de oorlog (een job voor het leven, een stevige sociale zekerheid) met de hedendaagse ‘liquid modernity’: intrinsieke talenten zijn minder belangrijk dan vermarktbare competenties, en de sociale zekerheid mag geen hangmat zijn, maar een springplank. We laten onze identiteit kneden door de markt van producten en diensten, ook voor de arbeidsmarkt moeten we ons soepel en flexibel opstellen. Deze dwang om zichzelf aan te passen aan de omgeving gaat erg ver: seksuele vrijheid verwordt tot pornificatie en dwang tot restyling van het lichaam. Hebzucht, naijver, spilzucht, gulzigheid en egoisme worden nu motor van de economische groei, ook al zijn het onwaarden in alle spirituele en religieuze tradities. Welke sporen tot verandering kunnen we benoemen? De mythe van het vrije ik dat moet overleven tussen de anderen kan plaatsmaken voor bevrijdende gemeenschappen, ook in onze manier van wonen. De mythe van de individuele vrijheid kan plaatsmaken voor een vrijheid van grenzen, in harmonie met samenleving en planeet. De vrijheid van onbelemmerde consumptie kunnen we vervangen door de vrijheid om zin te zoeken en van authenticiteit (een beetje afwijken, een beetje raar zijn hoeft niet ongezond te zijn). De narcistische gelukscultuur mag wat plaats maken voor de esthetiek van het onaffe en aan het lijden een plaats geven. Onthaasting kan ons de tijd geven voor slow food en slow sex. 47) 26/1/2010 Ludo Abicht over “Actief pluralisme - een filosofie voor maatschappelijke actie” Ludo Abicht (°1936, Oostende) was enige tijd jezuïet in een klooster in Nijmegen, waar hij filosofie studeerde. Hij trad uit en doctoreerde later in de Germaanse letterkunde (Cincinnati, USA). Twintig jaar lang gaf hij les in Amerika, zowel aan universiteiten als aan mijnwerkerskinderen en staalarbeiders. Ook was hij er vakbondsafgevaardigde. Later gaf hij les aan de universiteiten van Antwerpen en Gent. Voor zijn boek ‘intelligente emotie’ ontving hij de Arkprijs van het Vrije Woord. In de loop der jaren werd hij beïnvloed door het daensisme, het marxisme en de Vlaamse Beweging. Hij is actief in de vrijmetselaarsloge Le Droit Humain. Tot in de 12° eeuw spraken de inwoners van Antwerpen dezelfde volkstaal en hingen ze hetzelfde volksgeloof aan. De stad was monocultureel, en dat zorgde voor homogeniteit. Dan kwamen de joden uit het Rijnland, en in de 16° eeuw de wederdopers, gevolgd door protestanten van allerlei strekking. Nu leven er in de stad 164 verschillende culturen naast elkaar, meer dan in Brussel. Het samenleven vereist steeds meer ‘omgaan met verschillen’. Maar andersdenkendheid stoort zo vaak… “We zijn het product van allerlei ontmoetingen.” Dit is biologisch-evolutionair het geval, en ook socio-cultureel. Maar een open ontmoeting met een andere overtuiging is niet evident. De Engelse filosoof John Locke maakte ons al in de 17° eeuw erop attent dat we allemaal 5 zintuigen hebben, waarmee we de subjectieve kant der dingen waarnemen. Bijgevolg heeft niemand de waarheid in pacht, en moet iedereen de kans krijgen om zijn mening uit te drukken zonder gepenaliseerd te worden (later een basisidee van de Verlichting). Spinoza zei dat alles wat geschreven is kan geïnterpreteerd worden (hij werd evenwel uit de jodengemeenschap gestoten). ‘Vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid’ luidde de revolutionaire leuze, maar zij was de leuze van de mannelijke burgerij. Al ten tijde van de Franse revolutie waren er enkele vrouwen die zich afvroegen: “En wij dan?” Maar de emancipatieve ideeën vonden uitbreiding, zij braken uit de stadsmuren naar het platteland, zij betrokken de vrouwen in de maatschappelijke organisatie, en ook nieuwe etnische groepen die hier door migratie aankwamen. Een eerste oplossing die men gevonden had om in verdraagzaamheid en vrijheid samen te leven, was de verzuiling. Zij liet toe dat minderheden, andersdenkenden zich ook (onbedreigd) konden ontplooien. We zouden dit ‘passief pluralisme’ kunnen noemen: de levensbeschouwingen leefden naast elkaar, ze hoefden elkaar niet te ontmoeten. Momenteel worden de zuilen minder en minder inhoudelijk ingevuld, groeien ze naar elkaar. Er komt ruimte voor open interesse, voor het gedachtegoed van andere zuilen. Nieuwsgierigheid naar de grondslagen van andere wereldbeschouwingen opent de deur voor dialoog, en zo ontstaat actief pluralisme. Maar: de dialoog met aanhangers van andere coherente denksystemen wordt moeilijk als we onze eigen cultuur niet meer kennen. Als we weten wat onze eigen tradities zijn, als we zorg dragen voor ons erfgoed, dan wordt de dialoog met mensen met een ander erfgoed dieper en rijker. 48) 30/3/2010 Jan Peumans - “Van milieuactivist tot parlementsvoorzitter” Jan Peumans (° 1951, Maastricht) is licentiaat in de sociale en politieke wetenschappen. Tien jaar lang werkte hij in Nederland in de ambulante gezondheidszorg, en van 1991 tot 2004 was hij directeur van De Lijn. Via de Volksunie werd hij een van de boegbeelden van de N-VA in het Vlaams Parlement, een tijd als fractieleider en nu als voorzitter. Doorheen al die jaren streed hij voor het milieu- en natuurbehoud, o.a. voor de Caestert en tegen de A24. Zijn inzet voor duurzame mobiliteit is ook gekend. Momenteel is hij nog voorzitter van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde. Voor de pauze had de spreker het over de taken van en discussies over het Vlaams Parlement. Zo deed hij uit de doeken dat er op zijn instigatie een nota “Vlaams Parlement in Actie” opgesteld werd, met 18 punten om de werking te verbeteren. Hij wil dat laptops en GSM’s niet langer gebruikt worden op de banken, tenzij in functie van het parlementaire werk, en het telefoneren wil hij helemaal zien verdwijnen. Voor zijn voorstellen heeft Jan Peumans zijn mosterd o.a. bij het Schotse parlement gehaald, een halfrond dat tijdens zijn zittingen volle banken heeft en veel publiek trekt. Hij wil in ieder geval meer werk maken van contacten met buitenlandse regionale parlementen, en hij heeft hiervoor een budget laten vastleggen. Na de pauze sprak hij over zijn vroegere milieustrijd, en nog uitgebreider over de complexe problematiek van het openbaar vervoer. In de uitbreiding hiervan werd er 40 mia. geïnvesteerd, en de resultaten zijn niet eenduidig. Gratis bussen slorpen vooral voormalige fietsers en voetgangers op, maar het marktaandeel van de auto wordt niet teruggedrongen. De omschakeling van het pendelverkeer van auto naar trein bleek ook niet eenvoudig: de capaciteit van het spoor geraakt vlug oververzadigd zonder dat de files afslanken. Experimenten voor een doorbraak van het openbaar vervoer zouden best afgestemd worden op de verstedelijkte Vlaamse ruit Antwerpen-Gent-Brussel-Leuven, waar de verkeerscongestie ook het ergste is. De light rail Lommel-Hasselt kan alleen een succes worden als men de concurrentievoorwaarden tegenover de auto begunstigt, en dit gebeurt zeker niet door de aanleg van een omleidingsweg. Over de light rail Hasselt-Maastricht heeft Jan Peumans veel meer bedenkingen. Vanuit het publiek wordt er aangekaart dat de light rail Hasselt-Genk heel wat natuurverstoring met zich meebrengt als men kiest voor het tracé door De Maten. Hiertegen wordt er een actiecomité opgericht. 49) 20/10/2010 David Dessers over “10 jaar andersglobalisme” David Dessers (° 1973 in Tongeren) studeerde journalistiek en is van in het begin nauw betrokken bij de andersglobalistische beweging. Hij was een tijdlang coordinator van het Belgisch Sociaal Forum, en werkt nu voor 11.11.11 en de Oxfam Wereldwinkel van Leuven. Hij is coauteur van de boeken ‘Yo Basta – globalisering van onderop’ en ‘Gebroken vitrines – de andersglobalisten 10 jaar na Seattle”. In 1999 werd de WHO-top in Seattle lamgelegd door een protesterende mensenmassa –een onverwacht succes dat een nieuwe dynamiek op gang bracht. Tien jaar later kwamen er tijdens de klimaattop in Kopenhagen weer 100.000 mensen op straat voor een rechtvaardig klimaatverdrag. Tien jaar van andersglobalisme, tien jaar waarin het economisch denken grondig veranderde. In 1999, tien jaar na de val van de Berlijnse muur, stond de “universele kapitalistische theologie” (Riccardo Petrella) nog onaangetast op een voetstuk. De toverwoorden van het neoliberalisme waren: privatisering, open grenzen voor de vrije markt, flexibele arbeidsmarkt. Wereldbank en IMF stimuleerden dit: landen kregen kredieten in ruil voor liberalisering. De WHO stelde als missie: “Het wegwerken van barrières en obstakels voor de vrije markt”. De G8 zat op dezelfde golflengte. Al hield dit een economische oorlog in van grote, gesubsidieerde katoenplantages in Amerika tegen kleine Afrikaanse boeren. Het andersglobalistische antwoord werd geboren in en na Seattle, vanuit een coalitie van nieuwe sociale bewegingen, vakbonden en basisgroepen. In januari 2001 vond het eerste Wereld Sociaal Forum plaats in Porto Alegre. Boerenbeweging, vredesbeweging e.a. sloten zich aan en gaven aan deze sociale tegenkracht een mondiale structuur. Waar staan we nu? In 2000 kenden we de “dotcomcrisis” van de internetbedrijfjes en high-techondernemingen. De werkelijke winst in deze sector bleef sterk achter op de winstverwachting, zodat veel (vooral Amerikaans) kapitaal in rook opging. Als reactie hierop verlaagde president G.W. Bush de belastingen om zo nieuw kapitaal vrij te maken, en verhoogde hij de consumptiekracht door renteverlaging. Veel mensen gingen op krediet kopen, met als gevolg de nog grotere financiële crisis in 2008. Nu wordt het geweer resoluut van schouder veranderd: de banken worden ondersteund met overheidsgeld. Maar wordt dit nieuw economisch denken doorgezet? In de bankwereld worden weer bonussen uitgedeeld. De gevolgen van de financiële crisis worden opgevangen met overheidsbesparingen. Er komt geen wetgeving om de mensen te beschermen tegen de vrije markt. Ja, er blijft nood aan een breed actieplatform dat ijvert voor een uitweg uit de crisis gebaseerd op sociale herverdeling en duurzame ontwikkeling. 50) 16/11/2011 Jef Lambrecht over “Onze nieuwsmedia: wordt u nog geïnformeerd?” Jef Lambrecht (°1948, Avelgem) studeerde Politieke en Sociale Wetenschappen aan de KUL, en volgde ook een postgraduaat Culturele Antropologie. Van 1978 tot aan zijn pensioen een jaar geleden was hij actief als buitenlandjournalist voor de BRT- en VRT-radio. Hij staat bekend als een expert rond het Midden-Oosten. Regelmatig beroert hij het publieke debat over de maatschappelijke functie van de nieuwsmedia, en hij bekijkt de tendens naar infotainment door een kritische bril. “Het raam op de wereld gaat langzaam dicht”, zei Phara de Aguirre ooit. Als de pers door markteconomische principes bepaald wordt, heeft dat invloed op de informering van de bevolking. Nieuwtjes die de menselijke nieuwsgierigheid prikkelen (en kijkers en lezers lokken) schuiven meer en meer in de focus, ten nadele van de echte problemen in de wereld: het klimaat, de sociaal-economische gevolgen van de globalisering, de conflicten tussen culturen,… Vroeger werkten we op de BRT in een geest van “civil service”: we werden door de gemeenschap betaald, dus beschouwden we de gemeenschap als onze baas en gaven we informatie die de gemeenschap aanbelangde. Nu zijn we ver afgegleden. In 2008, de dag dat de banken in de VS overkop gingen, werd dit niet direct behandeld in de nieuwsuitzendingen of De Ochtend; het hoofdpunt was een jeugdleidster die een bus aan de kant zette nadat de chauffeur onwel werd. Veel zendtijd gaat verloren aan no-news, waardoor het wereldbeeld van de burgers verengt. Nieuws verwordt tot koopwaar. De leuze van krantenmagnaat Rupert Murdoch was: “We moeten aandacht hebben voor het verhaal dat de mensen morgen willen kopen”. In ons land bestaat er een roep naar “meer optimisme in het nieuws”. Maar leidt dit tot een realistisch wereldbeeld? Of tot een amalgaam van irrelevante nieuwtjes? Nochtans blijkt uit een onderzoek van de VUB dat het publiek niet langer akkoord gaat met deze tendenzen. Dat biedt perspectief, want de media vrezen de consument. Het is goed mogelijk dat binnenkort actieve groepen van kritische burgers de media of de mediaminister confronteren met deze desinformatie. Misschien moet het protest wel van buiten de media komen, omdat de journalisten zich op een onzekere arbeidsmarkt bevinden en daardoor braaf worden. Ook de journalisten van de VRT zijn sinds enkele jaren in meerderheid contractueel. Deze onzekere positie verhindert de nieuwsmakers om zich te kwijten van hun taak: kritisch onderzoeken en durven confronteren. 51) 18/1/2011 Jo Vandeurzen over “Stapstenen naar een warme en solidaire samenleving” Jo Vandeurzen (° 1958, Heusden) is licentiaat in de rechten en advocaat. In 1983 werd hij CVP-voorzitter in Genk, in 1993 kamerlid en in 2004 CD&V-voorzitter. Hij was een jaar lang Minister van Justitie, en is sinds de zomer van 2009 Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Onze levensverwachting stijgt elk jaar met drie maanden. De kwaliteit van leven groeit wel mee, maar niettemin zal het aantal zorgbehoeften stijgen. Bovendien vormen individualisme en zelfbeschikking toenemende trends in de zorgsector. Dat is voor een deel positief, maar met belangrijke consequenties. Meer en meer vraagt men zorg op maat: de ouderenzorg verplaatst zich naar woonzorgcentra, de gehan- dicaptenzorg ontgroeit de collectieve opvang en evolueert naar handicapspecifieke zorg. Daarenboven worden allerlei nieuwe beperkingen gekend en erkend (bv. leerstoornissen), stijgt het aantal jongeren met existentiële en juridische problemen en komen steeds meer mensen in de psychiatrische hulpverlening terecht. Tenslotte is het zorgwekkend hoe zelfmoord de belangrijkste doodsoorzaak geworden is bij adolescenten en jonge volwassenen. Geen wonder dat het welzijnsbeleid de tweedegrootste uitgavenpost in de Vlaamse begroting vormt, na onderwijs. Op een aantal vlakken is de Vlaamse aanpak uniek in Europa. Er worden ernstige inspanningen geleverd om alle lagen van de bevolking te bereiken (ook armen en migranten) en om de maatschappelijke integratie te bevorderen. Ook vinden we in alle domeinen een shift terug van nazorg vroeger naar preventie door empowerment. In de regeringsverklaring werden verschillende luiken opgenomen om deze vernieuwing te concretiseren. In het verzekeringswezen werden de patiëntenrechten benadrukt, en ook de democratisering (maximumfactuur). Op verschillende terreinen wordt de capaciteit uitgebreid, maar ook het denkkader: kinderopvang moet meer zijn dan in bewaring houden en ook zorgen voor het ophalen van taalachterstand, in de jeugdhulp moet naast een goede diagnose en gepaste doorverwijzing ook aandacht zijn voor de complexe sociale problematieken, gezinsvervangende opvoedingssituaties (pleegzorg) moeten vaker ingeschakeld kunnen worden,… En bovenal moet de zorg vermaatschappelijkt worden: anders omgaan met zorg betekent vaak anders omgaan met tijd, met vrijwilligerswerk, versterking van buurtschappen,… 600.000 personen dragen zorg voor een ouder, partner of kind –hoe kunnen we deze mantelzorgers ondersteunen? Daarnaast verplaatst de social profit zich vaak van kleine vzw’s naar grote ondernemingen met meer aandacht voor bedrijfsmatig management. Hier kunnen soms ethische kanttekeningen bij gemaakt worden, want menselijke nabijheid blijft het belangrijkste voor mensen in kwetsbare posities. Ook stelt zich de vraag hoe de overheid de levensbeschouwelijke bijstand kan ondersteunen, want zingeving maakt deel uit van geïntegreerde zorg. Het hulpverleningsmodel van Geel kan zeker opnieuw opgenomen worden voor uitbreiding in aanverwante sectoren zoals de pleegzorg. 52) 15/3/2011 Tine Van Rompuy over “De welvaartskloof in een duale samenleving” Tine Van Rompuy (° 1955, Leuven) studeerde psychiatrische verpleegkunde en is hoofdverpleegkundige op de dienst Centraal Patiëntenvervoer op UZ Gasthuisberg in Leuven. Ze is actief in de syndicale wereld, vanuit LBC-NVK, en in een Filippijns platform ter bestrijding van politieke moorden. Ze maakte als verruimingskandidate bij PvdA+ een andere politieke keuze dan haar broers. Armoede is onrechtvaardig. We zijn pas rijk als niemand arm is. Ondanks alle sociale strijd groeit de kloof tussen arm en rijk. De inkomsten van de bedrijven, uitgedrukt in % van het BBP, zijn verdubbeld. Mocht dit percentage constant gebleven zijn, dan zou elke werkende Belg € 932 per maand meer verdienen. Intussen leven de 10 % armsten in België van 2,1 % van het BBP, de 10 % rijksten van 25,4 %. In Duitsland zijn de reële lonen tussen 2000 en 2009 gedaald met 4,5 %. In dezelfde periode steeg het aantal personen in armoede er met 26 % tot 2.630.000. In België moeten 80.760 gezinnen het stellen met 10 ampère elektriciteit. Ook in de gezondheidszorg wordt de welvaartskloof een probleem. België heeft een goede sociale zekerheid, maar toch moet nu al ruim 20 % van de ziektekosten uit eigen zak betaald worden. 1 op 10 gezinnen zegt medische zorgen uit te stellen, in Brussel zelfs 1 gezin op 5! Dit heeft directe gevolgen voor de levensverwachting: mannen met een lage scholing leven 5,5 jaar minder lang dan gemiddeld. De solidariteit in de gezondheidszorg staat onder druk: de Balkesteinrichtlijn zorgde voor een sterke vermarkting van deze gezondheidszorg, en de Europa 2020-strategie schrijft voor dat de uitgaven voor gezondheidszorg niet sneller mogen stijgen dan de economische groei. Ondertussen zoekt de regering nu 20 – 25 miljard euro, evenveel als de som die gestoken werd in de redding van de banken. 50 bedrijven kregen een fiscale korting van € 14,3 miljard –met 1/12 hiervan kunnen alle uitkeringen boven de armoedegrens gebracht worden! Grote multinationals betalen slechts 0,57 % belastingen, Janssen Pharmaceutica en Inbev betalen helemaal niets aan de fiscus. Een werknemer betaalt jaarlijks 50 % van zijn inkomen aan taksen en belastingen, een rijke met inkomsten uit financiële bezittingen slechts 5 %. Tine Van Rompuy is meter van de miljonairstaks, een taks op de vermogens groter dan 1 miljoen euro (de eerste eigen woonst niet inbegrepen). Hij zou 88.000 gezinnen treffen en € 8 miljard opbrengen. 53) 5/4/2011 Studieavond over “Welvaart zonder groei” Met Dirk Holemans (hoofdredacteur van het tijdschrift OIKOS), met David Michiels van de Provinciale Milieudienst (coördinator van Klimaatplan Limburg, secretaris van de provinciale MiNaraad), met Jeroen Dries van ACW-Limburg (coördinator Wereldsolidariteit, adviseur rationeel energiegebruik en duurzaamheid) en met prof. Patrick De Groote van de faculteit TEW, UHasselt (auteur van het boek “Geoeconomie”). Onlangs verscheen de vertaling van het boek “Welvaart zonder groei” van Tim Jackson. Hierin beschrijft hij hoe de huidige structuren van productie en consumptie een maatschappij hebben gecreëerd die verslaafd is aan onduurzame groei. De levenskwaliteit neemt echter niet meer toe met de groei van BBP en consumptie. Sociale solidariteit breekt af, de natuurlijke hulpbronnen geraken uitgeput en het klimaat ontspoort. Daarenboven worden kredieten ingezet als motor van de consumptie, waardoor financiële instabiliteit ontstaat. Ook sociaalpsychologische factoren spelen mee: sociale wedijver en schaamtegevoel leiden tot overbodige statusconsumptie, die mee oorzaak is van de plundering van de planeet. Verandering dringt zich op. Dirk Holemans somde 12 beleidslijnen op, die kaderen in 3 grote footsteps: 1) vastleggen van de grenzen 2) ombouw van de macro-economie naar grotere duurzaamheid 3) een cultuuromslag met verandering van de sociale logica Aansluitend stelde David Michiels het Limburgs klimaatplan voor, dat van Limburg een CO2-neutrale provincie moet maken. Jeroen Dries vertelde hoe het ACW als middenveldorganisatie meewerkt aan de basis, tussen de mensen, via projecten van gezamenlijke aankoop voor het isoleren van de huizen en verdere uitbouw van groene energie. Patrick De Groote betrok het onderwijs in het verhaal: de opleiding van de jongere generatie moet inspelen op de uitdagingen van de toekomst, en het wetenschappelijk onderzoek aan de universiteiten kan de economische ombouw ondersteunen. 54) 7/11/2011 Hans Achterhuis over “Maatschappelijke vernieuwing en utopisch denken” Hans Achterhuis (° 1942) was tot voor kort hoogleraar filosofie aan de universiteit van Twente. Lange tijd combineerde hij zijn wetenschappelijk werk met functies bij maatschappelijke organisaties. Hij onderhield ook contact met het basiswerk in Belgisch Limburg, via Wereldscholen en het Internationaal Ontmoetingscentrum voor Basisgroepen. Begin dit jaar werd hij in Nederland uitgeroepen tot eerste “Denker des Vaderlands”. Ivan Illich organiseerde regelmatig een open huis voor vakgenoten, om samen na te denken in een sfeer van vriendschappelijkheid. Bij een van die gelegenheden kreeg Hans Achterhuis het boekje Ecotopia (1975) van Ernest Callenbach mee. In deze roman scheuren de westelijke staten zich van de USA af om een ecologische cultuur te stichten. Achterhuis: “In deze ecologische utopie vond ik alles terug waarin ik geloofde. En toch zou ik er niet willen wonen.” Deze confronterende gedachte zette hem ertoe aan om dieper na te denken over de kenmerken en valkuilen van utopisch denken. Wat wordt er miskend in de utopie? Er is het achterliggende middeldoelmechanisme. Het totalitaire denken is nooit ver weg. En het aspect geweld is ook zelden afwezig. Dat is al het geval in de moeder van de utopische romans, Utopia van Thomas More (1516). Dit utopia is een vesting met strenge wetten en verdedigingsmaatregelen. In de kiem zit er al een dystopie, zoals in “1984” van George Orwell. En toch heeft elke utopie iets verleidelijks, omdat ze een “gelukkige samenleving” wil tonen. Men vindt steeds drie kenmerken terug: - het gaat om een maatschappelijk ideaal (geen persoonlijk wensdenken) - groot geloof in de maakbaarheid van de maatschappij - ze pleit voor een grote ommekeer (geen kleine hervormingen) We kunnen een onderscheid maken tussen de “sociale utopie” (vb. More met de nadruk op het gelijkheidsbeginsel) en de “technologische utopie” (vb. New Atlantis van Francis Bacon). Hans Achterhuis ging dieper in op de utopie van het kapitalisme en de vrije markt. De roman “Atlas Shrugged” (1975) van Ayn Rand is in Amerika het best verkochte boek na de bijbel, en had sterke invloed op Alan Greenspan (tot 2006 voorzitter van de FED). En al is Rand een atheïste, toch is ze een icoon voor de religieus-conservatieve Tea Party. In deze utopie bestaat vriendschap niet en worden alle diensten voor elkaar door het marktmechanisme geregeld. Dit staat diametraal tegenover het traditionele denken, waarin geld en handel als gevaarlijk werden beschouwd. Dat is zeker ook het geval binnen het rooms-katholieke gedachtegoed: voor Thomas van Aquino is de hemel niet beschikbaar voor kooplieden en is rente des duivels. In oudere beschavingen werden er voortdurend alternatieven voor de markt gezocht, nl.: 1. wederkerigheid (leidt tot cohesie binnen relaties) 2. herverdeling (binnen de familie en later ook met niet-productieven) 3. gemeenschappelijkheid 55) 5/12/2012 Jef Lingier over “De kracht van onderuit” Jef Lingier (°1948, Oostende) studeerde economie aan de KUL. Na 3 jaar ontwikkelingshulp in Afrika geraakte hij betrokken bij het basiswerk van Wereldscholen en het Internationaal Ontmoetingscentrum voor Basisgroepen. Via Jef Ulburghs belandde hij in 1977 als buurtwerker in Nieuw-Sledderlo en werd een van de pioniers van het buurtopbouwwerk. Onder zijn impuls werd het Huurderssyndicaat opgericht. In de beginjaren was er in het buurtwerk nauwelijks sprake van een gemeenschappelijke visie. Er was vooral de drive, het menselijk aanvoelen en de intuïtie, het geloof in de krachten van de mensen. Ook voor de eerste beroepskrachten was het meer een roeping dan een job. Met schaarse middelen en enthousiasme werd veel bereikt. De strijd werd ook harder gevoerd, vanuit het conflictmodel. De overheden reageerden, ze wilden niet voortdurend negatief in het nieuws komen. Met de jaren kwamen er nieuwe beleidsvoerders, met meer openheid. Later namen de subsidies toe. Hierdoor verruimden de mogelijkheden, maar er waren ook valkuilen: 1) de nadruk kwam te liggen op methodieken en projectjes, minder op zingeving. Door allerlei convenanten met de subsidiërende overheden ging men meer aanbodgericht werken i.p.v. vanuit de mensen zelf. 2) De bevoogding vanuit de subsidiegevers groeide, ten nadele van de autonomie. Dit had ook invloed op de structuren: de institutionalisering nam toe. We moeten waakzaam toezien dat de managementcultuur en de verzakelijking niet toenemen in het maatschappelijk opbouwwerk. Het directe contact met de mensen op straat, samen thee drinken en elkaars verhaal beluisteren, dit moet centraal staan. Alleen dan kan het werk vertrekken vanuit de kleine opborrelingen van de mensen zelf. Mensen waarderen als mens, hen een gevoel van zelfwaarde geven, samenwerking en solidariteit stimuleren, dat moeten de topprioriteiten blijven van het opbouwwerk. 56) 6/2/2012 Peter Tom Jones over “Strategieën voor rechtvaardige duurzaamheid” Peter Tom Jones (° 1973) is burgerlijk ingenieur Milieukunde en doctor in de Toegepaste Wetenschappen. Sinds enige tijd is hij onderzoeker aan de KUL. Tom staat bekend als een van de trekkers van Terra Reversa, de Vlaamse denktank voor een ecologische economie. In januari werd hij aangesteld als voorzitter van de vzw ICleantech Vlaanderen, die het gebruik van schone technologieën moet aansturen in de Vlaamse economie. In het boek “Terra Incognita”, dat Tom samen met Roger Jacobs schreef, wordt het begrip “antropoceen’ gebruikt als naam voor het nieuwste geologische tijdvak. Dit sluit aan op het holoceen, dat aanvangt op het einde van de laatste ijstijd. In de loop van dit antropoceen, dat gekenmerkt wordt door menselijk ingrijpen, is de aarde sterk van uitzicht en dynamiek veranderd. Hoe langer hoe meer begint op te vallen dat de aarde uit evenwicht geraakt: de niet-vernieuwbare grondstoffen geraken uitgeput, de systeemparameters treden buiten hun natuurlijke variabiliteitszone (bv. stijging van CO2).We veroorzaken een ecologische overshoot: we vragen meer van de aarde dan ze zich kan herstellen. Het is een suïcidaal scenario. Deze situatie vraagt een transitie. Maar de meeste denkmodellen hebben het over deeltransities, binnen het huidig economisch systeem. Er dringt zich een metatransitie op, een transitie naar een ander economisch systeem dat welvaart zonder groei realiseert. Metatransitie veronderstelt verandering van normen, waarden en cultuur, een hele paradigmaverschuiving over ons bestaan en onze manier van leven. De eerste tekenen van deze verschuiving worden zichtbaar: de oprichting van een “Vlaams Transitienetwerk van het Middenveld” (2010), het Milieubeleidsplan “Limburg klimaatneutraal in 2020”, de opkomst van ecowijken en transition towns, initiatieven als “donderdag veggiedag” en “Bilzen Energiek”, … 57) 5/3/2012 Jos Motmans over “Het doel van arbeid” Jos Motmans (° 1959, Hasselt) behaalde een licentie in de sociologie (KUL, 1982) en een master ‘leadership studies’ aan de Universiteit Kwazulu-Natal (ZuidAfrika, 2004). Hij begon zijn loopbaan als stafmedewerker bij de Provinciale Dienst voor het Onthaal van Gastarbeiders (voorloper van PRIC). Nadien was hij coördinator en later adjunct-directeur bij de Begeleidingsdienst Limburgs Mijn- gebied. Sinds 1998 is hij consulent voor onderzoeksopdrachten in de sociale economie en social profit. Vaak wordt het “recht op arbeid” bepleit als een hefboom naar volwaardig burgerschap. Maar de plaats van de mens in de economie verdient diepere reflectie. Deze vraagstelling is eigenlijk oeroud, en werd in de geschiedenis van de filosofie vaker onder de loupe genomen. Karl Marx had het uitgebreid over de alienatie van de mens in het productieproces. Maar veel vroeger nog maakte Aristoteles een onderscheid tussen oikonomia (goed beheer, rentmeesterschap) en chrematismos (zaken doen als streven naar profijt). Ook vandaag de dag is het zinvol om de fundamenten van ons economisch bestel in vraag te durven stellen. Amartya Sen en Martha Nussbaum kwamen met de term “capability approach”. Dit is een alternatieve wijze om economie en arbeidsmarkt te evalueren, nl. in functie van wat de mens echt waardevol vindt, in functie van de maximalisatie van de menselijke mogelijkheden. Niet het hebben is hierbij het criterium, maar de uitbreiding van wat iemand kan doen of zijn. Sen spreekt van 6 “instrumentele vrijheden”, 6 wegen naar volwaardig mens worden: o participatie o economische faciliteiten o sociale voorzieningen o transparantie (open en betrouwbare sociale relaties) o protective security (vangnetten om te beschermen tegen rampspoed) o ecologische zekerheid (toegang tot zuiver water, gezonde voeding, …) Zij maken mogelijk dat een mens zelf eigenaar (actor) wordt van zijn toekomst. Zij voorkomen dat de ene mens als middel dient voor de andere. De basis van een duurzaam emancipatieproces. 58) 2/4/2012 Wouter Torfs over “Geluk op het werk” Wouter Torfs (° 1958) studeerde rechten en wilde aanvankelijk in de advocatuur stappen. Maar als kleinzoon van Louis en Jeanne Torfs, die 60 jaar geleden in Lier met een schoenenwinkel begonnen, werd hij gevraagd om mee in het groeiende familiebedrijf te stappen. Hij is momenteel CEO en boegbeeld van Schoenen Torfs, het bedrijf dat zowel in 2007 als in 2010 de titel kreeg van “beste werkgever”. Voorts is hij ook voorzitter van de Raad van Bestuur van het “Retail Forum Belgium”. Vanuit zijn interesse in persoonlijke ontwikkeling en groei behaalde hij een certificaat van NLP-trainer. Hij heeft een levendige interesse in oosterse religies, zenboeddhisme in het bijzonder. Voor Wouter Torfs mag de winkelruimte niet zozeer een plaats van transactie zijn, maar meer van transformatie: in het samen werken en handelen moeten de werknemers kansen krijgen om te groeien als mens en gemeenschap. Daarom laat hij de bedrijfscultuur voorgaan op de bedrijfsstrategie. Een cultuur waarin mensen zich als mens kunnen ontwikkelen, niet alleen hun vaardigheden. Volgens Wouter Torfs moet “gaan werken” meer inhouden dan “zijn tijd verhuren”. Het moet een antwoord bieden op drie menselijke basisbehoeften: autonomie, relationele verbondenheid en zelfontwikkeling. Daarom betaalt Schoenen Torfs voor zijn personeelsleden twee dagen per jaar open opleidingen, om hun algemeenmenselijke vaardigheden te ontplooien –dit kunnen zowel tai chi en mindfulness zijn als artistieke workshops. Dit straalt af op de werkvloer. Binnen het bedrijf verwacht men van alle personeelsleden, zowel verkopers als managers, dat ze vertrekken van het goede en positieve, in eerlijkheid en transparantie. Wouter Torfs ziet deze aanpak als een persoonlijke missie, en het doet hem plezier dat ook de jongere generatie van zijn familiebedrijf in deze cultuur gelooft. 59) 30/10/2012 Roger Pauly over “Gezin en maatschappij vandaag en morgen” Roger Pauly (° 1937, Hoeselt) was 50 jaar actief in de Bond van Grote en Jonge Gezinnen (later de Gezinsbond). In 1999 werd hij verkozen tot nationaal voorzitter, en daarna stond hij twaalf jaar lang aan het hoofd van de gezinsbeweging. Kort voor zijn afscheid vorig jaar publiceerde hij zijn boek “De crisis in onszelf”, een kritische analyse van de maatschappelijke context waarin we vandaag leven. De crisis is een draak met vele koppen. Aan de basis ervan ligt een gevoel van onverschilligheid, en een gebrek aan gemeenschapszin. De grote maatschappelijke actoren doen niet wat we van hen kunnen verwachten. De politici blijven de koopkracht centraal stellen, ze stellen het consumentisme niet in vraag, en praten maar wat om in de gratie van de kiezer te komen. De pers focust op haar verkoopcijfers, drijft daardoor op emotie en sensatie, en als ze het publieke debat aanmoedigt dan is het om het antagonisme op de spits te drijven. Geregeld komen de zelfmoordcijfers in de media, maar er wordt geen diepgravend onderzoek gedaan naar de maatschappelijke factoren. Ondertussen wordt de hebzucht meer beschreven dan bestreden: niet alleen die van de top van het bankwezen, ook het geld dat in de sportwereld circuleert verliest zijn functie, wordt neoliberale waanzin of gewoonweg crimineel. Als hoofdproblemen hier in België worden vaak de loonlast en de fiscaliteit vermeld, niet de gevoelens van uitzichtloosheid en depressie. Ook het gezinsleven wordt door deze waarden geïmpregneerd, het hebben van dingen wordt belangrijker dan affectie, gevoelens van eigenwaarde, basisvertrouwen en geborgenheid bij de kinderen, rust en stilte. De gezinnen slagen er niet meer in om de echt belangrijke basisvaardigheden voor het leven door te geven. Ook de scholen weten deze wonden niet te helen en warme banden tussen de leerlingen te smeden. Deze inbreuken in het basisgevoel van geborgenheid blijft niet zonder gevolgen voor de emotionele volwassenwording. Het is de hoogste tijd om remediëringsprocessen aan gang te zetten, en gelukkig gebeurt dat ook al hier en daar: onthaasting, slow food, onderzoek naar welbevinden, nieuwe spiritualiteit, … 60) 27/11/2012 Ingrid Lieten over “Armoede, solidariteit en politiek” Ingrid Lieten (° 1964, Hasselt) studeerde rechten aan de VUB en was vier jaar lang advocate. In de zomer van 2009 werd ze minister en viceministerpresident in de Vlaamse Regering Peeters II, met als bevoegdheden wetenschappelijk onderzoek en innovatie, overheidsinvesteringen, media en armoedebeleid. Ze is opgegroeid in Zonhoven en woont er nog steeds met haar man en twee kinderen. Zij is meer bepaald coördinerend minister voor de armoedebestrijding. De achtergrondfilosofie is dat armoede niet alleen een financieel probleem is, maar dat er allerlei mechanismen van uitsluiting actief zijn. Daarom is er een geïntegreerde aanpak nodig: ieder minister moet in zijn eigen beleidsdomeinen aandacht besteden aan armoede. Al deze beleidsinitiatieven komen samen in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding, dat mee ondertekend werd door het middenveld en waarbij 60 Verenigingen waar Armen het Woord Nemen betrokken worden. Ook de opleidingen tot ervaringsdeskundige kaderen hierin. Momenteel wordt de armoedetoets ingevoerd: bij elk decreet of regelgeving worden eerst de effecten op de armoede gemeten. Er zijn verschillende omschrijvingen van het begrip armoede, maar welke men ook hanteert: de armoede neemt toe. Van de kinderen van 0-15 jaar leeft 10,3 % in een huishouden met een inkomen onder de armoederisicodrempel. In gezinnen zonder werkende ouder gaat het om 65 %. Deze armoede-ervaring heeft een sterke impact op hoe men later in het leven staat, maar ook op de vaardigheden, o.a. minder woordenschat, minder motorische en sociale ontwikkeling,… Tijdens het eerste levensjaar loopt het kind al een ontwikkelingsachterstand van 1 à 2 maanden op. Een hele reeks maatregelen dringt zich op en wordt ook in stelling gebracht: oprichting van Huizen voor het Kind voor gezinsondersteuning, 4.000 extra kleuterleiders, kostenbeheersende maatregelen in het secundair onderwijs, versterking van de schuldbemiddeling, uitbreiding van de huurpremies en – toelagen, verlaging van de medische-zorgdrempel, sociale restaurants, toelagen voor kinderopvang, de culturele UIT-pas, stimulering van jeugdverenigingen en uitbreiding van het publiek dat ze bereiken, pilootprojecten voor de bedeling van voedselpakketten, en natuurlijk ook bijkomend onderzoek. 61) 26/2/2013 Francine Mestrum over “Armoede, solidariteit en wij” Francine Mestrum is doctor in de sociale wetenschappen, gespecialiseerd in de ontwikkelingsproblematiek. Ze was lange tijd docente aan het HIVT/RUCA in Antwerpen, en tot vorig jaar lector aan de VUB. Naast haar academisch werk stond ze vaak op de barricaden als andersglobalistische activiste. Ze is lid van de Internationale Raad van het Wereld Sociaal Forum. Haar boek “Ontwikkeling en Solidariteit” uit 2010 kent heel wat weerklank. Het is een gigantische paradox: ondanks de uitgebreide theorievorming over armoede, verandert er op het terrein niets, integendeel. Armoedeonderzoek beperkt zich veelal tot metingen en levensprofielen, maar raakt weinig aan de diepere oorzaken. Zo blijven de onrechtvaardige structuren ook onaangeroerd. Vaak wordt met het vingertje een plichtenleer van “voor wat hoort wat” gedoceerd. Maar de arme mensen zelf staan vaak machteloos en kunnen de structuren achter de armoede niet aanpakken. De armen ontbreekt het niet alleen aan centen, maar ook aan autonomie: ze worden als horigen behandeld. “Voor wat hoort wat” impliceert ook dat er slechte armen bestaan die niet hoeven geholpen te worden: luieriken, dronkaards, … Daarenboven: een groeiend aantal mensen werkt en geraakt toch niet uit de armoede. Ondanks alle mooie woorden ligt de politieke besluitvorming aan de basis van verarmingsprocessen: loonstop, lagere uitkeringen, grotere pensioenverschillen, hogere heffingen en minder directe belastingen,… In de belastingparadijzen staat 20 à 30.000 miljard dollar geparkeerd, een veelvoud van de totale som aan ontwikkelingshulp. Tegen dat licht wordt het cynisch om de armoede te willen bestrijden door de armen te “responsabiliseren”. De sociale bescherming is van cruciaal belang: erzonder zou niet 15 % van de Belgen onder de armoedegrens leven, maar 26 %. Armoede is niet zozeer een financiële positie als wel een sociale verhouding. Zonder rijkdom zou er geen armoede zijn. Uitroeiing van de armoede vergt systemische veranderingen die de ongelijkheid doen afnemen. Om met Riccardo Petrella te spreken: we moeten de armoede illegaal verklaren. Armoede is een onrecht zoals de slavernij, en de slavernij is al bij wet verboden. 62) 23/4/2013 Marc Journée over “Zenboeddhisme” Marc Journée (°1948, Hasselt) is pedagoog van opleiding. Hij doceerde psychologie en communicatievaardigheden aan de Hogeschool Limburg (later Xios), en doctoreerde ondertussen aan de medische faculteit, sectie psychiatrie, van de Erasmusuniversiteit in Rotterdam. Hij ging in de leer bij de Japanse zenmonnik Ryotan Tokuda en werd ondertussen zelf tot zenmonnik gewijd. Begin 2010 richtte hij een meditatiekring (sangha) op, die wekelijks samenkomt in het voormalige bezinningscentrum van Godsheide (nu Bethanië). Volgens de overlevering was Siddharta Gautama 35 jaar toen hij na een lange meditatie de verlichting bereikte en Boeddha werd. Hij begon zijn nieuwe inzichten aan anderen te onderrichten en reisde hiervoor rond in het huidige NoordIndië, tot hij op 80-jarige leeftijd overleed. Geschiedkundigen zijn het er niet over eens wanneer deze nieuwe leer van de Boeddha te dateren is, ergens in of rond de vijfde eeuw vóór onze jaartelling. In de eeuwen die volgden werd er veel nagedacht over de wegen naar verlichting, en wat verlichting is. Zo ontstonden er verschillende stromingen. In de oude traditie van het theravada of hinayana (het kleine voertuig) stond het ideaal van de arhat centraal, de wijze die door langdurige oefening tot verlichting is gekomen. Maar binnen het mahayana (het grote voertuig) stelde men zich de vraag of het nastreven van persoonlijke verlichting niet zelfzuchtig is, en of niet alle wezens tot verlichting moeten worden gebracht. Zo ontstond het ideaal van de bodhisattva, die wacht met het nirwana binnen te treden tot alle medeschepselen bevrijd zijn. Zen situeert zich binnen het mahayana. Het ontwikkelde zich vanaf de zesde eeuw in China, en absorbeerde er veel taoïstische invloeden. Via Korea bereikte het Japan. Binnen zen wordt er een rinzai- en een sotoschool onderscheiden. Rinzai hecht veel belang aan een (haast militaire) discipline en werkt met koans of onmogelijke vragen. Door de overdenking ervan maakt de leerling een “kwantumsprong” in zijn denken, overstijgt de lineaire ratio en komt tot inzicht. In de sotoschool staat de zitmeditatie (zazen) centraal. Zij gaat terug op de Japanse meester Dogen (1200-1252), die een Chinareis maakte om de wortels te herontdekken. Ook soto wordt gekenmerkt door formele symbolen en rituelen, maar ook door het belang dat gehecht wordt aan de manier waarop men zijn dagelijkse bezigheden uitvoert. Haar filosofie is erg ondogmatisch en conceptoverstijgend, met een taalgebruik vol paradoxen (“volle leegte”). Dit wordt erg kernachtig weergegeven in de woorden: “Als je Boeddha tegenkomt, doodt hem dan.” Ook wordt benadrukt dat verlichting niet moet worden nagestreefd, maar overal aanwezig is. Zen wordt in de dagelijkse dingen gevonden. Vanuit een mededogen voor alle schepselen zijn vele zenbeoefenaars vegetariër en/of actief in de ecologische beweging. 63) 21/5/2013 Jean-Pierre De Leener over “Ethisch eten” Jean-Pierre De Leener (°1958) is landbouwingenieur van opleiding. In 1985 startte hij met een biologisch tuinbouwbedrijf in Sint-Pieters-Leeuw. Bij hem staat directe hoeveverkoop centraal. Hij was en is ook internationaal actief, o.a. in La Via Campesina, en komt wereldwijd op voor de kleine familiale en coöperatieve bedrijven. Naast zijn landbouwactiviteiten vond hij nog tijd voor enkele nevenjobs. Zo was hij kabinetsmedewerker voor Vera Dua (voormalig minister van landbouw) en was hij een tijd lang beleidsmedewerker duurzame ontwikkeling bij 11.11.11. Een waarachtige economie dient ervoor om productieprocessen in gang te zetten opdat de leefomstandigheden van zichzelf en zijn medeburgers verbeteren, zonder de aarde uit te putten. Maar als niet langer de behoeften, maar wel de winst de drijvende motor wordt, dan haalt de economie alle ethische verhoudingen uit elkaar. De landbouw is daar een typevoorbeeld van, zowel op ecologisch als sociaal vlak. De moderne landbouw is goed voor 44 % van de ecologische voetafdruk (productie, transport en waterverbruik opgeteld). Ze zorgt ook voor zowat 50 % van de broeikasgassen (15 % voor uitstoot van machines en voertuigen, 15 % methaan van dieren, 20 % door verdwijnen van bos). Ook op menselijk vlak is het een droevig verhaal. 40 à 50 grote multinationals bepalen wie wat waar produceert. Om kosten te besparen, worden er zeer lage lonen uitbetaald aan de landarbeiders die exportproducten verbouwen. Daardoor verdienen die boeren te weinig om voedsel te kopen. Voedselproducenten lopen dus een hoog risico om honger te lijden! Senegal is een mooi voorbeeld van kapitalistische grondroof. Het land kent een groot watertekort. Waar er water is of irrigatie, daar bedrijven Franse, Spaanse en Italiaanse grootgrondbezitters exportlandbouw. De plaatselijke boeren worden verdreven naar het zand. Voor varkensvlees bedraagt de zelfvoorzieningsgraad in België 300 %. Maar daarvoor moeten wel 20 miljoen ha soja in het buitenland verbouwd worden. Vlak na WO II kwam die uit Noord-Amerika, tegenwoordig voor een groot deel van Brazilië, met alle natuurvernietiging en menselijke ellende vandien. De agro-industrie helpt de honger dus niet uit de wereld, integendeel. Wij kunnen als consument wel bewuste keuzen maken, door bv. lokale hoeveproducten te kopen. 64) 15/10/2013 Marc Journée over “Symboliek in de vrijmetselarij en de jungiaanse psychologie” Marc Journée (°1948, Hasselt) is pedagoog van opleiding. Hij doceerde psychologie en communicatievaardigheden aan de Hogeschool Limburg (later Xios), en doctoreerde ondertussen aan de medische faculteit, sectie psychiatrie, van de Erasmusuniversiteit in Rotterdam. Hij promoveerde op een proefschrift waarin hij de vrijmetselarij belicht vanuit de analytisch-psychologische dieptepsychologie. Freud plaatste op de drempel van de 20° eeuw het menselijk bewustzijn in een nieuw perspectief door de aandrijfkrachten vanuit het onbewuste onder de aandacht te brengen. Zijn leerling C.G. Jung zag in het onbewuste beeldmateriaal minder de ziekteprocessen aan het werk (op basis van onderdrukte seksualiteit), maar meer de groeiprocessen tot zelfverwerkelijking (individuatie). Hij ontdekte er oude voorstellingen (archetypen) die wereldwijd tevoorschijn komen in mythen, religies en sprookjes, en sprak van een collectief onbewuste, een geestelijke erfenis die we allemaal delen. Deze beelden grijpen ons aan (zijn numineus) en bezitten een finaliteit, een stuwende kracht naar zelfrealisatie. In het oude Egypte en het klassieke Griekenland, en later ook in Rome, bestonden er mysteriegodsdiensten. Zij maakten gebruik van inwijdingsrituelen om deze numineuze krachten te stimuleren. De vrijmetselarij sluit aan bij deze traditie. In die zin heeft ze oeroude wortels, ook al begint de maçonnerie zoals we ze nu kennen pas in 1717 bij de oprichting van de Grand Lodge of England. De circumambulatio is een terugkerend ritueel element, het stappen in een cirkelbeweging rond het heilige om het Zelf tot integratie te brengen. Ook de getallensymboliek is intercultureel, de triniteit die overgaat in quaterniteit door de integratie van het vrouwelijke (Sophia, Maria, Kuanyin in het boeddhisme). Symbool en ritueel komen uit een archaïsche taal die langzaam in ons bewustzijn insijpelt. Symbolen hebben verschillende betekenisniveaus. De tempel als sacrale ruimte, afgesneden van het profane (temnein = snijden), valt samen met het hemelse Jeruzalem, is een afspiegeling van het heilige huwelijk, is een afbeelding van het Zelf. 65) 17/12/2013 Willy Miermans over “Mobiliteit in Limburg” Willy Miermans (° 1956) is een geboren en getogen Maaslander. Van opleiding is hij socioloog. Zijn eerste werkervaring deed hij op bij Streekopbouwwerk ZuidLimburg (1980-1984). Bijna 20 jaar lang was hij verbonden aan de kunsthogeschool in Genk, nu de Media and Design Academy. Daar doceerde hij vakken als Sociologisch Denken en Sociologie van het Design en Creatieve Technieken. Maar daarnaast was hij erg actief als spreker en adviseur rond urbanistiek, en dan meer bepaald de woonecologie en verkeerskunde. Langs deze weg organiseerde hij heel wat inspraakprocessen in de politieke besluitvorming. Zo was hij betrokken bij stadsvernieuwingsprojecten in Sint-Truiden, Genk en Overpelt. Hij is coauteur van het Vlaamse Witboek Stedenbeleid. In 1990 richtte het Vlaams Parlement bij decreet de Vlaamse Stichting Verkeerskunde op om in te staan voor een gecoördineerde aanpak van de groeiende verkeersproblematiek. Dit stelde hem in de gelegenheid om het initiatief te nemen voor de Hogeschool voor Verkeerskunde, een professionele graduaatsopleiding. In 2003 mondde dit uit in de start van een bachelor- en masteropleiding in de Verkeerskunde aan de Universiteit van Hasselt. Hij is daar nu onderzoeker en docent. Van hieruit bereidde hij de oprichting voor van het Instituut voor Mobiliteit. Hoe verhouden zich onze levensdomeinen (wonen-werken-vrije tijd)? Welke keuze maken we uit de vervoersalternatieven? Hoe gebruiken we de ruimte en met welke infrastructuurpatronen? Het zijn drie aspecten van het mobiliteitsonderzoek, van waaruit er een verkeersmanagement uitgedokterd wordt. Hierin staat niet alleen de economie centraal, maar ook de menswetenschappen (menselijke behoeften en verlangens). In de jaren ’60 en ’70 “volgde” het beleid nog deze groeiende behoeften en verlangens. Tegenwoordig houdt de politiek meer rekening met de grenzen van de groei, en stimuleert ze de burger tot veranderend gedrag. Na WO II zagen we een exponentiële groei van de automobiliteit. In de VS zijn er nu 7 wagens per 10 inwoners (België 5,5), en in Los Angeles wordt 70 % van de ruimte ingenomen door wegen en parkings. Wat opvalt: door het autogebruik daalt de tijd die we besteden aan verplaatsingen niet, maar de auto creëert afstand. Een parallel vinden we in onze economie: we kozen niet voor werktijdverkorting, maar voor verhoogde consumptie. We besteden nu 85’/dag aan verplaatsingen. Zoals Ivan Illich zei: “We hebben nooit zo veel geïnvesteerd in mobiliteit, en we zijn nooit zo immobiel geweest.” De straten zijn geen speel- en ontmoetingsruimte meer, en de auto bevordert de stadsvlucht. Het verkeer bezorgt ons 196.000 blijvende letsels per jaar. De natuur van onze provincie wordt doorsneden door 11.211 km wegen. Er moet een oplossing gezocht worden om een nieuwe “tragedy of the commons” te voorkomen. Op een democratische manier, zonder verdringing van de arme door de rijke. Het Vlaams decreet op de basismobiliteit (2001) was alleszins een goede voorzet. 66) 11/2/2014 Rik Pinxten over “Kleine revoluties” Rik Pinxten (° Antwerpen, 1947) is een cultureel antropoloog. Lange tijd stond hij in het veldwerk, en zo verbleef hij o.a. tussen de Navaho-indianen. Later was hij als onderzoeker en gewoon hoogleraar verbonden aan de Universiteit van Gent, waar hij culturele antropologie en studie van religies doceerde. Van 2003 tot 2010 was hij voorzitter van de Humanistisch Vrijzinnige Vereniging. In zijn recente boek “Kleine revoluties” beschrijft hij hoe aan de basis talloze verfrissende initiatieven ontstaan, vaak op basis van zelfbeheer. In Groot-Brittannië komt 52 % van de bevolking niet rond op het einde van de maand. Deze bevolkingsgroep, ondertussen een meerderheid, wordt zelf met de schuld hiervan opgezadeld. Mensen die economisch niet meekunnen, worden “ontmenselijkt”. Zuid-Europa kreunt onder de besparingswoede, opgelegd door o.a. de Europese Commissie, en de eigen overheden stappen mee in de pas. De onmacht van de staat wordt duidelijk. De burgers moeten zich van onderuit organiseren om leefbare alternatieven uit te bouwen. En dat doen ze ook. In Spanje en Portugal, en in eigen land. In Wenen zijn er al 100.000 daktuinen. In Gent zorgt “Cel 2050” voor gedecentraliseerde energieproductie, ondanks dreigementen van Electrabel. De transitiebeweging is een feit, en moet zich nog verder versterken. Dat kan vanuit een krachtenbundeling, met zowel vakbonden als allerlei nieuwe sociale bewegingen, begeleid door proteststemmen zoals die onlangs opstegen vanuit de Indignados en Occupy. 67) 11/3/2014 Ides Nicaise over “Het Europees beleid en de armoedebestrijding” Ides Nicaise (° 1955, Kisantu-Congo) is doctor in de economie en geniet vooral bekendheid als onderzoeker aan het Hoger Instituut voor de Arbeid (KUL). Veel van zijn onderzoekswerk richt zich op armoede en maatschappelijke uitsluiting, zowel in ons land als in de derde wereld. Daarnaast geeft hij les aan verschillende faculteiten (pedagogie, politieke en sociale wetenschappen, rechten). Hij is actief in het Belgisch en Europees Netwerk tegen Armoede en in de Interuniversitaire Groep Onderzoek en Armoede. Daarnaast is hij vrijwilliger voor ATD-4° Wereld en actief lid van Amnesty International en Greenpeace. De Europese Unie telt nu iets meer dan 500 mio. inwoners. In het jaar 2000, ten tijde van de Europese top in Lissabon, leek de EU een rooskleurige tijd tegemoet te gaan. Volgens de zogenaamde Lissabonstrategie moest de EU tegen 2010 de meest competitieve en dynamische kenniseconomie van de wereld worden, met een (duurzame) groei van 3 %, meer jobs en meer sociale cohesie (minder armoede). De Lissabondoelstellingen werden niet gehaald. In 2010 werd een opvolger geformuleerd, de EU2020-strategie. De klemtoon op groene economie werd versterkt, en ook de armoedebestrijding stond centraal (20 miljoen mensen uit armoederisico halen). Ondertussen voerde de Europese Commissie een beleid dat economische hervormingen (met strikt financiële doelstellingen) voorrang gaf op sociale doelstellingen. Het Europese anticrisisbeleid heeft de euro gered, maar niet de mensen. Alle armoede-indicatoren gaan de hoogte in. 6,5 mio. mensen in de EU leven in “severe material deprivation”. 1 op 4 jongeren in Europa is werkloos (in Griekenland 2 op 3). In Spanje steeg het aantal daklozen tot de onthutsende kaap van 100.000. Ook in Spanje nam het aantal zelfmoorden met 30 % toe. Er is geen coherent economisch beleid van de Europese landen samen, ze staan in steeds scherpere concurrentie met elkaar. En zoals in het prisoner’s dilemma: als iedereen zijn eigenbelang nastreeft, blijft iedereen in de gevangenis. Zoals te verwachten is, neemt de tegendruk wel toe: de financiële transactietaks, het Youth Opportunity’s Programme, de voorstellen uit de EuroMemo Group (European Economists for an Alternative Economic Policy),… 68) 13/5/2014 Dirk Barrez over “Coöperatieven als stap naar een rechtvaardiger economie” Dirk Barrez (°1956) studeerde politieke en sociale wetenschappen aan de KUL, en specialiseerde zich in de ontwikkelingslanden tijdens een bijkomend jaar aan de UCL. Hij richtte het maandblad De Wereld Morgen op, en later startte hij samen met Han Soete de gelijknamige elektronische krant. Ook lag hij aan de basis van het tijdschrift Mo*. Vanaf 1989 maakte hij als journalist van de BRT lange en spraakmakende televisiereportages. Daarnaast is hij auteur van 13 boeken, vooral over de uitwassen van het neoliberalisme en maatschappelijke alternatieven. De laatste jaren doet hij onderzoek naar de coöperatieve beweging, en is hij er zelf in actief, o.a. via de oprichting van een nieuwe en ethische bank onder de werknaam newB. De bankencrisis is een systemische crisis, die niet met lapmiddelen opgelost raakt. In 2008 verloren wereldwijd 250 mio. mensen hun job. Ondertussen blijven de politici in de westerse hemisfeer economische groei en nieuwe banen voorspiegelen. Daarnaast verhalen ze hun steun aan de banken op de gewone mensen, en gaan ze verder met het privatiseren van de nutsbedrijven, waardoor de toegankelijkheid van de basisvoorzieningen vermindert. We hebben nood aan een ander economisch paradigma, met opbouw vanuit de basis van de samenleving, met coöperatie i.p.v. competitie. Heel nieuw is het niet: België heeft veel coöperatieve kracht verloren, en wat over is heeft geen gezicht. Veel ervan heeft wortels in de vakbonden (P&V) en de ziekteverzekeringen (mutualisme). Als we de blik wereldwijd richten, krijgen we een heel ander beeld met sterke tradities en vele nieuwe initiatieven. Duitsland telt ongeveer 2.000 energiecoöperaties. In het buitenland organiseert de boerenbeweging zich meer en meer in coöperaties, van Frankrijk tot Zuid-Amerika. De bank Caisses Desjardins in Quebec telt 5,5 mio. klanten. Ook Nederland heeft met de Rabobank nog een coöperatie in de financiële wereld. In Zwitserland bieden Coop en Migros niet alleen een fijn netwerk aan warenhuizen aan, maar ook allerlei diensten. Mandragon in Baskenland, een concern van 120 coöperaties, stelt 80.000 mensen tewerk. Coöperaties bestaan twee maal zo lang als een gemiddeld bedrijf. Haast allemaal trotseerden ze de financiële crisis van 2008. Vlucht naar het buitenland vormt geen probleem. En heel opvallend is het totaal andere waardepatroon: solidariteit (met elkaar en met het Zuiden), milieu, klimaat, sociale inclusie, buurtversterking,… 69) 5/11/2014 Panelgesprek over “Media en basisactie” Hoe kunnen basisgroepen uit de sociale en ecologische actie in een positieve wisselwerking treden met de media? Vertrekkend vanuit deze vraag zetten we een gesprek op met drie mensen met een lange ervaring in de perswereld: Pol Deltour (vast secretaris van de Vlaamse Vereniging van Journalisten), Indra Dewitte (toen adjunct-hoofdredacteur van Het Belang van Limburg) en Gie Goris (hoofdredacteur van MO*-magazine). Wat drijft mensen ertoe om een job in de media te zoeken? Betrokkenheid op de wereld en een drang om er impact op te krijgen zijn vaak wel motiverende factoren. Natuurlijk stuiten deze jonge mensen dan dikwijls op weerstand en traagheid. Waar ze ook actief zijn, systeemdruk ondervinden ze altijd. Die heeft een ander ka- rakter bij de openbare omroep dan in de privébedrijven, waar de wetten van de vrije markt directer meespelen. Het aantal beroepsjournalisten stagneert ook om deze reden op hetzelfde niveau: de zoektocht naar rendabiliteit veroorzaakt in gelijke mate snoei en uitbreiding. De drie gesprekspartners zijn er niet direct van overtuigd dat de digitalisering van de nieuwsconsumptie tot buitenmatige vervlakking leidt. Ze maakt wel enkele facetten duidelijker, omdat er meer meetbaar wordt. De drie onderwerpen die het meest aangeklikt worden in de digitale media, zijn ongevallen, branden en erotische getinte boodschappen. Als de media zich daarin laten meedrijven, treedt er uiteraard vergaande vervlakking op (cfr. het vroegere begrip “vertrossing”). Gelukkig is er hier ook tegendruk, vanuit de dynamiek van de redacties, de sociale wenselijkheid, en de subsidiërende overheid. 70) 2/12/2014 Mieke Vogels over “Het nieuwe wonen en sociale cohesie” Mieke Vogels (° 1954, Antwerpen) is licentiate in de politieke en sociale wetenschappen (UIA). Van 1999 tot 2003 was ze Vlaams Minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen. Van 2007 tot 2009 was ze voorzitter van Groen!. In mei 2014 stelde ze zich niet meer verkiesbaar en rondde ze haar publieke carrière na 30 jaar af. Het huisvestingsbeleid verhuist door de zesde staatshervorming van het federale niveau naar de gewesten. Een historische kans die Vlaanderen zeker niet mag missen, zegt Mieke Vogels. Want wonen is een basisbehoefte, en iedereen heeft recht op een behoorlijke woning, dat is zelfs in onze grondwet vastgelegd. Meer dan in onze buurlanden subsidieert de overheid hier de eigendomsverwerving: 80% van de overheidsmiddelen voor het woonbeleid gaat naar fiscale aftrek. In België is dan ook 74% van de gezinnen eigenaar van de woning; 20% huurt op de private markt, en 6% bewoont een sociale woning. Met onze kleine sociale huurmarkt zitten we in het staartje van Europa. Onze overheden plaatsen vaak het statement dat een eigen woning een vierde pensioenpijler vormt. Hierbij wordt het mattheuseffect veronachtzaamd: wie in armoede leeft, krijgt een laag basispensioen en is niet in de gelegenheid om een tweede, derde of vierde pensioenpijler op te bouwen. Het aantal Belgen met een tweede verblijf groeide van 2000 tot 2007 met 30%, het aantal gezinnen dat jaarlijks uit zijn woning wordt gezet groeit eveneens (momenteel 10.000/jaar). Het is dus hoog tijd dat een groter deel van de middelen naar huursubsidies gaat. Voor de huurder bestaat er immers geen fiscale aftrek. Huursubsidies zijn ook gunstig voor de verhuurder, omdat de solvabiliteit van de huurder stijgt. Met een half miljoen euro per jaar zouden we al een heel eind verder geraken. In haar boek “Het nieuwe wonen” somt Mieke Vogels nog heel wat mogelijke beleidsmaatregelen op: grondverwerving via recht van opstal, community land trusts, sociale verhuurkantoren, stadsherwaarderingsplannen, woonzorgwijken met gezamenlijke ruimtes,… Ook samenhuizen (cohousing) stijgt in populariteit: 57% van de jongeren voelt hier wel iets voor. Het recht op een eigen domiciliëring is hier vaak een prangend probleem. 71) 4/2/2015 Bleri Lleshi over “Naar een strijd tegen sociale ongelijkheid” Bleri Lleshi (°1981, Albanië) trok in 1999 als tiener alleen naar het westen, en verbleef twee jaar in Limburg. Daarna ging hij in Brussel wonen om er politieke wetenschappen en filosofie te studeren. Hij koppelde studiewerk aan maatschappelijk activisme, en werd een bekend jongerenwerker. Daarnaast kreeg hij een lesopdracht in de sociale economie aan de Artesis Hogeschool te Antwerpen (2010-2012), en verwierf hij bekendheid met zijn maatschappijkritische opiniestukken (in o.a. Knack en De Morgen) en documentaires. Momenteel werkt hij aan de VUB aan zijn doctoraat in de politieke filosofie. In 2014 verscheen het boek “De neoliberale strafstaat”. Daarin beschrijft Bleri Lleshi hoe het neoliberalisme, in tegenspraak met de eigen vlag, juist wél een sterke regulering uitbouwt, o.a. met de steun van Wereldbank, IMF, WHO en de Europese Centrale Bank. Op deze manier wordt de markt afgeschermd ten voordele van de bezittende klasse; terwijl de middenklasse aan weerbaarheid inboet door afkalving van middenveld en sociale bescherming. Mensen in armoede worden zelfs gecriminaliseerd. Ook in klassieke liberale middens wordt nog steeds geopperd dat economische groei, vrije markt en competitiviteit ons allen naar de middenklasse loodst. In de jaren ’50 en ’60 groeide die middenklasse inderdaad, maar cijfers tonen aan dat dit niet langer het geval is. De middenklasse verdwijnt, in Zuid-Europa is dat al duidelijk afleesbaar. Griekenland vormt een typevoorbeeld: de gemiddelde Griek leverde tussen 2008 en 2013 40% aan inkomen in, 30% leeft in armoede, het aantal zelfmoorden steeg met 60%. Ongelijkheid vergiftigt de samenleving. O.a. Kate Pickett en Richard Wilkinson toonden aan dat sociale problemen (angst, criminaliteit) toenemen bij stijgende ongelijkheid. Volgens cijfers van Oxfam zullen in 2016 de 1% meest vermogenden de 99% armsten overtreffen in rijkdom. Een nog pregnanter cijfer: de 80 rijksten bezitten even veel als de 3,5 miljard armsten. 135.000 Belgen gingen vorig jaar naar de voedselbank. In de VS deden ze dat met 46,1 miljoen, of bijna 1/6 van de bevolking. We gaan er dus zeker niet met z’n allen op vooruit. De kinderarmoede neemt toe in de eurozone, en ook in Vlaanderen. In 2010 leefde 25% van de Brusselaars in armoede, nu al 34%. België staat aan kop op gebied van ongelijke onderwijskansen: van de kinderen van kaderleden begint 80% universitaire studies, van arbeiderskinderen 6%. De directie van een BuSoschool in Brussel zegt dat 1% van de afgestudeerden een job vindt. Achter deze cijfers zitten mensen! Om het tij te keren moet er niet bespaard, maar geïnvesteerd worden. In onderwijs, sociale economie, overheidsdiensten. Terwijl 1/3 van de wereldrijkdom in de fiscale paradijzen geparkeerd staat… Ondertussen krijgt het Europees Parlement het niet voor elkaar om de Tobintaks (op internationale financiële transacties) goedgekeurd te krijgen. 70% van de Europese regelgeving zou geschreven worden door lobbygroepen; die dienen uiteraard de financiële belangen, niet de sociale rechtvaardigheid. 72) 31/3/2015 Bea Cantillon over “Samen vechten voor een solidaire samenleving” De sociologe Bea Cantillon (°1956, Wilrijk) startte haar onderzoeksloopbaan in 1979 aan het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck. Ze is er nu directeur van. Daarnaast is ze gewoon hoogleraar aan de UA, waar ze sociaal beleid doceert; van 2004 tot 2008 was zij er vice-rector. Door de jaren publiceerde ze uitvoerig over armoede en geïnstitutionaliseerde solidariteit (door sociale zekerheid en fiscaliteit). Van 1995 tot 1999 zetelde ze als gecoöpteerde in de senaat. Het lijkt contra-intuïtief, maar in België is er tot nu een globale stabiliteit in de inkomens-gelijkheid gebleven. De afname in de ongelijkheid, die zo typisch was voor de jaren ’50 en ’60, is tot stilstand gekomen. Maar in de VS en Scandinavië, surtout in Zweden, kennen we al 10 jaar een sterke toename in de ongelijkheid. Waarom is dit fenomeen niet zichtbaar in de cijfers van België? Is dit het succes van ons sociaal model, of verbergen de globale cijfers onderliggende bewegingen? Maar laat ons de vraag omdraaien: waarom is de armoede in al die jaren van economische groei niet gedaald? Het aantal jobs nam toe, maar ze werden scheef verdeeld over de gezinnen. Homogamie zorgde ervoor dat hogergeschoolden met elkaar huwden en rijke gezinnen stichtten, terwijl het aantal gezinnen zonder inkomen uit arbeid rond 12% bleef. Ondertussen ontstonden mechanismen en tendensen die de mensen in armoede verder achterstelden. De globale loonmassa steeg met 20,6%, terwijl de minimumlonen maar een reële stijging van 1% kenden. De werkloosheidsuitkeringen verschraalden, terwijl er weinig werd geïnvesteerd in sociale economie. Technologisering en globalisering droegen bij tot de dualisering; vele mensen konden niet meer de nodige capaciteiten verwerven om productief te zijn in de kennissamenleving. De sociale herverdeling blijkt niet meer te herverdelen: de 20% armsten krijgen 21% van de sociale overheidsuitgaven, en de 20% rijksten krijgen 18%. Op basis van deze inzichten zouden we van de overheden mogen verwachten dat ze dringend werk maken van herverdeling van rijk naar arm: sociale tax shifts én sociale spending shifts: sociale investeringen, subsidiëren van laagproductieve arbeid, hogere kinderbijslagen,… De sociale minima optrekken tot de Europese armoedenorm kost 5% van het BBP. 73) 18/1/2016 Ignace Schops over “Het klimaat na de Top van Parijs” Ignace Schops verwierf het meeste bekendheid als directeur van het Regionaal Landschap Kempen en Maasland, en als geestelijke vader van het Nationaal Park Hoge Kempen. In 2013 werd hij door Al Gore ook aangesteld als lid van het Climate Leadership Corps, als klimaatambassadeur. Hij is o.a. sterk geïnteresseerd in de relatie tussen klimaatopwarming en biodiversiteit. Eerder ontving hij de Goldman Environmental Prize (“Groene Nobelprijs”) uit handen van Al Gore, de voormalige Amerikaanse vice-president. Op deze avond blikten we samen terug op de VNklimaattop van december 2015. In het verleden waren er geregeld warmere perioden, en telkens bleek er een correlatie tussen de stijging van de temperatuur en van de CO2. De huidige klimaatwijziging is ongezien: momenteel al 0,8 °C wereldwijd, en we moeten rekening houden met (tijdelijke) vertragingseffecten. Volgens de zeer degelijke en zelfkritische rapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change (VN, duizenden wetenschappers) is de oorzaak nu antropogeen, door de mens veroorzaakt. Op de pas afgeronde Top van Parijs (COP21) kwamen 30.000 mensen tien dagen samen rond de derde verbintenisperiode, na 2020. De aanwezige wetenschappers vonden het hoognodig om de ambities aan te scherpen: als we uitvoeren wat nu gepland is, zal de temperatuurstijging snel 3 °C bedragen. Mede door een telefoon van Obama werd het objectief sterk verstrengd, naar 1,5 °C –dit werd zo vastgelegd in het eindrapport van 31 bladzijden. Het betekent dat het nu action time is. Momenteel bedragen de subsidies aan de sector van de fossiele brandstof nog 5.600 miljard dollar per jaar, of meer dan de gezondheidszorg. En in België (dat plaats 32 inneemt van de grote vervuilers) werd in 2014 zelfs een KB van 2013 (2050.be) geschrapt, dat werk wilde maken van een koolstofarm België. Ondertussen stroomt een groot deel van de opbrengsten van de groenestroomcertificaten net naar …producenten van fossiele brandstof. 74) 21/3/2016 Dirk Geldof over “Superdiversiteit” Dirk Geldof is docent aan de UAntwerpen, en daarnaast lector aan het departement Sociaal Werk van de Karel de Grote-Hogeschool en aan het Hoger Instituut voor de Gezinswetenschappen. In zijn boek “Superdiversiteit” beschrijft hij het nieuwe karakter van de huidige migratiestromen en de invloed ervan op de etnischculturele diversiteit. De term ‘superdiversiteit’ werd in 2007 voor het eerst gebruikt door de Brit Steven Verdovec. Hij wilde hiermee de transitie beschrijven naar een samenleving met veel meer diversiteit. De term ‘multiculturele samenleving’ dateert van de jaren ’70 en beschreef vooral de gevolgen van de instroom van arbeiders uit het buitenland (tot de migratiestop ten gevolge van de economische crisis in 1974). Toen ging het om een beperkt aantal nationaliteiten, ten gevolge van bipolaire overeenkomsten tussen West-Europese en zuiderse landen. Vanaf de jaren ’90 kwamen de mensen uit een heel divers aantal landen. Oorlogen speelden hierbij een grote rol (Bosnië, Kosovo, eerste Golfoorlog), maar daarnaast ook de val van de Muur, de globalisering van de economie, wetenschappelijke uitwisseling tussen universiteiten, de internationalisering van de politiek enz.. In de steden begonnen de minderheden de meerderheid te vormen: voor Sao Paolo en New York was dat al eerder het geval, Brussel werd in 2001 in België de eerste minority-majoritygemeente, en in 2009 volgde Genk. Opvallend is de toename van de “diversiteit in de diversiteit”: nationaliteit, taal, religie, migratiemotief, verblijfsstatuut, sociaaleconomische positie, … Er is ook meer transmigratie, van land naar land, zodat mensen vaak een meervoudig gelaagde identiteit aannemen, en zich meer wereldburger voelen. Zeker voor het onderwijs ligt hier een uitdaging: naast vakcompetenties zijn ook sociale kennis en vaardigheden meer en meer vereist. Superdiversiteit is niet goed en niet slecht, het is geen ideologische of morele, maar een wetenschappelijke term. Onze omgeving zal sowieso diverser worden, ook zonder nieuwe immigratie, alleen al door het opschuiven van de generaties. Maurice Krul beschrijft twee toekomstscenario’s. Ofwel een scenario van angst, polarisering en achterstelling, met een sociale tijdbom als gevolg. Ofwel een scenario van hoop en empowerment met ruimte voor kennismaking en erkenning, emancipatie en interculturalisatie. 75) 18/4/2016 Luc Cortebeeck over “De wereld van het werk nu en in de toekomst” Luc Cortebeeck was van 1999 tot 2011 nationaal voorzitter van het ACV. Momenteel is hij vicevoorzitter van de Internationale Arbeidsorganisatie (Genève), en hij is er voorzitter van de Werknemersgroep. De spreker begon zijn uiteenzetting in 1919, vlak na de Eerste Wereldoorlog en het Verdrag van Versailles. Het besef groeide dat “universele en duurzame vrede enkel mogelijk zijn op basis van sociale rechtvaardigheid”. Vanuit deze insteek werd de Volkenbond opgericht, en samen daarmee de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). Sinds 1946 ressorteert de ILO onder de Verenigde Naties. In de Verklaring van Philadelphia van dat jaar werd opgenomen dat “regeringen en sociale partners samen verantwoordelijk zijn voor het sociaaleconomisch beleid”. De ILO heeft bijgevolg een tripartiete structuur, met regeringen, werknemers en werkgevers. De werknemersrechten werden trouwens ook opgenomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Elk jaar vindt er gedurende twee weken een Internationale Arbeidsconferentie plaats in Genève, met 4.500 mensen. De daar genomen conventions moeten in België door 7 parlementen geratificeerd worden, maar toch staat België wereldwijd op de vijfde plaats qua aantal ratificaties. Een viertal conventies zijn fundamenteel: verbod op gedwongen arbeid, verbod op kinderarbeid, geen discriminatie op het werk, en het recht op vrije vakbonden met stakingsrecht. 20 toprechters uit de ganse wereld en van diverse ideologieën zorgen voor controle op de naleving van de normen (189 conventions en 204 recommendations). De opvolging ervan gebeurt in een Commissie van de Normen, de moeilijkste gevallen worden besproken op de Raad van bestuur. De economische globalisering heeft de opdracht van de ILO danig hertekend. Westerse consumptiegoederen worden vaak geproduceerd in de derde wereld, door onderaannemers die miljoenen verborgen en weinig beschermde arbeiders tewerkstellen. De internationalisering draagt ook bij tot een versneld verteren van de grondstoffen en hulpbronnen. De crisis van 2008 was de aanleiding voor de “Declaration on Social Justice and Fair Globalisation”. Decent work en social protection maken trouwens ook deel uit van de 2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen wordt dé uitdaging van de toekomst. Het is een waardevol instrument voor een economie die bijdraagt tot menselijk welzijn en duurzame ontwikkeling. 76) 17/5/2016 Frederik Vaes over “Het verzet tegen armoede” Frederik Vaes is 8 jaar actief bij het Regionaal Instituut voor Maatschappelijk Opbouwwerk (RIMO), waar hij projectleider armoede is. Hij werkt nauw samen met het Netwerk tegen Armoede en de Limburgse verenigingen waarin armen het woord nemen. Ook het Trefpunt Armoede, het samenwerkingsverband van Limburgse armoedewerkingen, is een dankbaar platform om krachten te verenigen. In de Werkgroep Maatschappelijke Dienstverlening pleit Frederik voor meer toegankelijkheid van allerlei sociale diensten voor armen en mensen in achterstellingssituaties. De stem van opgeleide ervaringsdeskundigen in de armoede krijgt hierin steeds meer gewicht. Het is vaak door een complex en venijnig samenspel van factoren dat mensen in een kwetsbare leefsituatie terechtkomen. Als men een keer in deze vicieuze cirkel wordt opgenomen, neemt de stress toe, het toekomstperspectief vernauwt zich tot een tunnelvisie, en men is vaak fysiek of mentaal niet meer in staat om de nodige veerkracht te ontwikkelen. Daarbij wordt de kloof tussen de bevolkingsgroepen steeds dieper, de mensen van de middenklasse kennen en verstaan de problemen van de armen steeds minder, zodat er maar weinig empathie en steun komt uit de hoek van de mensen die er beter voorstaan. Jammer genoeg geldt dat ook voor vele beleidsmensen, die de mantra blijven herhalen dat een job de beste weg is uit de armoede en naar integratie. De feiten bewijzen dat de lat voor een formele job erg hoog ligt voor wie helemaal aan de grond zit: van de armen uit de leeftijdscategorie van 18 tot 60 jaar blijkt 2/3 niet activeerbaar naar werk. Toch kunnen deze mensen veel betekenen voor de anderen en de samenleving –de definitie van “werk” is dus aan herziening toe. Bij mensen in armoede leeft er een sterke wil om hun kinderen een beter leven te geven, maar ze vinden de hefbomen niet om hierin te slagen. Van huis uit hebben ze dikwijls niet meegekregen hoe ze hun situatie kunnen aanpakken, en de maatschappelijke voorzieningen liggen verscholen achter ingewikkelde administratieve verplichtingen. Dat maakt het leven onoverzichtelijk. Er is een grote nood aan mensen die een globale kennis hebben van de hulpverleningscircuits én inzicht hebben in de leefwereld van mensen in maatschappelijke achterstelling. Als men zou investeren in bv. dergelijke maatschappelijke assistenten, dan is het terugverdieneffect enorm. Maar wachten is geen optie. Strijdbaarheid wel. We moeten verandering van onderuit opzetten, kordaat en met de mensen zelf. Zo ontstaan er netwerken waarin mensen elkaar ondersteunen, versterken en een stem geven. En elke mens die de moed herneemt en zich beter in zijn vel voelt, is ook in staat om zijn talenten aan het licht te brengen, weer mee te tellen en iets bij te dragen.