Handleiding 6A blok 3

advertisement
Reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs
Rekenrijk
Handleiding
Derde editie
6a
Ceciel Borghouts
Nicole Bus
Noordhoff Uitgevers
226190_HL6A.indb 1
03-08-2010 11:30:45
Eindauteur
Ko Bazen
Ontwerp omslag en binnenwerk
Astrid van der Neut, Capelle aan den IJssel
Beeld omslag
Natascha Stenvert, Zeijen
Opmaak/technisch tekenwerk
Van Son Media, Son/Eindhoven
Beeldhandling
Fotoredactie, Arnhem
Standaardillustraties
xxx
Illustraties
xxx
Overnames uit lesmateriaal
xxx
Wat de leerlingen bij de start van dit schooljaar
moeten beheersen:
• oriëntatie in het getallengebied t/m 1000;
• optellen en aftrekken t/m 1000 (zowel met de
basisstrategieën rijgen en splitsen als met
variastrategieën, met inachtneming van het
onderscheid tussen
en ; zie de uitleg
op pagina 4);
• vermenigvuldigen: opgaven als 7 x 58
(zowel met de basisstrategie splitsen als met
varia­strategieën, met inachtneming van het
onderscheid tussen
en ; zie de uitleg
op pagina 4) en keersommen als 20
(vermenigvuldigen met ronde getallen);
• delen met en zonder rest en delen met ronde
getallen.
© 2010 Noordhoff Uitgevers B.V., Groningen/Houten
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912
gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd
gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op
enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,
opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het
maken van reprografische verveelvoudiging uit deze uitgave is
toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient
men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan
Stichting Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp,
www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n)
uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere
compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men
zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en
Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB
Hoofddorp, www.stichting-pro.nl).
ISBN 978-90-01-30363-1
Derde druk, eerste oplage, 2010
SISO 475.4
226190
226190_HL6A.indb 2
03-08-2010 11:30:45
Inhoud
Opzet en verantwoording methode
4
Blokopbouw
6
Opzet handleiding
8
Blok 1
Accenten blok 1
Overzicht blok 1
Les 1
Les 3
Les 6
Les 8
Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10
Toets
Diagnose
Hulp Weer
Meer 12
13
14
16
18
20
22
26
28
32
42
44
Blok 2
Accenten blok 2
Overzicht blok 2
Les 1
Les 3
Les 6
Les 8
Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10
Toets
Diagnose
Hulp Weer
Meer 46
47
48
50
52
54
56
60
62
64
68
70
Blok 3
Accenten blok 3
Overzicht blok 3
Les 1
Les 3
Les 6
Les 8
Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10
Toets
Diagnose
Hulp Weer
Meer 72
73
74
76
78
80
82
86
88
90
92
94
Contexttoets bij blok 1, 2, 3
96
226190_HL6A.indb 3
Blok 4
Accenten blok 4
Overzicht blok 4
Les 1
Les 3
Les 6
Les 8
Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10
Toets
Diagnose
Hulp Weer
Meer 98
99
100
104
106
108
110
114
116
118
124
126
Blok 5
Accenten blok 5
Overzicht blok 5
Les 1
Les 3
Les 6
Les 8
Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10
Toets
Diagnose
Hulp Weer
Meer 128
129
130
132
134
136
138
142
144
146
150
152
Blok 6
Accenten blok 6
Overzicht blok 6
Les 1
Les 3
Les 6
Les 8
Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10
Toets
Diagnose
Hulp Weer
Meer 154
155
156
158
160
162
164
168
170
174
178
180
Contexttoets bij blok 4, 5, 6
182
Leerstofoverzicht
184
03-08-2010 11:30:45
Opzet en verantwoording methode
Inleiding
Differentiatie
Rond de invoering van de euro, in 2001, verscheen
de tweede editie van Rekenrijk. Sindsdien maken veel
basisscholen gebruik van de methode. Ze zijn enthou­
siast over de opzet, het organisatiemodel en het
werkgemak. En wat vooral belangrijk is: de resultaten
zijn ronduit goed.
Stuk voor stuk positieve geluiden, maar toch is het
materiaal aangepast en verbeterd. De afgelopen jaren
zijn besteed aan onderzoek onder leerkrachten, die
dagelijks met Rekenrijk werken. Deze leerkrachten
hebben aangegeven wat in de praktijk werkt en wat
niet. Bij het samenstellen van deze editie hebben
rekenexperts zich ingezet de sterke punten te
behouden en te versterken. De verbeterpunten zijn
zeer serieus genomen en hebben geleid tot sterke
aanpassingen en verbeteringen. Zo zoekt Rekenrijk
nog steeds aansluiting bij de belevingswereld van het
kind én besteedt deze editie veel aandacht aan het
automatiseren en inoefenen van de basisvaardigheden. Ook biedt het nieuwe Rekenrijk meer differen­
tiatiemogelijkheden in het leerlingenmateriaal. Daarbij
zult u aan alles merken dat de methode gemaakt is
door mensen uit de praktijk, met liefde voor het kind,
het vak én kennis en begrip voor de dagelijkse praktijk
van de leerkracht.
Rekenrijk biedt tal van mogelijkheden om de les bij
iedere leerling te laten aansluiten. De methode biedt
daarvoor Hulp, Weer, Meer en Verrijking. Ook is er altijd een opbouw binnen de opgave zelf. De linkerrijen
zijn voor iedereen toegankelijk, de rechterrijen bieden
meer uitdaging. Daarnaast is er de zogenaamde
ezelsooropgave. Een extra opgave voor de zeer goede
rekenaar.
Vanaf groep 6 wordt gewerkt op twee niveaus. De
leerlingen werken uit dezelfde boeken, de instructie is
gelijk, maar met pictogrammen worden er twee routes aangegeven. De opgaven met een zon ervoor zijn
bestemd voor de leerlingen die gemiddeld tot goed
mee kunnen komen. De opgaven met een smiley
ervoor omvatten echt de basisstof en gaan uit van de
basisstrategieën. Deze opgaven zijn bestemd voor de
leerlingen die moeite hebben met de opgaven met
een zon.
Opbouw en didactiek
Extra hulp – voor leerlingen die echt niet mee kunnen
komen – kan op twee momenten ingezet worden:
1 Tijdens de lessen, als de leerkracht ziet dat een
leerling niet mee kan komen
2 Na de methodetoets als blijkt dat een leerling
onder de norm scoort.
De opbouw van Rekenrijk gebeurt volgens heldere
leerlijnen. Deze zijn gebaseerd op de kerndoelen
en tussendoelen voor het basisonderwijs en op de
resultaten van de Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau (PPON). Alle wettelijk vereiste onderdelen
komen dus gestructureerd aan bod. De methode sluit
aan bij de fundament- en streefdoelen zoals geformuleerd in het rapport van de commissie Meijerink.
Van elke groep zijn de leerlijnen uitgewerkt in een
leerstofoverzicht dat u achterin de handleiding vindt.
Over de didactische uitgangspunten voor het rekenonderwijs is de laatste jaren stevig gediscussieerd. De
meeste deskundigen en praktijkmensen zijn het er wel
over eens dat leerlingen betere resultaten boeken als
de sommen die ze maken, aansluiten bij hun belevingswereld.
Het is echter belangrijk om naast dit contextrijk rekenen ook veel aandacht te besteden aan het automatiseren en inoefenen.
Rekenrijk stelt inzicht en begrip centraal en gaat
daarna over op het automatiseren en inoefenen van
de basisvaardigheden.
Uitgangspunt is één basisstrategie. Vanuit de oplossingsmethode waarvan uit de praktijk is gebleken dat
die werkt. Daarna worden ook ‘handige’ manieren
aangeboden, de varia-strategieën. In de handleiding
wordt het gebruik van strategieën toegelicht.
Voor de leerlingen voor wie ook de smiley-route te
moeilijk is, kan de F-lijn ingezet worden.
Ook kan er gedifferentieerd worden met behulp van
ICT en de kaartenbak.
Zorgverbreding
De hulp start met een diagnostisch gesprek. Daarna
biedt de leerkracht zo nodig extra hulp per doel. Dit
gebeurt in interactie met de leerling. Aanwijzingen en
suggesties voor deze gesprekken staan in de handleiding.
Als afsluiting van de hulp maken de leerlingen zelfstandig de hulpbladen uit de Kopieermap. Deze bevatten extra opgaven om bepaalde rekenproblemen
aan te pakken. Hierna gaan de leerlingen verder met
de herhalingsstof van een blok (de Weer).
Gemak voor de leerkracht
Het geven van goed rekenonderwijs is een vak apart.
Zeker omdat er vaak veel verschil in niveau is per
groep. Rekenrijk is daarom uitgerust met allerlei handigheden voor de leerkracht.
Zo is elk eerste blok een herhalingsblok. Dit geeft de
mogelijkheid om na de zomervakantie te bepalen
welke kennis de leerlingen nog paraat hebben én om
hun kennis van het jaar ervoor op te frissen. Ook is
bij elke leerkrachtgebonden les de lesinhoud in het
leerlingenboek aangegeven in de bovenbalk. Zo kunt
4
226190_HL6A.indb 4
03-08-2010 11:30:46
u zien wat het belangrijkste onderwerp van de les is.
Aan de handleidingen is ook gewerkt. Er wordt gewerkt met een spread per leerkrachtgebonden les. In
één oogopslag wordt duidelijk waar de les over gaat
én waar op gelet moet worden.
Daarnaast biedt de handleiding:
• de doelen per les
• doelen per opgave
• hoe de leerkracht de les kan beginnen (Vooraf)
• een overzicht met de benodigde materialen
• kijktips voor het observeren van leerlingen
• suggesties om de les af te ronden (Afronding)
Organisatie
Elk leerjaar is verdeeld in 12 blokken van 3 weken. Er
is dus leerstof voor 36 weken. Bij een schooljaar van
circa 40 weken betekent dit dat er tijd overblijft om te
herhalen of om projecten te doen.
Het eerste blok van het nieuwe schooljaar is altijd een
herhalingsblok van de groep ervoor.
Leerlingenboek a
blok 1
blok 2
blok 3
blok 4
blok 5
blok 6
Leerlingenboek b
blok 7
blok 8
blok 9
blok 10
blok 11
blok 12
Structuur van
een blok
week 1 basisstof
week 2 basisstof
week 3 toets
Structuur van
een blok
week 1 basisstof
week 2 basisstof
week 3 toets
remediëring (Hulp)
herhaling (Weer)
verdieping (Meer)
De methode Rekenrijk kan uitstekend ingezet worden
in combinatieklassen, omdat de leerkrachtgebonden
lessen afgewisseld zijn met de zelfstandig-werklessen.
Zo kunt u op de eerste dag van de week groep X de
leerkrachtgebonden les geven, terwijl groep Y zelfstandig aan het werk is. De volgende dag geeft u groep Y
de leerkrachtgebonden les en werkt groep X zelfstandig.
jaargroep X
week 1
leerkrachtgebonden les 1
zelfstandig-werkles 2
leerkrachtgebonden les 3
zelfstandig-werkles 4
zelfstandig-werkles 5
jaargroep Y
week 1
remediëring, herhaling,
verdieping, verrijking
leerkrachtgebonden les 1
zelfstandig-werkles 2
leerkrachtgebonden les 3
zelfstandig-werkles 4
week 2
leerkrachtgebonden les 6
zelfstandig-werkles 7
leerkrachtgebonden les 8
zelfstandig-werkles 9
zelfstandig-werkles 10
week 2
zelfstandig-werkles 5
leerkrachtgebonden les 6
zelfstandig-werkles 7
leerkrachtgebonden les 8
zelfstandig-werkles 9
week 3
toets
remediëring, herhaling,
verdieping, verrijking
week 3
zelfstandig-werkles 10
toets
remediëring, herhaling,
verdieping, verrijking
Facultatieve toetsen (contexttoets/
tempotoets)
remediëring (Hulp)
herhaling (Weer)
verdieping (Meer)
Elk blok in Rekenrijk bestaat uit tien basislessen, een
bloktoets en aansluitend een gedeelte waar op
maat wordt gewerkt: Hulp, Weer, Meer en Verrijking.
In principe werkt u drie weken (15 dagen) aan één
blok. De eerste twee weken zijn om de basisstof door
te werken; één les per dag. Hiervoor zijn 4 leerkrachtgebonden lessen en 6 zelfstandig-werklessen.
Het zelfstandig werken is een belangrijk hulpmiddel.
Het biedt de leerkracht ruimte om verlengde instructie
of extra uitleg te geven, aan handelingsplannen te
werken of om zich in een combinatieklas bezig te
houden met de andere groep.
De derde week start met een bloktoets. Daarna is er
aandacht voor remediëring (Hulp), herhaling (Weer),
verdieping (Meer) en verrijking (Verrijking). De
herhalings-, verdiepings- en verrijkingsstof maken de
kinderen zelfstandig. De leerkracht kan dan aandacht
geven aan de uitvallers.
226190_HL6A.indb 5
Combinatieklassen
Naast de (vaste) bloktoets in de derde week biedt
Rekenrijk nog twee andere toetsen: de contexttoets
en, vanaf groep 4, de tempotoets. Deze toetsen zijn
facultatief. De bijbehorende antwoorden vindt u in de
kopieermap.
In de contexttoets worden vaardigheden en kennis uit
de voorafgaande blokken in een context getoetst. Het
is een extraatje, om te controleren of het geleerde ook
in andere situaties door de leer­ling toegepast kan worden. De contexttoets kan het best worden afgenomen
in de derde week van de blokken 3, 6, 9 en 12, een of
twee dagen na de bloktoets. Het gaat om opgaven die
door de leerkracht worden voorgelezen. Dit kan voorafgaand aan een Weer-/Meerles plaatsvinden.
De tempotoets toetst of de basisvaardigheden voldoende geautomatiseerd zijn. Deze toets moet op
tempo gemaakt worden. De tijdsindicatie, instructie
en beslissingcriteria vindt u op het voorblad van de
tempotoets.
5
03-08-2010 11:30:46
Lesinhoud
Lesdoelen
Vooraf
De telrij opzeggen. De leerlingen
mogen tellen zover ze kunnen.
Wie kan bij 8 beginnen en
verdertellen? Kun jij vanaf 10
terugtellen?
Blokopbouw
1
Leerkrachtgebonden les
les
1
Binnen de tien basislessen zijn les 1, 3, 6 en 8 de leerkrachtgebonden lessen. In deze lessen komt meestal
één nieuw rekenonderwerp aan bod. Les 8 behandelt
vaak één van de aspecten van meten, meetkunde, tijd
en geld.
Het is belangrijk de leerkrachtgebonden les voor te
bereiden. Dit gaat gemakkelijk met Rekenrijk. In de
handleiding vindt u per leerkrachtgebonden les één
spread. In een oogopslag ziet u waar de les over gaat,
welke materialen er nodig zijn, waar u op moet letten
(kijktips) en hoe u de leerlingen op weg kunt helpen.
tel
5 – 10
min.
2
hoeveel?
3
aan welke haak?
4
kleur en maak vast
2
Kijktips
25 min.
getallen en hoeveelheden t/m 12
Het is belangrijk om gedurende 5dit proces de kinderen
goed te observeren. Dit doet u aan
8 de hand van de
kijktips en natuurlijk uw eigen inzicht en ervaring.
Het instructiemodel van de leerkrachtgebonden les:
15 –
20 min.
n LOSTELMATERIAALlCHESOFBLOK
jes
n GETALKAARTJESTM
n TIENKAARTOPHETBORDOFDIGI
BORD
n KOPIEERBLADVANTIENKAART
Nadat u het Voorafje hebt gedaan, gaat u over tot de
uitleg van de betreffende les. Elke leerling heeft het
leerlingenboek voor zich en u neemt de opgaven met
de leerlingen door. U bespreekt samen met de kinderen de rekenproblemen, u probeert de kinderen te
stimuleren om zelf tot het antwoord te komen en stelt
een aantal vragen. Hiervoor staan in de handleiding
suggesties per opgave.
4
1
Tijd
5 min.
Materialen
s GETALLENTM
– opzeggen (telrij)
– herkennen (lezen)
s VORMENVANVERKORTTELLEN
n HOEVEELHEDENTELLENTM
– tellen in groepjes
s HOEVEELHEDENWEERGEVENOP
DETIENKAART
+UNNENDELEERLINGEN
s DETELRIJTMOPZEGGEN/OK
METTERUGTELLEN7ANNEERDIT
NIETLUKTLUKTHETDANWELMET
KIJKENNAARDEGETALKAARTJES
s DOORTELLENVANAFEENWILLEKEURIG
GETALZONDERTEKIJKENNAARDE
GETALKAARTJES7ANNEERDITNIET
Wat
Vooraf
Waarmee
De warming-up gebaseerd op speelse
oefeningen met
voorkennis die nodig
is voor deze les.
Uitleg onderwerp/ Aan de hand van de
Groepsinstructie
eerste opgaven in
het leerlingenboek
wordt het reken­
onderwerp uitgelegd.
Zelfstandig werken/ Aan de hand van de
Verlengde instructie resterende opgaven
in het leerlingenboek
of werkboek gaan
de leerlingen aan de
slag. Tegelijk is het
mogelijk leerlingen
die de stof niet
begrijpen verlengde
instructie te geven.
Afronding
Aan de hand van
de suggesties in de
handleiding kan
de les afgerond
worden.
5
LUKTLUKTHETDANWELMETKIJKEN
NAARDEGETALKAARTJES
s TERUGTELLENVANAFEENWILLEKEURIG
GETALZONDERNAARDEGETALKAART
JESTEKIJKEN7ANNEERDITNIET
LUKTLUKTHETDANWELMETKIJKEN
NAARDEGETALKAARTJES
s DEEENOPEENRELATIELEGGENBIJ
HETTELLENVANVOORWERPENSYN
CHROONTELLEN7ANNEERDITNIET
3
lukt met grote hoeveelheden,
LUKTHETDANWELMETHOEVEELHE
DENTM
s DEKOPPELINGVANDEHOEVEELHEID
METHETGETALKAARTJEMAKEN
s BIJEENGETALKAARTJEDEJUISTE
HOEVEELHEIDVOORWERPENLEGGEN
s BIJEENGETALKAARTJEEVENVEELSTIP
PENKLEURENOPDETIENKAART
Hoeveel kaarten zijn er nodig?
En
14
hoeveel kaarten kun je vol maken?
U
bepaalt zelf hoeveel opgaven u klassikaal bea Maartje heeft 42 spaarzegels.
spreekt.
De
laatste opgaven van een leerkrachtgebonkaarten vol maken.
Ze kan
den les kunnen de meeste leerlingen vaak zelfstandig
kaarten nodig.
Ze heeft
maken. U zet die groep daarmee aan het werk.
b
Ruud heeft 61 spaarzegels.
Hij kan
c
kaarten vol maken.
Woa heeft 88 spaarzegels.
Ze kan
kaarten vol maken.
6
Daarna neemt u de zwakkere rekenaars apart voor
kaarten nodig.
Hij heeft
Ze heeft
extra
uitlegkaarten
en nodig.
ondersteuning. Hiervoor
staan per blok
tips
in
de
handleiding
bij
Hulp.
Tussen welke tienvouden?
7
In les 1, 3 en 6 is de laatste opgave een differentiatie23 ligt tussen 20 en 30
68 ligt tussen
en
opgave.
Deze opgave heeft een
iets hoger
niveau en
17 ligt tussen
en
55 ligt tussen
en
is bestemd voor leerlingen die goed kunnen
rekenen
39 ligt
tussen klaar
en zijn. De opgave71is
ligtte
tussen
en
en
vlug
herkennen
aan een
kader
met
een
ezelsoortje.
Wat kan Kees kopen?
0
50
100
Kees heeft ` 36.
Welk speelgoed kan hij kopen?
Kan hij ook twee dingen uitkiezen?
33
Elke leerkrachtgebonden les start met een ‘Vooraf’:
rekenstof die van belang is voor de daaropvolgende
les. Dit kan een kennismaking zijn met de nieuwe
lesstof in de vorm van een spelletje. Het kan ook gaan
om een oefening waarin eerder aangeboden vaardigheden worden opgefrist. Ook zult u hier zo nu en dan
een rekendictee vinden. Kortom: een opwarmertje
om erin te komen. De inhoud van de Voorafjes kunt u
Les 1 in de handleiding bij het onderdeel Lesinhoud.
vinden
Leerlingen die duidelijk meer uitdaging nodig hebben,
kunnen als ze klaar zijn met de les naar de Verrijking
worden verwezen. De Verrijking staat wat losser van
de methode. Waar de Meer in hoge mate aansluit bij
de inhoud van het blok, is dat voor de Verrijking niet
of veel minder het geval. In de Verrijking komen tal
van onderwerpen aan bod die geen deel uitmaken
van de basisstof. Verrijking is bedoeld als uitdaging
voor de goede rekenaars, en zeker ook geschikt om in
tweetallen te laten maken.
226261_WB4A_B2.indd 33
1
Lesinhoud
Vooraf
De telrij opzeggen:
De leerlingen mogen tellen zover
ze kunnen.
Wie kan bij 8 beginnen en
verdertellen? Kun jij vanaf 10
terugtellen? En vanaf 7?
6
1
1
226190_HL6A.indb 6
tel
les
1
Lesdoelen
Materialen
• getallen t/m 12:
– opzeggen (telrij)
– herkennen (lezen)
• vormen van (verkort) tellen:
– hoeveelheden tellen t/m 12
– tellen in groepjes
• hoeveelheden weergeven op
de tienkaart
• los telmateriaal: fiches of blokjes
• getalkaartjes 1 t/m 12
• tienkaart op het bord of digibord
• kopieerblad van tienkaart
07-05-2009 16:06:36
Aan het eind van de les rondt u af met een gezamenlijke activiteit, waarin u het geleerde nog een keer
naar voren laat komen. Ook hiervoor staan suggesties
in de handleiding.
getallen en hoeveelheden t/m 12
2
hoeveel?
3
aan welke haak?
03-08-2010 11:30:50
Tip
en rond getal
Tip
reken met teveel
Het is handig het registratieformulier bij te houden.
Hierop staan de doelen per toetsopgave beschreven.
+30
U kunt per leerling bijhouden of een onderdeel
−1
goed beheerst wordt of dat er nog extra aan
gewerkt moet worden. Dit formulier vindt u in de
36
66
kopieermap.
+15
4
Vraag de leerlingen vooraf zelf de les te bekijken en
aan te geven waar ze nog een vraag hebben.
Controleer of de leerlingen de bedoeling van de
opgaven begrijpen. Daarna kunnen de leerlingen
de les zelfstandig maken.
Verdeling lessen
36 + 29 =
Zelfstandig-werkles
53 + 19 =
De lessen 2, 4, 5, 7, 9 en 10 zijn zelfstandig-werklessen. De lessen 2, 4, 7 en 9 sluiten aan bij de voormeer
➜ wb blz. 5
gaande leerkrachtgebonden les. De opgave hebben
rekenmet
met
aanvullen
een reken
gesloten
hokje.
Deze lessen beginnen met een
aanvullen
reken
met
‘Weet je nog?’ omaanvullen
de leerlingen te helpen hun geheugen op te frissen. Het eerste deel van les 5 vat het
geleerde in de voorgaande vier lessen samen. In les
10 komen 2
nog
van het hele blok aan
2 eens de kernen
4
44
2
de orde, ook als voorbereiding op de toets.
eveel
eveel
teveel
−−30
30
−30
77
77
77
68
68
68
7070
70
74
74
74
31−−28
28==
31
en rond getal
94−een
−47
47wit
94
== vakje met een oranje rand
De opgaven met
zijn herhalingsopgaven
uit eerdere blokken (onder64−−19
19==
64
houd).
Volgens een vast patroon
de lesstof
uit de laat➜ wordt
wb blz.
5
ste vier blokken herhaald. Dit is geen nieuwe lesstof,
dit is stof uit eerdere lessen.
reken met teveel komen alleen voor in de
De onderhoudsopgaven
zelfstandig-werklessen 2, 5, 7 en 9.
week 2
week 3
les 1
les 6
toets
gebonden les
les 2
zelfstandigwerkles verwerking les 1
gebonden les
les 7
zelfstandigwerkles verwerking les 6
les 3
leerkracht28 + 36 les
=
gebonden
les 8
leerkrachtgebonden les
(Hulp) (leerkrachtgebonden)
herhaling
(Weer)
verdieping
(Meer)
les
16 4+
=
zelfstandig+ ver-=
werkles
werking
+ les 3=
les 9
zelfstandigwerkles
verwerking
les 8
les 10
zelfstandigwerkles herhaling les 1 t/m 9
Maak
bij elke leerkrachttekening vijf sommen
leerkrachtremediëring
Als u geen combinatiegroep heeft, kunt u tijdens de
zelfstandig-werklessen
de zwakkere rekenaars extra
8
74−−68
68==66
8
74
48
74 −geven.
68 = De
6 suggesties voor hulp die in de
instructie
handleiding staan na les 10 zijn ook uitermate geschikt
voor deze lessen.
met
teveel– óf
reken
met
aanvullen
et teveel
reken
met
aanvullen
De snellerende leerlingen werken verder met verrijkingsstof uit de
55−−27
27==
72kopieermap.
65==
55
72
−−65
83−−39
39==
83
week 1
+
=
les 5
zelfstandigwerkles herhaling les 1 t/m 4
−
=
−
=
−
=
−
=
−
=
Verklaring pictogrammen
Gelijksoortige opgave in het werkboek.
+40
Bij sommige opgaven staat een ‘rekenfiguurtje’. Dit
−1
figuurtje stelt een prikkelende vraag aan de leerlingen
die het goed begrijpen. Het stimuleert hen iets dieper
46
86
over de inhoud van de stof na te denken.
+24
Je mag een kladblaadje gebruiken.
HR Reken uit met hoofdrekenen.
46Ik+kan
39 59
= + 29
op drie manieren
ngs een rond getal – uitrekenen. Jij ook?
34 + 27 =
36 + 35 =
29 + 14 =
43 + 49 =
5
Reken uit met de rekenmachine.
04-05-2009 16:10:29
Ongeveer 2 euro.
7
Prijslijst
appels
dubbelsap
226190_HL6A.indb 7
1,98
0,95
03-08-2010 11:30:52
Opzet handleiding
Opzet blok
De belangrijkste onderwerpen uit het blok worden kort toegelicht en gevisualiseerd, zodat u een goed overzicht
krijgt.
Opzet les
Materialen
Wat hebt u voor de les nodig en wat moet u
klaarleggen; een set kopieerbladen, rekenmateriaal
als fiches, een getallenlijn of materiaal om mee te
wegen of te meten.
Vooraf
Een opwarmertje om erin te komen,
rekenstof die van belang is voor de
volgende opgaven. Ook treft u hier zo
nu en dan een rekendictee aan.
1 Les 1 1 Les 1
Lesinhoud
Lesinhoud
Lesdoelen
Vermelden waar de instructie van die
dag vooral over gaat. In de leerkrachtgebonden les komt meestal één nieuw
rekenonderwerp aan bod. Daarnaast
kunnen nog andere aspecten in de les
aan bod komen.
1
1
1
1
Les
1
Les
300
400
500 100
300
400
500
400
500
700 300
400
500
700
1
600
100
getallen t/m 1000
700
300
300
600
384 ligt tussen
en
en
les 1 3
384 ligt het dichtst bij
3
Pagina uit het leerlingenboek. Zo ziet
u in één oogopslag wat er die dag aan
bod komt en waar u op moet letten.
b Maak vast aan de getallenlijn b Maak vast aan de getallenlijn
300
300
405
308
398 308
475 398
600
395
350
599
475
` 735
4 euro
20 euro
600 euro
` 624
euro
euro
euro
4 euro
20 euro
600 euro
` 735
700
300
900
400
1000
500
500
800
700
1000300
600
400
700
500
800
700
1000
400
280
800
500
170 100
430
1000 600
300
360
700
400
280
800
900
280
508
1000 600
170
409430
709
700
360
602
900
280
508
1000
170
409
700
276
420
800
487
530
1000
108600
395
290
350
700
276
420
800
487
530
1000
108
290
7 euro euro
90 euro euro
800 euro euro
7 euro
90 euro
800 euro
360
276
280
487
170 430
108 395
300
350
314420
530
300
400
290 350
360
276
280
487
314420
530
300
395
314 276
en
487
314
ligt tussen
898
5 988
en978
389 ligt tussen
3
en
2
les 2 2
907verder;
ligt tussen
Tel
tel terugen
300
410ligt tussen
330
907
2
Kijktips
226265_WB6_B1.indd 2
Kijktips
➜ wb
3 bij
389 ligt
hetblz.
dichtst
907 ligt het dichtst bij
Kijktips
226265_WB6_B1.indd 2
` 435
907
ligt het dichtst bij
907
ligtverder;
het
ligt dichtst
tussen
6 907Tel
telbijterugen
300
400
314
Maak sprongen van 250.
- -- 5 -600
1 000
- -- -
` 503
` 35
400
380
en
380
en
410
394
408
502
410
489
399
501
295
267
287
798
788
978
290
410
330
907 907
ligt
het
ligt dichtst
tussen
bij
2 394
407
502
408
489
399
501
293
295
267
287
293
878
798
788
978
878
226265_WB6_B1.indd 2
3
6
4
3
09:15:21
08-06-2009 09:15:21
5
08-06-2009 09:15:21
08-06-2009 09:15:21
s Kunnen alle leerlingen
s Kunnen
getallen
alle leerlingen
s Weet
getallen
iedereen tussen
s Weet
welke
iedereen tussen welke
les 2 een
3 1Vul
in plaatsenhonderdvouden
les 2 een
3
Vul in
t/m 1 000 plaatsen op
t/m
000
op
eenhonderdvouden
getal ligt?
een getal ligt?
s Kan iedereen verdertellen
s Kan iedereen
tot
verdertellen
getallenlijn?
tot
getallenlijn?
s Kunnen de leerlingen
s Kunnen
getallen
de leerlingen getallen
bedrag
1 000 met sprongen1van
0001,met
10 sprongen
en s Kent
vanelke
1, 10
leerling
en s
deKent
volgorde
elke leerling de
t/m
volgorde
1 000 splitsen int/m
honderd1bedrag
000 splitsen in honderdvan 100? En terugtellen?
van 100? En terugtellen?
van de getallen t/mvan
1 000?
de getallen
t/mvouden,
1 000?
tienvouden
vouden,
en eenheden?
tienvouden
en eenheden?
6
6
7
2
7
`
2
`
4
0
4
3
0
`
3
`
3
6
3
0
6
`
0
`
` 735
` 735
` 402
` 98
14
` 402
3
` 98
3
14
226265_WB6_B1.indd 3
226265_WB6_B1.indd 3
08-06-2009 09:15:24
08-06-2009 09:15:24
8
226190_HL6A.indb 8
7
03-08-2010 11:30:58
0
2
Vul i
3 lesVan
6 kl
08-06-2009 09:15:21
` 435
` 35
en
320
en
Vul in
`
` 503
-- 6het
-050
4dichtst
900
- -- bijen
389- 389
ligt
ligt
tussen
320 226265_WB6_B1.indd
360 2 230
450
en
598 598
ligt het
ligt dichtst
tussen bij
ligt
ligt
tussen
- 314
-- 4het
-klein
100
3dichtst
500
- naar
-- bij-grooten
les 2 2314
Van
4
`
les 2`
08-06-2009 09:15:21
- - 5 600 - 314- ligt
dichtst
- 4het
100
- - bij
- 6het
050
- - bij
389- ligt
dichtst
08-06-2009
360
598 ligt het dichtst bij
5
290
907 ligt het dichtst bij
407
0
Volgord
6
Tel met
honderd
3
bedrag
879
4 314
` ligt het dichtst bij3
Vul i
les 2
4
➜ wb blz. 3
400
108
bedrag
487
(WB)7
6
Vul in
les 2
409
598 ligt het dichtst bij
en
en978
Van
Splitsen
Hoeveel
En hoev
les
2
Van
de
les 2 euro’
Vul
2 Welk h
290 400
314 ligt het dichtst bij
804
6
2
314
Maak sprongen van 250.
- - 1 000 - 314
- ligt
-klein
3 tussen
500naar
- -grooten
Van
- ligt
- 4 tussen
900 - 389
226265_WB6_B1.indd 2 230
450
598 ligt tussen
4
314 276
ligt
het
ligt dichtst
tussen
bij3
879314
898
5 988
4 314
4
5
c Hoe
les 2
0
les 2
Van klein
naar groot
les 2 ➜ wbVul
blz.in2
ligt het
ligt dichtst
tussen
en
3 bij4
5 389 389
5 389
` ligt het dichtst bij4
Vul
de honderdvouden
les
in 1 4598 Vul
de tussen
honderdvouden
in
598 ligt tussen
en
598
ligt het
ligt dichtst
en
5
5 bij4
0
0 598
` ligt het dichtst bij4
226265_WB6_B1.indd 2
6
907 907
ligt het
ligt dichtst
tussen bij
400
108 300
395
2
groot
5
898kun je snel
988zien bij 978
879
898
988
879
➔ Hoe
welk honderdvoud
➔ Hoe
het
kungetal
je snel
ligt?
zien bij 978
welk honderdvoud
het getal ligt?
907 ligt tussen
les 1 4
5
Van
klein
naar
➜ wb
blz.
2
3
les 2
170
108
en710
314 314
ligt
het
ligt dichtst
tussen
bij
en710
804
608
509
les 154 Vul
Vulinde honderdvoudenles
in 154 Vul
Vulinde honderdvouden in
389 ligt tussen
en
389 389
ligt het
ligt dichtst
tussen bij
en
les 1 5
Vul in
les 1 5
Vul in
709ligt tussen
602
508
409
709het
602
508
598
en
598 598
ligt
ligt dichtst
tussen
bij
en
2
3
700
290
900
804➜ wb blz. 2
314
608ligt tussen
509
4
5
Vaninklein naar groot
Vul
5
500
170
1000
700
360
602
430
395
3
➜ wb blz. 2
les12
les
Plaatsen
4
Vul i
Welke
5 g
0
getallen
Bij de ha
4 je
Weet
5
Bij
les12 308:
Vani
les
Vul
0
kant van
dichterb
les 1
5
➔ Naar welk cijfer kijk je het eerst als je➔het
Naar
kleinste
welk getal
cijfer zoekt?
kijk je het eerst als je het kleinste getal zoekt?
898
988groot710
978
879
898
988groot710
978
879
608
509
608
509
804
Van
klein naar
les 1 3 804
Van
klein naar
`
Ligging
Tussen w
derdvou
Welk ho
dan
naa
les 1
Vul
b Ma
4
Vul
honderdvouden
honderdvouden
➜ wb blz. 2
Zet de
de getallen
op een rij vaninklein4naarVul
groot.
Zet de
de getallen
op een rij vaninklein naar groot.
les 1 4
Vul
de honderdvouden
in 1 4409
Vul
de honderdvouden
709
602
508 les
709
602
508 in 409
`
a Vul
5
Zet de getallen op een rij van klein naar groot.
Zet de getallen op een rij van klein naar groot.
600
599 420
c Hoeveel euro?
` 624
300
360
700
600
430
709
les 1 3
c Hoeveel euro?
1000100
600
500
300
400
500
700 300
400
500
350
420
530
290 350
420
530
Van klein naar groot les 1 3 Van klein naar groot
500
600
500
600
Van
klein naar
groot 800
Van
klein naar
groot 800
608
509
710 3 900
804
608
509
710
600
420 405
400
700
100
430
600
384 400
384 ligt het384
dichtst
ligt tussen
bij
Blok 1 is
in groep
vormen
groep 6.
delen aa
s oriën
a t/m
Vul in
les 1
500
600
800 2 900
500
600
800
900
2 3 Welk
ontbreekt
de
rij?
honderdvoud
ontbreekt
in de
➜ rij?
wb blz. 2
les 1
Vanhonderdvoud
klein naar groot
les 1 3inWelk
Van
klein naar groot
les 1 2
Welk honderdvoud ontbreekt
les 1 2 inWelk
de rij?
honderdvoud ontbreekt in de rij?
VulZet
datde
ingetallen
op het
laatste
Vulgroot.
datde
ingetallen
op het
laatste
600
700
1000
600
700
1000groot.
op eenkaartje.
rij900
van klein naar
Zet
op eenkaartje.
rij900
van klein naar
a Vul de honderdvouden in
384 300
400
300
Leerlingenboek
1
900
400
getallen t/m 1000
Wat hebben we in groep 5 geleerd?
1
Wat hebben we in groep 5 geleerd?
a Vul de honderdvouden in
1
100
300
500honderdvoud
600
800
500
600
800
900
Welk
ontbreekt
les 1 2 900
inWelk
de
rij?
honderdvoud
ontbreekt
in de rij?
les 1 2
1 Wat h
1
1
1
Tips voor het observeren van vaardigheden, die de leerlingen de komende
lessen moeten gaan beheersen.
Lesbe
Lesdoelen
Lesdoelen
Ervoor – erna:
Ervoor – erna:
Getalbegrip
Getalbegrip in het getallengebied
Welk getal komt voor
400?
En komt voor
Welk
getal
400? En in het getallengebied
Vooraf
Vooraf
t/m 1 000:
t/mmaar
1 000:
erna? Noem het rijtje
maarNoem
op. het rijtje
erna?
op.
Tellen:
Tellen:
telrij:met
verders telrij: verderin en terugtellen in
(399 – 400 – 401) Idem
700,
(399 met
– 400
– 401) s
Idem
700, en terugtellen
Met sprongen van 300,
100: 900, 500.
Met sprongen van 100:
sprongen van 1, 10 sprongen
en 100 van 1, 10 en 100
300, 900, 500.
s tel500,
verder
600
s tel verder vanaf 100,
600vanaf 100,
skomt
plaatsen
s plaatsen
op de van getallen op de
Welk500,
honderdvoud
komt honderdvoud
voor
Welk
voorvan getallen
s tel terug vanaf 600,
300,
500vanaf 600,
s tel
terug
500
getallenlijn
getallenlijn
430?300,
(400)
En na 430?
430?(500)
(400) En na 430?
(500)
s tel verder vanaf 340,
270vanaf 340,
s tel450,
verder
s 520,
ligging
van850.
getallen
s ligging
tussen van getallen tussen
Idem450,
met 270
680, 210,Idem
520, met
790,680,
850.210,
790,
s tel terug vanaf 940,
s tel
720,
terug
510vanaf 940, 720, 510
honderdvouden
honderdvouden
s structuur
splitsen
van getallen: splitsen
Op volgorde staan: Op volgorde staan:s structuur van getallen:
Met sprongen van 10
(met
Met
sprongen van De
10 leerlingen
(met
vaneen
getallen
van getallen in honderdvouden,
schrijven
een getal schrijven
De leerlingen
getal in honderdvouden,
overschrijding van het
honderd- van onder
overschrijding
het honderden eenheden
tienvouden
en
en eenheden en
de duizend oponder
een vel
de duizend optienvouden
een vel
voud):
voud):
samenvoegen van honderdvoupapier. Vijf leerlingen
komen
papier.
Vijfvoor
leerlingensamenvoegen
komen voor van honderdvous tel verder vanaf 870,
280vanaf 870,
s tel430,
verder
430,
280
den,
en den,
eenheden
tienvouden en eenheden
de klas
met
hun getal.
De andere
de klas
met hun getal.
De tienvouden
andere
s ook van 376, 589,s268
ook van 376, 589,
268
totgetallen
een getal
tot een getal
leerlingen
schrijven leerlingen
de getallenschrijven
op
de
op
s tel terug vanaf 730,
120,
430vanaf 730,
s tel
terug
430 op volgorde
aanvullen
tot een s
volgend
aanvullen tot een volgend
een 120,
kladblaadje
van opsvolgorde
een kladblaadje
van
s ook van 726, 431,s226
ook van 726, 431,
226naar groot. Deklein
honderdvoud
honderdvoud
klein
vijf leerlingen
naar groot. De vijf
leerlingen
overleggen en gaanoverleggen
op volgordeen gaan op volgorde
Materialen
staan. Daarna vijf andere
staan.leerlingen.
Daarna vijf andere
leerlingen. Materialen
les 1 2
Welk honderdvoud ontbreekt
les 1 2 inWelk
de rij?
honderdvoud ontbreekt in de rij?
les 1
Vul in
Geen
Geen
Volgord
Welk ge
7
getallen
0
hier 6moe
men op
¡ Naar
getal zoe
Zijn er tw
kijk je na
die gelijk
heden)
Lesbeschrijving
De uitleg van de les. Bij elke opgave staat het
lesdoel van die opgave vermeld.
Daaronder staat wat u met de leerlingen bespreekt en waar u in het gesprek op aanstuurt.
LesbeschrijvingLesbeschrijving
ebied
4 Vul de honderdvouden
4 Vul de honderdvouden
in (WB)
in (WB)
Ligging van getallenLigging
tussenvan
honderdvouden
getallen tussen honderdvouden
1 Wat hebben 1we
Welk honderdvoud Welk
ligt erhonderdvoud
voor 314? (300)
ligt Welke
er voor 314? (300) Welke
Wat
in groep
hebben
5 geleerd?
we in groep 5 geleerd?
n in
0
e
Blok 1 is een herhaling
Blokvan
1 isde
een
leerstofonderdelen
herhaling van de die
leerstofonderdelen
die Waar ligt
erna? (400)
erna?
314(400)
dichterbij?
Waar (300)
ligt 314
Hoe
dichterbij?
weet
(300) Hoe weet
in groep 5 aan de orde
in groep
zijn geweest
5 aan deenorde
die zijn
de basis
geweest en die
basis
je de
dat?
(de sprong naar
je dat?
300(de
is veel
sprong
kleiner
naardan
300naar
is veel kleiner dan naar
vormen voor het vervolg
vormen
vanvoor
het het
rekenonderwijs
vervolg van het
in rekenonderwijs
in
400)
400)
bij welk
kun je
honderdvoud
snel zien bij het
welk honderdvoud het
groep 6. In les 1 komen
groepde6.volgende
In les 1 komen
leerstofonderde volgende leerstofonder¡ Hoe kun je snel zien
¡ Hoe
getal ligt? (Als de laatste
getal twee
ligt? (Als
cijfers
de (de
laatste
tienen
twee
encijfers
de (de tienen en de
delen aan bod:
delen aan bod:
samen kleinerenen)
zijn dan
samen
50, dan
kleiner
hoort
zijnhet
danbij50,
hetdan hoort het bij het
s oriëntatie in het s
getallengebied
oriëntatie in t/m
het getallengebied
1 000 (bijv.
t/m 1enen)
000 (bijv.
honderdvoud ervoor.
honderdvoud
Zijn ze samen
ervoor.
groterZijn
danze50,
samen groter dan 50,
a t/m c)
a t/m c)
dan hoort het bij hetdan
honderdvoud
hoort het bijdat
hetdaarna
honderdvoud
komt.) dat daarna komt.)
tsen
uden,
n
dvouden
a Vul de honderdvouden
a Vul de honderdvouden
in
in
Ligging van getallenLigging
tussenvan
honderdvouden
getallen tussen honderdvouden
5 Vul in (WB) 5 Vul in (WB)
Samenvoegen
en splitsen
Samenvoegen
van getallen
en splitsen
t/m 1 000
van getallen t/m 1 000
Tussen welke honderdvouden
Tussen welke
ligthonderdvouden
384? Welk hon-ligt 384? Welk
honHoeveel
briefjes vanHoeveel
honderd?
briefjes
En hoeveel
van honderd?
tientjes?En hoeveel tientjes?
derdvoud ligt ervoor?
derdvoud
Welk honderdvoud
ligt ervoor? Welk
komt honderdvoud
erna?
komt erna?
En losse
Enbedrag
losse euro’s?
wordt Welk
het? bedrag wordt het?
Welk honderdvoud Welk
ligt het
honderdvoud
dichtst bij? Waar
ligt het
kijkdichtst
je
bij? Waar
kijk jeeuro’s? Welk
ziet:
als`je543,
het bedrag
welk cijfer
ziet:geeft
` 543,
de welk cijfer geeft de
dan
naar?
(welke sprong
dan naar?
het kleinste
(welke is)
sprong het kleinste is) En als je het bedragEn
Vul in
les 1
Vul in
honderdjes aan? En honderdjes
welk cijfer de
aan?
tientjes?
En welk
Waar
cijferstaan
de tientjes? Waar staan
bedragvast aan de getallenlijn
bedrag
b Maak vast aan
b Maak
de getallenlijn
de losse euro’s? Vul de
maar
losse
in.euro’s? Vul maar in.
Plaatsen
van5 getallen
Plaatsen
op4 een`van
getallenlijn
getallen
op een` getallenlijn
5
4
3
3
Vul in
les 1
Vul in
6 Welke
Tel verder; tel
6 terug
Tel verder;
(ezelsooropgave)
tel terug (ezelsooropgave)
Welke
staan
Welke
op 5degetallen
getallenlijn?
staan
Welke
op de getallenlijn?
3
5 getallen
3
4
`
4
`
5
0
5
0
`
`
Verderen terugtellen
Verdertot 1en
000terugtellen
in sprongen
totvan
1 000
250
in sprongen van 250
getallen
horen
bij4 degetallen
streepjes?
horen
Bij de
bij4 de
hoge
streepjes?
streepjes?
Bij de hoge
streepjes?
` 435
` 435
bedrag
bedrag
Welke
Welke
sprongen? (250)
Telsprongen?
verder, tel (250)
terug.Tel verder, tel terug.
Bij de halfhoge streepjes?
Bij de halfhoge
Waar
streepjes?
de kaartjes?
Waar
kaartjes?
` 503 komen
` 503 komen de
` 35 precies
5
4 je het5 precies
3
4 je `het
3
`` 35
Weet
Weet
of ongeveer?
of ongeveer?
➜ wb blz. 2
3
5
3
4
5
`
4
`
Afronding
van Afronding
de les
van de les
Bij
tussen
308:
tussen
ligt 308?
welke
Aan
streepjes
welke
ligt 308? Aan
welke
les12 308:
Vaninklein naar groot les
Vanin
klein naar welke
groot Bijstreepjes
Vul
Vul
5
0
5
4
0
`
4
`
` 435
` 435 streepje ligt
Speel:
Speel:
een getal’.
‘Springen naar een getal’.
kant van het midden?
kant
Bijvan
welk
het
streepje
midden?
ligtBij
hetwelk
het ‘Springen naar
`
503
`
503
bedrag
bedrag
U
springt
voor
de klas opgetalleneen denkbeeldige getallenU
springt
voor
de
klas
op
een
denkbeeldige
dichterbij?
dichterbij?
` 35
` 35
lijn naar
243:
eerst twee
lijn naar 243: eerst twee
grote
sprongen
(vangrote
100),sprongen (van 100),
5
4
5
3
4
`
3
`
Van
klein
naar groot les 2
Van klein naar groot
➜ wb
blz.
2
3
5
3
4
5
`
4
`
c Hoeveel
euro?
c Hoeveel
euro?
daarna(van
vier10)
kleine
hupjes
(vanslotte
10) verder en ten slotte
daarna vier kleine hupjes
verder
en ten
5
0
5
4
0
`
4
`
Splitsen van getallen
Splitsen
t/m 1 000
van getallen t/m 1 000
3 muizenstapjes (van
3 muizenstapjes
1). Wie weet hoeveel
(van 1).ikWie weet hoeveel ik
` 435
` 435
`briefjes
503 Hoeveel
` 503 Hoeveel euro
Hoeveel briefjes vanHoeveel
honderd?
vaneuro
honderd?
is dat?
is dat? heb? gesprongen heb?
gesprongen
` 35
35
En hoeveel tientjes?En
Hoeveel
hoeveel
euro
tientjes?
is dat?Hoeveel
Waar `staan
euro
is dat?Geef
Waardaarna
staan een leerling
Geef daarna
opdracht
een
omleerling
naar een
opdracht
getal om naar een getal
2 euro’s?
Van
klein
naar groot les
Van
klein
naar groot de euro’s?
de
te
springen
(getal opschrijven
te springenzonder
(getal dat
opschrijven
de anderen
zonder dat de anderen
Vul
in
les
2
Vul
in
➜ wb blz. 2
het zien). Weten dehet
andere
zien).leerlingen
Weten dewelk
andere
getalleerlingen
het
welk getal het
bedrag
bedrag
2 Welk honderdvoud
2 Welk ontbreekt
honderdvoud
in deontbreekt
rij?
in
is? de rij?
is?
(WB)7
(WB)7 `
Ook: 5 sprongen van
Ook:
1005vooruit
sprongen
en van
3 hupjes
100 vooruit
van 10 en 3 hupjes van 10
6
6
2
2
`
Vul in
les 2
Vul in
4
0
4
0
3
Volgorde
van
de 3getallen
Volgorde
t/m` van
1 000
de (grote
getallen
telrij)
t/m` 1 000 (grote
telrij)
terug.
Hoeveel is dat?
terug.
(470)
Hoeveel is dat? (470)
➜ wb blz. 3
3
6
3
0
6
`
0
`
Tel met sprongen van
Tel100.
met Kijk
sprongen
naar
de
van
kaartjes.
100.
Kijk
Welk
naar
de
kaartjes.
Welk
` 735
` 735
bedrag
bedrag
` 402
` 402
drag
honderdvoud ontbreekt?
honderdvoud
ontbreekt?
6
4
Vul in
3
03
35
6
4
3
08-06-2009 09:15:21
5
08-06-2009 09:15:21
ke
ligt?
len
rag
erdheden?
6
2
7
`` 98
2
`` 98
0
4
3
0
`
3
`
` 735
` 735
Volgorde van de getallen
Volgorde
t/m
van
1 000
de getallen t/m
1 000
` 402
` 402
bedrag
bedrag
Welk getal is het kleinst?
Welk getal
Wat
komt
is hethet
kleinst?
eerst Wat
op` de
komt het eerst op de
` 98
98
7
6 Welk
2 getal
7komt
` daarna?
getallenlijn?
getallenlijn?
Welk2 getal
Leerlingen
komt` daarna?
die
Leerlingen die
0
4
3
0
`
3
`
hier 6moeite 3mee 0hebben,
hier 6moeite
kunnen
mee
de0hebben,
getallen kunnen
overnede getallen overne`
`
` 735 mee
` 735 mee schuiven.
men op losse kaartjes
men
en op
er dan
losse
kaartjes
schuiven.
en er dan
402
je het`welk
eerstcijfer
als jekijk
hetjekleinste
het` 402
eerst als je het kleinste
¡ Naar welk cijfer kijk
¡ Naar
` 98
` 98
getal zoekt? (Naar het
getal
eerste
zoekt?
cijfer,
(Naar
de honderdvouden.
het eerste cijfer, de honderdvouden.
Zijn er twee getallenZijn
meterhetzelfde
twee getallen
honderdvoud,
met hetzelfde
dan honderdvoud, dan
kijk je naar het tienvoud,
kijk je het
naartweede
het tienvoud,
cijfer. Zijn
hetook
tweede cijfer. Zijn ook
die gelijk, dan kijk jedie
naar
gelijk,
het dan
derde
kijk
cijfer,
je naar
de eenhet derde cijfer, de eenheden)
heden)
les 2 op
blz. 22
735
402
98
De beschrijving van een gezamenlijke activiteit,
met suggesties hoe u het geleerde nog een keer
naar voren kunt laten komen.
2
Vul in
groot
(WB)
naar
groot (WB)
3 lesVan
6 klein
3 naar
03 Van
6 klein
`
0
`
08-06-2009 09:15:21
35
7
Afronding van de les
les 2 op
blz. 22
3
15
15
08-06-2009 09:15:24
Verwijzing naar de zelfstandig-werklessen
Verwijzing naar de pagina’s waar de uitleg van de
zelfstandig-werklessen gegeven wordt.
9
226190_HL6A.indb 9
03-08-2010 11:31:03
Opzet Bloktoets
De toetsen en antwoorden op de toetsen vindt u in de kopieermap. De uitleg van de toetsen vindt u in deze handleiding na de zelfstandig-werklessen.
Beslissingsregels: per opBlokdoelen: de rekendoelen voor dit blok,
Na les 10 wordt een toets
gave staat beschreven wat
waarvan in de toets gecontroleerd wordt
afgenomen, de bloktoets.
uw vervolgaanpak wordt.
of de leerlingen ze beheersen.
3 Toets
Blokdoelen
Uitleg over het mondeling
af te nemen deel van de
toets, bijv. een telopdracht
of enkele hoofdrekensommen.
Beslissingsregels
Blokdoelen
Les
Toetsopgave
Weeropgave
Getalbegrip:
s schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de getallenlijn
s verschillende betekenissen van getallen
1
6
3
geen
5-6
geen
1
1-2
1-2-3-4
Schatten:
s schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000
Rekenen t/m 1 000:
s kolomsgewijs optellen
s sommen herkennen waarbij je kunt hoofdrekenen; kiezen
tussen kolomsgewijs rekenen en hoofdrekenen
Meetkunde, plattegrond:
s plattegrond kunnen lezen (route volgen, lokaliseren van
straten en gebouwen met behulp van coördinaten en
afstanden meten m.b.v. een schaallijn)
Schriftelijk
6 a
1
Les 1
Weeropgave 1, 2, 3, 4
3
3
6
4
5-6
9
10
8
7
geen
Antwoorden
Toets blad 1
4
Geef de vakken die bij elkaar passen dezelfde kleur. (r = rood, g = geel, b = blauw, gr = groen)
514 + 988
1 000 + 1 000
1 500
r
482 + 1 911
g
b
500 + 1 000
r
1 427 + 578
r
2 500
993 + 1 006
b
r
500 + 1 500
g
3 517 + 1 479
g
Diagnose en Hulp
Weer (voldoende)
Meer (goed)
Bijbehorende
Weeropgave
1 en 2
> 2 fout
1 of 2 fout
0 fout
1 t/m 4
3
> 1 fout
1 fout
0 fout
5 en 6
4
> 1 fout
1 fout
0 fout
9
5 en 6
> 1 fout
1 fout
0 fout
10
7
> 1 fout
1 fout
0 fout
geen
3
6 a
naam
Welke schatting past het best bij de som?
a
Opgave
2 000
543 + 723 =
501 + 1 498
b
b
500 + 2 000
g
b
1 489 + 4 522
b
863 + 654 =
5
De afbeelding van het
antwoordmodel van de
toets. Handig om bij het
nakijken en voorbereiden
bij de hand te hebben.
989 + 515
5 000
b
1 500
r
6 000
gr
naam
1 266
1 517
564 + 632 =
976 + 398 =
1 196
1 374
6
g
2 000
926 + 576 =
Les 3
Weeropgave 9
1 085
1 502
som:
Opg
uitle
opga
kort
uitle
Les 6
Weeropgave 10
b Mevrouw Krook koopt een computer van
876 euro en een printer van 99 euro.
174 + 268 = 442
antwoord: 442 euro
gr
638 + 447 =
Van verhaal naar rekentaal
a Mevrouw Oran koopt een boormachine van
174 euro en een werkbank van 268 euro.
1 000
som:
b
Antwoorden
Toets blad 2
Reken uit (kolomsgewijs)
876 + 99 = 975
antwoord: 975 euro
Reken uit
Welke sommen kun je maken met hoofdrekenen? Reken alleen die uit.
3
Les 1
Weeropgave 5, 6
Hoeveel hebben ze samen ongeveer?
Samen hebben ze ongeveer `
b Achmed heeft ` 1 521 en Yamin heeft ` 4 482.
Samen hebben ze ongeveer `
c Janneke heeft ` 2 978 en Thijs heeft ` 2 037.
Samen hebben ze ongeveer `
d Merijn heeft ` 6 023 en Joan heeft ` 2 974.
Samen hebben ze ongeveer `
753 + 247 =
1 000
6 000
5 000
9 000
698 + 426 =
7
1 284
1 000
1 124
946 + 311 =
333 + 444 =
569 + 298 =
1 257
777
867
586 + 714 =
968 + 586 =
777 + 444 =
1 300
1 554
1 221
Gebruik de kaart
Les 8
geen Weeropgave
Maak vast aan de getallenlijn
a
b
5 000
7 000
5 248
5 900
6 245
6 752
3 501
4 990
5 552
6 990
3 000
7 000
Rekenrijk 6a © Noordhoff Uitgevers bv
Verwijzing naar de Weeropgave die bij de
toetsopgave hoort en verwijzing naar de
les waar dit type opgave uit komt.
536 + 748 =
a Marcelle heeft ` 493 en Mattijn heeft ` 512.
Rekenrijk 6a © Noordhoff Uitgevers bv
2
47
48
a In welk vak ligt de Trompstraat? In vak
b In welk vak ligt het station? In vak
D2
B2
c In welk vak ligt het Elkerliek Ziekenhuis? In vak
d In welk vak ligt Industrieterrein Hoogeind? In vak
A1
C2
86
87
226251_RR_KM_6a_Toets_antw.indd
47
29-07-2010
09:53:31
226251_RR_KM_6a_Toets_antw.indd
48
29-07-2010
09:53:32
Opzet Diagnose en Hulp
De beschrijving van de Diagnose en Hulp vindt u in deze handleiding.
De extra uitleg en hulp
aan de leerlingen die
uitvallen geeft u na een
diagnosegesprek.
Diagnose: suggesties
voor een diagnostisch
gesprek.
3 Diagnose
3 Hulp
Materialen
Kijktips
s getalkaarten
s Kan de leerling aangeven waar de duizendvouden liggen?
s Weet de leerling bij welk duizendvoud een getal
in de buurt ligt?
Diagnose per doel
Getalbegrip: rekenen t/m 1 000
Kan de leerling uitkomsten schatten van optellingen
tot 10 000?
Neem opgave 1 van de toets als uitgangspunt voor
het gesprek. Wat moet je doen? (schatten, kleuren
wat bij elkaar past) Lees maar voor (514 + 988) Hoe
schat je? (eerst afronden) Met welke getallen reken
je? (500 en 1 000) Hoeveel ongeveer? (1 500)
Bespreek zo nog enkele sommen bij a.
Bekijk dan b. Nu moet je zelf afronden, 989 + 515,
met welke getallen ga je rekenen? (1 000 + 500 =
1 500)
Neem dan toetsopgave 2 erbij. Lees maar voor. Welke
som? (493 + 512) Hoe reken je? Lukt dat niet vlot:
hoeveel is 493 ongeveer? (500) En 512? (500)
Hoeveel is dat samen? (1 000) Zo ook met 1 521 +
4 482. Zo nodig: bij welk rond getal ligt 1 521 in de
buurt? En 4 482? Neem op deze manier nog enkele
optelsommen door, tot de diagnose duidelijk is.
Kijktips
s Kan de leerling getallen afronden op duizendvouden?
s Lukt het ook af te ronden op (vijf)honderdvouden?
s Kan de leerling optellen met duizendvouden en
(vijf)honderdvouden?
Kan de leerling getallen tot 10 000 schattend
plaatsen op de getallenlijn?
Neem opgave 3 van de toets als uitgangspunt voor
het gesprek. Welke getallen zie je staan? (5 000 en
7 000) Hoe groot is die sprong? (2 000) Welk getal
staat daar midden tussen? (6 000) Schrijf het er maar
bij.
Wijs dan een getalkaartje aan. Welk getal zie je?
(5 248) Ligt dat tussen 5 000 en 6 000 of tussen 6 000
en 7 000? (5 000 en 6 000) Waar ligt het dichterbij?
(5 000)
Bespreek zo ook de andere getallen.
Kan de leerling kolomsgewijs optellen?
Neem de sommen uit toestopgave 4 als startpunt
voor het gesprek. Lees deze som eens voor. (543 +
723 =) Zet de getallen onder elkaar. Hoe reken je?
Wanneer het niet lukt: kun je 543 splitsen in honderden, tienen en enen? En kun je 723 splitsen? Nu
optellen. Begin je met de honderden of met de enen?
Schrijf de tussenantwoorden maar onder elkaar en
reken de som uit.
Neem op deze manier nog enkele sommen door tot
de diagnose duidelijk is.
Kijktips
s Noteert de leerling de sommen juist onder
elkaar?
s Werkt de leerling bij het kolomsgewijs rekenen
van links naar rechts of van rechts naar links?
s Kan de leerling getallen splitsen in honderdvouden, tienvouden en eenheden?
s Kan de leerling respectievelijk de honderdvouden, tienvouden en eenheden bij elkaar optellen?
s Lukt het hoofdrekenend bij elkaar optellen van
de tussenantwoorden?
Kan de leerling sommen herkennen waarbij hij kan
hoofdrekenen; kiezen tussen kolomsgewijs rekenen
en hoofdrekenen?
Neem opgave 6 als uitgangspunt voor het gesprek.
Kijk eerst welke sommen je makkelijk kunt maken
met hoofdrekenen. Welke strategie kies je bij welke
som? Waarom is dat bij deze som een handige
manier?
Zie je een som die je kunt uitrekenen met splitsen?
(bijv. 946 + 311 of 333 + 444) Waarom kun je daar
splitsen? (honderden kun je in één keer bij elkaar
optellen en 46 + 11 ook: het tienvoud of honderdvoud wordt niet overschreden) Hoe reken je? Laat
maar zien.
Zie je een som die je kunt uitrekenen langs een rond
getal? (bijv. 698 + 426) Hoe reken je? Laat maar zien.
Je mag een kladblaadje gebruiken om tussenantwoorden op te schrijven. Hoe zie je dat je bij die som
kunt rekenen langs een rond getal? (eerste getal bijna
rond)
Zie Hulp
je ook een
die je kunt uitrekenen met teveel?
persom
doel
(bijv. 569 + 298) Hoe gaat dat, kun je dat uitleggen?
LaatRekenen
maar zien. Je
mag
t/m
1 een
000kladblaadje gebruiken om
De leerling heeft
met het schatten van
tussenantwoorden
opproblemen
te schrijven.
uitkomsten
vanzou
optellingen
10 000
Bij welke
sommen
je onder tot
elkaar
willen rekeproblemen met
hetjeoptellen
en/of
met
nen,Bijkolomsgewijs?
Kun
er een of
tweeaftrekken
aanwijzen?
en of
duizendvouden,
(bijv.honderd968 + 586
536 + 748) zie suggesties voor hulp
blok 2.
Bij problemen met de structuur van de telrij tot 10 000
Kijktips
zie suggesties voor hulp blok 2.
Afronden op honderdvouden, (vijf)honderdvouden
s Kan
de leerling aangeven waarom een manier bij
en duizendvouden
een bepaalde som handig is?
s Past
de leerling de manier goed toe?
In tweetallen:
Schrijf een aantal getallen op kaartjes. Eén leerling
leest het getal voor. De andere leerling zegt hoeveel
het ongeveer is. Steeds afronden op een (vijf-)
Meetkunde:
honderdvoudplattegrond
of een duizendvoud.
KanBijv.:
de leerling
een plattegrond
496, 3 100,
6 890, 392, 2lezen
030, (route
8 430, volgen,
4 392, enz.
lokaliseren van straten en gebouwen met behulp
van Lees
coördinaten
enmaar
afstanden
meten
m.b.v.
een
deze som
voor (390
+ 498
is ongeveer
...).
schaallijn)?
390, hoeveel is dat ongeveer? Schrijf er maar onder.
Neem
als startpunt
voorerhet
gesprek.
En toetsopgave
498, hoeveel7ongeveer?
Schrijf
ook
maar onder.
WatOp
moet
je doen?
(oprecht
de kaart
kijken
waar iets ligt
papier
staat nu
onder
elkaar:
en dan
vakisbenoemen)
Kun je aanwijzen waar de
390het
+ 498
ongeveer ...
windas
En=hoe
400 ligt?
+ 500
... heet dat vak? Waar kijk je dan
naar?
Reken nu de som maar uit. Welke som vind je
Kungemakkelijker?
jij vak D2 aanwijzen?
En C4?
Uitrekenen
of schatten? Bij schatten
reken je met afgeronde getallen.
Idem met de volgende sommen:
Kijktips
390 + 499 is ongeveer
599 – 201 is ongeveer
295 + 416 is ongeveer
709 – 112 is ongeveer
s Kan
leerling
aan de hand8van
298 de
+ 592
is ongeveer
999gegeven
– 5 005 is ongeveer
coördinaten het juiste vak bepalen?
s Kan
de leerling met de juiste coördinaten
In drietallen:
aangeven
welk sommen
vak iets ligt?
Schrijf eeninaantal
op kaartjes. Eén leerling
leest de som voor. Een tweede rondt beide getallen af
en schrijft de nieuwe som eronder. Een derde rekent
de som uit. Steeds wisselen.
Hulpbladen
De leerling heeft problemen met kolomsgewijs
optellen
Bij kolomsgewijs optellen kan zowel van links naar
rechts als van rechts naar links worden gewerkt. De
hulp wordt gestart met het werken van links naar
rechts. Bij de overgang naar het cijferen (in blok 4)
wordt ook van rechts naar links gewerkt.
Lees deze som eens hardop. (536 + 258 =) Zet de
getallen onder elkaar. Hoe kun je 536 splitsen?
(500 + 30 + 6) En 285? (200 + 80 + 5) Schrijf de
splitsingen maar apart op. Onder elkaar.
Nu moet je optellen. Begin maar met de honderden.
Welke som? (500 + 200 = 700) Schrijf maar op.
En dan? (30 + 80 = 110 en 6 + 5 = 11) Schrijf de
tussenantwoorden bij de som.
Al pratend komt op papier:
536 = 500 + 30 + 6
285 = 200 + 80 + 5
536
285 +
500 + 200 = 700
30 + 80 = 110
6 + 5 = 11
Hoeveel is het nu samen? (821)
Het is de bedoeling dat de leerling de tussenantwoorden hoofdrekenend bij elkaar optelt: 700 + 110 = 810
en nog 11, dat is 821.
Nu deze. Lees maar voor. (473 + 349 =) Zet de
getallen onder elkaar. Eerst splitsen. Hoe splits je
473? (400 + 70 + 3) En hoe splits je 349? (300 + 40
+ 9) Schrijf de splitsingen maar weer apart op, onder
elkaar. Nu optellen. Begin maar bij de honderden.
Welke som? (400 + 300 = 700) En dan? (70 + 40 =
110 en 3 + 9 = 12) Schrijf de hulpsommen en de
tussenantwoorden weer bij de som.
Al pratend komt op papier:
349 = 300 + 40 + 9
473 = 400 + 70 + 3
Suggesties voor
het geven van
hulp per lesdoel.
473
349 +
400 + 300 = 700
70 + 40 = 110
3 + 9 = 12
Reken de som nu maar uit. (700 + 110 = 810 en nog
12, dat is 822) Maak zo nog enkele optelsommen.
Bijv.:
783 + 442 =
536 + 321 =
In een volgend lesmoment de splitsing en de hulpsommen niet meer opschrijven. Lees deze som eens
voor. (579 + 754 =) Zet de getallen onder elkaar. Tel
op, begin bij de honderden. Welke som? (500 + 700
= 1 200) Schrijf het antwoord maar vast op. En dan?
(70 + 50 = 120 en 9 + 4 = 13) Schrijf er maar onder.
Reken nu de som maar uit. (1 200 + 120 = 1 320 en
dan nog 13, dat is 1 333)
579
754 +
1 200
120
13 +
1 333
De leerling heeft problemen met sommen herkennen
waarbij je kunt hoofdrekenen; kiezen tussen
kolomsgewijs rekenen en hoofdrekenen
a Kiezen tussen splitsen of kolomsgewijs optellen
Schrijf op: 433 + 266 =. Lees deze som eens voor.
Hoe reken jij? Zo nodig: probeer het eens met
splitsen. Welke hulpsommen maak je? (400 + 200 en
33 + 66) Hoeveel is 400 + 200? (600) Zet gelijk met
het stellen van deze vraag een streep onder de 4 en
de 2. En hoeveel is 33 + 66? (99) Zet gelijk met het
stellen van deze vraag een golflijntje onder de 33 en
de 66. Wat is nu het antwoord op de som? Schrijf er
maar achter en lees maar op:
433 + 266 = ... n 433 + 266
Zo ook 446 + 221 =. Geef dan drie optellingen:
582 + 605 =
764 + 387 =
435 + 745 =
Welke kun je ook uitrekenen met splitsen?
Geef zo nog een aantal keer drie opgaven, waarvan
er steeds één of twee opgelost kunnen worden met
splitsen. Bijv.:
764 + 517 =
764 + 512 =
452 + 341 =
Per o
lesdo
welk
opga
b Kiezen tussen rekenen met teveel of
kolomsgewijs optellen
Schrijf op 452 + 299 =
Lees deze som eens voor. Hoe reken jij? Zo nodig:
kun jij deze som uitrekenen met teveel? Hoe reken je
dan? Zo nodig: welk getal is bijna een rond getal?
(299 is bijna 300) Als je er een rond getal bij optelt,
wat moet je daarna nog doen? (1 eraf)
Geef dan drie optellingen: 884 + 399 =, 756 + 345 =
356 + 798. Welke kun je ook met teveel uitrekenen,
net als 452 + 299 =?
Geef zo nog een aantal keer drie opgaven, waarbij er
steeds één of twee opgelost kunnen worden met
teveel. Bijv.:
157 + 799 =
157 + 688 =
517 + 498 =
c
Kiezen tussen rekenen langs een rond getal of
kolomsgewijs optellen
Schrijf op 299 + 112 =. Lees deze som eens voor. Hoe
reken jij? Zo nodig: kun jij deze som uitrekenen langs
een rond getal? Hoe reken je dan?
Zo nodig: kom je langs een rond getal? Spring daar
eerst maar naar toe. Hoeveel moet er dan nog bij?
Geef dan drie optellingen:
398 + 435 =
699 + 345 =
756 + 568 =
Welke kun je ook uitrekenen langs een rond getal,
net als 299 + 112 =? Geef zo nog een aantal keer drie
opgaven, waarbij er steeds één of twee opgelost
kunnen worden met rekenen langs een rond getal.
Bijv.:
698 + 219 =
568 + 783 =
399 + 524 =
Kopieerbladen: per lesdoel staat
aangegeven welke kopieerbladen
(Hulpbladen) de leerlingen na afloop
van de mondelinge hulp maken.
Maak zo nog enkele sommen:
561 + 648 =
872 + 385 =
709 + 443 =
276 + 954 =
Hulpbladen
88
10
226190_HL6A.indb 10
90
89
03-08-2010 11:31:09
Opzet Weer en Meer
Aan de hand van de toets bepaalt u of een leerling met de Weer of de Meer aan de slag gaat. De beslissingsregels
vindt u in de handleiding bij de toets.
Leerlingen die de lesstof voldoende beheersen,
starten in de les na de toets met de Weer.
3 Weer
3
1
Weer
Welk 100-voud ligt er het dichtst bij?
125 →
875 →
235 →
785 →
Maak gelijke sprongen
8
Maak gelijke sprongen
9
Reken uit onder elkaar (kolomsgewijs)
100: 1 500 - 1 600 100: 8 800 - 8 900 1 000: 2 000 - 3 000 1 000: 3 100 - 4 100 1 000: 1 600 - 2 600 -
Welk
ligt er het dichtst bij?
Wat is1000-voud
een goede schatting?
2005
→ lijn tussen de som en de schatting.
Trek een
1995 →
a
5012 →
2 005 + 3 955
3 000 + 5 000
6987 →
Weer
3 045 + 3 575
3
weer 3
7
713 →
792 →
563 →
541 →
Weer
weer23
3045 →
3955 →
70951 →
995 + 7 095
6901 →
b
2 000 + 4 000
300: 1 000 - 1 300 400: 1 000 - 1 400 600: 1 000 - 1 600 700: 1 000 - 1 700 -
7 000 + 1 000
6 987 + 1 135
7 000 + 2 500
7 108 + 2 525
2 000 + 7 000
1 995 + 7 095
7 000 + 1 000
6 987 + 1 235
500
7 000 + 2 500
410
6 987 + 2 625
1 995 + 7 095
490
2 000 + 7 000
7 000 + 1 000
Wat is een goede schatting?
-
-
-
-
-
-
-
-
➜ wb blz. 39
Wat is een goede schatting?
3 012 + 4 985
3 000 + 3 500
Weer
Trek een lijn tussen de som en de schatting.
a
Maak
vast aan de getallenlijn
2 005 + 3 955
3 000 + 5 000
weer 5
weer 3
4
weer 5
aWat is een goede schatting?
400
3 045 + 3675
2 000 + 4000
Trek een lijn tussen de som en de schatting.
460
3 000 + 3500
2 005 + 3 955
3 000 + 5 000
440
Schat
a
3 het
012 +antwoord
4785
3b024 + 6 973 is ongeveer
vast
de
getallenlijn
045
+aan
3 is575
2 000 + 4 000
1Maak
964 3+0
5 080
ongeveer
6 938 + 2 034 is ongeveer
a
5
weer 5
6
c
440
5 000
Maak
vast aan de getallenlijn
8 490
5008 000
c
b
7 400
5 000
0
7 600
7 100
7 900
100
65 500
5 900
8
500
5 000
400
2
Maak vast
aan de getallenlijn
600
35 500
Waar liggen de getallen ongeveer?
ab
5 010
400 7 400
75498
600
600
75547
100
100
75575
900
900
57 090
600
57 900
100
499
76900
600
498
547
575
848 + 794 =
639 + 587 =
463 + 859 =
976 + 365 =
Reken uit
257 + 200
258 + 199 =
345 + 402 =
456 + 238 =
634 + 283 =
327 + 98 =
446 + 238 =
474 + 358 =
433 + 266 =
399 + 435 =
5498
090
5547
900
6575
499
5 090
5 900
6 499
75
7 000
8
000
5400
000
39
7600
000
5451
010
b
848
794 +
1500
130
12 +
447 + 195 =
485 + 376 =
579 + 353 =
658 + 175 =
8600
000
6
000
451
Maak vast aan de getallenlijn
Opgavenuitleg
447
1 95 +
500
1 30
12+
352 + 263 =
272 + 455 =
465 + 474 =
581 + 148 =
Maak van elk rijtje één som met hoofdrekenen.
6 000
10
➜ wb blz. 39
b
d
5
000
Maak
vast aan de getallenlijn
7 000
a
10
5 900
10500
000
75400
000
000
451
400
57 400
weer 6
➜ wb blz. 39
490 6 000
6 410
500
352
263 +
500
110
5+
349 + 425 =
263 + 529 =
339 + 144 =
548 + 237 =
8 500
500
2 000 + 7 000
5 100
3460
500
Maak vast aan de getallenlijn
weer 6
5 000
4 Schat het antwoord
5 010
Afronden van getallen naar het dichtstbijzijnde
honderdvoud
Denk aan de getallenlijn. Tussen welke honderdvouden? Naar welk cijfer kijk je? Bij welk honderdvoud
ligt het getal dichterbij?
410
5 600
000
7 0002440
74
1 Welk 100-voud ligt er het dichtst bij?
6 500
7 108 + 2 525
460
5 400
d
0400
349
425 +
700
60
14 +
4 410 + 5 980 is ongeveer
000
6 987
1 135
2 431
+ 6 +978
is ongeveer 7 000 + 210500
6 999 + 3 572 is ongeveer
Waar liggen de getallen ongeveer?
a
cd
Opgavenuitleg: per
opgave een
korte
uitleg.
3 500
3 000 + 3 500
b
Maak vast aan de getallenlijn
ab
weer 6
2 000
400
3 012 + 4 985
b
Opgavenuitleg
39
7 000
Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000
Eerste de getallen afronden. Afronden op een
duizendvoud of een (vijf)honderdvoud. Tel de
afgeronde getallen op.
7 Maak gelijke sprongen
39
10 Reken uit
Verdertellen tot 10 000 in sprongen van 100 en 1 000
Maak steeds gelijke sprongen. Steeds 100 (1 000)
verder.
8 Maak gelijke sprongen
5 Maak vast aan de getallenlijn (WB)
2 Welk 1 000-voud ligt er het dichtst bij?
Verdertellen tot 10 000 in sprongen van 100 en 1 000
Maak steeds gelijke sprongen. Je ziet ervoor staan
hoe groot de sprongen moeten zijn.
Plaatsen van getallen t/m 10 000 op de getallenlijn
Kijk van waar tot waar de lijn gaat. Bedenk welke
getallen er bij de streepjes horen. Honderdvouden,
tienvouden, eenheden? Hoe kom je daarachter?
(controleren!) Waar komen de getallen?
Afronden van getallen naar het dichtstbijzijnde
duizendvoud
Denk aan de getallenlijn. Tussen welke duizendvouden? Naar welk cijfer kijk je? Bij welk duizendvoud ligt
het getal dichterbij?
9 Reken uit onder elkaar (kolomsgewijs)
Kolomsgewijs optellen
Schrijf onder elkaar en tel op. Eerst de honderdvouden, dan de tienvouden en ten slotte de eenheden.
Tel daarna de tussenantwoorden op; rijgen in je
hoofd.
6 Maak vast aan de getallenlijn (WB)
3 Wat is een goede schatting? (WB)
Schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de
getallenlijn
Kijk van waar tot waar de lijn gaat. Welk getal ligt in
het midden? Waar komen de getallen ongeveer?
Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000
Rekenen met afgeronde getallen. Afronden naar het
dichtstbijzijnde duizendvoud of (vijf)honderdvoud.
Daarna optellen. Trek een lijn tussen de som en de
schatting.
Kolomsgewijs optellen; hoofdrekenen
Maak van elke rij één som met hoofdrekenen. Zie je
een som die je handig kunt uitrekenen met splitsen?
(bijv. 345 + 402) Langs een rond getal? (bijv. 399 +
435) Met teveel? (bijv. 258 + 199)
Reken de andere sommen uit onder elkaar, kolomsgewijs.
92
93
De leerlingen die de lesstof goed beheersen, gaan na de toets aan de slag met de Meer-opgaven. Ook hierover
staat in de handleiding onder een afbeelding van de Meer per opgave een korte uitleg.
Opzet Contexttoets
De contexttoets en de antwoorden vindt u in de kopieermap. In deze handleiding vindt u de uitleg.
De contexttoets is bedoeld om na te gaan of de
leerlingen de verworven rekenvaardigheden ook in
andere situaties (contexten) kunnen toepassen.
De afbeelding van het
antwoordmodel van de
contexttoets. Handig om bij
het nakijken en voorbereiden bij de hand te hebben.
Contexttoets bij blok 1, 2, 3
6 a
123
Antwoorden
Contexttoets
1
Hoeveel euro heeft Remy?
2
Hoeveel geld heeft Anke over?
6 a
naam
blad 1
Antwoorden
Contexttoets
123
naam
blad 2
6
Hoeveel is het totale aantal inwoners ongeveer?
7
Hoeveel kost het samen?
Remy heeft 8 briefjes van ` 100, 12 briefjes van ` 10 en 15 munten van ` 1.
Bij elkaar is dat`
935
Anke heeft ` 675 in haar portemonnee.
Kies uit:
a 2 000 inwoners
Zij koopt voor ` 294 kleren.
381
Anke heeft `
over.
b 2 500 inwoners
Het totale aantal inwoners is ongeveer
3
Hoeveel ijsjes in totaal?
Samen kost het `
en nog vier dozen met 28 ijsjes.
4
176
ijsjes.
Wat staat er op de kilometerteller na 100 km rijden?
8
Hoeveel minuten kan Jasmijn nog spelen?
Jasmijn moet om half zes naar huis.
Jasmijn kan nog
35 097
km.
Hoeveel uur duurt het om alle sleutelhangers te maken?
Een machine maakt 900 sleutelhangers per uur.
In totaal moeten er vandaag 6 300 sleutelhangers gemaakt worden.
Dat duurt
7
uur.
Rekenrijk 6a © Noordhoff Uitgevers bv
Op de teller staat dan
5
Rekenrijk 6a © Noordhoff Uitgevers bv
Per opgave het
lesdoel en uit
welk blok dit type
opgave komt.
392
d 3 500 inwoners
347
De winkel heeft een voorraad van acht dozen met 35 ijsjes
In totaal zijn er
c 3 000 inwoners
3 000
523
55
226251_RR_KM_6a_Toets_antw.indd
1 Getallen tot 1 000, blok 1
antwoord: E 935
2 Optellen en aftrekken met diverse strategieën,
blok 1
55
29-07-2010
4 Telrij tot 10 000, blok 2
antwoord: 035 097 km
5 Delen met grote ronde getallen, blok 2
antwoord: 7 uur
9
78
minuten spelen.
Hoe lang is Fieke nu?
Fieke was vorig jaar 127 cm lang. Ze is dit jaar 15 cm gegroeid.
Fieke is nu
1
m en
42
cm.
56
09:53:43
226251_RR_KM_6a_Toets_antw.indd
56
6 Schatten van uitkomsten van optellingen, blok 3
antwoord: 3 000
7 Kolomsgewijs optellen, blok 3
antwoord: E 523
29-07-2010
09:53:44
8 Tijd, algemeen
antwoord: 78 minuten
9 Meten, algemeen
antwoord: 1 m en 42 cm
antwoord: E 381
3 Vermenigvuldigen met diverse strategieën, blok 1
antwoord: 392 ijsjes
n
floop
96
97
11
226190_HL6A.indb 11
03-08-2010 11:31:13
Accenten blok 3
3 000
4 000
3 080
3 254
5 000
4 309
4 950
Het schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de getallenlijn wordt herhaald.
300 + 200 →
60 + 80 →
2+ 7→
362
287 +
500
140
....... +
.......
In dit blok leren de leerlingen kolomsgewijs optellen
t/m 1 000. Kolomsgewijs optellen is een vorm van
rekenen tussen hoofdrekenen en cijferen. Om het
hoofdrekenen niet uit het oog te verliezen is er ook
aandacht voor kiezen tussen hoofdrekenen en
kolomsgewijs optellen. Leerlingen leren sommen
herkennen, waarbij je kunt hoofdrekenen.
De leerlingen leren in dit blok plattegronden lezen
(route volgen, lokaliseren van straten en gebouwen
met behulp van coördinaten en afstanden meten
m.b.v. een schaallijn).
4 500 + 1 500
4 456 + 1 494 is ongeveer 6 000.
De leerlingen leren uitkomsten van optellingen tot
10 000 schatten. Ze rekenen met ronde getallen;
vijfhonderd- of duizendvouden. 72
226190_HL6A.indb 72
03-08-2010 11:32:20
Overzicht blok 3
Les
Materialen
8
• draad
• liniaal
• plattegrond van de omgeving (liefst meerdere)
• teken- of ruitjespapier
Les
Blokdoelen
Wat ging eraan vooraf
Wat komt erna
• Getalbegrip:
–– schattend plaatsen van
getallen tot 10 000 op de
getallenlijn
–– verschillende betekenissen
van (grote) getallen
• Getalbegrip:
–– idem (blok 2)
• Getalbegrip:
–– getallenrij t/m 100 000
(blok 8)
–– betekenis geven aan getallen tot 100 000 (blok 8)
• Schatten:
–– schatten van uitkomsten
van optellingen tot 10 000
• Schatten:
–– schatten bij optellen en
aftrekken t/m 100
(groep 4, blok 8)
• Schatten:
–– schattend aftrekken met
grote getallen (blok 7)
• Rekenen t/m 1 000:
–– kolomsgewijs optellen
–– sommen herkennen
waarbij je kunt hoofdrekenen; kiezen tussen
kolomsgewijs rekenen en
hoofdrekenen
• Rekenen t/m 1 000:
–– kolomsgewijs optellen is
nieuw
–– sommen uitrekenen met
splitsen (diverse blokken
en groep 5)
• Cijferend optellen
–– cijferend optellen (blok 4)
• Meetkunde:
–– plattegrond kunnen lezen
(route volgen, lokaliseren
van straten en gebouwen
met behulp van coördinaten en afstanden meten
m.b.v. een schaallijn)
• Meetkunde:
–– plattegronden (groep 5,
blok 8 en 11)
• Meetkunde:
–– plattegronden (blok 10)
1
6
1
3
6
8
73
226190_HL6A.indb 73
03-08-2010 11:32:20
3 Les 1
Lesinhoud
Lesdoelen
Tel met sprongen van:
• 1 000: 1 000, 2 000, 3 000, ...
10 000
• 100: 1 000, 1 100, 1 200, ...
2 500
• 100: 10 000, 10 100, 10 200,
...11 500
• 1 000: 10 000, 11 000, 12 000, ...
25 000
• 10 000: 10 000, 20 000, 30 000,
... 100 000
Vooraf
Schrijf in cijfers:
• vierduizend drie
• vierduizend dertien
• vierduizend vijfhonderd dertig
• vierduizend tweehonderd
achtendertig
Eén terug, één verder:
... ← 1 999 → ...
... ← 5 000 → ...
... ← 2 969 → ...
... ← 4 201 → ...
... ← 3 788 → ...
Getalbegrip:
• schattend plaatsen van getallen
tot 10 000 op de getallenlijn
Schatten:
• schatten van uitkomsten van
optellingen tot 10 000
Materialen
Geen
3
Welk honderdvoud ligt het dichtst
bij:
398
345
301
les 1 2
Maak vast aan de getallenlijn
475
421
490
Waar liggen de getallen ongeveer?
501
551
562
a
les 1
Waar liggen de getallen onge
0
3 100
Les
4 000
7 500
8 900
10 000
3 500
6 000
6 100
8 500
c
c
schattend optellen
0
10 000
5 400
1
5 500
0
2 900
1
a
10 000
b
b
3
Schat hoeveel mensen in Beslo wonen
3
7 700
8 600
9 900
les 2
➜ wb blz. 32
600
0 + 900
612 + 892
les 1 3
7 300
Welke schatting past het best bij de som?
d
1 900
1347
+ 648
2 700
2 000
3318 + 1678
3 600
5 100
4 000
1 500
Welke schatting past het best bij de som?
a
4
les 1 4
a
1789 + 2311
8 800
5 000
1 487 + 492
4 456 + 1 494
3 945 + 1 486
4 000 + 1 500
4 500 + 1 500
1 500 + 500
500 + 1000
Maak vast aan de getallenlijn
Maak vast
aan de getallenlijn
6 000
1 500
Waar liggen de getallen ongeveer?
5
32
➔ Hoe schat je?
Maak vast aan de getallenlijn
Maak vast aan de getallenlijn
➜ wb blz. 32
les 1
b
4 000
5 500
7 500
6 597
6 845
Maak vast
de getallenlijn
a aan
Marcelle
heeft ` 2 487 en Mattijn heeft
6
10 000
2 900
3 500
6 000
6 100
8 500
0
7
10 000
7 300
7 700
8 600
-
3 010
les 2
d
54
0
10 000
Maak vast aan de6 getallenlijn
7 520
500 + 2 958 is ongeveer
2 342 + 458
7 255 +
1 900
les 1 3
2 700
3 600
5 100
8 800
c
Geef de vakken die bij elkaar passen dezelfde kleur.
Kijktips
512 + 992
1 487 + 492
b
4 456 + 1 494
d
226265_WB6_B3.indd 33
6 000
4 000
c
d
7 103
7 803
5 112
6 345
3 490
4 500
Janneke heeft ` 2 912 en Thijs heeft
` 4 184.
Merijn heeft ` 4 926 en Joan heeft
7 000
08-06-2009
` 2 526.
09:17:14
5 000
999 is ongeveer
9 000
2 978 − 486 − 302 is ongeveer
4 452 − 365 − 199 is ongeveer
4 556 −7 980
998 − 251 is ongeveer8 600
1 489 − 512 − 375 is ongeveer
55
8 000
6 945
7 482
7 801
8 747
9 248
9 995
10 000
8 000
3 945 + 1 486
• Kan de leerling optellen met 8 252
4 000 + 1 500
4 500 + 1 500
1 500 + 500
500 + 1000
duizendvouden?
En vijfhonderdc
6 000
1 500
5 500
2 000
• Kan de leerling getallen afronden
vouden?
op een
duizendvoud?
En op een
b
972 + 539
1 543 + 1 478
2 411 + 1 536
4 414 + 1 589
vijfhonderdvoud?
3 000
d
8 000
6 000
6 123
Welke schatting past het best bij de som?
a
776 +
Waar liggen de getallen ongeveer?
a
7 000
1 500
6 738
Schat de uitkomst
6 000
3 185
+ 1 578 + 2 991 is ongeveer
4 112 + 2 989 + 1 889 is ongeveer
9 900
4 414 + 1 589
Maak vast aan de getallenlijn
b
5 400
c
Maak gelijke sprongen
2 500
c
c
4 991
1 000: 2 000 - 3 000 - - - 1Waar
000:liggen
3 500de- getallen
4 500 - ongeveer?
- - 1a000: 1 700 - 2 700 - - - 2 000
100:
3 500 - 3 600 - - - 100: 4 700 - 4 800 - - - -
b
2 000
6 000
Kies uit: ` 5 000 – ` 5 500 – ` 6 000 – ` 6 500 – ` 7 000 – ` 7 500
les 2 2
➜ wb blz. 33
b
Hoeveel
hebben ze samen ongeveer?
3 504
8 900
0
6 248
` 2 967.
10 000
3 100
4 000
5 751
c
Waar liggen
ongeveer?
b de
Achmed
` 1 523 en Yamin heeft
3 getallen
000 heeft
226265_WB6_B3.indd 32
` 3 471.
a
Waar liggen de getallen ongeveer?
0
2 411 + 1 536
6 000
5 250
Beslo
a
5 500
Waar liggen de getallen ongeveer?
b
a
972 + 539
1 543 + 1 478
5 000
3
2
b
512 + 992
3 000
Maak vast aan de getallen
Waar liggen de getallen onge
10 000
Geef de vakken die bij elkaar passen dezelfde kleur.
les 1 2
Maak vast aan de getallen
1 500
33
08-06-2009 09:17:15
d
32
226265_WB6_B3.indd 32
08-06-2009 09:17:14
74
226190_HL6A.indb 74
03-08-2010 11:32:24
Lesbeschrijving
1 Schat hoeveel mensen in Beslo wonen
Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000
De leerlingen maken een schatting van het totale aantal inwoners. Per wijk afronden op een vijfhonderdvoud of een duizendvoud.
Bekijk daarna samen het mogelijk aantal huizen
(flats!) in een wijk. Laat de leerlingen beredeneren dat
je daarvoor moet weten hoeveel mensen er gemiddeld in een huis wonen. Het gaat er hierbij om dat de
leerlingen afronden, om makkelijker te kunnen
rekenen, met ronde getallen.
Mogelijke vragen:
➔ Hoe schat je? (alle getallen afronden en de
afgeronde getallen noteren en dan optellen, dit kan
door het handig samennemen van getallen)
Hoe rond je af? (naar het dichtstbijzijnde duizendvoud
of vijfhonderdvoud) Rond je bij deze opgave vaker
naar boven af, of meer naar beneden, is dat eerlijk?
(er wordt vaker naar boven afgerond, maar in
aantallen heft het elkaar bijna op)
In welke wijk wonen de meeste mensen? (wijk 4) In
welke wijk de minste? (wijk 1)
Wijk 1 heeft een groot oppervlakte en toch de minste
inwoners. Hoe zou dat kunnen? (grote huizen,
parken, industrie) Zie je ook een wijk waar veel
mensen op een kleiner oppervlak wonen? (bijv. 4, 6
of 10)
Hoeveel huizen zouden er in wijk 1 kunnen staan?
Wat moet je daarvoor weten? (hoeveel mensen in
één huis wonen)
Stel dat in elk huis gemiddeld vier mensen wonen,
hoeveel woningen zijn er dan ongeveer? Welke som?
(1 000 : 4 = 250)
Ook schatten bij vijf, drie of twee bewoners per huis.
2 Maak vast aan de getallenlijn (WB)
Schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de
getallenlijn
Deze opgave wordt interactief met alle leerlingen
gedaan. Welke getallen weet je precies? (duizend­
vouden, dus 4 000) Waar ligt 5 500? (precies in het
midden tussen 5 000 en 6 000) Kun je precies aangeven waar 3 100 ligt? (nee, maar het is dichtbij 3 000)
Aan welke kant van 3 000 ligt het? (net rechts van
3 000)
Met schatten en beredeneren worden de plaatsen
bepaald waar de getallen ongeveer liggen.
3 Welke schatting past het best bij de
som? (WB)
Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000
Hoe reken je? (met afgeronde getallen) Hoe rond je
af? Wat is het dichtstbijzijnde ronde getal? Je mag
afronden op een (vijf)honderdvoud of een duizendvoud. Bij het voorbeeld in de denkwolk wordt
afgerond op een honderdvoud.
Hoeveel is dat samen? Kleur de vakken die bij elkaar
horen.
4 Maak vast aan de getallenlijn (WB)
Schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de
getallenlijn
Welk stuk lijn? Welk getal hoort bij het streepje?
(6 000) Hoe weet je dat? (het midden tussen 5 000 en
7 000) Welke getallen kun je vrij precies aanwijzen?
(5 500, precies in het midden tussen 5 000 en 6 000
en 6 500, tussen 6 000 en 7 000, maar ook 6 250,
tussen 6 000 en 6 500)
Kun je precies aangeven waar 6 248 ligt? (nee, maar
het ligt ongeveer in het midden tussen 6 000 en
6 500) Aan welke kant ligt het? (net links van dat
midden)
Met schatten en beredeneren worden de plaatsen
bepaald waar de getallen ongeveer liggen.
5 Hoeveel hebben ze samen ongeveer?
Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000
Hoe reken je? (je rekent met afgeronde getallen)
De leerlingen mogen getallen nemen waar ze makkelijk mee rekenen. Er is nog geen sprake van strakke
afrondingsregels. Voor de hand ligt afronden op
(vijf)honderdvouden en duizendvouden.
6 Maak gelijke sprongen
Verder- en terugtellen tot 10 000 in sprongen van
100 en 1 000
Je ziet ervoor staan hoe groot de sprong is. Maak
steeds van die sprongen.
7 Schat de uitkomst (ezelsooropgave)
Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000
Eerst afronden, dan optellen.
Bij het aftrekken kun je de getallen die eraf gaan eerst
samennemen en dan ineens eraf halen.
Afronding van de les
In tweetallen. De een noemt een getal en de ander
rondt af. Afronden op duizendvouden en op vijfhonderdvouden.
Bijv. 5 923 is ongeveer 6 000.
7 467 is ongeveer 7 500.
les 2
op blz. 82
75
226190_HL6A.indb 75
03-08-2010 11:32:24
3 Les 3
Lesinhoud
Vooraf
Splitsen in honderdvouden,
tienvouden en eenheden:
487 = 400 + 80 + 7
356 =
747 =
823 =
589 =
3
1
les 2 5
150 – 70 =
140 – 80 =
240 – 120 =
360 – 150 =
780 – 140 =
650 – 130 =
5
c
les 4
6 000
7 000
7 000
8 000
4 000
d
e
f
6 000
Hoeveel
tegels
Hoe
reken
je?heb je nodig?
Ik schrijf het
En hoeveel sluitbanden? naast elkaar.
a Teken de tegels op het terras.
b
0
4 000
7 000
7 000
8 000
Rekenen t/m 1 000:
• kolomsgewijs optellen
Materialen
Geen
5 500
7 000
362
287 +
300 + 200 → 500
60 + 80 → 1 4 0
aantal sluitbanden:
+
2+
7→
1m
aantal tegels:
+
Van verhaal naar rekentaal
Minder en meer
a
Meneer Baars koopt een wasmachine
van 364 euro en een wasdroger van
225 euro.
d
Meneer Fliso koopt een kostuum van
393 euro en een regenjas van 175 euro.
b
Mevrouw Oran koopt een boormachine
van 165 euro en een werkbank van
4 650
359 euro.
e
Mevrouw Krook koopt een computer
van 956 euro en een printer van
199 euro.
Meneer Kriek koopt een racefiets6 van
666
566 euro en een kinderfiets van
7 000
268 euro.
f
Mevrouw Jansen koopt een jurk van
127 euro en een winterjas van 275 euro.
5 300
c
8 990
Ik schrijf het
onder elkaar.
kolomsgewijs
Kleur de omtrek. Daar liggen de sluitbanden.
Sluitbanden hebben een lengte van 50 cm.
362 + 287 = 500 +
Lesdoelen
kolomsgewijs optellen
Welk getal ligt in het midden?
b
3
740 + 16 =
530 + 18 =
670 + 13 =
460 + 12 =
120 – 80 =
130 – 90 =
Hoeveel euro kosten twee sieraden samen?
a
les 228
500 + 200 =
700 + 500 =
500 + 110 =
800 + 130 =
700 + 130 =
400 + 150 =
3
Les
3
Reken uit:
70 + 50 =
40 + 80 =
30 + 90 =
60 + 40 =
200 + 300 =
600 + 200 =
6
les 5
3 692
Kies telkens twee voorwerpen
Reken uit hoeveel
samen
kosten.
Welke schatting
past hetze
best
bij de
som?
Geef de vakken die bij elkaar passen dezelfde kleur.
a
=
Hoeveel kosten ze samen?
➜ wb blz. 34
b
les 3 3
aHoeveel kosten ze samen?
b
les 5
c
Waar liggen de getallen ongeveer?
Schrijf het op twee manieren op.
a 555 + 342 = 800 +
+
=
b 349 + 224 =
555
3 4 2+
4
34
+
+
a
=
7
349
2 2 4+
500 + 300 ¡
+
¡
50 + 40 ¡
+
¡
+
¡
Reken
5 + uit2 onder
¡
+elkaar (kolomsgewijs)
435 + 723 =
c in
528Reken
+ 646
= je schrift uit.
Maak vast aan de getallenlijn
564 + 723 =
638 + 556 =
Reken uit
a
b
1 250
830
2 250 +
b
565
345
1 204 +
c
385
3 573
1 115 +
+
863 + 664 =
976 + 589 =
58
59
226265_WB6_B3.indd 34
Kijktips
• Kan de leerling getallen splitsen
in honderdvouden, tienvouden
en eenheden?
08-06-2009 09:17:16
• Kan de leerling honderdvouden
(tienvouden, eenheden) bij
elkaar optellen?
• Kan de leerling de tussenantwoorden hoofdrekenend bij
elkaar optellen?
76
226190_HL6A.indb 76
03-08-2010 11:32:27
Lesbeschrijving
1 Hoeveel euro kosten twee sieraden
samen?
Kolomsgewijs optellen
De bedragen kunnen worden gesplitst in briefjes van
100 euro, briefjes van 10 euro en munten van 1 euro.
De notatie kan op verschillende manieren.
a Je kunt de getallen en tussenantwoorden naast
elkaar schrijven. Dat is eigenlijk niet anders dan de
strategie splitsen, alleen doen we daar de honderdjes bij elkaar. Nu splitsen we de rest ook uit.
Je telt de honderdjes bij elkaar en noteert dat.
Idem met de tientjes en de euro’s. Dan tel je alles
bij elkaar op. Je kunt daarbij aan geld denken.
Bijv.: 638 + 465 = 1 000 + 90 + 13 = 1 103
b Je kunt ook de getallen en tussenantwoorden
onder elkaar noteren. Het is eigenlijk bijna
hetzelfde: je telt de honderdjes bij elkaar en schrijft
dat op. Idem met de tientjes en de euro’s. Je schrijf
het nu alleen onder elkaar. Dan tel je hoofdrekenend alles bij elkaar op: 1 000 + 90 = 1 090, en
dan nog 13 erbij, 1 103.
638
+ 465
600 + 400 → 1 000
30 + 60 →
90
8 + 5 → 13
1 103
Laat deze leerlingen nog eenmaal beide notatievormen opschrijven (naast elkaar en onder elkaar). Zien
ze dat het niets uitmaakt? Dan gaan we vanaf nu
verder met onder elkaar opschrijven.
4 Reken uit onder elkaar (kolomsgewijs)
Kolomsgewijs optellen
De leerlingen schrijven de sommen op een kladblaadje
of in hun schrift. Niet iedereen zal nog de hulpsommen ervoor schrijven. Dat hoeft ook niet. Het is prima
wanneer leerlingen alleen nog de tussenantwoorden
onder elkaar opschrijven: eerst de honderdvouden,
dan de tienvouden en dan de eenheden. Die tussen­
antwoorden worden vervolgens hoofdrekenend bij
elkaar opgeteld (rijgen in je hoofd).
Deze getallen hebben ook honderdvouden die samen
meer dan 1 000 zijn. U kunt nu vast aandacht
besteden aan de manier waarop de leerlingen de
sommen noteren. Dat is nu nog niet zo van belang,
omdat de leerlingen de tussenantwoorden hoofdrekenend bij elkaar optellen. Maar zodra ze gaan cijferen
(volgende blok) wordt dit belangrijk. De honderdvouden moeten recht onder elkaar komen, de tienvouden
onder de tienvouden en de eenheden onder de
eenheden.
5 Van verhaal naar rekentaal
Optellen in context
Bedenk eerst de vraag. Welke som hoort daarbij?
Hoe reken je? Hoe noteer je het? Je mag het op een
kladblaadje schrijven of in je schrift.
Leerlingen kunnen ook komen met de oplossing,
waarbij ze eerst de eenheden, dan de tienvouden en
daarna de honderdvouden optellen. Ook dat is een
goede oplossing, het maakt immers niet uit waar je
begint. We komen daar later nog op terug.
6 Kies telkens twee voorwerpen
Bij sommige optellingen zijn de honderdvouden
samen meer dan 1 000. Besteed daar even aandacht
aan.
7 Reken uit (ezelsooropgave)
2 Hoe reken je?
Kolomsgewijs optellen
Wie schrijft de tussenantwoorden naast elkaar? Wie
schrijft ze onder elkaar? Is er verschil? (het antwoord
is hetzelfde) Bespreek de verschillende manieren van
noteren en rekenen.
3 Hoeveel kosten ze samen? (WB)
Optellen in context
Welke som? Hoe reken je? Laat zien op een kladblaadje of in je schrift.
Kolomsgewijs optellen
Hier staan drie getallen onder elkaar. Probeer het
maar.
Afronding van de les
Hoe reken je de volgende sommen uit?
9 + 99 + 999 + 9 999 =
9 + 98 + 998 + 9 998 =
Bedenk zelf een paar van dit soort sommen.
Kolomsgewijs optellen
Bespreek met de zwakke rekenaars nog eens de
procedure van het kolomsgewijs optellen: eerst de
honderdvouden, dan de tienvouden en dan de
­eenheden.
Belangrijk is om aan te geven dat alles vervolgens
hoofdrekenend bij elkaar wordt opgeteld (rijgen in je
hoofd).
les 4 en 5
op blz. 82-83
77
226190_HL6A.indb 77
03-08-2010 11:32:27
3 Les 6
Lesinhoud
Wat is het dichtstbijzijnde
honderdvoud?
345
598
472
231
279
819
651
310
382
Vooraf
Schrijf in cijfers:
• driehonderd zeven
• achthonderd zeventien
• negenhonderd zeventig
• negenhonderd drieënnegentig
• tweeduizend vierhonderd
eenentachtig
3
1
6
Les
Reken uit:
720 : 9 =
360 : 9 =
540 : 9 =
640 : 8 =
320 : 8 =
720 : 8 =
490 : 7 =
280 : 7 =
350 : 7 =
Lesdoelen
Getalbegrip:
• verschillende betekenissen van
getallen
Rekenen t/m 1 000:
• kiezen tussen kolomsgewijs
rekenen en hoofdrekenen
Materialen
Geen
getalbegrip
optellen: kolomsgewijs of met hoofdrekenen
3
Wat betekenen deze getallen?
Van plaatje naar rekentaal
Hoeveel is het samen?
a
a
d
3246 of
b
c
g
3264?
e
➔ Hoe reken je?
b
4
De omtrek van de
aarde is 40 000 km.
h
Van verhaal naar rekentaal
a
Frits koopt een computer voor ` 786
en een cd-speler voor ` 235.
c
Jaap koopt een boot voor ` 743
en een surfplank voor ` 598.
b
Vader rijdt de eerste dag van de vakantie
668 km en de tweede dag 571 km.
d
De fietsenwinkel verkoopt een fiets van
` 797 en één van ` 829.
➔ Hoe reken je?
c
5
f
Reken uit
i
Maak van elke rij ten minste één som met hoofdrekenen.
Probeer van elke rij één som met hoofdrekenen te maken.
➔ Zijn deze getallen nauwkeurig?
2
547 + 765 =
762 + 238 =
693 + 428 =
Reken uit
Maak van elk rijtje één som onder elkaar (kolomsgewijs).
De andere sommen reken je uit met hoofdrekenen.
Denk bij het hoofdrekenen aan: splitsen, langs een rond getal, met teveel.
6
846 + 409 =
777 + 333 =
679 + 297 =
957 + 575 =
888 + 444 =
588 + 612 =
Reken uit
Kies uit splitsen en rekenen met teveel.
499 + 37 = *
240 + 220 =
356 + 237 =
376 + 238 =
325 + 215 =
325 + 99 = *
582 + 111 = *
738 + 547 =
630 + 295 =
2 738 + 590 =
3 928 + 1 631 =
1 255 + 3 845 =
1 548 + 2 332 =
3 975 + 5 450 =
3 482 + 3 280 =
4 350 + 3 425 =
2 745 + 2 755 =
4 565 + 1 980 =
➔ Hoe reken je de sommen met een * uit?
64
65
Kijktips
• Begrijpt de leerling dat getallen
verschillende betekenissen
kunnen hebben?
• Lukt het kolomsgewijs optellen?
• Herkent de leerling sommen
waarbij hij kan hoofdrekenen en
kolomsgewijs optellen dus niet
nodig is?
78
226190_HL6A.indb 78
03-08-2010 11:32:29
Lesbeschrijving
1 Wat betekenen deze getallen?
Verschillende betekenissen van grote getallen
Bekijk samen de afbeeldingen in het boek. Er staan
ook getallen tussen boven de 10 000. De leerlingen
hoeven deze getallen nog niet te kunnen uitspreken
of schrijven. Dat wordt pas in een later stadium
geoefend (vanaf blok 8). Het gaat nu om de verschillende betekenissen van getallen zoals: hoeveelheid
(kardinaal), volgorde (ordinaal), naam, enz.
a Een telefoonnummer is een naam voor dat
nummer. Het heeft niets te maken met het aantal
abonnees, of met een volgorde.
b De bedragen op het bankafschrift geven aan om
hoeveel geld het gaat (geven dus een hoeveelheid
aan).
c 40 000, de omtrek van de aarde, geeft het aantal
kilometers aan (hoeveelheid).
d Als bij b. 50 000 geeft het aantal kranten aan
(hoeveelheid).
e Als bij a.
f Stappenteller geeft het aantal stappen aan dat
gelopen is (hoeveelheid).
g Als bij d. Het gaat om het aantal km’s. De auto
heeft 32 525 km gereden, op de dagteller staat
133 km. De auto rijdt 15 km/u.
h Het toevoegsel e duidt erop dat in de lange rij van
inwoners, deze inwoner er als 100 000e bij komt.
Het geeft de volgorde aan (ordinaal getal).
i 65 000 is een kardinaal getal, het geeft aan
hoeveel supporters in het stadion zitten.
Mogelijke vragen:
➔ Wat zie je? Welke betekenis heeft het getal? Welk
getal kan er staan?
Zijn deze getallen nauwkeurig? De leerlingen geven
hun mening. De telefoonnummers, de pincode en de
bedragen op het bankafschrift kloppen natuurlijk
precies. Maar zouden er precies 50 000 kranten
gedrukt zijn? En weet iemand iets te vertellen over de
afwijking bij kilometertellers? Is de omtrek van de
aarde exact 40 000 km? En wat is er aan de hand met
de 100 000e inwoner?
Welke getallen zijn afgerond? (c omtrek aarde,
d krantenoplage, i supporters)
2 Reken uit
Optellen: kiezen tussen kolomsgewijs rekenen en
hoofdrekenen (splitsen, langs een rond getal, met
teveel)
De leerlingen kiezen een strategie op basis van de
getallen. Bij welke som is welke strategie handig?
Daar moet de discussie over gaan. De hoofdrekenstrategieën zijn in blok 1 herhaald.
Kijk eerst welke sommen je makkelijk kunt maken met
hoofdrekenen. Laat zien hoe je rekent. Waarom is dit
bij deze som een handige manier? Je mag een
kladblaadje gebruiken om tussenantwoorden op te
schrijven. Enkele voorbeelden: 499 + 37 reken je
handig uit langs een rond getal: eerst 1 erbij en dan
36. 325 + 99 reken je handig uit met teveel: 100 erbij
en dan 1 eraf. De som 582 + 111 kun je makkelijk uitrekenen met splitsen: 500 + 100 en 82 + 11.
376 + 238 kun je beter onder elkaar zetten en
kolomsgewijs uitrekenen.
3 Van plaatje naar rekentaal
Optellen in context
➔ Bedenk eerst de vraag. Welke som hoort erbij?
Hoe reken je? Laat maar zien hoe je rekent op je
kladblaadje of in je schrift.
4 Van verhaal naar rekentaal
Optellen in context
Bedenk eerst de vraag. Welke som hoort erbij?
➔ Hoe reken je? Laat maar zien hoe je rekent op je
kladblaadje of in je schrift.
5 Reken uit
Optellen: kiezen tussen kolomsgewijs rekenen en
hoofdrekenen (splitsen, langs een rond getal, met
teveel)
Je mag verwachten dat de leerlingen uit elke rij ten
minste één som kunnen vinden die ze kunnen maken
met hoofdrekenen.
Deze leerlingen proberen dit.
Welke som kun je makkelijk uitrekenen met splitsen?
(bijv. 762 + 238) Waarom die som? (700 + 200 = 900
en 62 + 38 = 100; samen 1 000) Wanneer is langs een
rond getal handig? (als het eerste getal bijna rond is)
Bij welke som kan dat? (zit er niet bij) Welke som
reken je uit met teveel? (bijv. 679 + 297) Laat op het
kladblaadje zien hoe je rekent. Je mag op het kladblaadje ook tussenantwoorden noteren.
Veel leerlingen denken dat hoofdrekenen betekent
dat je niets mag opschrijven. Het is belangrijk dat dit
idee verdwijnt. Hoofdrekenen betekent rekenen met
je hoofd. Dit in tegenstelling tot het latere cijferen.
Je mag gerust af en toe een tussenantwoord noteren
of een getallenlijntje gebruiken.
6 Reken uit (ezelsooropgave)
Optellen t/m 1 000 met splitsen, met teveel
Welke manier kies je? Waarom? Laat zien hoe je
rekent op je kladblaadje of in je schrift.
Afronding van de les
Bedenk eens drie getallen waarvan je kunt vertellen
dat ze niet nauwkeurig zijn. Noem dan drie getallen
die precies kloppen. Vertel waarom ze wel/niet
nauwkeurig (kunnen) zijn.
les 7
op blz. 84
79
226190_HL6A.indb 79
03-08-2010 11:32:30
3 Les 8
Lesinhoud
Vooraf
Schrijf in cijfers:
• zevenhonderd veertien
• honderd zevenenzestig
• achthonderd vijftig
• tweeduizend driehonderd twaalf
Reken uit:
80 + 50 =
70 + 60 =
90 + 80 =
60 + 50 =
3
1
100 – 2 =
300 – 4 =
600 – 9 =
500 – 3 =
Les
8
Lesdoelen
Reken uit:
300 + 800 =
700 + 600 =
500 + 700 =
400 + 900 =
1 000 –
3 000 –
6 000 –
5 000 –
3 000 + 2 000 =
4 000 + 5 000 =
6 000 + 3 000 =
2 000 + 7 000 =
1 000 – 20 =
3 000 – 40 =
6 000 – 90 =
5 000 – 30 =
Meetkunde: plattegronden:
• plattegrond kunnen lezen (route
volgen, lokaliseren van straten
en gebouwen met behulp van
coördinaten en afstanden meten
m.b.v. een schaallijn)
2=
4=
9=
3=
Materialen
• draad
• liniaal
• plattegrond van de omgeving
(liefst meerdere)
• teken- of ruitjespapier
Tel vier getallen verder:
• 987, 988, ...
• 98, 99, ...
• 498, 499, ...
• 1 278, 1 279, ...
plattegronden
Wat zie je allemaal op deze kaart?
3
De kaart van ’s-Heerenberg.
3
Hoe groot is de afstand?
Frits woont op de hoek van de Stokkumseweg en de Zeddamseweg (vak H10).
Hij gaat naar het sportpark aan de Veenseweg (vak K9).
Langs welke weg kan hij daar het snelst komen?
in
bVulHoeveel
kilometer is dat?
c Hoe lang is dat lopen?
voor de middag na de middag
voor de middag na de middag
0 13
23lang
d Hoe
is dat fietsen?
a
les 5 8
22
4
3.00 uur
15.00 uur
uur
14.00 uur
21
Beantwoord
de 15
vragen5.00 uur
uur
uur
21.00 uur
20
16
7.30 uur ligt de slotgracht
uur van het kasteel. uur
Aan
eind van de Molenstraat
19 het
18 17
In welk vak ligt de slotgracht?
9.30 uur
uur
uur
b In welk vak komt de Drieheuvelenweg uit op de Lengelseweg?
cKleur
In welk
vak
ligt
de
Marktstraat?
2
figuren die een oppervlakte hebben van 2 cm
a
les 7 5
5
14
a
a
b
c
d
e
les 766
In welke vakken zie je stukken van de grens met Duitsland?
In welk vak vind je de meeste industrie?
Welke doorgaande weg zie je in vak I9?
Aan welke wegen ligt de begraafplaats?
In welke vakken vind je het grootste sportpark?
7
d
5 cm op de kaart is 500 m in het echt
e
m in het echt
1 cm op de kaart is
m in het echt
2 cm op de kaart is
m in het echt
3 cm op de kaart is
m in het echt
4 cm op de kaart is
b
j
i
b
f
1 cm op de kaart is 100
1 mm op de kaart is 10
2 mm op de kaart is
3 mm op de kaart is
4 mm op de kaart is
5 mm op de kaart is
8 mm op de kaart is
g
m in het echt
m in het echt
m in het echt
mk in het echt
m in het echt
m in het echt
m in het echt
les 9
Hoe lang zijn de wegen?
3 787
Verdeel eerlijk
te verdelen
dropslierten
Welk gaat
duizendvoud
ligtsportterrein
er het dichtst aan
bij? de Veenseweg
Frits
naar het
4 138
6 000
les 9
➜ wb blz. 36
op de plattegrond
6 cm +
8 mm
Lengelseweg
(I10, J10)
cm +
mm
Ulenpasweg
(I11, J10)
cm +
mm
De Bongerd
(J9, J10)
9
27
12
51
5
63
7
90
11
78
25
Teken drie rechthoeken m
in het echt
600 m + 80 m = 680 m
69
36
226265_WB6_B3.indd 36
Kijktips
• Kan de leerling aan de hand van
gegeven coördinaten het juiste
vak bepalen?
• Kan de leerling met de juiste
coördinaten aangeven in welk
vak iets ligt?
08-06-2009 09:17:17
• Kan de leerling een afstand in cm
met behulp van de schaallijn of
een verhoudingstabel omrekenen naar meters?
80
226190_HL6A.indb 80
aantal
kinderen
53
Hoe lang zijn de wegen?
Zeddamseweg (H9, H10)
68
23.30 uur
c
elk getal
dezelfde
aGeefWelke
route
volgt kleur
hij? als het duizendvoud dat er het dichtst bij ligt.
b Hoe ver is dat fietsen?
4 112
3 872
6 123
2 981
6 185
5 626
c Bij slecht weer brengt zijn vader hem met de auto.
Welke route neemt vader?
3 000
4 000
5 000
les 8 7
18.30 uur
500 m
2 cm2
h
Verken de kaart
a
c
b
0m
Maak vast aan de getallen
Waar liggen de getallen onge
Reken met de schaallijn
a
2
les 9
03-08-2010 11:32:33
Lesbeschrijving
4 Beantwoord de vragen
1 Wat zie je allemaal op deze kaart?
Plattegrond lezen
Verken samen de kaart (plattegrond) van
’s-Heerenberg.
Mogelijke vragen:
Waar gaat de plattegrond over? Wat zie je? (een deel
van een stad, straten, wijken, grondgebruik in
’s-Heerenberg) Staan er ook gebouwen op? Bomen?
Wat betekenen de letters G, H, t/m K en de getallen
9 t/m 12 langs de rand? (de letters geven een kolom
aan, de cijfers een rij; hiermee kun je een vak aan­
duiden)
Wie kan H10 aanwijzen? Welke straten liggen er in
J11?
Waarom zouden A t/m F ontbreken? En 1 t/m 8? (in
het rekenboek staat een fragment van een grotere
kaart)
Wat betekenen de kleuren? (in de legenda staat voor
vrijwel elke kleur en ieder symbool een verklaring)
Welke kleur heeft het bos of park? (groen)
Wat betekent oranje? (bebouwd, woningen)
Blauw staat niet in de legenda, ik zie wel blauw op de
kaart, in vak G11. Wat zou dat kunnen zijn? (water)
En die witte lijnen? (dat zijn de straten)
2 Verken de kaart
3 Hoe groot is de afstand?
Afstanden meten op een plattegrond m.b.v. een
schaallijn
Bespreek eerst met de leerlingen de mogelijke routes.
Besteed aandacht aan de manier waarop je dit kunt
verwoorden. Gebruik termen als linksaf, rechtsaf,
rechtdoor.
Van één door de leerlingen gekozen route wordt de
lengte gemeten. Dat kan door elk recht stukje in mm
nauwkeurig te meten en deze lengten op te tellen.
Het kan ook door een draad over de route te leggen
en deze daarna te strekken over de liniaal. Misschien
komen de leerlingen nog met andere suggesties.
Vertaal vervolgens met de leerlingen de afstand op de
kaart naar de werkelijke afstand. Hiervoor gebruikt u
de schaallijn. De leerlingen maken hierbij gebruik van
de verhoudingstabel die ze al vaker hebben gebruikt.
afstand in werkelijkheid
5 Reken met de schaallijn
Afstanden meten op een plattegrond m.b.v. een
schaallijn
5 cm op de kaart is in het echt 500 m. En als je nou
1 cm meet? Hoe ver is dat in het echt? (100 m) Hoe
weet je dat? (delen, met een verhoudingstabel)
6 Frits gaat naar het sportterrein aan de
Veenseweg
Routes bepalen
Wat is een korte route met de fiets? Is dat een veilige
route?
Welke route zou vader met de auto kunnen nemen?
Waarom is dat handig?
7 Hoe lang zijn de wegen? (WB)
Plattegrond lezen
Bespreek de vragen in het rekenboek.
afstand op de kaart
Plaats bepalen met coördinaten
Oefen met leerlingen die dit moeilijk vinden nog even
met het plaats bepalen op de kaart. Bijv. H11, hoe
kun je dat vinden? (eerst de kolom zoeken, dan de rij,
dan waar ze samenkomen)
Zoek eens op, vak J10, welke grote weg loopt daar?
(Lengelseweg) Door welke vakken loopt deze weg
nog meer? (K10, I10, H10)
Zie je de Veenseweg, vlak onder de naam
’s-Heerenberg? Welk vak is dat? Zoek eerst op in
welke kolom (K) en dan de rij (9).
1 cm
...
...
...
...
...
...
?m
Afstanden op een plattegrond opmeten en dan
omrekenen naar de werkelijkheid m.b.v. een
schaallijn
Hoe lang is de weg? Hoe meet je? (met draadje,
liniaal)
Hoeveel in het echt? Zet het in de tabel.
Afronding van de les
Laat leerlingen in tweetallen vragen en opdrachten
bedenken bij een plattegrond uit hun eigen omgeving. Een ander tweetal beantwoordt de vragen.
Daarna wisselen.
Een andere mogelijkheid is dat leerlingen (in groepjes)
zelf een kaart maken van de naaste omgeving. Laat
de kaart kleuren en er een legenda bij maken. Het
gaat niet om de precisie van de kaart, maar om een
globaal idee. Kunnen ze er ook een schaallijn bij
maken?
Ook voor het vinden van de tijd die nodig is om naar
het sportpark te lopen of fietsen, kan gebruik worden
gemaakt van een verhoudingstabel.
les 9 en 10
op blz. 84-85
81
226190_HL6A.indb 81
03-08-2010 11:32:33
3 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10
Les 2
1 Weet je nog?
Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000
Rond eerst af naar een duizendvoud of een
(vijf)honderdvoud. Tel dan op. Hoeveel is het ongeveer?
Les 4
1 Weet je nog?
Kolomsgewijs optellen
Schrijf onder elkaar en reken uit. Eerst de honderdvouden, dan de tienvouden en ten slotte de eenheden. Daarna alles hoofdrekenend optellen. (rijgen in
het hoofd)
2 Maak vast aan de getallenlijn (WB)
Schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de
getallenlijn
Van waar tot waar gaat de lijn? Welke getallen horen
bij de streepjes? Waar komen de getalkaarten
ongeveer?
3 Hoeveel kost het samen ongeveer?
Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000
Rond de getallen eerst af. Tel dan op. Hier gaat het
om afrondingen op honderdvouden en duizend­
vouden.
4 Welke sommen passen bij deze schatting?
Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000
Rond af naar een duizendvoud, schrijf de duizend­
vouden op en tel op.
5 Welk getal ligt in het midden? (WB) (uit 2.1)
Plaatsen van getallen t/m 10 000 op de getallenlijn
Welke getallen zie je op de lijn? Hoe groot is de
sprong tussen die twee getallen? Welk getal ligt
precies in het midden tussen de twee getallen?
6 Reken uit op jouw manier (uit 1.3)
Aftrekken t/m 1 000 met basisstrategieën (rijgen en
splitsen) en variastrategieën (aanvullen, met teveel)
Kijk goed naar de getallen. Welke manier is handig bij
welke som en waarom? Denk aan rijgen, splitsen,
aanvullen en met teveel.
Wie ziet een som die je makkelijk kunt uitrekenen met
splitsen? (bijv. 548 – 120) Waarom kan dat? (48 – 20
kun je zo van elkaar aftrekken) Bij welke som is
aanvullen handig? (bijv. 318 – 297) Welke som kun je
makkelijk uitrekenen met teveel? (bijv. 546 – 198)
Als je geen handige manier ziet, ga je rijgen.
7 Reken uit (uit 1.6)
2 Van verhaal naar rekentaal
Optellen in context
Bedenk eerst de vraag. Welke som hoort daarbij? Hoe
reken je? Laat zien hoe je rekent op een kladblaadje
of in je schrift.
3 Van plaatje naar rekentaal
Optellen in context
Bedenk eerst de vraag. Welke som hoort daarbij? Hoe
reken je? Laat zien hoe je rekent op een kladblaadje
of in je schrift.
4 Reken uit (kolomsgewijs)
Kolomsgewijs optellen
Schrijf onder elkaar en reken kolomsgewijs. Laat zien
hoe je rekent op een kladblaadje of in je schrift.
5 Reken uit (uit 1.6)
Vermenigvuldigen met basisstrategie (splitsen) of
variastrategie (met teveel)
Reken uit op jouw manier. Denk aan splitsen en met
teveel. Kijk goed naar de getallen. Wanneer is splitsen
handig (bijv. 7 × 42) en wanneer rekenen met teveel?
(bijv. 8 × 39) Waarom? Laat zien hoe je rekent op een
kladblaadje of in je schrift.
Reken uit met splitsen. Splitsen is de basisstrategie.
Het is belangrijk dat leerlingen deze strategie goed
begrijpen en vlot kunnen toepassen. Gaat dat goed,
neem dan nog een keer de tijd om de variastrategie
met teveel opnieuw onder de aandacht te brengen bij
deze leerlingen en kijk of ze deze nu oppikken.
6 Maak tangramfiguren (uit 12.8)
Construeren met behulp van tangram
Het werken met tangrammen is in groep 5 geoefend.
Gebruik het kopieerblad of echte tangrammen om de
figuren te laten leggen.
Delen met rest en zonder rest in formele notatie
27 : 4: aan welke keersom denk je? 6 × 4 = 24, 7 × 4
= 28. Je kunt er dus niet 7 × 4 afhalen. Wel 6 × 4.
Blijft er iets over?
Rekenfiguurtje: 403 : 4, 100 keer 4 eraf, dan heb ik 3
over.
8 Hoeveel tegels heb je nodig? (WB) (uit 2.8)
Bepalen van oppervlakte en omtrek
Teken eerst de tegels. Elke tegel is 1 m breed. Kleur
dan de omtrek, hoeveel sluitbanden nodig?
82
226190_HL6A.indb 82
03-08-2010 11:32:33
7 Reken uit (uit 11.1 en 1.3)
Aftrekken t/m 1 000: kiezen uit basisstrategieën
(rijgen en splitsen) of variastrategieën (aanvullen,
met teveel)
Kijk goed naar de getallen. Welke strategie kies je bij
welke som en waarom? Denk aan rijgen, splitsen,
aanvullen en met teveel. Laat zien hoe je rekent.
Welke som kun je makkelijk uitrekenen met splitsen?
(bijv. 435 – 112) Waarom? (35 – 12 kun je makkelijk
van elkaar aftrekken) Wanneer is aanvullen handig?
(als de getallen dicht bij elkaar liggen) Bij welke som
kan dat? (bijv. 412 – 392) Welke som reken je uit met
teveel? (bijv. 673 – 299) Wanneer je geen handige
strategie ziet, dan ga je rijgen.
Je mag gerust tussenantwoorden noteren.
8 Minder en meer (WB) (uit 2.3)
Verder- en terugtellen tot 10 000 in sprongen van 1,
10 en 100
1 erbij, 10 erbij, 100 erbij. En 1 eraf, 10 eraf en 100
eraf.
Les 5
1 Welke schatting past het best bij de som? (WB)
Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000
Eerst de getallen afronden op (vijf)honderdvouden of
duizendvouden. Dan optellen.
Kleur de vakken die bij elkaar horen.
(bijv. 543 + 140) Waarom? (43 + 40 kun je makkelijk
bij elkaar optellen; niet over honderdvoud) Wanneer
is aanvullen handig? (bij aftrekken, als de getallen
dicht bij elkaar liggen) Bij welke som kan dat? (bijv.
319 – 298) Welke som reken je uit met teveel? (ook
bijv. 319 – 298 of 278 + 199) Wanneer je geen
handige manier ziet, ga je rijgen.
Rekenfiguurtje : de som 1 278 – 1 199 is handig uit te
rekenen met aanvullen, 1 erbij is 1 200 en nog 78.
Dus 79.
6 Reken uit (uit 11.3 en 1.6)
Vermenigvuldigen met basisstrategie (splitsen) en
variastrategieën (met teveel en ombouwen)
Kijk goed naar de getallen. Welke strategie kies je bij
welke som en waarom? Denk aan splitsen, met teveel
en ombouwen. Laat zien hoe je rekent.
Welke som kun je makkelijk uitrekenen met splitsen?
Waarom? Wanneer is met teveel handig? Bij welke
som kan dat? Welke som reken je uit ombouwen?
Reken de eerste twee rijen uit met splitsen. Splitsen is
de basisstrategie. Het is belangrijk dat leerlingen deze
strategie goed beheersen (begrijpen en vlot kunnen
toepassen). Gaat dat goed, neem dan nog een keer
de tijd om de variastrategieën opnieuw onder de
aandacht te brengen bij deze leerlingen en kijk of ze
deze nu oppikken.
7 Van verhaal naar rekentaal (uit 2.6)
2 Hoeveel kost het ongeveer?
Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000
in context
Welke som? Rond de getallen eerst af. Duizend­
vouden of (vijf)honderdvouden. Reken dan uit.
3 Maak vast aan de getallenlijn (WB)
Schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de
getallenlijn
Van waar tot waar gaat de lijn? Welke getallen horen
bij de streepjes? Waar komen de getallen ongeveer?
Vermenigvuldigen en delen met grote ronde getallen
naar analogie, in context
Bedenk eerst de vraag. Welke som hoort daarbij? Ga
je vermenigvuldigen of delen? Aan welke hulpsom
denk je?
8 Vul in (WB) (uit 1.8)
Tijd (omzetten van analoge naar digitale tijd)
Hoe laat is het na de middag? (voor de middag?)
Op de digitale klok is het na de middag twaalf uur
later.
4 Reken uit onder elkaar (kolomsgewijs)
Kolomsgewijs optellen
Schrijf onder elkaar en tel op. Eerst de honderd­
vouden, dan de tienvouden, dan de eenheden.
Ten slotte hoofdrekenend de tussenantwoorden bij
elkaar optellen (rijgend in het hoofd).
5 Reken uit op jouw manier (uit 12.1 en 1.3)
Optellen en aftrekken t/m 1 000 met basisstrategieën
(rijgen en splitsen) en variastrategieën (aanvullen,
met teveel)
Kijk goed naar de getallen. Welke strategie kies je bij
welke som en waarom? Denk aan rijgen, splitsen,
aanvullen en met teveel. Laat zien hoe je rekent.
Welke som kun je makkelijk uitrekenen met splitsen?
83
226190_HL6A.indb 83
03-08-2010 11:32:33
3 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10
Les 7
1 Weet je nog?
Optellen t/m 1 000: kiezen tussen kolomsgewijs
rekenen en hoofdrekenen
Welke som kun je uitrekenen met splitsen? Welke
som reken je uit langs een rond getal? Welke som
reken je handig uit met teveel?
De leerlingen moeten in staat zijn om in elke rij wel 2
sommen te vinden die ze kunnen maken met hoofdrekenen. Het is belangrijk dat ze goed leren kijken
naar de getallen. De andere sommen rekenen ze uit
onder elkaar, kolomsgewijs.
Deze leerlingen proberen ook zoveel mogelijk
sommen met hoofdrekenen te maken maar daarbij
ligt de lat wat lager en kunnen we tevreden zijn met
één som per rij. De andere sommen worden onder
elkaar uitgerekend, kolomsgewijs.
2 Van plaatje naar rekentaal
Optellen t/m 1 000 in context
Welke som hoort bij het plaatje? Hoe reken je? Laat
zien hoe je rekent op een kladblaadje of in je schrift.
3 Reken uit
Optellen t/m 1 000: kiezen tussen kolomsgewijs
rekenen en hoofdrekenen
Welke som kun je uitrekenen met splitsen? Welke
som reken je uit langs een rond getal? Welke som
reken je handig uit met teveel?
Ook hier is weer het onderscheid tussen zon en
smiley: van de zon verwachten we een grotere
getalgevoeligheid en daarmee meer sommen die ze
met hoofdrekenen kunnen maken.
4 Reken uit (uit 1.6)
Delingen als 265 : 5 m.b.v. splitsen
Denk aan sinaasappels in netten. 5 in een net. Je hebt
265 sinaasappels. Hoeveel netten kan ik vullen?
10? 20? 30? Enz.
Laat de leerlingen ervaren dat 50 netten vullen wel
lukt, maar 60 netten lukt niet. Nog sinaasappels over?
Welke splitsing hebben we gemaakt? (265 splitsen in
250 en 15) Welke sommen horen daarbij? (250 : 5 en
15 : 5)
5 Kleur figuren die een oppervlakte hebben van
2 cm2 (WB) (uit 2.8)
Bepalen van oppervlakte
Welke figuren zijn precies 2 cm2? Hoe tel je handig?
Hoeveel hokjes naast elkaar? Hoeveel onder elkaar?
Wat doe je met de driehoeken?
6 Welk duizendvoud ligt er het dichtst bij? (WB)
(uit 1.1)
Afronden van getallen naar het dichtstbijzijnde
duizendvoud
Denk aan de getallenlijn. Bij welk duizendvoud ligt het
getal in de buurt?
7 Reken uit (uit 12.3 en 1.6)
Vermenigvuldigen met basisstrategie (splitsen) en
variastrategie (met teveel)
Kijk goed naar de getallen. Welke sommen reken je
uit met splitsen? Welke met teveel? Waarom? Laat
zien hoe je rekent. In je schrift of op een kladblaadje.
Reken de eerste drie rijen uit met splitsen. Splitsen is
de basisstrategie. Het is belangrijk dat leerlingen deze
strategie in ieder geval beheersen. Gaat dat goed,
neem dan nog een keer de tijd om de variastrategieën
opnieuw onder de aandacht te brengen bij deze
leerlingen en kijk of ze deze nu oppikken.
Les 9
1 Weet je nog?
Afstanden op een plattegrond omrekenen naar de
werkelijkheid m.b.v. een schaallijn
Leerlingen die het niet meteen zien, kunnen de
afstanden in een verhoudingstabel zetten.
2 Hoeveel meter is het rondje?
Afstanden op een plattegrond opmeten en dan
omrekenen naar de werkelijkheid m.b.v. een schaal­
lijn
Hoe meet je? (met de liniaal elk recht stukje in mm
meten, alle stukjes optellen; een draadje op de route
leggen, dan het draadje langs een liniaal leggen en
opmeten)
3 Meet de afstanden in meters
Afstanden op een plattegrond opmeten en dan
omrekenen naar de werkelijkheid m.b.v. een schaal­
lijn
Eerst meten, dan omrekenen. Gebruik een verhoudingstabel.
4 Maak vast aan de getallenlijn (WB) (uit 2.1)
Schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de
getallenlijn
Van waar tot waar gaat de lijn? Welk getal hoort bij
het streepje? Waar komen de getallen ongeveer?
5 Van verhaal naar rekentaal (uit 1.3)
Aftrekken in context
Welke som? Hoe reken je handig?
6 Verdeel eerlijk (WB) (uit 12.6 en 1.6)
Delen met en zonder rest in formele notatie
Welke keersom past erbij? Is er een rest?
84
226190_HL6A.indb 84
03-08-2010 11:32:34
7 Teken drie rechthoeken met een omtrek van 12 m
(WB) (uit 11.8 en 1.8)
Maken van figuren met een verschillende oppervlakte
bij een gegeven omtrek
Elke cm is 1 m. Maak rechthoeken met een omtrek
(hek eromheen) van 12 meter.
7 Ontwerp een kaart (WB)
Plaats bepalen op plattegrond met coördinaten
Wat teken je? In welk(e) vak(ken)?
Les 10
1 Welke schatting past het best bij de som? (WB)
Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000
Hoe reken je? (met afgeronde getallen) Hoe rond je
af? Wat is het dichtstbijzijnde ronde getal? Afronden
op (vijf)honderdvouden en duizendvouden. Dan
optellen.
Kleur de vakken die bij elkaar horen.
2 Hoeveel hebben ze samen ongeveer?
Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000
in context
Maak er eerst een rond getal van. Afronden op
(vijf)honderdvouden of duizendvouden. Tel dan op.
3 Reken uit onder elkaar (kolomsgewijs)
Kolomsgewijs optellen; hoofdrekenen
Schrijf onder elkaar en tel op. Begin met de honderdvouden, dan de tienvouden en ten slotte de eenheden.
Tel daarna de tussenantwoorden hoofdrekenend op.
4 Kies telkens twee voorwerpen
Optellen in context
Welke som? Hoe reken je? Hoofdrekenen of kolomsgewijs?
5 Van plaatje naar rekentaal
Optellen t/m 1 000 in context
Welke som? Laat zien hoe je rekent, kolomsgewijs of
hoofdrekenen.
6 Reken uit
Optellen t/m 1 000: kiezen tussen kolomsgewijs
rekenen en hoofdrekenen
Welke som kun je uitrekenen met splitsen? (bijv. 847
+ 330) Welke som reken je handig uit langs een rond
getal? (geen één) Welke som reken je handig uit met
teveel? (bijv. 587 + 698)
We verwachten hier een grotere getalgevoeligheid.
De leerlingen zouden van elke rij ten minste één som
moeten vinden die ze kunnen maken met hoofd­
rekenen.
Hier wordt gestimuleerd om te proberen van elke rij
één som met hoofdrekenen te maken. De andere
sommen worden onder elkaar uitgerekend, koloms­
gewijs.
85
226190_HL6A.indb 85
03-08-2010 11:32:34
3 Toets
Blokdoelen
Blokdoelen
Les
Toetsopgave
Weeropgave
Getalbegrip:
• schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de getallenlijn
• verschillende betekenissen van grote getallen
1
6
3
geen
5-6
geen
1
1-2
1-2-3-4
3
6
4
5-6
9
10
8
7
geen
Schatten:
• schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000
Rekenen t/m 1 000:
• kolomsgewijs optellen
• sommen herkennen waarbij je kunt hoofdrekenen; kiezen
tussen kolomsgewijs rekenen en hoofdrekenen
Meetkunde, plattegrond:
• plattegrond kunnen lezen (route volgen, lokaliseren van
straten en gebouwen met behulp van coördinaten en
afstanden meten m.b.v. een schaallijn)
Schriftelijk
Les 1
Weeropgave 1, 2, 3, 4
6 a
1
3
naam
Welke schatting past het best bij de som?
Geef de vakken die bij elkaar passen dezelfde kleur. (r = rood, g = geel, b = blauw, gr = groen)
a
514 + 988
r
482 + 1 911
g
993 + 1 006
b
501 + 1 498
b
1 000 + 1 000
b
500 + 1 000
r
500 + 1 500
b
500 + 2 000
g
1 500
b
2
3
r
2 500
r
989 + 515
5 000
Les 1
Weeropgave 5, 6
Antwoorden
Toets blad 1
b
g
1 427 + 578
1 500
2 000
g
r
b
3 517 + 1 479
6 000
1 000
b
1 489 + 4 522
gr
2 000
gr
g
Hoeveel hebben ze samen ongeveer?
a Marcelle heeft ` 493 en Mattijn heeft ` 512.
Samen hebben ze ongeveer `
1 000
b Achmed heeft ` 1 521 en Yamin heeft ` 4 482.
Samen hebben ze ongeveer `
c Janneke heeft ` 2 978 en Thijs heeft ` 2 037.
Samen hebben ze ongeveer `
d Merijn heeft ` 6 023 en Joan heeft ` 2 974.
Samen hebben ze ongeveer `
6 000
5 000
9 000
Maak vast aan de getallenlijn
a
5 000
7 000
5 248
b
5 900
6 245
6 752
3 000
7 000
4 990
5 552
6 990
Rekenrijk 6a © Noordhoff Uitgevers bv
3 501
47
86
226251_RR_KM_6a_Toets_antw.indd
226190_HL6A.indb 86
47
03-08-2010
09:48:27
03-08-2010 11:32:35
Beslissingsregels
Opgave
Diagnose en Hulp
Weer (voldoende)
Meer (goed)
Bijbehorende
Weeropgave
1 en 2
> 2 fout
1 of 2 fout
0 fout
1 t/m 4
3
> 1 fout
1 fout
0 fout
5 en 6
4
> 1 fout
1 fout
0 fout
9
5 en 6
> 1 fout
1 fout
0 fout
10
7
> 1 fout
1 fout
0 fout
geen
3
6 a
4
naam
Reken uit (kolomsgewijs)
543 + 723 =
863 + 654 =
5
Antwoorden
Toets blad 2
1 266
1 517
564 + 632 =
976 + 398 =
1 196
1 374
926 + 576 =
Les 3
Weeropgave 9
1 085
1 502
Van verhaal naar rekentaal
a Mevrouw Oran koopt een boormachine van
174 euro en een werkbank van 268 euro.
som:
Les 6
Weeropgave 10
b Mevrouw Krook koopt een computer van
876 euro en een printer van 99 euro.
174 + 268 = 442
som:
antwoord: 442 euro
6
638 + 447 =
876 + 99 = 975
antwoord: 975 euro
Reken uit
Welke sommen kun je maken met hoofdrekenen? Reken alleen die uit.
536 + 748 =
753 + 247 =
698 + 426 =
Rekenrijk 6a © Noordhoff Uitgevers bv
7
1 284
1 000
1 124
946 + 311 =
333 + 444 =
569 + 298 =
1 257
777
867
586 + 714 =
968 + 586 =
777 + 444 =
1 300
1 554
1 221
Gebruik de kaart
Les 8
geen Weeropgave
a In welk vak ligt de Trompstraat? In vak
b In welk vak ligt het station? In vak
D2
B2
A1
In welk vak ligt Industrieterrein Hoogeind? In vak C2
c In welk vak ligt het Elkerliek Ziekenhuis? In vak
d
48
87
226251_RR_KM_6a_Toets_antw.indd
226190_HL6A.indb 87
48
03-08-2010
09:48:29
03-08-2010 11:32:38
3 Diagnose
Materialen
Kijktips
• getalkaarten
• Kan de leerling aangeven waar de duizend­
vouden liggen?
• Weet de leerling bij welk duizendvoud een getal
in de buurt ligt?
Diagnose per doel
Getalbegrip: rekenen t/m 1 000
Kan de leerling uitkomsten schatten van optellingen
tot 10 000?
Neem opgave 1 van de toets als uitgangspunt voor
het gesprek. Wat moet je doen? (schatten, kleuren
wat bij elkaar past) Lees maar voor (514 + 988) Hoe
schat je? (eerst afronden) Met welke getallen reken
je? (500 en 1 000) Hoeveel ongeveer? (1 500)
Bespreek zo nog enkele sommen bij a.
Bekijk dan b. Nu moet je zelf afronden, 989 + 515,
met welke getallen ga je rekenen? (1 000 + 500 =
1 500)
Neem dan toetsopgave 2 erbij. Lees maar voor. Welke
som? (493 + 512) Hoe reken je? Lukt dat niet vlot:
hoeveel is 493 ongeveer? (500) En 512? (500)
Hoeveel is dat samen? (1 000) Zo ook met 1 521 +
4 482. Zo nodig: bij welk rond getal ligt 1 521 in de
buurt? En 4 482? Neem op deze manier nog enkele
optelsommen door, tot de diagnose duidelijk is.
Kijktips
• Kan de leerling getallen afronden op duizendvouden?
• Lukt het ook af te ronden op (vijf)honderd­
vouden?
• Kan de leerling optellen met duizendvouden en
(vijf)honderdvouden?
Kan de leerling getallen tot 10 000 schattend
plaatsen op de getallenlijn?
Neem opgave 3 van de toets als uitgangspunt voor
het gesprek. Welke getallen zie je staan? (5 000 en
7 000) Hoe groot is die sprong? (2 000) Welk getal
staat daar midden tussen? (6 000) Schrijf het er maar
bij.
Wijs dan een getalkaartje aan. Welk getal zie je?
(5 248) Ligt dat tussen 5 000 en 6 000 of tussen 6 000
en 7 000? (5 000 en 6 000) Waar ligt het dichterbij?
(5 000)
Bespreek zo ook de andere getallen.
Kan de leerling kolomsgewijs optellen?
Neem de sommen uit toestopgave 4 als startpunt
voor het gesprek. Lees deze som eens voor. (543 +
723 =) Zet de getallen onder elkaar. Hoe reken je?
Wanneer het niet lukt: kun je 543 splitsen in honder­
den, tienen en enen? En kun je 723 splitsen? Nu
optellen. Begin je met de honderden of met de enen?
Schrijf de tussenantwoorden maar onder elkaar en
reken de som uit.
Neem op deze manier nog enkele sommen door tot
de diagnose duidelijk is.
Kijktips
• Noteert de leerling de sommen juist onder
elkaar?
• Werkt de leerling bij het kolomsgewijs rekenen
van links naar rechts of van rechts naar links?
• Kan de leerling getallen splitsen in honderdvouden, tienvouden en eenheden?
• Kan de leerling respectievelijk de honderdvouden, tienvouden en eenheden bij elkaar optellen?
• Lukt het hoofdrekenend bij elkaar optellen van
de tussenantwoorden?
Kan de leerling sommen herkennen waarbij hij kan
hoofdrekenen; kiezen tussen kolomsgewijs rekenen
en hoofdrekenen?
Neem opgave 6 als uitgangspunt voor het gesprek.
Kijk eerst welke sommen je makkelijk kunt maken
met hoofdrekenen. Welke strategie kies je bij welke
som? Waarom is dat bij deze som een handige
manier?
Zie je een som die je kunt uitrekenen met splitsen?
(bijv. 946 + 311 of 333 + 444) Waarom kun je daar
splitsen? (honderden kun je in één keer bij elkaar
optellen en 46 + 11 ook: het tienvoud of honderdvoud wordt niet overschreden) Hoe reken je? Laat
maar zien.
Zie je een som die je kunt uitrekenen langs een rond
getal? (bijv. 698 + 426) Hoe reken je? Laat maar zien.
Je mag een kladblaadje gebruiken om tussenant­
woorden op te schrijven. Hoe zie je dat je bij die som
kunt rekenen langs een rond getal? (eerste getal bijna
rond)
88
226190_HL6A.indb 88
03-08-2010 11:32:39
Zie je ook een som die je kunt uitrekenen met teveel?
(bijv. 569 + 298) Hoe gaat dat, kun je dat uitleggen?
Laat maar zien. Je mag een kladblaadje gebruiken om
tussenantwoorden op te schrijven.
Bij welke sommen zou je onder elkaar willen reke­
nen, kolomsgewijs? Kun je er een of twee aanwijzen?
(bijv. 968 + 586 of 536 + 748)
Kijktips
• Kan de leerling aangeven waarom een manier bij
een bepaalde som handig is?
• Past de leerling de manier goed toe?
Meetkunde: plattegrond
Kan de leerling een plattegrond lezen (route volgen,
lokaliseren van straten en gebouwen met behulp
van coördinaten en afstanden meten m.b.v. een
schaallijn)?
Neem toetsopgave 7 als startpunt voor het gesprek.
Wat moet je doen? (op de kaart kijken waar iets ligt
en dan het vak benoemen) Kun je aanwijzen waar de
windas ligt? En hoe heet dat vak? Waar kijk je dan
naar?
Kun jij vak D2 aanwijzen? En C4?
Kijktips
• Kan de leerling aan de hand van gegeven
coördinaten het juiste vak bepalen?
• Kan de leerling met de juiste coördinaten
aangeven in welk vak iets ligt?
89
226190_HL6A.indb 89
03-08-2010 11:32:40
3 Hulp
Hulp per doel
Rekenen t/m 1 000
De leerling heeft problemen met het schatten van
uitkomsten van optellingen tot 10 000
Bij problemen met het optellen en/of aftrekken met
honderd- en duizendvouden, zie suggesties voor hulp
blok 2.
Bij problemen met de structuur van de telrij tot 10 000
zie suggesties voor hulp blok 2.
Afronden op honderdvouden, (vijf)honderdvouden
en duizendvouden
In tweetallen:
Schrijf een aantal getallen op kaartjes. Eén leerling
leest het getal voor. De andere leerling zegt hoeveel
het ongeveer is. Steeds afronden op een (vijf-)
honderdvoud of een duizendvoud.
Bijv.: 496, 3 100, 6 890, 392, 2 030, 8 430, 4 392, enz.
Lees deze som maar voor (390 + 498 is ongeveer ...).
390, hoeveel is dat ongeveer? Schrijf er maar onder.
En 498, hoeveel ongeveer? Schrijf er ook maar onder.
Op papier staat nu recht onder elkaar:
390 + 498 is ongeveer ...
400 + 500 = ...
Reken nu de som maar uit. Welke som vind je
gemakkelijker? Uitrekenen of schatten? Bij schatten
reken je met afgeronde getallen.
Idem met de volgende sommen:
390 + 499 is ongeveer
599 – 201 is ongeveer
295 + 416 is ongeveer
709 – 112 is ongeveer
298 + 592 is ongeveer
8 999 – 5 005 is ongeveer
In drietallen:
Schrijf een aantal sommen op kaartjes. Eén leerling
leest de som voor. Een tweede rondt beide getallen af
en schrijft de nieuwe som eronder. Een derde rekent
de som uit. Steeds wisselen.
Hulpbladen
De leerling heeft problemen met kolomsgewijs
optellen
Bij kolomsgewijs optellen kan zowel van links naar
rechts als van rechts naar links worden gewerkt. De
hulp wordt gestart met het werken van links naar
rechts. Bij de overgang naar het cijferen (in blok 4)
wordt ook van rechts naar links gewerkt.
Lees deze som eens hardop. (536 + 258 =) Zet de
getallen onder elkaar. Hoe kun je 536 splitsen?
(500 + 30 + 6) En 285? (200 + 80 + 5) Schrijf de
splitsingen maar apart op. Onder elkaar.
Nu moet je optellen. Begin maar met de honderden.
Welke som? (500 + 200 = 700) Schrijf maar op.
En dan? (30 + 80 = 110 en 6 + 5 = 11) Schrijf de
tussenantwoorden bij de som.
Al pratend komt op papier:
536 = 500 + 30 + 6
285 = 200 + 80 + 5
500 + 200 =
30 + 80 =
6 + 5 =
536
285 +
700
110
11
Hoeveel is het nu samen? (821)
Het is de bedoeling dat de leerling de tussenantwoorden hoofdrekenend bij elkaar optelt: 700 + 110 = 810
en nog 11, dat is 821.
Nu deze. Lees maar voor. (473 + 349 =) Zet de
getallen onder elkaar. Eerst splitsen. Hoe splits je
473? (400 + 70 + 3) En hoe splits je 349? (300 + 40
+ 9) Schrijf de splitsingen maar weer apart op, onder
elkaar. Nu optellen. Begin maar bij de honderden.
Welke som? (400 + 300 = 700) En dan? (70 + 40 =
110 en 3 + 9 = 12) Schrijf de hulpsommen en de
tussenantwoorden weer bij de som.
Al pratend komt op papier:
473 = 400 + 70 + 3
349 = 300 + 40 + 9
400 + 300 =
70 + 40 =
3 + 9 =
473
349 +
700
110
12
Reken de som nu maar uit. (700 + 110 = 810 en nog
12, dat is 822) Maak zo nog enkele optelsommen.
Bijv.:
536 + 321 =
783 + 442 =
In een volgend lesmoment de splitsing en de hulpsommen niet meer opschrijven. Lees deze som eens
voor. (579 + 754 =) Zet de getallen onder elkaar. Tel
op, begin bij de honderden. Welke som? (500 + 700
= 1 200) Schrijf het antwoord maar vast op. En dan?
(70 + 50 = 120 en 9 + 4 = 13) Schrijf er maar onder.
Reken nu de som maar uit. (1 200 + 120 = 1 320 en
dan nog 13, dat is 1 333)
579
754 +
1 200
120
13 +
1 333
Maak zo nog enkele sommen:
561 + 648 =
872 + 385 =
709 + 443 = 276 + 954 =
Hulpbladen
90
226190_HL6A.indb 90
03-08-2010 11:32:40
De leerling heeft problemen met sommen herkennen
waarbij je kunt hoofdrekenen; kiezen tussen
kolomsgewijs rekenen en hoofdrekenen
a Kiezen tussen splitsen of kolomsgewijs optellen
Schrijf op: 433 + 266 =. Lees deze som eens voor.
Hoe reken jij? Zo nodig: probeer het eens met
splitsen. Welke hulpsommen maak je? (400 + 200 en
33 + 66) Hoeveel is 400 + 200? (600) Zet gelijk met
het stellen van deze vraag een streep onder de 4 en
de 2. En hoeveel is 33 + 66? (99) Zet gelijk met het
stellen van deze vraag een golflijntje onder de 33 en
de 66. Wat is nu het antwoord op de som? Schrijf er
maar achter en lees maar op:
433 + 266 = ... → 433 + 266
Zo ook 446 + 221 =. Geef dan drie optellingen:
582 + 605 = 764 + 387 = 435 + 745 =
Welke kun je ook uitrekenen met splitsen?
Geef zo nog een aantal keer drie opgaven, waarvan
er steeds één of twee opgelost kunnen worden met
splitsen. Bijv.:
764 + 517 =
764 + 512 =
452 + 341 =
b Kiezen tussen rekenen met teveel of
kolomsgewijs optellen
Schrijf op 452 + 299 =
Lees deze som eens voor. Hoe reken jij? Zo nodig:
kun jij deze som uitrekenen met teveel? Hoe reken je
dan? Zo nodig: welk getal is bijna een rond getal?
(299 is bijna 300) Als je er een rond getal bij optelt,
wat moet je daarna nog doen? (1 eraf)
Geef dan drie optellingen: 884 + 399 =, 756 + 345 =
356 + 798. Welke kun je ook met teveel uitrekenen,
net als 452 + 299 =?
Geef zo nog een aantal keer drie opgaven, waarbij er
steeds één of twee opgelost kunnen worden met
teveel. Bijv.:
157 + 799 =
157 + 688 =
517 + 498 =
c Kiezen tussen rekenen langs een rond getal of
kolomsgewijs optellen
Schrijf op 299 + 112 =. Lees deze som eens voor. Hoe
reken jij? Zo nodig: kun jij deze som uitrekenen langs
een rond getal? Hoe reken je dan?
Zo nodig: kom je langs een rond getal? Spring daar
eerst maar naar toe. Hoeveel moet er dan nog bij?
Geef dan drie optellingen:
398 + 435 =
699 + 345 =
756 + 568 =
Welke kun je ook uitrekenen langs een rond getal,
net als 299 + 112 =? Geef zo nog een aantal keer drie
opgaven, waarbij er steeds één of twee opgelost
kunnen worden met rekenen langs een rond getal.
Bijv.:
698 + 219 =
568 + 783 =
399 + 524 =
Schrijf tot slot onderstaande opgaven op.
547 + 698 =
674 + 848 =
525 + 645 =
478 + 398 =
498 + 267 =
799 + 305 =
534 + 263 = 756 + 498 =
986 + 678 = 298 + 367=
Welke reken je uit met splitsen, welke langs een rond
getal en welke met teveel? De sommen die je
overhoudt reken je uit onder elkaar, kolomsgewijs.
Hulpbladen
Getalbegrip
De leerling heeft moeite met het schattend plaatsen
van getallen tot 10 000 op de getallenlijn
Teken een getallenlijn met daarop aangegeven 0, 100
en 200 zoals hierna.
0
100
200
Maak eens sprongen van 100: 100 – 200 – .... Nu jij.
Schrijf de getallen maar onder de lijn. Waar ligt
ongeveer 410 op de lijn? Wijs maar aan. Tussen
welke honderdvouden? Waar kun je het op afron­
den? (400) Als de leerling het getal verkeerd plaatst
op de getallenlijn: ligt 410 dichter bij 400 of bij 500?
Idem met 620, 90, 713, 428, 897, 599.
Teken een getallenlijn met daarop 0, 1 000 en 2 000.
Maak eens sprongen van 1 000: 1 000 – 2 000 – ... Nu
jij. Schrijf de getallen maar onder de lijn. Waar ligt
4 800 ongeveer? Tussen welke duizenden? Waar kun
je het op afronden? (5 000) Zo nodig: ligt 4 800
dichter bij 4 000 of bij 5 000? Of ligt het dichtbij het
midden? Idem met de getallen 4 100, 7 800, 9 019,
6 109, 5 898, 2 198.
In tweetallen:
Maak kaartjes met de getallen 4 109, 4 675, 3 214,
5 180, 3 905, 4 595, 5 302, 3 702, 4 918, 5 804, 3 377,
5 436 (streepje voor vijfhonderd en duizendvouden).
Teken een gemarkeerde getallenlijn van 4 000 tot
6 000.
Eén leerling pakt een kaartje, leest het getal hardop
voor en legt dit op de goede plaats op de getallenlijn.
De andere leerling controleert: tussen de juiste
duizendvouden? Dicht bij het midden (bij een
(vijf)honderdvoud) of juist in de buurt van een
duizendvoud?
Hierna wisselen.
Hulpbladen
91
226190_HL6A.indb 91
03-08-2010 11:32:40
3 Weer
3
1
Weer
Welk 100-voud ligt er het dichtst bij?
125 →
875 →
235 →
785 →
713 →
792 →
563 →
541 →
Weer
weer23
Welk
ligt er het dichtst bij?
Wat is1000-voud
een goede schatting?
2005
→ lijn tussen de som en de schatting.
Trek een
1995 →
a
5012 →
2 005 + 3 955
3 000 + 5 000
6987 →
Weer
3 045 + 3 575
3
weer 3
3045 →
3955 →
70951 →
995 + 7 095
6901 →
b
2 000 + 4 000
7 000 + 1 000
6 987 + 1 135
7 000 + 2 500
7 108 + 2 525
2 000 + 7 000
1 995 + 7 095
7 000 + 1 000
6 987 + 1 235
500
7 000 + 2 500
410
6 987 + 2 625
1 995 + 7 095
490
2 000 + 7 000
7 000 + 1 000
Wat is een goede schatting?
➜ wb blz. 39
Wat is een goede schatting?
3 012 + 4 985
3 000 + 3 500
Weer
Trek een lijn tussen de som en de schatting.
weer 5
a
Maak
vast aan de getallenlijn
2 005 + 3 955
3 000 + 5 000
weer 3
Wat is een goede schatting?
a
400
3 045 + 3675
2 000 + 4000
Trek een lijn tussen de som en de schatting.
440
460
Schat
a
3 het
012 +antwoord
4785
3 000 + 3500
2 005 + 3 955
3 000 + 5 000
4
weer 5
3b024 + 6 973 is ongeveer
vast
de
getallenlijn
045
+aan
3 is575
2 000 + 4 000
1Maak
964 3+0
5 080
ongeveer
6 938 + 2 034 is ongeveer
a
5
weer 5
weer 6
c
440
5 000
Maak
vast aan de getallenlijn
410
➜ wb blz. 39
490 6 000
5 400
5 600
5 100
5 900
10500
000
3460
500
6 410
500
8 490
5008 000
c
b
7 400
5 000
0
7 600
7 100
7 900
100
65 500
5 900
8
500
Maak vast aan de getallenlijn
5 000
400
2
Maak vast
aan de getallenlijn
600
35 500
Waar liggen de getallen ongeveer?
6 000
10
➜ wb blz. 39
75400
000
000
8600
000
6
000
75498
600
600
75547
100
100
75575
900
900
57 090
600
57 900
100
499
76900
600
498
547
b
d
5
000
Maak
vast aan de getallenlijn
7 000
a
5 010
400 7 400
451
Maak vast aan de getallenlijn
226265_WB6_B3.indd 39
ab
Opgavenuitleg
Afronden van getallen naar het dichtstbijzijnde
honderdvoud
Denk aan de getallenlijn. Tussen welke honderdvouden? Naar welk cijfer kijk je? Bij welk honderdvoud
ligt het getal dichterbij?
460
8 500
500
2 000 + 7 000
000
7 0002440
0400
451
400
57 400
weer 6
6 500
7 108 + 2 525
d
74
weer 6
4 410 + 5 980 is ongeveer
000
6 987
1 135
2 431
+ 6 +978
is ongeveer 7 000 + 210500
6 999 + 3 572 is ongeveer
Waar liggen de getallen ongeveer?
a
cd
1 Welk 100-voud ligt er het dichtst bij?
3 500
3 000 + 3 500
b
Maak vast aan de getallenlijn
ab
6
2 000
400
3 012 + 4 985
b
b
08-06-2009 09:17:21
7600
000
5498
090
5547
900
6575
499
5 000
4 Schat het antwoord
5 010
39
575
5400
000
5451
010
226265_WB6_B3.indd 39
7 000
8
000
39
7 000
5 090
5 900
6 499
05-05-2009 09:24:29
Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000
Eerste de getallen afronden. Afronden op een
duizendvoud of een (vijf)honderdvoud. Tel de
afgeronde getallen op.
226265_WB6_B3.indd 39
39
08-06-2009 09:17:21
5 Maak vast aan de getallenlijn (WB)
2 Welk 1 000-voud ligt er het dichtst bij?
Afronden van getallen naar het dichtstbijzijnde
duizendvoud
Denk aan de getallenlijn. Tussen welke duizendvouden? Naar welk cijfer kijk je? Bij welk duizendvoud ligt
het getal dichterbij?
Plaatsen van getallen t/m 10 000 op de getallenlijn
Kijk van waar tot waar de lijn gaat. Bedenk welke
getallen er bij de streepjes horen. Honderdvouden,
tienvouden, eenheden? Hoe kom je daarachter?
(controleren!) Waar komen de getallen?
6 Maak vast aan de getallenlijn (WB)
3 Wat is een goede schatting? (WB)
Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000
Rekenen met afgeronde getallen. Afronden naar het
dichtstbijzijnde duizendvoud of (vijf)honderdvoud.
Daarna optellen. Trek een lijn tussen de som en de
schatting.
Schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de
getallenlijn
Kijk van waar tot waar de lijn gaat. Welk getal ligt in
het midden? Waar komen de getallen ongeveer?
92
226190_HL6A.indb 92
03-08-2010 11:32:42
7
Maak gelijke sprongen
100:
100:
1 000:
1 000:
1 000:
8
-
1 000 - 1 300 1 000 - 1 400 1 000 - 1 600 1 000 - 1 700 -
-
-
-
-
-
-
Reken uit onder elkaar (kolomsgewijs)
349
425 +
700
60
14 +
352
263 +
500
110
5+
349 + 425 =
263 + 529 =
339 + 144 =
548 + 237 =
10
-
Maak gelijke sprongen
300:
400:
600:
700:
9
1 500 - 1 600 8 800 - 8 900 2 000 - 3 000 3 100 - 4 100 1 600 - 2 600 -
447
1 95 +
500
1 30
12+
352 + 263 =
272 + 455 =
465 + 474 =
581 + 148 =
848
794 +
1500
130
12 +
447 + 195 =
485 + 376 =
579 + 353 =
658 + 175 =
848 + 794 =
639 + 587 =
463 + 859 =
976 + 365 =
Reken uit
Maak van elk rijtje één som met hoofdrekenen.
257 + 200
258 + 199 =
345 + 402 =
456 + 238 =
634 + 283 =
327 + 98 =
446 + 238 =
474 + 358 =
433 + 266 =
399 + 435 =
75
Opgavenuitleg
7 Maak gelijke sprongen
Verdertellen tot 10 000 in sprongen van 100 en 1 000
Maak steeds gelijke sprongen. Steeds 100 (1 000)
verder.
8 Maak gelijke sprongen
Verdertellen tot 10 000 in sprongen van 100 en 1 000
Maak steeds gelijke sprongen. Je ziet ervoor staan
hoe groot de sprongen moeten zijn.
10 Reken uit
Kolomsgewijs optellen; hoofdrekenen
Maak van elke rij één som met hoofdrekenen. Zie je
een som die je handig kunt uitrekenen met splitsen?
(bijv. 345 + 402) Langs een rond getal? (bijv. 399 +
435) Met teveel? (bijv. 258 + 199)
Reken de andere sommen uit onder elkaar, kolomsgewijs.
9 Reken uit onder elkaar (kolomsgewijs)
Kolomsgewijs optellen
Schrijf onder elkaar en tel op. Eerst de honderdvouden, dan de tienvouden en ten slotte de eenheden.
Tel daarna de tussenantwoorden op; rijgen in je
hoofd.
93
226190_HL6A.indb 93
03-08-2010 11:32:44
3 Meer
33
meer 1
1
Meer
Meer
Maak sprongen van 1 000
3 000 -
4 000 -
-
-
-
2 400 -
3 400 -
-
-
-
4 246 -
-
-
-
-
1 628 -
-
-
-
-
-
-
-
3
3
-
Meer
- 4 038
meer
Vul de tabel in
Schat de uitkomst
2
meer 3
➜ wb blz. 40
Maak sprongen van 1 000
Wat hoort bij elkaar?
meer 1
meer 1
Meer
Maak sprongen van 1 000
742
275 +
325
3 000 - 667 +4 000 -
meer
728
884 + -
2 400 3 400 Maak sprongen van 1 000
4 246 Stacaravan
E 6.449 -
549
939 -+
Auto
925
- +
778
-
-
- 7.899
E
-
12
meer 3
11
4 246 Wat hoort bij elkaar?
1 628 -
samen ongeveer E meer 4
7
-
Vul de ontbrekende
getallen- 4in038
742
325
+
667
7 8 275hoort
7 7 +4
3 3 Wat
bij elkaar?
meer 3
Wat hoort bij elkaar?
+
+
900
800
325
1 2 0742
140
+
6671+2 +
9275
1+ 500
900
100
12
-
13
-
-
-
-
549
939 +
-
samen ongeveer E 150
11
728
884 + 2 8 9
meer
Schat eerst
meer
Vul de tabel in
E 8.699
Vul daarna ‘groter’ of ‘kleiner’
995
1 498 +
495
925
737 is
4 999 + 2 889 + 1 898 is
3 123 + 4 885 + 1 099 is
882
379 +
➜ wb blz. 40
4 129 + 4 115 + 1 899 is
Schat
meermeer Schat
hoe eerst
ver het hemelsb
+
700
9925
0
778
9 ++
900
80
12
549
939 +
1 600
90
13
699 +
4 199 + 1 885 + 1 899 is
samen ongeveer E
4 9778
9 +
+
600
728
170
884 +
17+
900
110
7
Zeiljacht
Jachthaven
E
-900
1 400
E
--80 Korting
70
18
- 12
628 -- 495
31 000
000 --Kampeergeld
E41.495
Rijklaar
maken -E
1 500
900
900
1 600
Aanleg
terras
2 400
-- 150E31.599
400 -- 4 038
--E- 1.125
100
110 Wegenbelasting
90
Vul de tabel in
882
379 +
Vul de
daarna
Gebruik
atlas ‘groter’
erbij. of ‘kle
882
379 +
1 400
70
18
meer
1 498 + 699 + 737 is
Schat eerst
4 199 + 1 885 + 1 899 is
4 999
+ 2 889
+ 1 898
is
Vul
daarna
‘groter’
of ‘klei
7 81 500
8900
6 5 4 getallen900
4 2 3 Vul
de ontbrekende
in 2 8 9 4
1 600
Vul de ontbrekende getallen in
meer 4
150 +
110
90
+100
+
12
11
7 6000
13
4 0 0 03 7 8
9 0 0 07 7 4
289
900
800
1200
+
+
+
120
120
140
Vul
meer 4
99+0de0 ontbrekende getallen
1 38+0 0 in
1 16+0 0
120
140
170
3 7 89 +
7 71 42 +
2 81 97 +
Vul
de+tabel in
meer 5
Vul de tabel in
900
5
120
+ 330
2 3 7 98 +
40
−
76
226265_WB6_B3.indd 40
40
meer 6
Opgavenuitleg
1 Maak sprongen van 1 000 (WB)
Steeds 1 000 verder.
2 Schat de uitkomst
Eerst afronden en dan optellen.
3 Wat hoort bij elkaar? (WB)
+
4000
4000
900
2 31 72 80
9+
+
4000
900
120
9+
9 6 900
29
+
+
+
800
140
8 6 15 24 +
600
170
2 8 19 74 +
700
90
9 6 2 99 +
+
+
+
9000
800
8 61 52 40
13+
+
9000
800
120
13+
6000
1200
2 81 94 40
11+
+
6000
1200
140
11+
17000
1300
9 61 21 90
18+
+
17000
1300
110
18+
3610
➜ wb
blz. 40
1 400
70
18
80+
1 7 0 012
04 9 9
1300
+
110
1 87+0 0
90
4 9 99 +
123 ++ 4 699
885 ++ 1 737
099 isis
13 498
129 ++ 14 885
115 ++ 11 899
899 isis
44 199
meer
4 999 + 2 889 + 1 898 is
Schat hoe ver het hem
3 123 + 4 885 + 1 099 is
atlas
4Gebruik
129 + 4de115
+ 1erbij.
899 is
➜ wb blz. 41
meer
Schat hoe ver het hem
Gebruik de atlas erbij.
08-06-2009 09:17:21
Schat eerst
Vul daarna ‘groter’ of ‘kleiner’ in.
40
1 498 +
226265_WB6_B3.indd 40
699 +
737 is
kleiner
dan 4 000
4 199 + 1 885 + 1 899 is
dan 8 000
4 999 + 2 889 + 1 898 is
dan 9 000
08-06-2009 09:17:21
4 Vul de ontbrekende
getallen
in (WB)
3 123 + 4 885 + 1 099 is
dan 9 000
226265_WB6_B3.indd 40
08-06-2009 09:17:21
4 129 + 4 115 + 1 899 is
dan 10 000
Welke getallen
moeten er op
de plaats van de
Schat hoe ver het hemelsbreed is
meer 7
stippeltjes
staan?
Gebruik de atlas erbij.
5 Vul de tabel in (WB)
route
afstand ongeveer
Amsterdam - Madrid
1500 km
Londen
- Amsterdam
Naar rechts steeds 330 erbij. En
naar
links? (330kmeraf)
Marseille - Brussel
km
Hoeveel gaat er naar benedenLonden
bij of
af?
- Madrid
km
Trek een lijn tussen de sommen en de tussenantwoorden die erbij horen.
© Noordhoff Uitgevers bv
226265_WB6_B3.indd 41
Madrid
- Marseille
km
Parijs
- Berlijn
km
Amsterdam - Berlijn
km
41
08-06-2009 09:17:22
94
226190_HL6A.indb 94
03-08-2010 11:32:47
meer 5
Vul de tabel in
meer 5
Vul de tabel in
+ 330
−
+ 330
−
4000
4000
3610
3610
meer 6
6
meer 6
7
meer 7
meer 7
Schat eerst
Schat eerst
➜ wb blz. 41
Schat eerst
Vul daarna ‘groter’ of ‘kleiner’ in.
1
498
+ 699
+ 737
is
kleiner
Vul
daarna
‘groter’
of ‘kleiner’
in.
dan 4 000
4 498
199 + 1 699
885 + 1 737
899 is
1
8 000
dan 4
kleiner
999 + 1
2 885
889 + 1 899
898 is
4 199
dan 9
8 000
3
4 123
999 + 4
2 885
889 + 1 099
898 is
dan 9 000
4
3 129
123 + 4 115
885 + 1 899
099 is
dan 10
9 000
4 129 + 4 115 + 1 899 is
dan 10 000
Schat
hoe ver het hemelsbreed is
➜ wb blz. 41
Schat hoe ver het hemelsbreed is
Schat hoe ver het hemelsbreed is
Gebruik de atlas erbij.
Gebruik de atlas erbij.
route
afstand ongeveer
route
Amsterdam
- Madrid
afstand
ongeveer
1500
km
Londen
Amsterdam - Amsterdam
Madrid
8
Gebruik de kaart
1500 km
Marseille
Londen
- Brussel
Amsterdam
km
Londen
Marseille
- Madrid
Brussel
km
Madrid
Londen
- Marseille
Madrid
km
Parijs
Madrid
- Berlijn
Marseille
km
Amsterdam
- Berlijn
Parijs
km
Amsterdam - Berlijn
km
© Noordhoff Uitgevers bv
41
© Noordhoff Uitgevers bv
41
226265_WB6_B3.indd 41
08-06-2009 09:17:22
226265_WB6_B3.indd 41
08-06-2009 09:17:22
a
b
c
d
e
f
Aan welke gracht ligt het Anne Frankhuis?
Hoe loop je van het Centraal Station naar het Anne Frankhuis?
Hoeveel kilometer is dat?
Je loopt ongeveer 4 km per uur. Hoe lang doe je er dan over?
Hoeveel kilometer is het als je via de Dam loopt?
Hein fietst ongeveer 15 km per uur. Hij moet 6 × 45 seconden wachten bij verkeerslichten.
In hoeveel tijd fietst hij via de Dam naar het Anne Frankhuis?
© Noordhoff Uitgevers bv
77
Opgavenuitleg
6 Schat eerst (WB)
Eerst afronden, optellen en dan vergelijken: groter of
kleiner.
7 Schat hoe ver het hemelsbreed is (WB)
Schat de afstanden, gebruik een atlas.
8 Gebruik de kaart
Beantwoord de vragen uit het boek. Gebruik de
schaallijn en een verhoudingstabel.
95
226190_HL6A.indb 95
03-08-2010 11:32:49
Contexttoets bij blok 1, 2, 3
6 a
1
123
Antwoorden
Contexttoets
naam
blad 1
Hoeveel euro heeft Remy?
Remy heeft 8 briefjes van ` 100, 12 briefjes van ` 10 en 15 munten van ` 1.
Bij elkaar is dat`
2
935
Hoeveel geld heeft Anke over?
Anke heeft ` 675 in haar portemonnee.
Zij koopt voor ` 294 kleren.
381
Anke heeft `
3
over.
Hoeveel ijsjes in totaal?
De winkel heeft een voorraad van acht dozen met 35 ijsjes
en nog vier dozen met 28 ijsjes.
In totaal zijn er
4
392
Wat staat er op de kilometerteller na 100 km rijden?
35 097
km.
Hoeveel uur duurt het om alle sleutelhangers te maken?
Een machine maakt 900 sleutelhangers per uur.
In totaal moeten er vandaag 6 300 sleutelhangers gemaakt worden.
Dat duurt
7
uur.
Rekenrijk 6a © Noordhoff Uitgevers bv
Op de teller staat dan
5
ijsjes.
55
226251_RR_KM_6a_Toets_antw.indd
1 Getallen tot 1 000, blok 1
antwoord:  935
2 Optellen en aftrekken met diverse strategieën,
blok 1
55
03-08-2010
09:48:40
4 Telrij tot 10 000, blok 2
antwoord: 035 097 km
5 Delen met grote ronde getallen, blok 2
antwoord: 7 uur
antwoord:  381
3 Vermenigvuldigen met diverse strategieën, blok 1
antwoord: 392 ijsjes
96
226190_HL6A.indb 96
03-08-2010 11:32:51
6 a
6
Antwoorden
Contexttoets
123
Hoeveel is het totale aantal inwoners ongeveer?
Kies uit:
a 2 000 inwoners
b 2 500 inwoners
Het totale aantal inwoners is ongeveer
7
naam
blad 2
c 3 000 inwoners
d 3 500 inwoners
3 000
Hoeveel kost het samen?
Samen kost het `
523
347
176
8
Hoeveel minuten kan Jasmijn nog spelen?
Jasmijn moet om half zes naar huis.
Rekenrijk 6a © Noordhoff Uitgevers bv
Jasmijn kan nog
9
78
minuten spelen.
Hoe lang is Fieke nu?
Fieke was vorig jaar 127 cm lang. Ze is dit jaar 15 cm gegroeid.
Fieke is nu
1
m en
42
cm.
56
226251_RR_KM_6a_Toets_antw.indd
56
6 Schatten van uitkomsten van optellingen, blok 3
antwoord: 3 000
7 Kolomsgewijs optellen, blok 3
antwoord:  523
03-08-2010
09:48:40
8 Tijd, algemeen
antwoord: 78 minuten
9 Meten, algemeen
antwoord: 1 m en 42 cm
97
226190_HL6A.indb 97
03-08-2010 11:32:52
Download