Document

advertisement
I. omschrijf kort en duidelijk volgende begrippen
(in de specifieke historische context van wat dit jaar gedoceerd werd)
Heptarchie (p.160)
Oostenrijk Hongarije was een land vol conflictzones in de tweede helft van de 19e
eeuw. Het bestond uit een bijeenrapen van verschillende volkeren, talen en etnische
minderheden. Er waren vele spanningen en er was een evenwichtige politiek van de
Keizer ten overstaan van de minderheden nodig.
Maar Franz Josef weigerde om het dualisme te overstijgen.
Hierdoor kon de mogelijkheid om het Habsburgse Rijk om te vormen tot een
heptarchie niet doorgaan. Dit zou betekend hebben dat het Habsburgse Rijk uit zeven
rijken zou samengesteld worden.
De Keizer zou dan buiten de kroon van Hongarije en Oostenrijk ook een vorst van
Slovenië, Kroatië, Slavonië, Gallicië (Polen) en Venetië hebben. In plaats daarvan
oversteeg men het dualisme niet, men richtte een dubbelmonarchie op en bleef er een
chronische spanning tussen de nationaliteiten (1867).
Trialisme (p. 161, 163, 227)
Drie landen die onder hetzelfde bestuur liggen met een evenwaardige inspraak.
In Oostenrijk Hongarije had men een beweging die streefde naar een derde partner,
buiten Oostenrijk Hongarije. Hiervoor was men in Cisleithanië, waar vooral Bohemen
ervoor ijverde, als in Transleithanië waar het vooral Kroatie was, voorstander.
Tussen 1967 en 1878 sloeg de keizer van Oostenrijk Hongarije het aanbod van de
Tsjechen af om door trialisme aan hun eisen tegemoet te komen om zo een stap naar
federalisme te realiseren.
Frans Ferdinand, de kroonprins van Oostenrijk-Hongarije werd vermoord omwille
van het feit dat hij voorstander was van een trialisme met Kroatië, iets dat
spanningen teweegbracht bij de buffer Bosnië.
De politiek die Hongarije (Transleithanië) toen voerde ten opzichte van haar
minoriteiten was hard. Alleen de Kroaten genoten een gunstregime, maar deze waren
daarmee niet tevreden. Aan de universiteit van Zagreb lanceerde men de idee van
trialisme, dit is een Habsburgse monarchie heersend over drie delen: Oostenrijk
Hongarije en Kroatië.
Initiatiefrecht (p. ?)
De bevoegdheid tot het indienen van wetsontwerpen of voorstellen.
Tijdens het Directoire werd de wetgevende macht verdeeld over twee kamers om een
herhaling van de usurpatie van de macht door een persoon of een groep te voorkomen.
Le Conseil des Cinq Cent kreeg initiatiefrecht, het mocht wetsvoorstellen neerleggen
die wet konden worden na goedkeuring door le Conseil des Anciens, in de Derde
Republiek de president.
1
Cijnskiesstelsel (p. 27-28)
Slechts deze burgers kregen verkiesbaarheid en kiesrecht die een bepaald
minimuminkomen konden bewijzen, de omvang van dat inkomen moest blijken uit
een bepaald bedrag betaald aan belastingen, zijnde de cijns, vandaar de naam.
Het cijnskiesrecht was een politiek gevolg van de eerste industriële revolutie: de
dragers van de nieuwe economie (burgerij) vonden het noodzakelijk om het
monopolie van het staatsgezag voor zich te reserveren. (eerste helft van de 19e eeuw)
Getrapt kiesrecht (p. 49)
Het verkiezen van vertegenwoordigers gebeurt niet rechtstreeks maar in twee stappen.
Tijdens de periode van de Assemblee Constituante in Frankrijk 1798, werd de
bevolking ingedeeld in twee groepen: citoyens actifs en citoyens passifs.
Citoyens actifs mochten slechts verkiezers (electeurs) aanstellen (wat dan op een
democratie moest lijken). Deze verkiezers moesten veel meer belasting betalen en zij
verkozen de vertegenwoordigers voor de departementale en districtsoverheden. De
citoyens passifs die onvoldoende belastingen betaalden, hadden geen stemrecht.
Daaruit volgde een machtsmonopolie van de gegoeden die de ambten die voorheen
aan de adel voorbehouden waren, overnamen.
Ministeriële verantwoordelijkheid (p. 246)
Maatstaf voor het meten van de macht van het parlement.
Napoleon III moest het parlement meer macht geven dor enkele politieke die niet zo
goed waren geweest. Hij verandert de grondwet en voert de ministeriële
verantwoordelijkheid in namelijk dat het parlement de verantwoordelijkheid krijgt om
de regering naar huis te sturen (vaak meer in theorie).
Bicameralisme (p. 56-57)
Tweekamerstelsel.
Om een herhaling van usurpatie van macht door een of een groep mensen te
voorkomen en vooral nog om te ontsnappen aan de druk van de sociaal lagere groepen,
stemde de Nationale Conventie in Frankrijk (1792) een derde grondwet waarin de
scheiding der machten tot de uiterste consequentie werd doorgevoerd. De
Wetgevende macht werd verdeeld onder twee kamers. Aldus wenste men de herhaling
van een almachtig optreden als in een eenkamerstelsel te voorkomen.
In Engeland had je bijvoorbeeld de House of Lords en de House of Commons.
2
Coöptatie van parlementairen (p. 60)
De wijze van verkiezingen waarbij een college zichzelf zonder inmenging van
buitenaf aanduidt.
Ten tijde van het Consulaat zorgde Napoleon door het systeem van coöptatie dat
iedereen van hen afhankelijk was. Napoleon en de andere consuls coöpteerden de
senatoren die uitsluitend mochten onderzoeken of de wetten met de grondwet
overeenstemden. De Senatoren coöpteerden op hun beurt dan weer de leden van de
Tribunat en le Corps Législative.
Tribunat (p. 60)
Le Tribunat was één van de drie lichamen waaruit het Parlement bestond tijdens het
Consulaat onder Napoleon. Frankrijk 1799. Naast le Corps Législative en de Sénat.
De honderd Tribunen werden door de senatoren benoemd en mochten over de
wetsvoorstellen een positieve of negatieve wens formuleren. Door de spreiding van de
wetgevende macht over de drie kamers had iedereen kamer op zich geen eigenlijke
macht. Die lag bij Bonaparte die Eerste Consul was.
Concordaat (p.62)
Definitie: verdrag tussen een staat en de Heilige Stoel.
Na het stemmen van de Constitution Civil du Clergé rezen er vele problemen in
Frankrijk. Toen deze constitutie door de paus verworpen werd, kwam er verzet van
geestelijken, die navolging kreeg van vele gelovigen. Daaruit groeide een oppositie
tegen de regering en de republiek, die een antikatholieke reactie van de republikeinen
opwekte.
Bonaparte ging met Paus Pius VII onderhandelen en uiteindelijk bereikten ze een
concordaat in het concordaat van 1802. Dat bevatte verschillende punten:
1) één bisdom per departement
2) aanstellen van bisschoppen en geestelijken door het staatshoofd en in
overleg met de paus.
3) de kopers van kerkelijke gronden worden niet verontrust.
4) De staat bezoldigde de clerus.
3
Continentale blokkade (p. 65)
Situeert zich in de periode van Napoleon. Napoleon trachtte zijn gebieden uit te
breiden en stootte hierbij op verzet van andere Europese mogendheden.
Vooral Engeland bleef doorvechten en was ongenaakbaar. Het leefde van de verkoop
van zijn industriële productie en van de koloniale waren die het uit de andere
werelddelen haalde.
Napoleon trachtte Engeland uit de Europese markt te zetten en zo te ruineren door
middel van de Continentale blokkade die in 1806 werd ingevoerd. In volgroeide
vorm betekende dit dat geen enkel product uit Engelse bezittingen in Europa mocht
worden afgeladen of verkocht. Deze politiek bracht Engeland veel schade toe maar lag
aan de basis van de ondergang van Napoleon. De blokkade bezwaarde ook de
economie van het vasteland. Door gemis aan producten en grondstoffen veroorzaakte
dit het failliet van enkele industriegebieden. Ondanks het steunen van
surrogaatproducten verloor Napoleon aan populariteit, behalve bij de burgerij.
Bovendien had hij af te rekenen met een omvangrijke smokkelhandel, die verliep over
landen die nog niet onder zijn gezag stonden (Scandinavië, Portugal, Rusland)
Legitimiteitbeginsel (p. 66-67)
Het Congres van Wenen (1815) beweerde zich te laten leiden door twee
kerngedachten: het principe van het Europese evenwicht en het Legitimiteitbeginsel.
Naargelang de aard van de belangen werd een andere inhoud gegeven aan de term
legitimiteit; meestel bedoelde men een wettelijk erfrecht (iedere vorst diende in zijn
vroeger bezit hersteld) maar soms ook verdragsrecht tussen de staten.
Dit werd niet consequent toegepast in bijvoorbeeld de Italiaanse staten. Genua ging
naar Piëmont en Venetië naar Oostenrijk. Ook vele oude vorstendommen werden niet
hersteld.
Zelfbeschikkingsrecht p. 231, 242
Het recht der volkeren om zelf over hun staatkundig lot te beslissen.
Op basis van het zelfbeschikkingsrecht kunnen volkeren zich uit een bepaald
staatsverband losmaken, alleen of samen met andere volkeren een nieuwe staat
vormen of zich oplossen in een bestaande staat. Het zelfbeschikkingsrecht werd de
Oostenrijkers ontzegd na WO I toen hun land verdeeld werd zonder interne
raadpleging.
4
Restauratie (p. 177)
Term voor het herstel van een regime voornamelijk van een regime dat door een
revolutie ten val werd gebracht.
Tijdens en na het Congres van Wenen (1815) poogde men het herstel van het Ancien
Regime te bewerkstelligen terwijl ook in de maatschappij de (romantische) idee leefde
de oude instellingen en waarden te behouden.
Abolitionisme
De afschaffing van de slavenhandel die ten voordele van Europa gedreven werd
tussen Afrika, Europa en Amerika. De handel werd destijds opgestart omwille van de
winsten voor Europa, maar na de IR had Europa te kampen met een industriële
overproductie en had nood aan stabiele afzetmarkten, niet langer aan slaven. Met
andere woorden, men begon een stabiele Afrikaanse gemeenschap te creëren, onder
het motto hoe minder slavenhandel, hoe meer profijt.
Ateliers nationaux (p. 103 – 105)
Situeert zich in 1848 in Frankrijk. Er kwam een verandering in het politieke klimaat.
Een front van gematigde liberalen, republikeinen, sociale radicalen, niet
stemgerechtigden, kleinburgers en arbeiders dwongen Louis-Philippe tot
troonsafstand. Er kwam een republiek met algemeen stemrecht, een arbeider als
minister en een ‘commision pour les travailleurs’ fungeerde als ministerie van arbeid.
In dit klimaat werd een sociale wetgeving afgekondigd. Op 25 februari kwam er een
decreet dat inhield dat de arbeiders zich mochten organiseren in vakverenigingen en
dat de regering er zich toe verplichtte om ateliers nationaux op te richten, zijnde
werkhuizen voor werklozen.
Na het verlies van de verkiezingen werden de progressisten uit de regering gedreven
en gevangen gezet. De climax van het conflict kwam er naar aanleiding van de
‘ateliers nationaux’. De ene wilde ze afschaffen, de radicalen beschouwden ze als de
voorafbeelding van een nieuwe maatschappelijke ordening. Het sluiten van de ateliers
zorgde voor een gewelddadige confrontatie die de sociale revolutie beëindigde.
5
Chartisme p. 98-99
De politieke beweging tussen 1867 en 1848 ontstaan uit toenadering tussen de
arbeiders en radicale burgerlijke elementen in verband met een wet op de openbare
onderstand.
De WMA (Working Men’s Association) stelde een charter op (vandaar de naam) dat
voorzag in verschillende politieke behoeften van de bevolking (algemeen, gelijk en
geheim stemrecht; afschaffing bezit als kiesvoorwaarde, verdeling van Groot
Brittannië in gelijke kiesdictricten, …)
Maar al gauw werden de gematigde elementen links voorbijgestreefd door een
revolutionaire vleugel, waarvan sommigen een republiek en anderen gewelddadige
acties eisten. Er werden contacten gelegd met republikeinen in heel Europa. Het
chartisme kon zijn eigen interne tegenstellingen niet overleven: de arbeiders volgden
het radicalisme niet, ze wenden zich af van politieke acties en richten zich opnieuw op
de coöperatieve beweging en de vakvereniging.
Volkenbond (p. 227, 230, 248, 251, 263)
Op 10 januari 1920 opgerichte organisatie waarbij het verdrag van Versaille op
initiatief van de Amerikaanse president Woodrow Wilson ter bevordering van de
internationale samenwerking en ter verzekering van de vrede en veiligheid onder de
volkeren. In punt 14 van Wilsons veertienpuntenplan stond dat er een verbond der
volkeren gevormd moest worden waardoor de politieke zelfstandigheid en de
onaantastbaarheid van het grondbeginsel der volkeren zou worden gegarandeerd
(beginsel van collectieve veiligheid). De Bond werd in 1946 ontbonden en
vervangen door de Verenigde Naties.
Kulturkamph (p. 143, 144)
Bismarck’s godsdienstpolitiek kan niet los gezien worden van zijn
centralisatiepolitiek.
De Kulturkamph betrof de strijd tussen de Rooms katholieke kerk en de staat in de
Duitse deelstaat Pruisen en andere Duitse staten tussen 1872 en 1879.
Bismarck wilde een centrumpartij breken omdat ze ijverde voor meer autonomie
voor de deelstaten. Hij wilde de geestelijkheid onderwerpen om een versterking van
het nationaal gevoel te bereiken en haar af te schermen van alle buitenlandse invloeden
met name de paus. Hij vond hiervoor steun bij de liberalen. Hij nam verschillende
maatregelen tegen de kerk, maar moest inbinden toen de conjunctuur begon te
verzwakken. Zijn meerderheid hing af van de centrumpartij, dus van de katholieken.
Hij had die stemmen nodig om de opkomst van de socialisten te stuiten.
6
Anschluss
(p. 223, 289-299, 303)
Term voor de vereniging van Oostenrijk met Duitsland die na 1918 werd
nagestreefd, maar door het Verdrag van Versaille was verboden.
Het idee ontstond al tijdens het conflict tussen Taaffe, minister van Cisleithanië en de
Duitsers in Bohemen (die anti-joods waren en zich samen sterk waanden in het
verbond der Deutsche Nationalen).
De Anschluss werd realiteit onder Hitlers bewind in Duitsland op 12 maart 1938.
In 1945 door de geallieerden ongedaan gemaakt.
De term wordt ook gebruikt voor de wens van o.a. de Sudeten Duitsers, die bij het
Oostenrijkse Rijk behoorden, om toe te treden tot dat Rijk. Dit vooral gebaseerd op
basis van het zelfbeschikkingsrecht.
Boulangisme
(p. 179)
Beweging genoemd naar de Franse generaal Boulanger in de periode van de Derde
Franse Republiek, tweede helft van de 19e eeuw.
Hij veroorzaakt beroering door de staatsgreep die hij bijna pleegde omdat de staat te
democratisch was. De oproer toonde aan dat de antiparlementaire krachten bereid
waren de politieke macht aan één sterk man toe te vertrouwen, op voorwaarde dat
hij een einde zou stellen aan de politieke verdeeldheid, de sociale onlust zou weten te
bedwingen en de doorbraak van het socialisme zou afremmen. Boulanger weigerde die
staatsgreep te plegen.
Deze beweging was een uitloper in de trend van nieuw rechts dat ijverde voor een
sterk gezag, concentratie van de macht aan de hand van de terugkeer naar een
autoritair regime.
(In)direct Rule
(p. 207, 216-217)
Bestuursvormen in de koloniale gebieden.
Het aantal Europeanen daar was vrij beperkt, dus de medewerking van de autochtone
bevolking was nodig.
Indirect rule heeft men wanneer de bestaande bestuursvormen blijven bestaan en men
de Europese top erboven plaatst. Dit systeem werd vooral toegepast door de Britten,
via traditionele chefs en dorpshoofden).
De direct rule krijgt men wanneer de bestaande structuren niet blijven bestaan en er
nieuwe instellingen worden ingericht. Dit werd vooral ingericht door de Fransen en in
Kongo Vrijstaat door de Belgen.
7
Bokseropstand
(p.201, 201, 221, 222)
Situeert zich in de periode van machtsstrijd van de westerse mogendheden om China.
De westers mogendheden trachtten in China hun invloedsferen zo veel mogelijk uit te
breiden.
De Chinese bevolking kwam tegen deze verdeling (verkavelingplan van de Duitsers
o.a.) in opstand, in de bokseropstand, onder invloed van het nationalisme.
De opstand situeerde zich rond 1900 en had naast religieuze trekken een uitgesproken
antiwesterse dimensie. De buitenlandse gezanten werden te Bejing geïsoleerd en alle
tekenen van westerse aanwezigheid werden verwoest of verwijderd. De keizerin greep
niet in en koos de kant van de opstandelingen.
De westerse mogendheden sloten een coalitie af en herstelden de orde. Vanaf dan
legden ze ongestoord hun wensen op.
De Fisher controverse
(p. 224, 225)
Debat over de schuldvraag van WOI.
Jarenlang werd gezegd dat Duitsland als enige de volledige schuld trof, zie ook
Versaille.
In 1969 was er een Duitse historicus, Fritz Fisher die zich daar vragen bij stelde en
onderzocht of er andere aangelegenheden meespeelden. Hij schreef zijn besluiten neer
in een boek, Griff nach der Weltmacht. Hij stelde dat het Duitse Keizerrijk
inderdaad en bewust en bewust de oorlog had uitgelokt; Dat ze sindsdien de
eenmaking en vooral in het begin van de 20e E systematisch en consequent gestreefd
hadden naar een rechtstreekse of onrechtstreekse controle over het continent, over
Denen van het Midden Oosten en Centraal Afrika. En dit vooral door de politieke,
militaire en economische elites. Hij stelt zelfs dat deze politiek na WOI ongewijzigd
bleef voortbestaan zodat Hitler niets mee gedaan had dan gewoon het bestaande plan
van zijn voorgangers voort te zetten en uit te voeren. Er kwam een vloedgolf aan
kritische publicaties en de discussie is nog volop aan de gang.
8
Download