Vlaams onderwijs raakt vertrouwd met duaal leren en werken

advertisement
10 dossier
ONDERWIJSSPECIAL
8 februari 2017
kerk & leven
11
Vlaams onderwijs raakt vertrouwd met duaal leren en werken
Om vier uur uit bed
Hoe maken we ons onderwijs
aantrekkelijk met het oog op de arbeidsmarkt? Op die vraag willen de Vlaamse
ministers van Onderwijs Crevits en van
Werk Muyters met het systeem van duaal
leren een gepast antwoord bieden.
W
Jozefien Van Huffel & Patrick Verstuyft
erkplekleren in een theoretische
richting? Zesendertig leerlingen uit
het zevende jaar chemische procestechnieken in drie verschillende scholen
bewijzen dat het kan. „We doen dat omdat we vertrekken bij de leerlingen”, zegt
Dirk Vlaeminck, trajectbegeleider bij Don
Bosco Haacht. „In die groep zijn heel wat
jongeren schoolmoe, maar niet leermoe.
In het ideale geval raak je met een duale
leerling een stap verder dan met een klassieke. Bovendien is een
op de praktijk geënte
leermethode meestal
doeltreffender.”
De duale leerlingen
wisselen blokken van
enkele weken op de
werkvloer af met blokken op school. Dat is noodzakelijk om hen
echt met het werkveld te laten kennismaken, want dat is haast altijd volcontinu georganiseerd, met ploegen die elkaar dag in,
dag uit afwisselen. „Je kunt niet verwachten dat leerlingen zondag de nacht doen en
maandag op school zijn”, zegt Vlaeminck.
„Hun motivatie blijkt groot, ondanks het
ploegenwerk. Op school zijn ze geregeld
een dag afwezig, op het werk staan ze er,
ook al moeten ze om vier uur uit bed om
om zes uur in Antwerpen te staan.”
Om het proefproject vorm te geven, vertrokken de drie deelnemende scholen en
twee chemische bedrijven, BASF en Monsanto, van een wit blad. „Wat moet iemand
kunnen die als procesoperator begint? We
beseften dat de scholen gemeenschappelijk cursusmateriaal nodig hadden, want
je kunt niet verwachten dat de begeleider in het bedrijf rekening houdt met di-
verse programma’s”, zegt Vlaeminck. „We
bepaalden ook wie het best welke leerstof
aanbrengt, de leerkracht of de werkplekmentor. Theoretische chemische principes
komen nog steeds op school aan bod, maar
de diverse manieren om stoffen uit elkaar
te houden, onthoud je beter als je ze in de
praktijk ziet.” Voor elk vak vormden leerkrachten, over de netten heen, een werkgroep. Ze legden ook vast wie wat wanneer
doet. „Zo weten wij en de begeleider op elk
moment waar de student staat.”
Rekenden de scholen
aanvankelijk op een
twaalftal plaatsen voor
studenten, het werden
er uiteindelijk 36, in
dertien bedrijven. „Om
veiligheidsredenen kan een student in een
chemisch bedrijf niets in z’n eentje. Ze worden dus niet gezien als extra werkkracht”,
weet Vlaeminck. „Het voordeel voor de bedrijven is dat ze beter zullen kunnen inschatten of iemand echt kiest voor de job.
Een chemisch operator krijgt immers nog
vijf tot tien jaar opleiding op de werkvloer.
De eerste paar jaar brengt hij het bedrijf
weinig op, dus het ergste zijn mensen die
het na drie jaar voor bekeken houden.”
Niet iedere leerling is geschikt voor een
duaal traject. Vlaeminck: „Niet in elk bedrijf is alle technologie aanwezig, dus de
studenten moeten ook in staat zijn tot zelfstudie. Aan het eind van het jaar leggen ze
dezelfde examens af als de niet-duale leerlingen.” Recentelijk liet Vlaeminck zich
zelf opleiden. „Wat maakt je tot begeleider? Ik volgde in een bedrijf de cursus die
iedere stagebegeleider krijgt.” (jvh)
„Niet in elk bedrijf is alle
technologie aanwezig,
dus zelfstudie hoort erbij”
Jongeren klaarmaken
voor de arbeidsmarkt
O
nder de noemer Schoolbank op de werkplek werden vorig jaar op 1 september
zeven zogenoemde proeftuinen duaal leren gelanceerd, in 28 scholen voor zes
studierichtingen: ruwbouw, zorgkundige,
chemische procestechnieken, elektrische
installaties, haartooi en groenbeheer. Een
zevende studierichting, elektromechanische technieken, start volgend schooljaar.
Vorige maand voegden Vlaams minister
van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) en
haar collega van Werk Philippe Muyters
(N-VA) daar negentien studierichtingen
aan toe, waaronder onderhoudsmechanica, brood- en banketbakkerij, slagerij, matroos, lassen-constructie, en decoratie- en
schilderwerken.
Door de bank genomen gaat het om
tweejarige opleidingen (derde graad) en
om specialisatiejaren (kraanbestuurder,
kinderbegeleider,
kapper-salonverantwoordelijke) voor BSO (beroeps secundair), DBSO (deeltijds beroeps secundair),
leertijd (leercontract), en enkele richtingen in het TSO (technisch secundair).
Leerlingen vanaf de leeftijd van vijftien
leren minstens drie dagen ‘de stiel’ op de
werkvloer en twee dagen in de klas. Duaal
leren moet een volwaardige leerweg worden, met aan de finish een onderwijskwalificatie en een betere toegang tot de arbeidsmarkt voor de leerlingen.
Overheid, onderwijs
en sociale partners werken daartoe samen in
het Vlaams Partnerschap Duaal Leren waarvan SYNTRA Vlaanderen de draaischijf is.
Dat
overheidsagentschap probeert tegelijk per sector samenwerkingsovereenkomsten af te sluiten met
werkgevers en werknemers. Dat is al het geval in de autosector, transport, voeding en
horeca. Inmiddels zijn al elf sectorale partnerschappen opgericht.
„Het is niet onze ambitie om wat de sectoren doen – sommige al jaren – in hun
plaats te doen, maar wel om afspraken te
maken om het zo uniform en kwaliteitsvol
mogelijk te doen”, zegt Elly Kerkhofs, verantwoordelijke Duaal Leren voor SYNTRA
Vlaanderen. „De sector kan bijvoorbeeld
zelf een bedrijf erkennen, of het ons laten
doen. Wij verzamelen alle werkplekken in
een databank en bieden die aan via de website www.werkplekduaal.be. Er zijn al een
vijfduizend leerwerkplekken erkend. De
focus ligt op ‘leren’ onder begeleiding van
een deskundige mentor.”
Dat het vroeger ook niet slecht was, bewijst volgens Kerkhofs de vaststelling dat
negentig procent van de jongeren in de
leertijd het makkelijkst een job vindt omdat ze het beroep op de werkvloer hebben
aangeleerd. Toch kan „het uitbreiden van
beroepsopleidingen met hogere profielen
van de TSO-richtingen, het imago opkrikken en de kloof helpen overbruggen tussen het schoolse leren en wat de arbeidsmarkt vraagt”. En het aanbod wordt voort
uitgerold. „Voorlopig bereikt Schoolbank op
de werkplek een 130-tal leerlingen”, zegt Elly
Kerkhofs. „Dat is nog beperkt, maar het is
iets nieuws en het moest snel gaan: scholen
moeten leerlingen screenen en enkel arbeidsrijpe en arbeidsbereide jongeren selecteren. En er is de ambitie om duaal leren
naar het hoger onderwijs te tillen.”
De Vlaamse Onderwijsraad staat achter
duaal leren, maar is ook bezorgd. Doordat
duaal leren zich ook richt op sterke opleidingen (TSO en hoger onderwijs), dreigt de
doelgroep die nu binnen DBSO in het stelsel leren en werken zit, uit de boot te vallen. Stafmedewerker Koen Stassen: „Die
jongeren vonden in het deeltijds onderwijs
hun plek. Of we die doelgroep niet deels
verliezen, zal sterk afhangen van de bedrijven.” Hij vreest voor een ‘verdringingseffect’. „Van de bedrijven
wordt een enorm engagement gevraagd. Nu
is dat voor BSO en TSO
beperkt tot stages van
enkele weken. Bij duaal leren gaat het om
drie dagen in de week.
Sommige leerlingen hebben nu al een probleem om een werkplek te vinden. De kans
bestaat dat bedrijven kiezen voor leerlingen die het minste risico vormen op uitval.
Een leerling uit het DBSO zou wel eens als
een ‘moeilijkere’ leerling beschouwd kunnen worden.”
Bedrijven hebben ook in het buitenland
een behoorlijke vinger in de pap. Dat blijkt
ook uit het onderzoek Naar een optimalisering van het stelsel van leren en werken in Vlaanderen van Wouter Pinxten, beleidsmedewerker bij het departement Onderwijs. In
Duitsland zit zestig procent van de zestienjarigen in een stelsel van duaal leren. Iedere leerling kan vanaf zijn dertiende enkele
dagen proeven afleggen om zijn sterke en
minder sterke kanten te ontdekken. Vanaf
Op 1 september 2018
moet het decreet
Duaal Leren ingaan
Een werkplekmentor wijst een student de weg in de vestiging van het chemische bedrijf BASF in Antwerpen. © BASF / Michel Wiegandt
zijn veertiende kan hij dan deelnemen aan
een proeftuin met beroepen die in de lijn
liggen van zijn potentieel. In Duitsland,
Denemarken, Nederland en Oostenrijk
moet een leerling die geen baan heeft zelfs
eerst solliciteren bij bedrijven die vacatures op een databank plaatsen.
Koen Stassen geeft twee voorbeelden
waar verdringing mogelijk is: „Het M-decreet wil in Vlaanderen inclusief onderwijs
invoeren. Een school die duaal leren aanbiedt, hangt voor die inclusie voor drie vijfden af van een bedrijf. Een garantie dat het
bedrijf dat engagement opneemt, is er niet.
Ten tweede, omdat er nog altijd discriminatie is op de arbeidsmarkt, vrezen we dat
het voor jongeren van een andere origine
moeilijker is om een geschikte werkplek te
vinden. Je mag die discriminatie niet binnenbrengen in een opleidingstraject. Anders zit je daar al met een probleem.”
Elly Kerkhofs heeft er vertrouwen in.
„Nu komt de volgende stap, de kwaliteit
van de werkplek garanderen”, zegt ze. „Wat
met de opleiding van werkplekbegeleiders,
van mentoren?” Dat is voor Koen Stassen
een heikel punt. „Je krijgt als school de
eindverantwoordelijkheid over een duaal
leertraject, maar over de erkenning van de
werkplek heb je niks te zeggen. De voorwaarden zijn voorlopig zeer minimaal, zoals de minimumleeftijd en een aantal jaar
beroepservaring, maar over pedagogischdidactische competenties wordt niets gevraagd. We willen meer garanties, zonder
te streng te zijn, want anders haakt een bedrijf af.” (pv)
Knippen en kleuren bij alle soorten klanten
E
en week in het vijfde jaar en respectievelijk een halve en een hele dag per
lesweek in het zesde en het zevende.
Zoveel stage staat er normaal op het programma van leerlingen haarzorg aan het
Aalsterse DvM handels-, technisch en beroepsonderwijs. Sinds september staan
dertien vijfdejaars echter maar liefst 22 uur
per week in een kapperszaak, waaronder
op zaterdag. „Bovendien volgen ze vijftien
lesuren theorie en vier uur praktijk”, zegt
trajectbegeleider Melanie Cortvrindt.
„Het zijn dan ook erg gemotiveerde leerlingen die kiezen voor duaal leren”, ver-
Een van de leerlingen uit het vijfde jaar haarzorg van DvM handels-, technisch en
beroepsonderwijs in Aalst op haar werkplek. © Jozefien Van Huffel
volgt ze. „Andere leerlingen volgen weliswaar haartooi, maar willen achteraf liever
kleuteronderwijs of verzorging studeren.
Deze groep wil echt kapper worden.” „Ze
raken wat uitgekeken op de oefenhoofden”, vult collega Kris Geeroms aan. „Ze
voelen zich, al dan niet omdat ze wat ouder
zijn dan de rest, klaar voor de werkvloer,
maar moeten eerst nog een diploma behalen. Of ze willen wel sneller leren. Terwijl
we op school pas na nieuwjaar beginnen
met haar kleuren, maak je daar in een kapsalon uiteraard sneller mee kennis.”
Duale leerlingen hebben een arbeidscontract onder een bijzonder statuut en worden dus betaald. „Wie enkel in het traject
stapt om een centje bij te verdienen, zit echter op de verkeerde plek”, vindt Geeroms.
De school screende vorig jaar de leerlingen van het vierde jaar om te bepalen wie
in aanmerking kwam voor duaal leren en
vervolgens kiezen de leerlingen zelf of ze
erin stappen. Doen ze het, dan krijgen ze
elke maand een aantal doelstellingen mee
naar hun werkplek. In een boekje geeft de
kapper die als mentor fungeert, punten en
commentaar op die vaardigheden. Hij of
zij noteert ook welke bijkomende theorie
aan bod kwam.
De trajectbegeleiders van de school gaan
geregeld op werkplekbezoek. „De kappers
hebben wat werk met onze leerlingen. Ze
zijn de voornaamste opleider. Tot nu toe
zijn ze echter tevreden”, zegt Geeroms.
„Wij merken dan weer dat het schoolse
soms op de tweede plaats komt. Af en toe
moeten we hen er bijvoorbeeld aan herinneren dat zij net zo goed een schoolagenda
moeten bijhouden, terwijl we horen dat ze
op de werkvloer erg stipt zijn.”
Geregeld is er overleg met de vier andere scholen die voor de richting haarzorg
in het traject stapten. Volgend schooljaar
breidt het proefproject uit naar het zesde
jaar, daarna ook naar het zevende. In 2019
wordt het geëvalueerd. „Nu al is duidelijk
dat dit een goed systeem is voor sommige
leerlingen. Anderen varen eerder wel bij
het schoolse systeem, omdat ze niet voldoende klaar zijn voor de arbeidsmarkt”,
zegt Geeroms. „In een salon moet je initiatief nemen. Eén leerling keerde terug van
het duale naar het reguliere traject. Dat
kan. Hier op school zullen leerlingen net
zo goed afstuderen als goede kappers.”
Cortvrindt: „Het verschil is dat de duale
leerlingen ervaring opdoen met alle soorten klanten en zichzelf de juiste gewoontes aankweken. Op school knippen we ook
mensen, maar het blijft een nagespeeld salon. Een kapper die iemand aanneemt die
voor duaal leren koos, zal die meestal minder moeten inwerken.” (jvh)
Reageren op dit artikel? Dat kan op
[email protected]
Download