© Copyright 2002 Uitgeverij Lambo bv, Arnhem Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatisch gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, digitaal, door fotokopieën of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 8. Techniek en wetenschap 8.0 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 Wetenschap, inleiding Kathedraalbouw Techniek en muziek Techniek en dans Uitvindingen Verzamelen 8.0 Wetenschap, inleiding Wetenschap en kunst konden in het Arabische wereldrijk putten uit rijke bronnen: de inspiratie van Mohammed, vertaalde werken uit de klassieke oudheid, het christen- en jodendom en het Perzische en Indische cultuurgoed. De islamitische beschaving erfde alle kennis van de oude wereld en die werd verdiept in centra van geleerdheid al Bagdad en Kairo. Met behulp van de geschriften van de Griekse geleerde Erathosthenes ( 250 v.Chr.) kon men de omtrek van de aarde vrij nauwkeurig berekenen. Naast boeken over sterrenkunde werden er ook veel boeken over astrologie vertaald. De christelijke kerk was daar faliekant op tegen: door de toekomst te voorspellen ging de astroloog op de stoel van God zitten, wat indruiste tegen alle opvattingen van de Kerk. Het bestuderen van de aarde werd ondersteund door het gebruik van het kompas, dat in de elfde eeuw, ongeveer tegelijkertijd met het buskruit, door de Arabieren vanuit China in Europa werd geïntroduceerd. Het astrolabium bleek een nieuw, zeer geschikt instrument te zijn om de juiste plaats te kunnen bepalen, waarbij kennis van de sterren een noodzaak was om de goede berekening te kunnen maken. Lange tijd heeft het astrolabium niet ontbroken aan boord van schepen die op ontdekkingsreis gingen. In de Middeleeuwen was men ervan overtuigd dat de eenhoorn een echt bestaand dier was. De christelijke kerkvader Augustinus heeft enorme invloed gehad op de ontwikkeling van de wetenschap door zijn telkens herhaalde stellingen dat God de schepper van alles was en dat leergezag van de Bijbel groter was dan het verstand van de mens. Augustinus ging ervan uit dat de Bijbel niet kon dwalen – “de Heilige Schrift vertelt nu eenmaal op geen enkele manier onwaarheid – en dus letterlijk moest worden genomen. Ziekenzorg De ziekenzorg stelde in het middeleeuwse West-Europa niet veel voor. Een operatie, voorzover je die term mag gebruiken, werd uitgevoerd door chirurgijnen. De behandeling was vaak uiterst pijnlijk. Soms schroeide men bijvoorbeeld wonden dicht met een brandijzer. Aderlaten was een veelgebruikte techniek, waarbij men van de zieke bloed aftapte. Men was ervan overtuigd dat men door deze ingreep het evenwicht tussen goede en slechte stoffen in het lichaam werd hersteld. Dat men aan de genezing niet veel zorg besteedde wordt verklaard door het feit dat men het redden van de ziel veel belangrijker vond. Vandaar dat er in een hospitaal altijd een priester aanwezig was en een deel van de ruimte ingericht als kapel. De zieken hadden vanuit hun bed steeds een duidelijk zicht op de kerk, zodat ze steeds de diensten konden volgen. Wie veel pijn leed werd gesust met de belofte dat lijden na de dood een mooi plekje in de hemel opleverde. De zorg voor de zieken werd verricht door zusters. Er werkten ook mannen, maar hadden een ondersteunende taak, zoals de zorg voor de boekhouding en de aanvoer van eten en wijn. Anders dan in hedendaagse ziekenhuizen lette men niet op hygiëne. Het verband tussen ziekte en hygiëne is pas in de negentiende eeuw gelegd. 8.1 Kathedraalbouw In 1220 werd de eerste steen gelegd door bisschop Evrard de Fouilloy, en de heren Luzarchus en Cormont begonnen enthousiast aan de bouw. Zij wilden de grootste kerk van Frankrijk bouwen en lieten daarvoor een ziekenhuis, het bisschoppelijk paleis en de stadsmuren verplaatsen. Geld speelde geen rol; Amiëns was een rijke stad. De plattegrond van de kathedraal kreeg, zoals veel eerder gebouwde kathedralen, de vorm van een kruis, met twee zware torens bij de ingang en een hoge, spitse toren op het kruis. De daken waren vrij stijl en de buitenkant zag eruit als een woud van steunen en bogen. Op de kerkvloer lag een zwart-wit mozaïek (alleen van bovenaf goed te bekijken). In de zestiende eeuw werden speciale koorbanken vervaardigd van ongeëvenaard houtsnijwerk. Een deel van de Franse koninklijke plechtigheden vind in de koninklijke kathedralen plaats. Daar, in Reims, Amiëns, Parijs, de Saint Denis wordt ook het onaantastbaar gezag en het machtsvertoon van de Franse dynastieën aangebracht. De voorgevels worden opgeluisterd met beelden van heiligen en van de Franse koningen tot aan Karel de Grote, en verder aangevuld met de koningen uit het Oude Testament. 8.2 Techniek en muziek Tot halverwege de dertiende eeuw bleven de clausulae uit het Magnus Liber de basis voor het motet. Vaak werden voor de bovenstemmen alternatieve teksten gebruikt met dezelfde strekking, waardoor soms drie teksten door elkaar heen werden gezongen. In de veertiende eeuw ontwikkelde zich een nieuwe stijl, de Ars Nova. Een compositie moest meer een eenheid worden, de stemmen moesten beter bij elkaar passen. Nog steeds vormden gregoriaanse gezangen de basis voor composities, maar voor de bovenstemmen begon men langere melodieën te schrijven, met een veel verfijnder ritme. Daarna werden de tenors (dus de basis) ook ontleend aan wereldlijke liedjes en instrumentale dansen. De term Ars Nova is afkomstig van een verhandeling van de Franse componist en dichter Philippe de Vitry, waarin hij de nieuwe technieken beschreef die componisten van zijn tijd gebruikten. Eén van de belangrijkste componisten van de Ars Nova was Guillaume de Machaut (ongeveer 1300 tot 1377). Hij diende als klerk en secretaris aan het hof van de Boheemse koning Jan van Luxemburg en aan het Franse hof, later werd hij door de paus benoemd tot domheer van Verdun, Arras en Rheims. Als dichter en componist schreef Machaut zowel wereldlijke als kerkelijke muziek. De beroemdste kerkelijke compositie van de veertiende eeuw, Messe de Notre Dame, was van zijn hand. Het was een vierstemmige mis, wat zeer zeldzaam was voor die tijd; bovendien was het voor het eerst dat een componist een hele mis schreef. In zijn werk maakte Machaut gebruik van isoritmiek, een belangrijk kenmerk van de Ars Nova. Aan de tenor wordt een ritme toegevoegd dat steeds wordt herhaald en langer kon zijn dan de hoeveelheid noten van de melodie; om het ritme te voltooien, werd de melodie herhaald. Deze herhaling zorgde voor meer structuur in de compositie. Vooral in zijn drieëntwintig motetten maakte Machaut gebruik van de isoritmiek. In zijn wereldlijke muziek, waaronder Lais, virelais, ballades en rondeaux, volgde hij de Franse trouvère-traditie; in eerste instantie eenstemmig, later ook meerstemmig. Deze muziek kon zowel instrumentaal als vocaal worden uitgevoerd. Zo werd zijn ballade Nes que on porroit eens op orgel en doedelzak uitgevoerd. Teksten Motet Pulcelete bele/Je languis/Domino Triplum (Pulcelete) Pretty maid, and comely, gracious, gentle and pleasing. She whom I so desire dothe me enleash, joyous, loving and empassioned. The nightinggale that in May sings is not as she so gay. Sweetly shall I love from heart entire my sweet darkhaired love. Beauteous love taht my life at the mercy so lang hath held, I with my sighs, proclaim thee thanks Motetus (Je langius) I languish in the pains of love. So much I love that it may me kill as no other pain. Too beauteous to be death. Take from me, oh sweet friend this my pain. Lest love me kill Tenor (Domino) Lord Bronnen Gregoriaans Kerktoonladders Tegenwoordig kent de muziek twee toonladders. De majeurtoonladder (van c tot c zonder mollen of kruizen) en de mineurtoonladder (van a tot a, met eventueel een fis en een gis). In de middeleeuwen gebruikte men andere toonladders. Zij werden verdeeld in twee groepen van 4, in totaal dus 8. De eerste groep bestaat uit de authentieke toonladders Dorisch, Phrygisch, Lydisch en Myxolydisch. De toonsoorten zien er als volgt uit Dorisch: Phrygisch: Lydisch : Myxolydisch: re - mi -fa - sol - la - ti - do - re mi - fa - sol - la - ti - do - re - mi fa - sol - la - ti - do - re - mi -fa sol - la - ti - do - re - mi - fa - sol De begintoon en de vijfde toon van deze toonladder (vetgedrukt) zijn de belangrijkste tonen van de toonladder. De tweede groep bestaat uit de plagale toonladders Hypodorisch, Hypofrygisch, Hypolydisch en Hypomyxolydisch. Deze toonladders bevatten dezelfde tonen als de toonladders in de eerste groep. Ook hun grondtoon (vet en itallic gedrukt) hetzelfde. Alleen is de opbouw anders en liggen de andere belangrijke tonen van de toonladder op een andere plaats. Hypodorisch: Hypophrygisch: Hypolydisch: Hypomyxolydisch: la - ti - do - re - mi - fa - sol - la ti -do - re - mi - fa - sol - la - ti do - re - mi - fa - sol - la - ti - do re - mi - fa - sol - la - ti - do - re 8.3 Techniek en dans Voor het aangeven van danspassen gebruikten dansmeesters een lettercodering die onder het betreffende stukje van de muzieknotatie werd geplaatst. Deze letters waren de beginletters van de namen die de passen droegen. Zo stond de s voor ‘simple’, een enkelvoudige pas en de r voor ‘reprise’, een herhaling van een pas. De R was een ‘Revérence’ ofwel een buiging. 8.4 Uitvindingen 1000 –1100 1100 –1200 1200 – 1300 astrolabium toepassing waterkracht getijdemolens in lagune van Venetië plet- en stampmolens in Engeland in China: buskruit papiergeld kompas spinnewiel mechanische klok op waterkracht toenemend gebruik windmolens vervaardiging van zijde in Sicilië begin fabricage papier houtsneden gebruikt voor initialen opkomst Chinees porselein naar Midden-Oosten uitvinding kruiwagen introductie van het Kog (type handelsvaartuig) bril verbetering van destilleertechniek 8.5 Verzamelen In het middeleeuwse Europa waren dat de kloostergemeenschappen (die kostbare reliefhouders, kelken en heiligenbeelden voor het interieur van hun kerken lieten maken) en vorsten, voor wie een kostbare verzamelingen een prestige vergrootte. Tegen het einde van de Middeleeuwen kwam de meest wonderbaarlijke vorm van verzamelen op: de encyclopedische. Een van de eerste spraakmakende verzamelaars was Jan, hertog van Berry (1340-1416). Zijn verzameling was grotendeels opgebouwd uit kleine kostbaarheden. De collectie had vooral als doel om zijn vorstelijke status te benadrukken, wat blijkt uit zijn voorkeur. Bovendien kon de schat ook gebruikt worden om in geval van financiële nood op terug te grijpen. Anders dan de verzamelingen van zijn rijke en machtige tijdgenoten bestond de collectie van de hertog van Berry niet uit toevallig bij elkaar gebrachte erfstukken, geschenken en aankopen. De hertog was een hartstochtelijk verzamelaar van onbewerkte voorwerpen uit de natuur, de naturalia, en producten van menselijk vernuft en techniek, de artificialia. De naturalia en de artificialia vormen de twee belangrijkste categorieën van wat later de encyclopedische verzameling zou gaan heten. De hertog had vooral oog voor het kunstzinnige, het vreemde, of zoals hij het zelf noemde: het wonderbaarlijke.