Uitleggen wat een pluriforme samenleving is. -Een ander woord voor pluriform is veelvoudig. -In een pluriforme samenleving spreken we over alle verschillende cultuurgroepen samen. -De basis voor de pluriformiteit ligt verankerd in de grondwet. → zo heeft ieder het recht om zijn godsdienst of levensovertuiging te belijden, mag iedereen gedachten of gevoelens openbaar maken en is het mogelijk om eigen scholen op te richten. -In de Nederlandse pluriforme samenleving: -bestaat een grote culturele diversiteit, dat wil zeggen dat er veel verschillende cultuurgroepen bestaan; -leven de verschillende cultuurgroepen deels naast en deels met elkaar; -vormen gemeenschappelijke cultuurkenmerken samen de dominante Nederlandse cultuur. Uitleggen waarom cultuur een dynamisch samenspel van subculturen is. -Onder cultuur verstaan we alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus als vanzelfsprekend beschouwen. -Nature-nurturedebat. Nature-aanhangers vinden dat ons gedrag het meest word bepaald door aangeboren eigenschappen. Nurture-aanhangers zeggen dat gedrag vooral aangeleerd is. Waarschijnlijk hebben beide groepen gelijk. Zo is het vermogen om klanken met je stem voort te bewegen aangeboren. Maar welke taal je spreekt, is aangeleerd. -De belangrijkste cultuur in een land of samenleving is de dominante cultuur: alle kenmerken die geaccepteerd worden door de meeste mensen binnen een samenleving. Het spreken van de Nederlandse taal, de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen en het vieren van Koningsdag zijn typische kenmerken van de dominante cultuur in Nederland. Nederlanders staan ook bekend vanwege hun grote mate van tolerantie: ze accepteren makkelijk andersdenkenden. -Naast de dominante cultuur komen in een samenleving talloze andere culturen voor: de subculturen. We spreken van een subcultuur wanneer binnen een groep bepaalde waarden, normen en andere cultuurkenmerken afwijken van de dominante cultuur. Deze subculturen hebben eigen gewoonten en regels, vaak kan je dat al aan het uiterlijk zien. -Cultuur is dynamisch: het is voortdurend in ontwikkeling, dat komt onder meer door dat mensen met een andere culturele achtergrond in ons land komen wonen. Of door emancipatiebewegingen zoals het feminisme. Uitleggen welke functies subculturen hebben. -Een deel van je identiteit bepalen door je persoonlijkheid deels te vormen door cultuurgebonden elementen -Een groep een gemeenschappelijk referentiekader met deels dezelfde normen, waarden en gewoonten laten hebben. -Gedragsregulerend werken = Cultuur doet het gedrag van mensen geordend verlopen zoals de taal en rolgedrag. Uitleggen hoe het socialisatieproces in zijn werking treedt en waartoe dit proces leidt. Socialisatie: het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert. Het doel is aanpassing van het individu aan zijn omgeving. Het zorgt ervoor dat het leven in een samenleving geordend kan verlopen. Door de socialisatie komen collectieve gedragspatronen tot stand (gemeenschappelijke gebeurtenissen). Ook hiermee worden normen en waarden overgebracht. Datgene wat je als je persoonlijke identiteit beschouwt, wordt mede gevormd door talloze sociale ervaringen die je in de loop van de tijd hebt doorgemaakt. We zijn ieder op onze eigen manier uniek, maar tegelijkertijd worden we in gedrag en opvattingen sterk bepaald door de cultuur waar we deel uitmaken. Uitleggen wat er wordt bedoeld met enculturatie, acculturatie en internalisatie Enculturatie is een vorm van socialisatie waarbij je vanaf je geboorte in een bepaalde groep opgroeit. Acculturatie is het aanleren van de kenmerken van een cultuur waar je niet oorspronkelijk toe behoort. Internalisatie is het zo eigen maken van bepaalde aspecten van een cultuur waar je bij hoort, dat je je automatisch gaat gedragen zoals de groep van je verwacht. (Een kind leert zichzelf aan te kleden, als het dat kan, is het proces geïnternaliseerd. Weten welke factoren hebben bijgedragen aan veranderingen/ontwikkelingen in de NL samenleving. Na WOII kwam er een technologische ontwikkeling op gang die leidde tot grootschalige producties. Ook het huishoudelijk werk werd een stuk eenvoudiger door nieuwe apparaten. Daarnaast ontstond er vanaf de jaren ’60 een economische groei waardoor er welvaart kwam voor grote bevolkingsgroepen. In aansluiting hierop werd de verzorgingsstaat opgebouwd met veel sociale voorzieningen. Door deze ontwikkelingen kwam de Nederlandse samenleving er volkomen anders uit te zien. Uitleggen welke vijf belangrijke veranderingen/ontwikkelingen er zijn geweest na de Tweede Wereldoorlog. Hieronder staan de belangrijkste maatschappelijke processen die zich na 1945 in Nederland hebben voltrokken. • GROTERE SOCIALE MOBILITEIT Door de economische groei konden steeds meer kinderen een opleiding volgen, ook uit lagere sociaaleconomische milieus. De sociale mobiliteit, de mogelijkheid om te stijgen/dalen op de maatschappelijke ladder, nam toe. • MEER AANDACHT VOOR HET INDIVIDU De individuele ontplooiing kreeg op veel gebieden meer kans. Het gezin vormde niet langen automatisch ‘de hoeksteen van de samenleving’. Ook de variëteit van samenlevingsvormen nam toe (ongehuwd samenwonen, latrelatie, eenoudergezinnen etc.). Dit kwam door de gestegen welvaart en de verzorgingsstaat. Vroeger bleef men om financiële redenen bij elkaar als een relatie slecht verliep. Emancipatie van de vrouw: Het feit dat vrouwen beter waren opgeleid en vaker een eigen inkomen kregen, maakte ze zelfbewuster. De handelingsonbekwaamheid van vrouwen verdween uit het wetboek en vrouwen eisten gelijke(re) rechten. Niet alleen vrouwen werden zelfbewuster, maak ook andere groepen als homo’s eisten gelijkberechtiging. In 2001 mochten ook homo’s trouwen, waardoor ze dezelfde rechten en plichten verwerven als heteroseksuele stellen. • MINDER HIËRARCHISCHE VERHOUDINGEN De stijgende welvaart en het hogere opleidingsniveau leidden ook tot een grotere mondigheid. De autoriteit van gezagsdragers nam af. Hierdoor verdween het respect voor gezag, en daarmee ook de sociale controle tussen mensen deels. In sommige gevallen leidt dit echter tot dramatische gebeurtenissen (verwaarloosde kinderen, psychiatrisch patiënten en verslaafden die zich niet willen laten helpen). In deze sectoren heeft de overheid maatregelen genomen om tot ‘dwang’ te komen. In de publieke ruimte zijn mensen minder bereid ander op hun gedrag aan te spreken na dodelijke gevallen van zinloos geweld. • ONTKERKELIJKING EN ONTZUILING Ontkerkelijking houdt in dat een groeiend aantal mensen niet meer actief lid is van een bepaald kerkgenootschap. Bij de ontzuiling, de met de ontkerkelijking kwam, speelde het nieuwe massamedium, de televisie, een grote rol. De ontzuiling ging gepaard met een proces van secularisatie, waarbij organisaties zoals scholen en verenigingen zich losmaken van de kerk. De laatste decennia zien we echter een opleving van religie en spiritualiteit. Religie vertaalt zich meer in persoonlijke vormen van spiritualiteit (yoga, meditatie etc.). Toch is de sterk bindende functie niet geheel verdwenen (EO-jongerendag etc.) • OPKOMST JEUGDCULTUREN Het verschijnsel jeugdculturen is vrij nieuw, omdat jongeren een langere opleiding volgden en daardoor later gingen werken en trouwen. Ze kregen meer vrije tijd dan vroeger, waarbij bovendien vanwege bijbaantjes meer geld te besteden was. Het basiskenmerk van de jeugdculturen werd dat jongeren zich op het terrein van kleding, muziek, vrijetijdsbesteding, gewoonten, normen en waarden sterker op hun leeftijdsgenoten gingen richten dan op hun ouders. Ze namen een eigen ruimte in, en keerden zich vooral in de eerste periode tegen de normen en waarden van de ouders en de heersende cultuur. Uitleggen hoe Nederland eruitzag als een uniforme samenleving. uniform betekend allemaal hetzelfde. -Er waren sterke gezagsverhoudingen. → Werknemers hadden ontzag voor hun baas en kinderen waren zeer gehoorzaam aan het gezag van ouders en onderwijzers. -Er was een groot verschil tussen de sociaal-economische klassen. → Het was moeilijk om te klimmen op de maatschappelijke ladder. De baan die je had, had je voor je leven. -Er was een sterke verzuiling. → Mensen organiseerden zich rondom hun geloof of overtuiging. -Het gezin stond centraal als samenlevingsvorm. → De man werd gezien als hoofd van het gezin en verdiende het geld. De vrouw zorgde voor de kinderen en het huishouden. Vrouwen waren huwelijksonbekwaam: ze konden niet zelfstandig een overeenkomst sluiten, hadden toestemming nodig van hun man. Uitleggen welke maatschappelijke gevolgen de sociaal-culturele revolutie vanaf de jaren ‘60 had voor het oorspronkelijk uniforme Nederland. -sociale mobiliteit werd groter → nu word het gemakkelijker om op te klimmen op de maatschappelijke ladder -Het gezin als hoeksteen van de samenleving is verdwenen, er is grotere mondigheid van de burgers, ze gaan zelf nadenken etc -individualisering mensen gingen zelf dingen doen, bepalen en stonden meer op hun eigen benen. Uitleggen wat het verschil is tussen cultuurrelativisme en cultuuruniversalisme. -Cultuurrelativisme gaat uit van de opvatting dat culturen niet eenvoudigweg met elkaar vergeleken kunnen worden. Normen en waarden zouden niet universeel zijn, maar slechts begrepen kunnen worden uit de cultuur waarin ze zijn ontstaan. Cultuurrelativisten vinden dat alle culturen in beginsel gelijkwaardig zijn. De waarden en normen moeten beoordeeld worden uit de eigen cultuur -Cultuuruniversalisme is een visie op cultuur die ervan uitgaat dat er bepaalde algemene waarden zijn die voor iedereen gelden, onafhankelijk van de cultuur die iemand aanhangt cultuuruniversalisten vinden dat bepaalde waarden universele geldingskracht hebben. In hun ogen is een cultuur beter als deze de universele waarden zorgvuldiger gegarandeert en beschermt. Verschil Cultuurrelativisme gaat dus over dat alle culturen gelijk aan elkaar zijn, de ene cultuur is niet beter dan de ander. Cultuuruniversalisme gaat over dat de ene cultuur wel beter is dan de andere. (westerse cultuur) Dit betekend dat het het tegenovergestelde is. Uitleggen welke verschillende motieven er zijn om te migreren. Politieke motieven -> vluchten voor oorlog/vervolging Economische motieven -> vluchten voor armoede Sociale motieven -> herenigen met familie Noemen welke soorten migranten er na de Tweede Wereldoorlog naar Nederland zijn gekomen. •Gouden Eeuw (17e eeuw) •Mensen uit vroegere koloniën (Indonesie, Suriname) •Arbeidsmigranten (gastarbeiders) uit Spanje, Italië, Griekenland, Marokko en Turkije •Vluchtelingen (asielzoekers) •Gezinsherenigers en gezinsvormers Uitleggen hoe Nederland een multi-etnische samenleving is geworden. Nederland = multiculturele/multi-etnische samenleving land waarin verschillende bevolkingsgroepen met verschillende culturen naast elkaar leven. Uitleggen aan de hand van voorbeelden welke culturele spanningen er kunnen optreden Culturele spanningen: ● Religieuze vrijheid ● De positie van de vrouw ● Huwelijk en seks ● Vrijheid van meningsuiting → meer kan ik er niet over vinden Uitleggen op welke wijze het integratiebeleid in Nederland veranderde. Passief integratiebeleid tot 1980. Beleid gericht op integratie na 1980 → actieve positieve discriminatie Door de gezinshereniging nam de immigratie naar Nederland sterk toe. Er werd verwacht dat de allochtonen zich moesten integreren (= letterlijk iets tot een geheel maken), maar de regering wilde dat deze allochtonen zo veel mogelijk hun eigen cultuur hielden en niet overgingen op de Nederlandse cultuur. Zo zou het makkelijker zijn om weer terug te gaan naar het land van herkomst. In de jaren 80 beseften de Nederlanders dat de allochtonen niet meer naar het land van herkomst terugkeerden (sommigen wonen er dan al 15 jaar). Dit kwam vooral omdat ze inzagen dat het beeld van de toekomst er niet al te best uitzag. Met de economie ging het namelijk erg slecht. Daarom stelde Nederland strengere regels op zodat het moeilijker werd om naar Nederland te komen en in Nederland te wonen. En zelfs het beleid om in de eigen bevolkingsgroep te integreren werd teruggedraaid. De nieuwkomers moesten nu een inburgeringcursus volgen. Roep om assimilatie vanaf 9/11 Uitleggen welke visie de drie traditionele politieke stromingen hebben t.a.v. het proces van integratie. (Uitleggen welke drie samenlevingsmodellen er zijn om met culturele diversiteit om te gaan) -Als cultuurgroepen volkomen langs elkaar heen leven, spreken we van segregatie, het opdelen van een samenleving in gescheiden delen. → Gebeurt meestal onder overheidsdwang en gaat dan gepaard met onderdrukking en discriminatie van minderheden. ← ongelijkheid → Kan ook uit vrije wil plaatsvinden -Het tegenovergestelde van segregatie is assimilatie. Dit betekend dat een bevolkingsgroep zich zo volledig aanpast aan een andere groep dat de eigen culturele identiteit vrijwel verdwijnt → Kan voortkomen uit eigen beweging als nieuwkomers bijvoorbeeld helemaal ‘Nederlands’ willen worden. → Iran is een and waar assimilatie onder dwang plaatsvind. De overheid verbiedt dan culturele uitingen van minderheden, zoals taal of religie. -De Nederlandse regering gaat uit van integratie, een gedeeltelijke aanpassing aan de dominante cultuur van een land, met behoud van eigen cultuurkenmerken. → Iedereen moet zich aanpassen aan de kernwaarden van de Nederlandse cultuur, maar je mag je eigen cultuur voor een deel behouden. → Om nieuwkomers kansen te bieden om deel te nemen aan de samenleving is wel een actief overheidsbeleid nodig, bijv. door het aanbieden van taal- en inburgeringscursussen. -→ In de praktijk zie je vaak een wederzijdse aanpassing: nieuwkomers nemen delen van de Nederlandse dominante cultuur over en de oorspronkelijke Nederlandse bevolking doet dat ook met delen van de nieuwe cultuur.