Reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs Rekenrijk Handleiding Derde editie 6a Ceciel Borghouts Nicole Bus Noordhoff Uitgevers 226190_HL6A.indb 1 03-08-2010 11:30:45 Eindauteur Ko Bazen Ontwerp omslag en binnenwerk Astrid van der Neut, Capelle aan den IJssel Beeld omslag Natascha Stenvert, Zeijen Opmaak/technisch tekenwerk Van Son Media, Son/Eindhoven Beeldhandling Fotoredactie, Arnhem Standaardillustraties xxx Illustraties xxx Overnames uit lesmateriaal xxx Wat de leerlingen bij de start van dit schooljaar moeten beheersen: • oriëntatie in het getallengebied t/m 1000; • optellen en aftrekken t/m 1000 (zowel met de basisstrategieën rijgen en splitsen als met variastrategieën, met inachtneming van het onderscheid tussen en ; zie de uitleg op pagina 4); • vermenigvuldigen: opgaven als 7 x 58 (zowel met de basisstrategie splitsen als met varia­strategieën, met inachtneming van het onderscheid tussen en ; zie de uitleg op pagina 4) en keersommen als 20 (vermenigvuldigen met ronde getallen); • delen met en zonder rest en delen met ronde getallen. © 2010 Noordhoff Uitgevers B.V., Groningen/Houten Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudiging uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl). ISBN 978-90-01-30363-1 Derde druk, eerste oplage, 2010 SISO 475.4 226190 226190_HL6A.indb 2 03-08-2010 11:30:45 Inhoud Opzet en verantwoording methode 4 Blokopbouw 6 Opzet handleiding 8 Blok 1 Accenten blok 1 Overzicht blok 1 Les 1 Les 3 Les 6 Les 8 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10 Toets Diagnose Hulp Weer Meer 12 13 14 16 18 20 22 26 28 32 42 44 Blok 2 Accenten blok 2 Overzicht blok 2 Les 1 Les 3 Les 6 Les 8 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10 Toets Diagnose Hulp Weer Meer 46 47 48 50 52 54 56 60 62 64 68 70 Blok 3 Accenten blok 3 Overzicht blok 3 Les 1 Les 3 Les 6 Les 8 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10 Toets Diagnose Hulp Weer Meer 72 73 74 76 78 80 82 86 88 90 92 94 Contexttoets bij blok 1, 2, 3 96 226190_HL6A.indb 3 Blok 4 Accenten blok 4 Overzicht blok 4 Les 1 Les 3 Les 6 Les 8 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10 Toets Diagnose Hulp Weer Meer 98 99 100 104 106 108 110 114 116 118 124 126 Blok 5 Accenten blok 5 Overzicht blok 5 Les 1 Les 3 Les 6 Les 8 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10 Toets Diagnose Hulp Weer Meer 128 129 130 132 134 136 138 142 144 146 150 152 Blok 6 Accenten blok 6 Overzicht blok 6 Les 1 Les 3 Les 6 Les 8 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10 Toets Diagnose Hulp Weer Meer 154 155 156 158 160 162 164 168 170 174 178 180 Contexttoets bij blok 4, 5, 6 182 Leerstofoverzicht 184 03-08-2010 11:30:45 Opzet en verantwoording methode Inleiding Differentiatie Rond de invoering van de euro, in 2001, verscheen de tweede editie van Rekenrijk. Sindsdien maken veel basisscholen gebruik van de methode. Ze zijn enthou­ siast over de opzet, het organisatiemodel en het werkgemak. En wat vooral belangrijk is: de resultaten zijn ronduit goed. Stuk voor stuk positieve geluiden, maar toch is het materiaal aangepast en verbeterd. De afgelopen jaren zijn besteed aan onderzoek onder leerkrachten, die dagelijks met Rekenrijk werken. Deze leerkrachten hebben aangegeven wat in de praktijk werkt en wat niet. Bij het samenstellen van deze editie hebben rekenexperts zich ingezet de sterke punten te behouden en te versterken. De verbeterpunten zijn zeer serieus genomen en hebben geleid tot sterke aanpassingen en verbeteringen. Zo zoekt Rekenrijk nog steeds aansluiting bij de belevingswereld van het kind én besteedt deze editie veel aandacht aan het automatiseren en inoefenen van de basisvaardigheden. Ook biedt het nieuwe Rekenrijk meer differen­ tiatiemogelijkheden in het leerlingenmateriaal. Daarbij zult u aan alles merken dat de methode gemaakt is door mensen uit de praktijk, met liefde voor het kind, het vak én kennis en begrip voor de dagelijkse praktijk van de leerkracht. Rekenrijk biedt tal van mogelijkheden om de les bij iedere leerling te laten aansluiten. De methode biedt daarvoor Hulp, Weer, Meer en Verrijking. Ook is er altijd een opbouw binnen de opgave zelf. De linkerrijen zijn voor iedereen toegankelijk, de rechterrijen bieden meer uitdaging. Daarnaast is er de zogenaamde ezelsooropgave. Een extra opgave voor de zeer goede rekenaar. Vanaf groep 6 wordt gewerkt op twee niveaus. De leerlingen werken uit dezelfde boeken, de instructie is gelijk, maar met pictogrammen worden er twee routes aangegeven. De opgaven met een zon ervoor zijn bestemd voor de leerlingen die gemiddeld tot goed mee kunnen komen. De opgaven met een smiley ervoor omvatten echt de basisstof en gaan uit van de basisstrategieën. Deze opgaven zijn bestemd voor de leerlingen die moeite hebben met de opgaven met een zon. Opbouw en didactiek Extra hulp – voor leerlingen die echt niet mee kunnen komen – kan op twee momenten ingezet worden: 1 Tijdens de lessen, als de leerkracht ziet dat een leerling niet mee kan komen 2 Na de methodetoets als blijkt dat een leerling onder de norm scoort. De opbouw van Rekenrijk gebeurt volgens heldere leerlijnen. Deze zijn gebaseerd op de kerndoelen en tussendoelen voor het basisonderwijs en op de resultaten van de Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau (PPON). Alle wettelijk vereiste onderdelen komen dus gestructureerd aan bod. De methode sluit aan bij de fundament- en streefdoelen zoals geformuleerd in het rapport van de commissie Meijerink. Van elke groep zijn de leerlijnen uitgewerkt in een leerstofoverzicht dat u achterin de handleiding vindt. Over de didactische uitgangspunten voor het rekenonderwijs is de laatste jaren stevig gediscussieerd. De meeste deskundigen en praktijkmensen zijn het er wel over eens dat leerlingen betere resultaten boeken als de sommen die ze maken, aansluiten bij hun belevingswereld. Het is echter belangrijk om naast dit contextrijk rekenen ook veel aandacht te besteden aan het automatiseren en inoefenen. Rekenrijk stelt inzicht en begrip centraal en gaat daarna over op het automatiseren en inoefenen van de basisvaardigheden. Uitgangspunt is één basisstrategie. Vanuit de oplossingsmethode waarvan uit de praktijk is gebleken dat die werkt. Daarna worden ook ‘handige’ manieren aangeboden, de varia-strategieën. In de handleiding wordt het gebruik van strategieën toegelicht. Voor de leerlingen voor wie ook de smiley-route te moeilijk is, kan de F-lijn ingezet worden. Ook kan er gedifferentieerd worden met behulp van ICT en de kaartenbak. Zorgverbreding De hulp start met een diagnostisch gesprek. Daarna biedt de leerkracht zo nodig extra hulp per doel. Dit gebeurt in interactie met de leerling. Aanwijzingen en suggesties voor deze gesprekken staan in de handleiding. Als afsluiting van de hulp maken de leerlingen zelfstandig de hulpbladen uit de Kopieermap. Deze bevatten extra opgaven om bepaalde rekenproblemen aan te pakken. Hierna gaan de leerlingen verder met de herhalingsstof van een blok (de Weer). Gemak voor de leerkracht Het geven van goed rekenonderwijs is een vak apart. Zeker omdat er vaak veel verschil in niveau is per groep. Rekenrijk is daarom uitgerust met allerlei handigheden voor de leerkracht. Zo is elk eerste blok een herhalingsblok. Dit geeft de mogelijkheid om na de zomervakantie te bepalen welke kennis de leerlingen nog paraat hebben én om hun kennis van het jaar ervoor op te frissen. Ook is bij elke leerkrachtgebonden les de lesinhoud in het leerlingenboek aangegeven in de bovenbalk. Zo kunt 4 226190_HL6A.indb 4 03-08-2010 11:30:46 u zien wat het belangrijkste onderwerp van de les is. Aan de handleidingen is ook gewerkt. Er wordt gewerkt met een spread per leerkrachtgebonden les. In één oogopslag wordt duidelijk waar de les over gaat én waar op gelet moet worden. Daarnaast biedt de handleiding: • de doelen per les • doelen per opgave • hoe de leerkracht de les kan beginnen (Vooraf) • een overzicht met de benodigde materialen • kijktips voor het observeren van leerlingen • suggesties om de les af te ronden (Afronding) Organisatie Elk leerjaar is verdeeld in 12 blokken van 3 weken. Er is dus leerstof voor 36 weken. Bij een schooljaar van circa 40 weken betekent dit dat er tijd overblijft om te herhalen of om projecten te doen. Het eerste blok van het nieuwe schooljaar is altijd een herhalingsblok van de groep ervoor. Leerlingenboek a blok 1 blok 2 blok 3 blok 4 blok 5 blok 6 Leerlingenboek b blok 7 blok 8 blok 9 blok 10 blok 11 blok 12 Structuur van een blok week 1 basisstof week 2 basisstof week 3 toets Structuur van een blok week 1 basisstof week 2 basisstof week 3 toets remediëring (Hulp) herhaling (Weer) verdieping (Meer) De methode Rekenrijk kan uitstekend ingezet worden in combinatieklassen, omdat de leerkrachtgebonden lessen afgewisseld zijn met de zelfstandig-werklessen. Zo kunt u op de eerste dag van de week groep X de leerkrachtgebonden les geven, terwijl groep Y zelfstandig aan het werk is. De volgende dag geeft u groep Y de leerkrachtgebonden les en werkt groep X zelfstandig. jaargroep X week 1 leerkrachtgebonden les 1 zelfstandig-werkles 2 leerkrachtgebonden les 3 zelfstandig-werkles 4 zelfstandig-werkles 5 jaargroep Y week 1 remediëring, herhaling, verdieping, verrijking leerkrachtgebonden les 1 zelfstandig-werkles 2 leerkrachtgebonden les 3 zelfstandig-werkles 4 week 2 leerkrachtgebonden les 6 zelfstandig-werkles 7 leerkrachtgebonden les 8 zelfstandig-werkles 9 zelfstandig-werkles 10 week 2 zelfstandig-werkles 5 leerkrachtgebonden les 6 zelfstandig-werkles 7 leerkrachtgebonden les 8 zelfstandig-werkles 9 week 3 toets remediëring, herhaling, verdieping, verrijking week 3 zelfstandig-werkles 10 toets remediëring, herhaling, verdieping, verrijking Facultatieve toetsen (contexttoets/ tempotoets) remediëring (Hulp) herhaling (Weer) verdieping (Meer) Elk blok in Rekenrijk bestaat uit tien basislessen, een bloktoets en aansluitend een gedeelte waar op maat wordt gewerkt: Hulp, Weer, Meer en Verrijking. In principe werkt u drie weken (15 dagen) aan één blok. De eerste twee weken zijn om de basisstof door te werken; één les per dag. Hiervoor zijn 4 leerkrachtgebonden lessen en 6 zelfstandig-werklessen. Het zelfstandig werken is een belangrijk hulpmiddel. Het biedt de leerkracht ruimte om verlengde instructie of extra uitleg te geven, aan handelingsplannen te werken of om zich in een combinatieklas bezig te houden met de andere groep. De derde week start met een bloktoets. Daarna is er aandacht voor remediëring (Hulp), herhaling (Weer), verdieping (Meer) en verrijking (Verrijking). De herhalings-, verdiepings- en verrijkingsstof maken de kinderen zelfstandig. De leerkracht kan dan aandacht geven aan de uitvallers. 226190_HL6A.indb 5 Combinatieklassen Naast de (vaste) bloktoets in de derde week biedt Rekenrijk nog twee andere toetsen: de contexttoets en, vanaf groep 4, de tempotoets. Deze toetsen zijn facultatief. De bijbehorende antwoorden vindt u in de kopieermap. In de contexttoets worden vaardigheden en kennis uit de voorafgaande blokken in een context getoetst. Het is een extraatje, om te controleren of het geleerde ook in andere situaties door de leer­ling toegepast kan worden. De contexttoets kan het best worden afgenomen in de derde week van de blokken 3, 6, 9 en 12, een of twee dagen na de bloktoets. Het gaat om opgaven die door de leerkracht worden voorgelezen. Dit kan voorafgaand aan een Weer-/Meerles plaatsvinden. De tempotoets toetst of de basisvaardigheden voldoende geautomatiseerd zijn. Deze toets moet op tempo gemaakt worden. De tijdsindicatie, instructie en beslissingcriteria vindt u op het voorblad van de tempotoets. 5 03-08-2010 11:30:46 Lesinhoud Lesdoelen Vooraf De telrij opzeggen. De leerlingen mogen tellen zover ze kunnen. Wie kan bij 8 beginnen en verdertellen? Kun jij vanaf 10 terugtellen? Blokopbouw 1 Leerkrachtgebonden les les 1 Binnen de tien basislessen zijn les 1, 3, 6 en 8 de leerkrachtgebonden lessen. In deze lessen komt meestal één nieuw rekenonderwerp aan bod. Les 8 behandelt vaak één van de aspecten van meten, meetkunde, tijd en geld. Het is belangrijk de leerkrachtgebonden les voor te bereiden. Dit gaat gemakkelijk met Rekenrijk. In de handleiding vindt u per leerkrachtgebonden les één spread. In een oogopslag ziet u waar de les over gaat, welke materialen er nodig zijn, waar u op moet letten (kijktips) en hoe u de leerlingen op weg kunt helpen. tel 5 – 10 min. 2 hoeveel? 3 aan welke haak? 4 kleur en maak vast 2 Kijktips 25 min. getallen en hoeveelheden t/m 12 Het is belangrijk om gedurende 5dit proces de kinderen goed te observeren. Dit doet u aan 8 de hand van de kijktips en natuurlijk uw eigen inzicht en ervaring. Het instructiemodel van de leerkrachtgebonden les: 15 – 20 min. n LOSTELMATERIAALlCHESOFBLOK jes n GETALKAARTJESTM n TIENKAARTOPHETBORDOFDIGI BORD n KOPIEERBLADVANTIENKAART Nadat u het Voorafje hebt gedaan, gaat u over tot de uitleg van de betreffende les. Elke leerling heeft het leerlingenboek voor zich en u neemt de opgaven met de leerlingen door. U bespreekt samen met de kinderen de rekenproblemen, u probeert de kinderen te stimuleren om zelf tot het antwoord te komen en stelt een aantal vragen. Hiervoor staan in de handleiding suggesties per opgave. 4 1 Tijd 5 min. Materialen s GETALLENTM – opzeggen (telrij) – herkennen (lezen) s VORMENVANVERKORTTELLEN n HOEVEELHEDENTELLENTM – tellen in groepjes s HOEVEELHEDENWEERGEVENOP DETIENKAART +UNNENDELEERLINGEN s DETELRIJTMOPZEGGEN/OK METTERUGTELLEN7ANNEERDIT NIETLUKTLUKTHETDANWELMET KIJKENNAARDEGETALKAARTJES s DOORTELLENVANAFEENWILLEKEURIG GETALZONDERTEKIJKENNAARDE GETALKAARTJES7ANNEERDITNIET Wat Vooraf Waarmee De warming-up gebaseerd op speelse oefeningen met voorkennis die nodig is voor deze les. Uitleg onderwerp/ Aan de hand van de Groepsinstructie eerste opgaven in het leerlingenboek wordt het reken­ onderwerp uitgelegd. Zelfstandig werken/ Aan de hand van de Verlengde instructie resterende opgaven in het leerlingenboek of werkboek gaan de leerlingen aan de slag. Tegelijk is het mogelijk leerlingen die de stof niet begrijpen verlengde instructie te geven. Afronding Aan de hand van de suggesties in de handleiding kan de les afgerond worden. 5 LUKTLUKTHETDANWELMETKIJKEN NAARDEGETALKAARTJES s TERUGTELLENVANAFEENWILLEKEURIG GETALZONDERNAARDEGETALKAART JESTEKIJKEN7ANNEERDITNIET LUKTLUKTHETDANWELMETKIJKEN NAARDEGETALKAARTJES s DEEENOPEENRELATIELEGGENBIJ HETTELLENVANVOORWERPENSYN CHROONTELLEN7ANNEERDITNIET 3 lukt met grote hoeveelheden, LUKTHETDANWELMETHOEVEELHE DENTM s DEKOPPELINGVANDEHOEVEELHEID METHETGETALKAARTJEMAKEN s BIJEENGETALKAARTJEDEJUISTE HOEVEELHEIDVOORWERPENLEGGEN s BIJEENGETALKAARTJEEVENVEELSTIP PENKLEURENOPDETIENKAART Hoeveel kaarten zijn er nodig? En 14 hoeveel kaarten kun je vol maken? U bepaalt zelf hoeveel opgaven u klassikaal bea Maartje heeft 42 spaarzegels. spreekt. De laatste opgaven van een leerkrachtgebonkaarten vol maken. Ze kan den les kunnen de meeste leerlingen vaak zelfstandig kaarten nodig. Ze heeft maken. U zet die groep daarmee aan het werk. b Ruud heeft 61 spaarzegels. Hij kan c kaarten vol maken. Woa heeft 88 spaarzegels. Ze kan kaarten vol maken. 6 Daarna neemt u de zwakkere rekenaars apart voor kaarten nodig. Hij heeft Ze heeft extra uitlegkaarten en nodig. ondersteuning. Hiervoor staan per blok tips in de handleiding bij Hulp. Tussen welke tienvouden? 7 In les 1, 3 en 6 is de laatste opgave een differentiatie23 ligt tussen 20 en 30 68 ligt tussen en opgave. Deze opgave heeft een iets hoger niveau en 17 ligt tussen en 55 ligt tussen en is bestemd voor leerlingen die goed kunnen rekenen 39 ligt tussen klaar en zijn. De opgave71is ligtte tussen en en vlug herkennen aan een kader met een ezelsoortje. Wat kan Kees kopen? 0 50 100 Kees heeft ` 36. Welk speelgoed kan hij kopen? Kan hij ook twee dingen uitkiezen? 33 Elke leerkrachtgebonden les start met een ‘Vooraf’: rekenstof die van belang is voor de daaropvolgende les. Dit kan een kennismaking zijn met de nieuwe lesstof in de vorm van een spelletje. Het kan ook gaan om een oefening waarin eerder aangeboden vaardigheden worden opgefrist. Ook zult u hier zo nu en dan een rekendictee vinden. Kortom: een opwarmertje om erin te komen. De inhoud van de Voorafjes kunt u Les 1 in de handleiding bij het onderdeel Lesinhoud. vinden Leerlingen die duidelijk meer uitdaging nodig hebben, kunnen als ze klaar zijn met de les naar de Verrijking worden verwezen. De Verrijking staat wat losser van de methode. Waar de Meer in hoge mate aansluit bij de inhoud van het blok, is dat voor de Verrijking niet of veel minder het geval. In de Verrijking komen tal van onderwerpen aan bod die geen deel uitmaken van de basisstof. Verrijking is bedoeld als uitdaging voor de goede rekenaars, en zeker ook geschikt om in tweetallen te laten maken. 226261_WB4A_B2.indd 33 1 Lesinhoud Vooraf De telrij opzeggen: De leerlingen mogen tellen zover ze kunnen. Wie kan bij 8 beginnen en verdertellen? Kun jij vanaf 10 terugtellen? En vanaf 7? 6 1 1 226190_HL6A.indb 6 tel les 1 Lesdoelen Materialen • getallen t/m 12: – opzeggen (telrij) – herkennen (lezen) • vormen van (verkort) tellen: – hoeveelheden tellen t/m 12 – tellen in groepjes • hoeveelheden weergeven op de tienkaart • los telmateriaal: fiches of blokjes • getalkaartjes 1 t/m 12 • tienkaart op het bord of digibord • kopieerblad van tienkaart 07-05-2009 16:06:36 Aan het eind van de les rondt u af met een gezamenlijke activiteit, waarin u het geleerde nog een keer naar voren laat komen. Ook hiervoor staan suggesties in de handleiding. getallen en hoeveelheden t/m 12 2 hoeveel? 3 aan welke haak? 03-08-2010 11:30:50 Tip en rond getal Tip reken met teveel Het is handig het registratieformulier bij te houden. Hierop staan de doelen per toetsopgave beschreven. +30 U kunt per leerling bijhouden of een onderdeel −1 goed beheerst wordt of dat er nog extra aan gewerkt moet worden. Dit formulier vindt u in de 36 66 kopieermap. +15 4 Vraag de leerlingen vooraf zelf de les te bekijken en aan te geven waar ze nog een vraag hebben. Controleer of de leerlingen de bedoeling van de opgaven begrijpen. Daarna kunnen de leerlingen de les zelfstandig maken. Verdeling lessen 36 + 29 = Zelfstandig-werkles 53 + 19 = De lessen 2, 4, 5, 7, 9 en 10 zijn zelfstandig-werklessen. De lessen 2, 4, 7 en 9 sluiten aan bij de voormeer ➜ wb blz. 5 gaande leerkrachtgebonden les. De opgave hebben rekenmet met aanvullen een reken gesloten hokje. Deze lessen beginnen met een aanvullen reken met ‘Weet je nog?’ omaanvullen de leerlingen te helpen hun geheugen op te frissen. Het eerste deel van les 5 vat het geleerde in de voorgaande vier lessen samen. In les 10 komen 2 nog van het hele blok aan 2 eens de kernen 4 44 2 de orde, ook als voorbereiding op de toets. eveel eveel teveel −−30 30 −30 77 77 77 68 68 68 7070 70 74 74 74 31−−28 28== 31 en rond getal 94−een −47 47wit 94 == vakje met een oranje rand De opgaven met zijn herhalingsopgaven uit eerdere blokken (onder64−−19 19== 64 houd). Volgens een vast patroon de lesstof uit de laat➜ wordt wb blz. 5 ste vier blokken herhaald. Dit is geen nieuwe lesstof, dit is stof uit eerdere lessen. reken met teveel komen alleen voor in de De onderhoudsopgaven zelfstandig-werklessen 2, 5, 7 en 9. week 2 week 3 les 1 les 6 toets gebonden les les 2 zelfstandigwerkles verwerking les 1 gebonden les les 7 zelfstandigwerkles verwerking les 6 les 3 leerkracht28 + 36 les = gebonden les 8 leerkrachtgebonden les (Hulp) (leerkrachtgebonden) herhaling (Weer) verdieping (Meer) les 16 4+ = zelfstandig+ ver-= werkles werking + les 3= les 9 zelfstandigwerkles verwerking les 8 les 10 zelfstandigwerkles herhaling les 1 t/m 9 Maak bij elke leerkrachttekening vijf sommen leerkrachtremediëring Als u geen combinatiegroep heeft, kunt u tijdens de zelfstandig-werklessen de zwakkere rekenaars extra 8 74−−68 68==66 8 74 48 74 −geven. 68 = De 6 suggesties voor hulp die in de instructie handleiding staan na les 10 zijn ook uitermate geschikt voor deze lessen. met teveel– óf reken met aanvullen et teveel reken met aanvullen De snellerende leerlingen werken verder met verrijkingsstof uit de 55−−27 27== 72kopieermap. 65== 55 72 −−65 83−−39 39== 83 week 1 + = les 5 zelfstandigwerkles herhaling les 1 t/m 4 − = − = − = − = − = Verklaring pictogrammen Gelijksoortige opgave in het werkboek. +40 Bij sommige opgaven staat een ‘rekenfiguurtje’. Dit −1 figuurtje stelt een prikkelende vraag aan de leerlingen die het goed begrijpen. Het stimuleert hen iets dieper 46 86 over de inhoud van de stof na te denken. +24 Je mag een kladblaadje gebruiken. HR Reken uit met hoofdrekenen. 46Ik+kan 39 59 = + 29 op drie manieren ngs een rond getal – uitrekenen. Jij ook? 34 + 27 = 36 + 35 = 29 + 14 = 43 + 49 = 5 Reken uit met de rekenmachine. 04-05-2009 16:10:29 Ongeveer 2 euro. 7 Prijslijst appels dubbelsap 226190_HL6A.indb 7 1,98 0,95 03-08-2010 11:30:52 Opzet handleiding Opzet blok De belangrijkste onderwerpen uit het blok worden kort toegelicht en gevisualiseerd, zodat u een goed overzicht krijgt. Opzet les Materialen Wat hebt u voor de les nodig en wat moet u klaarleggen; een set kopieerbladen, rekenmateriaal als fiches, een getallenlijn of materiaal om mee te wegen of te meten. Vooraf Een opwarmertje om erin te komen, rekenstof die van belang is voor de volgende opgaven. Ook treft u hier zo nu en dan een rekendictee aan. 1 Les 1 1 Les 1 Lesinhoud Lesinhoud Lesdoelen Vermelden waar de instructie van die dag vooral over gaat. In de leerkrachtgebonden les komt meestal één nieuw rekenonderwerp aan bod. Daarnaast kunnen nog andere aspecten in de les aan bod komen. 1 1 1 1 Les 1 Les 300 400 500 100 300 400 500 400 500 700 300 400 500 700 1 600 100 getallen t/m 1000 700 300 300 600 384 ligt tussen en en les 1 3 384 ligt het dichtst bij 3 Pagina uit het leerlingenboek. Zo ziet u in één oogopslag wat er die dag aan bod komt en waar u op moet letten. b Maak vast aan de getallenlijn b Maak vast aan de getallenlijn 300 300 405 308 398 308 475 398 600 395 350 599 475 ` 735 4 euro 20 euro 600 euro ` 624 euro euro euro 4 euro 20 euro 600 euro ` 735 700 300 900 400 1000 500 500 800 700 1000300 600 400 700 500 800 700 1000 400 280 800 500 170 100 430 1000 600 300 360 700 400 280 800 900 280 508 1000 600 170 409430 709 700 360 602 900 280 508 1000 170 409 700 276 420 800 487 530 1000 108600 395 290 350 700 276 420 800 487 530 1000 108 290 7 euro euro 90 euro euro 800 euro euro 7 euro 90 euro 800 euro 360 276 280 487 170 430 108 395 300 350 314420 530 300 400 290 350 360 276 280 487 314420 530 300 395 314 276 en 487 314 ligt tussen 898 5 988 en978 389 ligt tussen 3 en 2 les 2 2 907verder; ligt tussen Tel tel terugen 300 410ligt tussen 330 907 2 Kijktips 226265_WB6_B1.indd 2 Kijktips ➜ wb 3 bij 389 ligt hetblz. dichtst 907 ligt het dichtst bij Kijktips 226265_WB6_B1.indd 2 ` 435 907 ligt het dichtst bij 907 ligtverder; het ligt dichtst tussen 6 907Tel telbijterugen 300 400 314 Maak sprongen van 250. - -- 5 -600 1 000 - -- - ` 503 ` 35 400 380 en 380 en 410 394 408 502 410 489 399 501 295 267 287 798 788 978 290 410 330 907 907 ligt het ligt dichtst tussen bij 2 394 407 502 408 489 399 501 293 295 267 287 293 878 798 788 978 878 226265_WB6_B1.indd 2 3 6 4 3 09:15:21 08-06-2009 09:15:21 5 08-06-2009 09:15:21 08-06-2009 09:15:21 s Kunnen alle leerlingen s Kunnen getallen alle leerlingen s Weet getallen iedereen tussen s Weet welke iedereen tussen welke les 2 een 3 1Vul in plaatsenhonderdvouden les 2 een 3 Vul in t/m 1 000 plaatsen op t/m 000 op eenhonderdvouden getal ligt? een getal ligt? s Kan iedereen verdertellen s Kan iedereen tot verdertellen getallenlijn? tot getallenlijn? s Kunnen de leerlingen s Kunnen getallen de leerlingen getallen bedrag 1 000 met sprongen1van 0001,met 10 sprongen en s Kent vanelke 1, 10 leerling en s deKent volgorde elke leerling de t/m volgorde 1 000 splitsen int/m honderd1bedrag 000 splitsen in honderdvan 100? En terugtellen? van 100? En terugtellen? van de getallen t/mvan 1 000? de getallen t/mvouden, 1 000? tienvouden vouden, en eenheden? tienvouden en eenheden? 6 6 7 2 7 ` 2 ` 4 0 4 3 0 ` 3 ` 3 6 3 0 6 ` 0 ` ` 735 ` 735 ` 402 ` 98 14 ` 402 3 ` 98 3 14 226265_WB6_B1.indd 3 226265_WB6_B1.indd 3 08-06-2009 09:15:24 08-06-2009 09:15:24 8 226190_HL6A.indb 8 7 03-08-2010 11:30:58 0 2 Vul i 3 lesVan 6 kl 08-06-2009 09:15:21 ` 435 ` 35 en 320 en Vul in ` ` 503 -- 6het -050 4dichtst 900 - -- bijen 389- 389 ligt ligt tussen 320 226265_WB6_B1.indd 360 2 230 450 en 598 598 ligt het ligt dichtst tussen bij ligt ligt tussen - 314 -- 4het -klein 100 3dichtst 500 - naar -- bij-grooten les 2 2314 Van 4 ` les 2` 08-06-2009 09:15:21 - - 5 600 - 314- ligt dichtst - 4het 100 - - bij - 6het 050 - - bij 389- ligt dichtst 08-06-2009 360 598 ligt het dichtst bij 5 290 907 ligt het dichtst bij 407 0 Volgord 6 Tel met honderd 3 bedrag 879 4 314 ` ligt het dichtst bij3 Vul i les 2 4 ➜ wb blz. 3 400 108 bedrag 487 (WB)7 6 Vul in les 2 409 598 ligt het dichtst bij en en978 Van Splitsen Hoeveel En hoev les 2 Van de les 2 euro’ Vul 2 Welk h 290 400 314 ligt het dichtst bij 804 6 2 314 Maak sprongen van 250. - - 1 000 - 314 - ligt -klein 3 tussen 500naar - -grooten Van - ligt - 4 tussen 900 - 389 226265_WB6_B1.indd 2 230 450 598 ligt tussen 4 314 276 ligt het ligt dichtst tussen bij3 879314 898 5 988 4 314 4 5 c Hoe les 2 0 les 2 Van klein naar groot les 2 ➜ wbVul blz.in2 ligt het ligt dichtst tussen en 3 bij4 5 389 389 5 389 ` ligt het dichtst bij4 Vul de honderdvouden les in 1 4598 Vul de tussen honderdvouden in 598 ligt tussen en 598 ligt het ligt dichtst en 5 5 bij4 0 0 598 ` ligt het dichtst bij4 226265_WB6_B1.indd 2 6 907 907 ligt het ligt dichtst tussen bij 400 108 300 395 2 groot 5 898kun je snel 988zien bij 978 879 898 988 879 ➔ Hoe welk honderdvoud ➔ Hoe het kungetal je snel ligt? zien bij 978 welk honderdvoud het getal ligt? 907 ligt tussen les 1 4 5 Van klein naar ➜ wb blz. 2 3 les 2 170 108 en710 314 314 ligt het ligt dichtst tussen bij en710 804 608 509 les 154 Vul Vulinde honderdvoudenles in 154 Vul Vulinde honderdvouden in 389 ligt tussen en 389 389 ligt het ligt dichtst tussen bij en les 1 5 Vul in les 1 5 Vul in 709ligt tussen 602 508 409 709het 602 508 598 en 598 598 ligt ligt dichtst tussen bij en 2 3 700 290 900 804➜ wb blz. 2 314 608ligt tussen 509 4 5 Vaninklein naar groot Vul 5 500 170 1000 700 360 602 430 395 3 ➜ wb blz. 2 les12 les Plaatsen 4 Vul i Welke 5 g 0 getallen Bij de ha 4 je Weet 5 Bij les12 308: Vani les Vul 0 kant van dichterb les 1 5 ➔ Naar welk cijfer kijk je het eerst als je➔het Naar kleinste welk getal cijfer zoekt? kijk je het eerst als je het kleinste getal zoekt? 898 988groot710 978 879 898 988groot710 978 879 608 509 608 509 804 Van klein naar les 1 3 804 Van klein naar ` Ligging Tussen w derdvou Welk ho dan naa les 1 Vul b Ma 4 Vul honderdvouden honderdvouden ➜ wb blz. 2 Zet de de getallen op een rij vaninklein4naarVul groot. Zet de de getallen op een rij vaninklein naar groot. les 1 4 Vul de honderdvouden in 1 4409 Vul de honderdvouden 709 602 508 les 709 602 508 in 409 ` a Vul 5 Zet de getallen op een rij van klein naar groot. Zet de getallen op een rij van klein naar groot. 600 599 420 c Hoeveel euro? ` 624 300 360 700 600 430 709 les 1 3 c Hoeveel euro? 1000100 600 500 300 400 500 700 300 400 500 350 420 530 290 350 420 530 Van klein naar groot les 1 3 Van klein naar groot 500 600 500 600 Van klein naar groot 800 Van klein naar groot 800 608 509 710 3 900 804 608 509 710 600 420 405 400 700 100 430 600 384 400 384 ligt het384 dichtst ligt tussen bij Blok 1 is in groep vormen groep 6. delen aa s oriën a t/m Vul in les 1 500 600 800 2 900 500 600 800 900 2 3 Welk ontbreekt de rij? honderdvoud ontbreekt in de ➜ rij? wb blz. 2 les 1 Vanhonderdvoud klein naar groot les 1 3inWelk Van klein naar groot les 1 2 Welk honderdvoud ontbreekt les 1 2 inWelk de rij? honderdvoud ontbreekt in de rij? VulZet datde ingetallen op het laatste Vulgroot. datde ingetallen op het laatste 600 700 1000 600 700 1000groot. op eenkaartje. rij900 van klein naar Zet op eenkaartje. rij900 van klein naar a Vul de honderdvouden in 384 300 400 300 Leerlingenboek 1 900 400 getallen t/m 1000 Wat hebben we in groep 5 geleerd? 1 Wat hebben we in groep 5 geleerd? a Vul de honderdvouden in 1 100 300 500honderdvoud 600 800 500 600 800 900 Welk ontbreekt les 1 2 900 inWelk de rij? honderdvoud ontbreekt in de rij? les 1 2 1 Wat h 1 1 1 Tips voor het observeren van vaardigheden, die de leerlingen de komende lessen moeten gaan beheersen. Lesbe Lesdoelen Lesdoelen Ervoor – erna: Ervoor – erna: Getalbegrip Getalbegrip in het getallengebied Welk getal komt voor 400? En komt voor Welk getal 400? En in het getallengebied Vooraf Vooraf t/m 1 000: t/mmaar 1 000: erna? Noem het rijtje maarNoem op. het rijtje erna? op. Tellen: Tellen: telrij:met verders telrij: verderin en terugtellen in (399 – 400 – 401) Idem 700, (399 met – 400 – 401) s Idem 700, en terugtellen Met sprongen van 300, 100: 900, 500. Met sprongen van 100: sprongen van 1, 10 sprongen en 100 van 1, 10 en 100 300, 900, 500. s tel500, verder 600 s tel verder vanaf 100, 600vanaf 100, skomt plaatsen s plaatsen op de van getallen op de Welk500, honderdvoud komt honderdvoud voor Welk voorvan getallen s tel terug vanaf 600, 300, 500vanaf 600, s tel terug 500 getallenlijn getallenlijn 430?300, (400) En na 430? 430?(500) (400) En na 430? (500) s tel verder vanaf 340, 270vanaf 340, s tel450, verder s 520, ligging van850. getallen s ligging tussen van getallen tussen Idem450, met 270 680, 210,Idem 520, met 790,680, 850.210, 790, s tel terug vanaf 940, s tel 720, terug 510vanaf 940, 720, 510 honderdvouden honderdvouden s structuur splitsen van getallen: splitsen Op volgorde staan: Op volgorde staan:s structuur van getallen: Met sprongen van 10 (met Met sprongen van De 10 leerlingen (met vaneen getallen van getallen in honderdvouden, schrijven een getal schrijven De leerlingen getal in honderdvouden, overschrijding van het honderd- van onder overschrijding het honderden eenheden tienvouden en en eenheden en de duizend oponder een vel de duizend optienvouden een vel voud): voud): samenvoegen van honderdvoupapier. Vijf leerlingen komen papier. Vijfvoor leerlingensamenvoegen komen voor van honderdvous tel verder vanaf 870, 280vanaf 870, s tel430, verder 430, 280 den, en den, eenheden tienvouden en eenheden de klas met hun getal. De andere de klas met hun getal. De tienvouden andere s ook van 376, 589,s268 ook van 376, 589, 268 totgetallen een getal tot een getal leerlingen schrijven leerlingen de getallenschrijven op de op s tel terug vanaf 730, 120, 430vanaf 730, s tel terug 430 op volgorde aanvullen tot een s volgend aanvullen tot een volgend een 120, kladblaadje van opsvolgorde een kladblaadje van s ook van 726, 431,s226 ook van 726, 431, 226naar groot. Deklein honderdvoud honderdvoud klein vijf leerlingen naar groot. De vijf leerlingen overleggen en gaanoverleggen op volgordeen gaan op volgorde Materialen staan. Daarna vijf andere staan.leerlingen. Daarna vijf andere leerlingen. Materialen les 1 2 Welk honderdvoud ontbreekt les 1 2 inWelk de rij? honderdvoud ontbreekt in de rij? les 1 Vul in Geen Geen Volgord Welk ge 7 getallen 0 hier 6moe men op ¡ Naar getal zoe Zijn er tw kijk je na die gelijk heden) Lesbeschrijving De uitleg van de les. Bij elke opgave staat het lesdoel van die opgave vermeld. Daaronder staat wat u met de leerlingen bespreekt en waar u in het gesprek op aanstuurt. LesbeschrijvingLesbeschrijving ebied 4 Vul de honderdvouden 4 Vul de honderdvouden in (WB) in (WB) Ligging van getallenLigging tussenvan honderdvouden getallen tussen honderdvouden 1 Wat hebben 1we Welk honderdvoud Welk ligt erhonderdvoud voor 314? (300) ligt Welke er voor 314? (300) Welke Wat in groep hebben 5 geleerd? we in groep 5 geleerd? n in 0 e Blok 1 is een herhaling Blokvan 1 isde een leerstofonderdelen herhaling van de die leerstofonderdelen die Waar ligt erna? (400) erna? 314(400) dichterbij? Waar (300) ligt 314 Hoe dichterbij? weet (300) Hoe weet in groep 5 aan de orde in groep zijn geweest 5 aan deenorde die zijn de basis geweest en die basis je de dat? (de sprong naar je dat? 300(de is veel sprong kleiner naardan 300naar is veel kleiner dan naar vormen voor het vervolg vormen vanvoor het het rekenonderwijs vervolg van het in rekenonderwijs in 400) 400) bij welk kun je honderdvoud snel zien bij het welk honderdvoud het groep 6. In les 1 komen groepde6.volgende In les 1 komen leerstofonderde volgende leerstofonder¡ Hoe kun je snel zien ¡ Hoe getal ligt? (Als de laatste getal twee ligt? (Als cijfers de (de laatste tienen twee encijfers de (de tienen en de delen aan bod: delen aan bod: samen kleinerenen) zijn dan samen 50, dan kleiner hoort zijnhet danbij50, hetdan hoort het bij het s oriëntatie in het s getallengebied oriëntatie in t/m het getallengebied 1 000 (bijv. t/m 1enen) 000 (bijv. honderdvoud ervoor. honderdvoud Zijn ze samen ervoor. groterZijn danze50, samen groter dan 50, a t/m c) a t/m c) dan hoort het bij hetdan honderdvoud hoort het bijdat hetdaarna honderdvoud komt.) dat daarna komt.) tsen uden, n dvouden a Vul de honderdvouden a Vul de honderdvouden in in Ligging van getallenLigging tussenvan honderdvouden getallen tussen honderdvouden 5 Vul in (WB) 5 Vul in (WB) Samenvoegen en splitsen Samenvoegen van getallen en splitsen t/m 1 000 van getallen t/m 1 000 Tussen welke honderdvouden Tussen welke ligthonderdvouden 384? Welk hon-ligt 384? Welk honHoeveel briefjes vanHoeveel honderd? briefjes En hoeveel van honderd? tientjes?En hoeveel tientjes? derdvoud ligt ervoor? derdvoud Welk honderdvoud ligt ervoor? Welk komt honderdvoud erna? komt erna? En losse Enbedrag losse euro’s? wordt Welk het? bedrag wordt het? Welk honderdvoud Welk ligt het honderdvoud dichtst bij? Waar ligt het kijkdichtst je bij? Waar kijk jeeuro’s? Welk ziet: als`je543, het bedrag welk cijfer ziet:geeft ` 543, de welk cijfer geeft de dan naar? (welke sprong dan naar? het kleinste (welke is) sprong het kleinste is) En als je het bedragEn Vul in les 1 Vul in honderdjes aan? En honderdjes welk cijfer de aan? tientjes? En welk Waar cijferstaan de tientjes? Waar staan bedragvast aan de getallenlijn bedrag b Maak vast aan b Maak de getallenlijn de losse euro’s? Vul de maar losse in.euro’s? Vul maar in. Plaatsen van5 getallen Plaatsen op4 een`van getallenlijn getallen op een` getallenlijn 5 4 3 3 Vul in les 1 Vul in 6 Welke Tel verder; tel 6 terug Tel verder; (ezelsooropgave) tel terug (ezelsooropgave) Welke staan Welke op 5degetallen getallenlijn? staan Welke op de getallenlijn? 3 5 getallen 3 4 ` 4 ` 5 0 5 0 ` ` Verderen terugtellen Verdertot 1en 000terugtellen in sprongen totvan 1 000 250 in sprongen van 250 getallen horen bij4 degetallen streepjes? horen Bij de bij4 de hoge streepjes? streepjes? Bij de hoge streepjes? ` 435 ` 435 bedrag bedrag Welke Welke sprongen? (250) Telsprongen? verder, tel (250) terug.Tel verder, tel terug. Bij de halfhoge streepjes? Bij de halfhoge Waar streepjes? de kaartjes? Waar kaartjes? ` 503 komen ` 503 komen de ` 35 precies 5 4 je het5 precies 3 4 je `het 3 `` 35 Weet Weet of ongeveer? of ongeveer? ➜ wb blz. 2 3 5 3 4 5 ` 4 ` Afronding van Afronding de les van de les Bij tussen 308: tussen ligt 308? welke Aan streepjes welke ligt 308? Aan welke les12 308: Vaninklein naar groot les Vanin klein naar welke groot Bijstreepjes Vul Vul 5 0 5 4 0 ` 4 ` ` 435 ` 435 streepje ligt Speel: Speel: een getal’. ‘Springen naar een getal’. kant van het midden? kant Bijvan welk het streepje midden? ligtBij hetwelk het ‘Springen naar ` 503 ` 503 bedrag bedrag U springt voor de klas opgetalleneen denkbeeldige getallenU springt voor de klas op een denkbeeldige dichterbij? dichterbij? ` 35 ` 35 lijn naar 243: eerst twee lijn naar 243: eerst twee grote sprongen (vangrote 100),sprongen (van 100), 5 4 5 3 4 ` 3 ` Van klein naar groot les 2 Van klein naar groot ➜ wb blz. 2 3 5 3 4 5 ` 4 ` c Hoeveel euro? c Hoeveel euro? daarna(van vier10) kleine hupjes (vanslotte 10) verder en ten slotte daarna vier kleine hupjes verder en ten 5 0 5 4 0 ` 4 ` Splitsen van getallen Splitsen t/m 1 000 van getallen t/m 1 000 3 muizenstapjes (van 3 muizenstapjes 1). Wie weet hoeveel (van 1).ikWie weet hoeveel ik ` 435 ` 435 `briefjes 503 Hoeveel ` 503 Hoeveel euro Hoeveel briefjes vanHoeveel honderd? vaneuro honderd? is dat? is dat? heb? gesprongen heb? gesprongen ` 35 35 En hoeveel tientjes?En Hoeveel hoeveel euro tientjes? is dat?Hoeveel Waar `staan euro is dat?Geef Waardaarna staan een leerling Geef daarna opdracht een omleerling naar een opdracht getal om naar een getal 2 euro’s? Van klein naar groot les Van klein naar groot de euro’s? de te springen (getal opschrijven te springenzonder (getal dat opschrijven de anderen zonder dat de anderen Vul in les 2 Vul in ➜ wb blz. 2 het zien). Weten dehet andere zien).leerlingen Weten dewelk andere getalleerlingen het welk getal het bedrag bedrag 2 Welk honderdvoud 2 Welk ontbreekt honderdvoud in deontbreekt rij? in is? de rij? is? (WB)7 (WB)7 ` Ook: 5 sprongen van Ook: 1005vooruit sprongen en van 3 hupjes 100 vooruit van 10 en 3 hupjes van 10 6 6 2 2 ` Vul in les 2 Vul in 4 0 4 0 3 Volgorde van de 3getallen Volgorde t/m` van 1 000 de (grote getallen telrij) t/m` 1 000 (grote telrij) terug. Hoeveel is dat? terug. (470) Hoeveel is dat? (470) ➜ wb blz. 3 3 6 3 0 6 ` 0 ` Tel met sprongen van Tel100. met Kijk sprongen naar de van kaartjes. 100. Kijk Welk naar de kaartjes. Welk ` 735 ` 735 bedrag bedrag ` 402 ` 402 drag honderdvoud ontbreekt? honderdvoud ontbreekt? 6 4 Vul in 3 03 35 6 4 3 08-06-2009 09:15:21 5 08-06-2009 09:15:21 ke ligt? len rag erdheden? 6 2 7 `` 98 2 `` 98 0 4 3 0 ` 3 ` ` 735 ` 735 Volgorde van de getallen Volgorde t/m van 1 000 de getallen t/m 1 000 ` 402 ` 402 bedrag bedrag Welk getal is het kleinst? Welk getal Wat komt is hethet kleinst? eerst Wat op` de komt het eerst op de ` 98 98 7 6 Welk 2 getal 7komt ` daarna? getallenlijn? getallenlijn? Welk2 getal Leerlingen komt` daarna? die Leerlingen die 0 4 3 0 ` 3 ` hier 6moeite 3mee 0hebben, hier 6moeite kunnen mee de0hebben, getallen kunnen overnede getallen overne` ` ` 735 mee ` 735 mee schuiven. men op losse kaartjes men en op er dan losse kaartjes schuiven. en er dan 402 je het`welk eerstcijfer als jekijk hetjekleinste het` 402 eerst als je het kleinste ¡ Naar welk cijfer kijk ¡ Naar ` 98 ` 98 getal zoekt? (Naar het getal eerste zoekt? cijfer, (Naar de honderdvouden. het eerste cijfer, de honderdvouden. Zijn er twee getallenZijn meterhetzelfde twee getallen honderdvoud, met hetzelfde dan honderdvoud, dan kijk je naar het tienvoud, kijk je het naartweede het tienvoud, cijfer. Zijn hetook tweede cijfer. Zijn ook die gelijk, dan kijk jedie naar gelijk, het dan derde kijk cijfer, je naar de eenhet derde cijfer, de eenheden) heden) les 2 op blz. 22 735 402 98 De beschrijving van een gezamenlijke activiteit, met suggesties hoe u het geleerde nog een keer naar voren kunt laten komen. 2 Vul in groot (WB) naar groot (WB) 3 lesVan 6 klein 3 naar 03 Van 6 klein ` 0 ` 08-06-2009 09:15:21 35 7 Afronding van de les les 2 op blz. 22 3 15 15 08-06-2009 09:15:24 Verwijzing naar de zelfstandig-werklessen Verwijzing naar de pagina’s waar de uitleg van de zelfstandig-werklessen gegeven wordt. 9 226190_HL6A.indb 9 03-08-2010 11:31:03 Opzet Bloktoets De toetsen en antwoorden op de toetsen vindt u in de kopieermap. De uitleg van de toetsen vindt u in deze handleiding na de zelfstandig-werklessen. Beslissingsregels: per opBlokdoelen: de rekendoelen voor dit blok, Na les 10 wordt een toets gave staat beschreven wat waarvan in de toets gecontroleerd wordt afgenomen, de bloktoets. uw vervolgaanpak wordt. of de leerlingen ze beheersen. 3 Toets Blokdoelen Uitleg over het mondeling af te nemen deel van de toets, bijv. een telopdracht of enkele hoofdrekensommen. Beslissingsregels Blokdoelen Les Toetsopgave Weeropgave Getalbegrip: s schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de getallenlijn s verschillende betekenissen van getallen 1 6 3 geen 5-6 geen 1 1-2 1-2-3-4 Schatten: s schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 Rekenen t/m 1 000: s kolomsgewijs optellen s sommen herkennen waarbij je kunt hoofdrekenen; kiezen tussen kolomsgewijs rekenen en hoofdrekenen Meetkunde, plattegrond: s plattegrond kunnen lezen (route volgen, lokaliseren van straten en gebouwen met behulp van coördinaten en afstanden meten m.b.v. een schaallijn) Schriftelijk 6 a 1 Les 1 Weeropgave 1, 2, 3, 4 3 3 6 4 5-6 9 10 8 7 geen Antwoorden Toets blad 1 4 Geef de vakken die bij elkaar passen dezelfde kleur. (r = rood, g = geel, b = blauw, gr = groen) 514 + 988 1 000 + 1 000 1 500 r 482 + 1 911 g b 500 + 1 000 r 1 427 + 578 r 2 500 993 + 1 006 b r 500 + 1 500 g 3 517 + 1 479 g Diagnose en Hulp Weer (voldoende) Meer (goed) Bijbehorende Weeropgave 1 en 2 > 2 fout 1 of 2 fout 0 fout 1 t/m 4 3 > 1 fout 1 fout 0 fout 5 en 6 4 > 1 fout 1 fout 0 fout 9 5 en 6 > 1 fout 1 fout 0 fout 10 7 > 1 fout 1 fout 0 fout geen 3 6 a naam Welke schatting past het best bij de som? a Opgave 2 000 543 + 723 = 501 + 1 498 b b 500 + 2 000 g b 1 489 + 4 522 b 863 + 654 = 5 De afbeelding van het antwoordmodel van de toets. Handig om bij het nakijken en voorbereiden bij de hand te hebben. 989 + 515 5 000 b 1 500 r 6 000 gr naam 1 266 1 517 564 + 632 = 976 + 398 = 1 196 1 374 6 g 2 000 926 + 576 = Les 3 Weeropgave 9 1 085 1 502 som: Opg uitle opga kort uitle Les 6 Weeropgave 10 b Mevrouw Krook koopt een computer van 876 euro en een printer van 99 euro. 174 + 268 = 442 antwoord: 442 euro gr 638 + 447 = Van verhaal naar rekentaal a Mevrouw Oran koopt een boormachine van 174 euro en een werkbank van 268 euro. 1 000 som: b Antwoorden Toets blad 2 Reken uit (kolomsgewijs) 876 + 99 = 975 antwoord: 975 euro Reken uit Welke sommen kun je maken met hoofdrekenen? Reken alleen die uit. 3 Les 1 Weeropgave 5, 6 Hoeveel hebben ze samen ongeveer? Samen hebben ze ongeveer ` b Achmed heeft ` 1 521 en Yamin heeft ` 4 482. Samen hebben ze ongeveer ` c Janneke heeft ` 2 978 en Thijs heeft ` 2 037. Samen hebben ze ongeveer ` d Merijn heeft ` 6 023 en Joan heeft ` 2 974. Samen hebben ze ongeveer ` 753 + 247 = 1 000 6 000 5 000 9 000 698 + 426 = 7 1 284 1 000 1 124 946 + 311 = 333 + 444 = 569 + 298 = 1 257 777 867 586 + 714 = 968 + 586 = 777 + 444 = 1 300 1 554 1 221 Gebruik de kaart Les 8 geen Weeropgave Maak vast aan de getallenlijn a b 5 000 7 000 5 248 5 900 6 245 6 752 3 501 4 990 5 552 6 990 3 000 7 000 Rekenrijk 6a © Noordhoff Uitgevers bv Verwijzing naar de Weeropgave die bij de toetsopgave hoort en verwijzing naar de les waar dit type opgave uit komt. 536 + 748 = a Marcelle heeft ` 493 en Mattijn heeft ` 512. Rekenrijk 6a © Noordhoff Uitgevers bv 2 47 48 a In welk vak ligt de Trompstraat? In vak b In welk vak ligt het station? In vak D2 B2 c In welk vak ligt het Elkerliek Ziekenhuis? In vak d In welk vak ligt Industrieterrein Hoogeind? In vak A1 C2 86 87 226251_RR_KM_6a_Toets_antw.indd 47 29-07-2010 09:53:31 226251_RR_KM_6a_Toets_antw.indd 48 29-07-2010 09:53:32 Opzet Diagnose en Hulp De beschrijving van de Diagnose en Hulp vindt u in deze handleiding. De extra uitleg en hulp aan de leerlingen die uitvallen geeft u na een diagnosegesprek. Diagnose: suggesties voor een diagnostisch gesprek. 3 Diagnose 3 Hulp Materialen Kijktips s getalkaarten s Kan de leerling aangeven waar de duizendvouden liggen? s Weet de leerling bij welk duizendvoud een getal in de buurt ligt? Diagnose per doel Getalbegrip: rekenen t/m 1 000 Kan de leerling uitkomsten schatten van optellingen tot 10 000? Neem opgave 1 van de toets als uitgangspunt voor het gesprek. Wat moet je doen? (schatten, kleuren wat bij elkaar past) Lees maar voor (514 + 988) Hoe schat je? (eerst afronden) Met welke getallen reken je? (500 en 1 000) Hoeveel ongeveer? (1 500) Bespreek zo nog enkele sommen bij a. Bekijk dan b. Nu moet je zelf afronden, 989 + 515, met welke getallen ga je rekenen? (1 000 + 500 = 1 500) Neem dan toetsopgave 2 erbij. Lees maar voor. Welke som? (493 + 512) Hoe reken je? Lukt dat niet vlot: hoeveel is 493 ongeveer? (500) En 512? (500) Hoeveel is dat samen? (1 000) Zo ook met 1 521 + 4 482. Zo nodig: bij welk rond getal ligt 1 521 in de buurt? En 4 482? Neem op deze manier nog enkele optelsommen door, tot de diagnose duidelijk is. Kijktips s Kan de leerling getallen afronden op duizendvouden? s Lukt het ook af te ronden op (vijf)honderdvouden? s Kan de leerling optellen met duizendvouden en (vijf)honderdvouden? Kan de leerling getallen tot 10 000 schattend plaatsen op de getallenlijn? Neem opgave 3 van de toets als uitgangspunt voor het gesprek. Welke getallen zie je staan? (5 000 en 7 000) Hoe groot is die sprong? (2 000) Welk getal staat daar midden tussen? (6 000) Schrijf het er maar bij. Wijs dan een getalkaartje aan. Welk getal zie je? (5 248) Ligt dat tussen 5 000 en 6 000 of tussen 6 000 en 7 000? (5 000 en 6 000) Waar ligt het dichterbij? (5 000) Bespreek zo ook de andere getallen. Kan de leerling kolomsgewijs optellen? Neem de sommen uit toestopgave 4 als startpunt voor het gesprek. Lees deze som eens voor. (543 + 723 =) Zet de getallen onder elkaar. Hoe reken je? Wanneer het niet lukt: kun je 543 splitsen in honderden, tienen en enen? En kun je 723 splitsen? Nu optellen. Begin je met de honderden of met de enen? Schrijf de tussenantwoorden maar onder elkaar en reken de som uit. Neem op deze manier nog enkele sommen door tot de diagnose duidelijk is. Kijktips s Noteert de leerling de sommen juist onder elkaar? s Werkt de leerling bij het kolomsgewijs rekenen van links naar rechts of van rechts naar links? s Kan de leerling getallen splitsen in honderdvouden, tienvouden en eenheden? s Kan de leerling respectievelijk de honderdvouden, tienvouden en eenheden bij elkaar optellen? s Lukt het hoofdrekenend bij elkaar optellen van de tussenantwoorden? Kan de leerling sommen herkennen waarbij hij kan hoofdrekenen; kiezen tussen kolomsgewijs rekenen en hoofdrekenen? Neem opgave 6 als uitgangspunt voor het gesprek. Kijk eerst welke sommen je makkelijk kunt maken met hoofdrekenen. Welke strategie kies je bij welke som? Waarom is dat bij deze som een handige manier? Zie je een som die je kunt uitrekenen met splitsen? (bijv. 946 + 311 of 333 + 444) Waarom kun je daar splitsen? (honderden kun je in één keer bij elkaar optellen en 46 + 11 ook: het tienvoud of honderdvoud wordt niet overschreden) Hoe reken je? Laat maar zien. Zie je een som die je kunt uitrekenen langs een rond getal? (bijv. 698 + 426) Hoe reken je? Laat maar zien. Je mag een kladblaadje gebruiken om tussenantwoorden op te schrijven. Hoe zie je dat je bij die som kunt rekenen langs een rond getal? (eerste getal bijna rond) Zie Hulp je ook een die je kunt uitrekenen met teveel? persom doel (bijv. 569 + 298) Hoe gaat dat, kun je dat uitleggen? LaatRekenen maar zien. Je mag t/m 1 een 000kladblaadje gebruiken om De leerling heeft met het schatten van tussenantwoorden opproblemen te schrijven. uitkomsten vanzou optellingen 10 000 Bij welke sommen je onder tot elkaar willen rekeproblemen met hetjeoptellen en/of met nen,Bijkolomsgewijs? Kun er een of tweeaftrekken aanwijzen? en of duizendvouden, (bijv.honderd968 + 586 536 + 748) zie suggesties voor hulp blok 2. Bij problemen met de structuur van de telrij tot 10 000 Kijktips zie suggesties voor hulp blok 2. Afronden op honderdvouden, (vijf)honderdvouden s Kan de leerling aangeven waarom een manier bij en duizendvouden een bepaalde som handig is? s Past de leerling de manier goed toe? In tweetallen: Schrijf een aantal getallen op kaartjes. Eén leerling leest het getal voor. De andere leerling zegt hoeveel het ongeveer is. Steeds afronden op een (vijf-) Meetkunde: honderdvoudplattegrond of een duizendvoud. KanBijv.: de leerling een plattegrond 496, 3 100, 6 890, 392, 2lezen 030, (route 8 430, volgen, 4 392, enz. lokaliseren van straten en gebouwen met behulp van Lees coördinaten enmaar afstanden meten m.b.v. een deze som voor (390 + 498 is ongeveer ...). schaallijn)? 390, hoeveel is dat ongeveer? Schrijf er maar onder. Neem als startpunt voorerhet gesprek. En toetsopgave 498, hoeveel7ongeveer? Schrijf ook maar onder. WatOp moet je doen? (oprecht de kaart kijken waar iets ligt papier staat nu onder elkaar: en dan vakisbenoemen) Kun je aanwijzen waar de 390het + 498 ongeveer ... windas En=hoe 400 ligt? + 500 ... heet dat vak? Waar kijk je dan naar? Reken nu de som maar uit. Welke som vind je Kungemakkelijker? jij vak D2 aanwijzen? En C4? Uitrekenen of schatten? Bij schatten reken je met afgeronde getallen. Idem met de volgende sommen: Kijktips 390 + 499 is ongeveer 599 – 201 is ongeveer 295 + 416 is ongeveer 709 – 112 is ongeveer s Kan leerling aan de hand8van 298 de + 592 is ongeveer 999gegeven – 5 005 is ongeveer coördinaten het juiste vak bepalen? s Kan de leerling met de juiste coördinaten In drietallen: aangeven welk sommen vak iets ligt? Schrijf eeninaantal op kaartjes. Eén leerling leest de som voor. Een tweede rondt beide getallen af en schrijft de nieuwe som eronder. Een derde rekent de som uit. Steeds wisselen. Hulpbladen De leerling heeft problemen met kolomsgewijs optellen Bij kolomsgewijs optellen kan zowel van links naar rechts als van rechts naar links worden gewerkt. De hulp wordt gestart met het werken van links naar rechts. Bij de overgang naar het cijferen (in blok 4) wordt ook van rechts naar links gewerkt. Lees deze som eens hardop. (536 + 258 =) Zet de getallen onder elkaar. Hoe kun je 536 splitsen? (500 + 30 + 6) En 285? (200 + 80 + 5) Schrijf de splitsingen maar apart op. Onder elkaar. Nu moet je optellen. Begin maar met de honderden. Welke som? (500 + 200 = 700) Schrijf maar op. En dan? (30 + 80 = 110 en 6 + 5 = 11) Schrijf de tussenantwoorden bij de som. Al pratend komt op papier: 536 = 500 + 30 + 6 285 = 200 + 80 + 5 536 285 + 500 + 200 = 700 30 + 80 = 110 6 + 5 = 11 Hoeveel is het nu samen? (821) Het is de bedoeling dat de leerling de tussenantwoorden hoofdrekenend bij elkaar optelt: 700 + 110 = 810 en nog 11, dat is 821. Nu deze. Lees maar voor. (473 + 349 =) Zet de getallen onder elkaar. Eerst splitsen. Hoe splits je 473? (400 + 70 + 3) En hoe splits je 349? (300 + 40 + 9) Schrijf de splitsingen maar weer apart op, onder elkaar. Nu optellen. Begin maar bij de honderden. Welke som? (400 + 300 = 700) En dan? (70 + 40 = 110 en 3 + 9 = 12) Schrijf de hulpsommen en de tussenantwoorden weer bij de som. Al pratend komt op papier: 349 = 300 + 40 + 9 473 = 400 + 70 + 3 Suggesties voor het geven van hulp per lesdoel. 473 349 + 400 + 300 = 700 70 + 40 = 110 3 + 9 = 12 Reken de som nu maar uit. (700 + 110 = 810 en nog 12, dat is 822) Maak zo nog enkele optelsommen. Bijv.: 783 + 442 = 536 + 321 = In een volgend lesmoment de splitsing en de hulpsommen niet meer opschrijven. Lees deze som eens voor. (579 + 754 =) Zet de getallen onder elkaar. Tel op, begin bij de honderden. Welke som? (500 + 700 = 1 200) Schrijf het antwoord maar vast op. En dan? (70 + 50 = 120 en 9 + 4 = 13) Schrijf er maar onder. Reken nu de som maar uit. (1 200 + 120 = 1 320 en dan nog 13, dat is 1 333) 579 754 + 1 200 120 13 + 1 333 De leerling heeft problemen met sommen herkennen waarbij je kunt hoofdrekenen; kiezen tussen kolomsgewijs rekenen en hoofdrekenen a Kiezen tussen splitsen of kolomsgewijs optellen Schrijf op: 433 + 266 =. Lees deze som eens voor. Hoe reken jij? Zo nodig: probeer het eens met splitsen. Welke hulpsommen maak je? (400 + 200 en 33 + 66) Hoeveel is 400 + 200? (600) Zet gelijk met het stellen van deze vraag een streep onder de 4 en de 2. En hoeveel is 33 + 66? (99) Zet gelijk met het stellen van deze vraag een golflijntje onder de 33 en de 66. Wat is nu het antwoord op de som? Schrijf er maar achter en lees maar op: 433 + 266 = ... n 433 + 266 Zo ook 446 + 221 =. Geef dan drie optellingen: 582 + 605 = 764 + 387 = 435 + 745 = Welke kun je ook uitrekenen met splitsen? Geef zo nog een aantal keer drie opgaven, waarvan er steeds één of twee opgelost kunnen worden met splitsen. Bijv.: 764 + 517 = 764 + 512 = 452 + 341 = Per o lesdo welk opga b Kiezen tussen rekenen met teveel of kolomsgewijs optellen Schrijf op 452 + 299 = Lees deze som eens voor. Hoe reken jij? Zo nodig: kun jij deze som uitrekenen met teveel? Hoe reken je dan? Zo nodig: welk getal is bijna een rond getal? (299 is bijna 300) Als je er een rond getal bij optelt, wat moet je daarna nog doen? (1 eraf) Geef dan drie optellingen: 884 + 399 =, 756 + 345 = 356 + 798. Welke kun je ook met teveel uitrekenen, net als 452 + 299 =? Geef zo nog een aantal keer drie opgaven, waarbij er steeds één of twee opgelost kunnen worden met teveel. Bijv.: 157 + 799 = 157 + 688 = 517 + 498 = c Kiezen tussen rekenen langs een rond getal of kolomsgewijs optellen Schrijf op 299 + 112 =. Lees deze som eens voor. Hoe reken jij? Zo nodig: kun jij deze som uitrekenen langs een rond getal? Hoe reken je dan? Zo nodig: kom je langs een rond getal? Spring daar eerst maar naar toe. Hoeveel moet er dan nog bij? Geef dan drie optellingen: 398 + 435 = 699 + 345 = 756 + 568 = Welke kun je ook uitrekenen langs een rond getal, net als 299 + 112 =? Geef zo nog een aantal keer drie opgaven, waarbij er steeds één of twee opgelost kunnen worden met rekenen langs een rond getal. Bijv.: 698 + 219 = 568 + 783 = 399 + 524 = Kopieerbladen: per lesdoel staat aangegeven welke kopieerbladen (Hulpbladen) de leerlingen na afloop van de mondelinge hulp maken. Maak zo nog enkele sommen: 561 + 648 = 872 + 385 = 709 + 443 = 276 + 954 = Hulpbladen 88 10 226190_HL6A.indb 10 90 89 03-08-2010 11:31:09 Opzet Weer en Meer Aan de hand van de toets bepaalt u of een leerling met de Weer of de Meer aan de slag gaat. De beslissingsregels vindt u in de handleiding bij de toets. Leerlingen die de lesstof voldoende beheersen, starten in de les na de toets met de Weer. 3 Weer 3 1 Weer Welk 100-voud ligt er het dichtst bij? 125 → 875 → 235 → 785 → Maak gelijke sprongen 8 Maak gelijke sprongen 9 Reken uit onder elkaar (kolomsgewijs) 100: 1 500 - 1 600 100: 8 800 - 8 900 1 000: 2 000 - 3 000 1 000: 3 100 - 4 100 1 000: 1 600 - 2 600 - Welk ligt er het dichtst bij? Wat is1000-voud een goede schatting? 2005 → lijn tussen de som en de schatting. Trek een 1995 → a 5012 → 2 005 + 3 955 3 000 + 5 000 6987 → Weer 3 045 + 3 575 3 weer 3 7 713 → 792 → 563 → 541 → Weer weer23 3045 → 3955 → 70951 → 995 + 7 095 6901 → b 2 000 + 4 000 300: 1 000 - 1 300 400: 1 000 - 1 400 600: 1 000 - 1 600 700: 1 000 - 1 700 - 7 000 + 1 000 6 987 + 1 135 7 000 + 2 500 7 108 + 2 525 2 000 + 7 000 1 995 + 7 095 7 000 + 1 000 6 987 + 1 235 500 7 000 + 2 500 410 6 987 + 2 625 1 995 + 7 095 490 2 000 + 7 000 7 000 + 1 000 Wat is een goede schatting? - - - - - - - - ➜ wb blz. 39 Wat is een goede schatting? 3 012 + 4 985 3 000 + 3 500 Weer Trek een lijn tussen de som en de schatting. a Maak vast aan de getallenlijn 2 005 + 3 955 3 000 + 5 000 weer 5 weer 3 4 weer 5 aWat is een goede schatting? 400 3 045 + 3675 2 000 + 4000 Trek een lijn tussen de som en de schatting. 460 3 000 + 3500 2 005 + 3 955 3 000 + 5 000 440 Schat a 3 het 012 +antwoord 4785 3b024 + 6 973 is ongeveer vast de getallenlijn 045 +aan 3 is575 2 000 + 4 000 1Maak 964 3+0 5 080 ongeveer 6 938 + 2 034 is ongeveer a 5 weer 5 6 c 440 5 000 Maak vast aan de getallenlijn 8 490 5008 000 c b 7 400 5 000 0 7 600 7 100 7 900 100 65 500 5 900 8 500 5 000 400 2 Maak vast aan de getallenlijn 600 35 500 Waar liggen de getallen ongeveer? ab 5 010 400 7 400 75498 600 600 75547 100 100 75575 900 900 57 090 600 57 900 100 499 76900 600 498 547 575 848 + 794 = 639 + 587 = 463 + 859 = 976 + 365 = Reken uit 257 + 200 258 + 199 = 345 + 402 = 456 + 238 = 634 + 283 = 327 + 98 = 446 + 238 = 474 + 358 = 433 + 266 = 399 + 435 = 5498 090 5547 900 6575 499 5 090 5 900 6 499 75 7 000 8 000 5400 000 39 7600 000 5451 010 b 848 794 + 1500 130 12 + 447 + 195 = 485 + 376 = 579 + 353 = 658 + 175 = 8600 000 6 000 451 Maak vast aan de getallenlijn Opgavenuitleg 447 1 95 + 500 1 30 12+ 352 + 263 = 272 + 455 = 465 + 474 = 581 + 148 = Maak van elk rijtje één som met hoofdrekenen. 6 000 10 ➜ wb blz. 39 b d 5 000 Maak vast aan de getallenlijn 7 000 a 10 5 900 10500 000 75400 000 000 451 400 57 400 weer 6 ➜ wb blz. 39 490 6 000 6 410 500 352 263 + 500 110 5+ 349 + 425 = 263 + 529 = 339 + 144 = 548 + 237 = 8 500 500 2 000 + 7 000 5 100 3460 500 Maak vast aan de getallenlijn weer 6 5 000 4 Schat het antwoord 5 010 Afronden van getallen naar het dichtstbijzijnde honderdvoud Denk aan de getallenlijn. Tussen welke honderdvouden? Naar welk cijfer kijk je? Bij welk honderdvoud ligt het getal dichterbij? 410 5 600 000 7 0002440 74 1 Welk 100-voud ligt er het dichtst bij? 6 500 7 108 + 2 525 460 5 400 d 0400 349 425 + 700 60 14 + 4 410 + 5 980 is ongeveer 000 6 987 1 135 2 431 + 6 +978 is ongeveer 7 000 + 210500 6 999 + 3 572 is ongeveer Waar liggen de getallen ongeveer? a cd Opgavenuitleg: per opgave een korte uitleg. 3 500 3 000 + 3 500 b Maak vast aan de getallenlijn ab weer 6 2 000 400 3 012 + 4 985 b Opgavenuitleg 39 7 000 Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 Eerste de getallen afronden. Afronden op een duizendvoud of een (vijf)honderdvoud. Tel de afgeronde getallen op. 7 Maak gelijke sprongen 39 10 Reken uit Verdertellen tot 10 000 in sprongen van 100 en 1 000 Maak steeds gelijke sprongen. Steeds 100 (1 000) verder. 8 Maak gelijke sprongen 5 Maak vast aan de getallenlijn (WB) 2 Welk 1 000-voud ligt er het dichtst bij? Verdertellen tot 10 000 in sprongen van 100 en 1 000 Maak steeds gelijke sprongen. Je ziet ervoor staan hoe groot de sprongen moeten zijn. Plaatsen van getallen t/m 10 000 op de getallenlijn Kijk van waar tot waar de lijn gaat. Bedenk welke getallen er bij de streepjes horen. Honderdvouden, tienvouden, eenheden? Hoe kom je daarachter? (controleren!) Waar komen de getallen? Afronden van getallen naar het dichtstbijzijnde duizendvoud Denk aan de getallenlijn. Tussen welke duizendvouden? Naar welk cijfer kijk je? Bij welk duizendvoud ligt het getal dichterbij? 9 Reken uit onder elkaar (kolomsgewijs) Kolomsgewijs optellen Schrijf onder elkaar en tel op. Eerst de honderdvouden, dan de tienvouden en ten slotte de eenheden. Tel daarna de tussenantwoorden op; rijgen in je hoofd. 6 Maak vast aan de getallenlijn (WB) 3 Wat is een goede schatting? (WB) Schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de getallenlijn Kijk van waar tot waar de lijn gaat. Welk getal ligt in het midden? Waar komen de getallen ongeveer? Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 Rekenen met afgeronde getallen. Afronden naar het dichtstbijzijnde duizendvoud of (vijf)honderdvoud. Daarna optellen. Trek een lijn tussen de som en de schatting. Kolomsgewijs optellen; hoofdrekenen Maak van elke rij één som met hoofdrekenen. Zie je een som die je handig kunt uitrekenen met splitsen? (bijv. 345 + 402) Langs een rond getal? (bijv. 399 + 435) Met teveel? (bijv. 258 + 199) Reken de andere sommen uit onder elkaar, kolomsgewijs. 92 93 De leerlingen die de lesstof goed beheersen, gaan na de toets aan de slag met de Meer-opgaven. Ook hierover staat in de handleiding onder een afbeelding van de Meer per opgave een korte uitleg. Opzet Contexttoets De contexttoets en de antwoorden vindt u in de kopieermap. In deze handleiding vindt u de uitleg. De contexttoets is bedoeld om na te gaan of de leerlingen de verworven rekenvaardigheden ook in andere situaties (contexten) kunnen toepassen. De afbeelding van het antwoordmodel van de contexttoets. Handig om bij het nakijken en voorbereiden bij de hand te hebben. Contexttoets bij blok 1, 2, 3 6 a 123 Antwoorden Contexttoets 1 Hoeveel euro heeft Remy? 2 Hoeveel geld heeft Anke over? 6 a naam blad 1 Antwoorden Contexttoets 123 naam blad 2 6 Hoeveel is het totale aantal inwoners ongeveer? 7 Hoeveel kost het samen? Remy heeft 8 briefjes van ` 100, 12 briefjes van ` 10 en 15 munten van ` 1. Bij elkaar is dat` 935 Anke heeft ` 675 in haar portemonnee. Kies uit: a 2 000 inwoners Zij koopt voor ` 294 kleren. 381 Anke heeft ` over. b 2 500 inwoners Het totale aantal inwoners is ongeveer 3 Hoeveel ijsjes in totaal? Samen kost het ` en nog vier dozen met 28 ijsjes. 4 176 ijsjes. Wat staat er op de kilometerteller na 100 km rijden? 8 Hoeveel minuten kan Jasmijn nog spelen? Jasmijn moet om half zes naar huis. Jasmijn kan nog 35 097 km. Hoeveel uur duurt het om alle sleutelhangers te maken? Een machine maakt 900 sleutelhangers per uur. In totaal moeten er vandaag 6 300 sleutelhangers gemaakt worden. Dat duurt 7 uur. Rekenrijk 6a © Noordhoff Uitgevers bv Op de teller staat dan 5 Rekenrijk 6a © Noordhoff Uitgevers bv Per opgave het lesdoel en uit welk blok dit type opgave komt. 392 d 3 500 inwoners 347 De winkel heeft een voorraad van acht dozen met 35 ijsjes In totaal zijn er c 3 000 inwoners 3 000 523 55 226251_RR_KM_6a_Toets_antw.indd 1 Getallen tot 1 000, blok 1 antwoord: E 935 2 Optellen en aftrekken met diverse strategieën, blok 1 55 29-07-2010 4 Telrij tot 10 000, blok 2 antwoord: 035 097 km 5 Delen met grote ronde getallen, blok 2 antwoord: 7 uur 9 78 minuten spelen. Hoe lang is Fieke nu? Fieke was vorig jaar 127 cm lang. Ze is dit jaar 15 cm gegroeid. Fieke is nu 1 m en 42 cm. 56 09:53:43 226251_RR_KM_6a_Toets_antw.indd 56 6 Schatten van uitkomsten van optellingen, blok 3 antwoord: 3 000 7 Kolomsgewijs optellen, blok 3 antwoord: E 523 29-07-2010 09:53:44 8 Tijd, algemeen antwoord: 78 minuten 9 Meten, algemeen antwoord: 1 m en 42 cm antwoord: E 381 3 Vermenigvuldigen met diverse strategieën, blok 1 antwoord: 392 ijsjes n floop 96 97 11 226190_HL6A.indb 11 03-08-2010 11:31:13 Accenten blok 3 3 000 4 000 3 080 3 254 5 000 4 309 4 950 Het schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de getallenlijn wordt herhaald. 300 + 200 → 60 + 80 → 2+ 7→ 362 287 + 500 140 ....... + ....... In dit blok leren de leerlingen kolomsgewijs optellen t/m 1 000. Kolomsgewijs optellen is een vorm van rekenen tussen hoofdrekenen en cijferen. Om het hoofdrekenen niet uit het oog te verliezen is er ook aandacht voor kiezen tussen hoofdrekenen en kolomsgewijs optellen. Leerlingen leren sommen herkennen, waarbij je kunt hoofdrekenen. De leerlingen leren in dit blok plattegronden lezen (route volgen, lokaliseren van straten en gebouwen met behulp van coördinaten en afstanden meten m.b.v. een schaallijn). 4 500 + 1 500 4 456 + 1 494 is ongeveer 6 000. De leerlingen leren uitkomsten van optellingen tot 10 000 schatten. Ze rekenen met ronde getallen; vijfhonderd- of duizendvouden. 72 226190_HL6A.indb 72 03-08-2010 11:32:20 Overzicht blok 3 Les Materialen 8 • draad • liniaal • plattegrond van de omgeving (liefst meerdere) • teken- of ruitjespapier Les Blokdoelen Wat ging eraan vooraf Wat komt erna • Getalbegrip: –– schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de getallenlijn –– verschillende betekenissen van (grote) getallen • Getalbegrip: –– idem (blok 2) • Getalbegrip: –– getallenrij t/m 100 000 (blok 8) –– betekenis geven aan getallen tot 100 000 (blok 8) • Schatten: –– schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 • Schatten: –– schatten bij optellen en aftrekken t/m 100 (groep 4, blok 8) • Schatten: –– schattend aftrekken met grote getallen (blok 7) • Rekenen t/m 1 000: –– kolomsgewijs optellen –– sommen herkennen waarbij je kunt hoofdrekenen; kiezen tussen kolomsgewijs rekenen en hoofdrekenen • Rekenen t/m 1 000: –– kolomsgewijs optellen is nieuw –– sommen uitrekenen met splitsen (diverse blokken en groep 5) • Cijferend optellen –– cijferend optellen (blok 4) • Meetkunde: –– plattegrond kunnen lezen (route volgen, lokaliseren van straten en gebouwen met behulp van coördinaten en afstanden meten m.b.v. een schaallijn) • Meetkunde: –– plattegronden (groep 5, blok 8 en 11) • Meetkunde: –– plattegronden (blok 10) 1 6 1 3 6 8 73 226190_HL6A.indb 73 03-08-2010 11:32:20 3 Les 1 Lesinhoud Lesdoelen Tel met sprongen van: • 1 000: 1 000, 2 000, 3 000, ... 10 000 • 100: 1 000, 1 100, 1 200, ... 2 500 • 100: 10 000, 10 100, 10 200, ...11 500 • 1 000: 10 000, 11 000, 12 000, ... 25 000 • 10 000: 10 000, 20 000, 30 000, ... 100 000 Vooraf Schrijf in cijfers: • vierduizend drie • vierduizend dertien • vierduizend vijfhonderd dertig • vierduizend tweehonderd achtendertig Eén terug, één verder: ... ← 1 999 → ... ... ← 5 000 → ... ... ← 2 969 → ... ... ← 4 201 → ... ... ← 3 788 → ... Getalbegrip: • schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de getallenlijn Schatten: • schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 Materialen Geen 3 Welk honderdvoud ligt het dichtst bij: 398 345 301 les 1 2 Maak vast aan de getallenlijn 475 421 490 Waar liggen de getallen ongeveer? 501 551 562 a les 1 Waar liggen de getallen onge 0 3 100 Les 4 000 7 500 8 900 10 000 3 500 6 000 6 100 8 500 c c schattend optellen 0 10 000 5 400 1 5 500 0 2 900 1 a 10 000 b b 3 Schat hoeveel mensen in Beslo wonen 3 7 700 8 600 9 900 les 2 ➜ wb blz. 32 600 0 + 900 612 + 892 les 1 3 7 300 Welke schatting past het best bij de som? d 1 900 1347 + 648 2 700 2 000 3318 + 1678 3 600 5 100 4 000 1 500 Welke schatting past het best bij de som? a 4 les 1 4 a 1789 + 2311 8 800 5 000 1 487 + 492 4 456 + 1 494 3 945 + 1 486 4 000 + 1 500 4 500 + 1 500 1 500 + 500 500 + 1000 Maak vast aan de getallenlijn Maak vast aan de getallenlijn 6 000 1 500 Waar liggen de getallen ongeveer? 5 32 ➔ Hoe schat je? Maak vast aan de getallenlijn Maak vast aan de getallenlijn ➜ wb blz. 32 les 1 b 4 000 5 500 7 500 6 597 6 845 Maak vast de getallenlijn a aan Marcelle heeft ` 2 487 en Mattijn heeft 6 10 000 2 900 3 500 6 000 6 100 8 500 0 7 10 000 7 300 7 700 8 600 - 3 010 les 2 d 54 0 10 000 Maak vast aan de6 getallenlijn 7 520 500 + 2 958 is ongeveer 2 342 + 458 7 255 + 1 900 les 1 3 2 700 3 600 5 100 8 800 c Geef de vakken die bij elkaar passen dezelfde kleur. Kijktips 512 + 992 1 487 + 492 b 4 456 + 1 494 d 226265_WB6_B3.indd 33 6 000 4 000 c d 7 103 7 803 5 112 6 345 3 490 4 500 Janneke heeft ` 2 912 en Thijs heeft ` 4 184. Merijn heeft ` 4 926 en Joan heeft 7 000 08-06-2009 ` 2 526. 09:17:14 5 000 999 is ongeveer 9 000 2 978 − 486 − 302 is ongeveer 4 452 − 365 − 199 is ongeveer 4 556 −7 980 998 − 251 is ongeveer8 600 1 489 − 512 − 375 is ongeveer 55 8 000 6 945 7 482 7 801 8 747 9 248 9 995 10 000 8 000 3 945 + 1 486 • Kan de leerling optellen met 8 252 4 000 + 1 500 4 500 + 1 500 1 500 + 500 500 + 1000 duizendvouden? En vijfhonderdc 6 000 1 500 5 500 2 000 • Kan de leerling getallen afronden vouden? op een duizendvoud? En op een b 972 + 539 1 543 + 1 478 2 411 + 1 536 4 414 + 1 589 vijfhonderdvoud? 3 000 d 8 000 6 000 6 123 Welke schatting past het best bij de som? a 776 + Waar liggen de getallen ongeveer? a 7 000 1 500 6 738 Schat de uitkomst 6 000 3 185 + 1 578 + 2 991 is ongeveer 4 112 + 2 989 + 1 889 is ongeveer 9 900 4 414 + 1 589 Maak vast aan de getallenlijn b 5 400 c Maak gelijke sprongen 2 500 c c 4 991 1 000: 2 000 - 3 000 - - - 1Waar 000:liggen 3 500de- getallen 4 500 - ongeveer? - - 1a000: 1 700 - 2 700 - - - 2 000 100: 3 500 - 3 600 - - - 100: 4 700 - 4 800 - - - - b 2 000 6 000 Kies uit: ` 5 000 – ` 5 500 – ` 6 000 – ` 6 500 – ` 7 000 – ` 7 500 les 2 2 ➜ wb blz. 33 b Hoeveel hebben ze samen ongeveer? 3 504 8 900 0 6 248 ` 2 967. 10 000 3 100 4 000 5 751 c Waar liggen ongeveer? b de Achmed ` 1 523 en Yamin heeft 3 getallen 000 heeft 226265_WB6_B3.indd 32 ` 3 471. a Waar liggen de getallen ongeveer? 0 2 411 + 1 536 6 000 5 250 Beslo a 5 500 Waar liggen de getallen ongeveer? b a 972 + 539 1 543 + 1 478 5 000 3 2 b 512 + 992 3 000 Maak vast aan de getallen Waar liggen de getallen onge 10 000 Geef de vakken die bij elkaar passen dezelfde kleur. les 1 2 Maak vast aan de getallen 1 500 33 08-06-2009 09:17:15 d 32 226265_WB6_B3.indd 32 08-06-2009 09:17:14 74 226190_HL6A.indb 74 03-08-2010 11:32:24 Lesbeschrijving 1 Schat hoeveel mensen in Beslo wonen Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 De leerlingen maken een schatting van het totale aantal inwoners. Per wijk afronden op een vijfhonderdvoud of een duizendvoud. Bekijk daarna samen het mogelijk aantal huizen (flats!) in een wijk. Laat de leerlingen beredeneren dat je daarvoor moet weten hoeveel mensen er gemiddeld in een huis wonen. Het gaat er hierbij om dat de leerlingen afronden, om makkelijker te kunnen rekenen, met ronde getallen. Mogelijke vragen: ➔ Hoe schat je? (alle getallen afronden en de afgeronde getallen noteren en dan optellen, dit kan door het handig samennemen van getallen) Hoe rond je af? (naar het dichtstbijzijnde duizendvoud of vijfhonderdvoud) Rond je bij deze opgave vaker naar boven af, of meer naar beneden, is dat eerlijk? (er wordt vaker naar boven afgerond, maar in aantallen heft het elkaar bijna op) In welke wijk wonen de meeste mensen? (wijk 4) In welke wijk de minste? (wijk 1) Wijk 1 heeft een groot oppervlakte en toch de minste inwoners. Hoe zou dat kunnen? (grote huizen, parken, industrie) Zie je ook een wijk waar veel mensen op een kleiner oppervlak wonen? (bijv. 4, 6 of 10) Hoeveel huizen zouden er in wijk 1 kunnen staan? Wat moet je daarvoor weten? (hoeveel mensen in één huis wonen) Stel dat in elk huis gemiddeld vier mensen wonen, hoeveel woningen zijn er dan ongeveer? Welke som? (1 000 : 4 = 250) Ook schatten bij vijf, drie of twee bewoners per huis. 2 Maak vast aan de getallenlijn (WB) Schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de getallenlijn Deze opgave wordt interactief met alle leerlingen gedaan. Welke getallen weet je precies? (duizend­ vouden, dus 4 000) Waar ligt 5 500? (precies in het midden tussen 5 000 en 6 000) Kun je precies aangeven waar 3 100 ligt? (nee, maar het is dichtbij 3 000) Aan welke kant van 3 000 ligt het? (net rechts van 3 000) Met schatten en beredeneren worden de plaatsen bepaald waar de getallen ongeveer liggen. 3 Welke schatting past het best bij de som? (WB) Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 Hoe reken je? (met afgeronde getallen) Hoe rond je af? Wat is het dichtstbijzijnde ronde getal? Je mag afronden op een (vijf)honderdvoud of een duizendvoud. Bij het voorbeeld in de denkwolk wordt afgerond op een honderdvoud. Hoeveel is dat samen? Kleur de vakken die bij elkaar horen. 4 Maak vast aan de getallenlijn (WB) Schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de getallenlijn Welk stuk lijn? Welk getal hoort bij het streepje? (6 000) Hoe weet je dat? (het midden tussen 5 000 en 7 000) Welke getallen kun je vrij precies aanwijzen? (5 500, precies in het midden tussen 5 000 en 6 000 en 6 500, tussen 6 000 en 7 000, maar ook 6 250, tussen 6 000 en 6 500) Kun je precies aangeven waar 6 248 ligt? (nee, maar het ligt ongeveer in het midden tussen 6 000 en 6 500) Aan welke kant ligt het? (net links van dat midden) Met schatten en beredeneren worden de plaatsen bepaald waar de getallen ongeveer liggen. 5 Hoeveel hebben ze samen ongeveer? Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 Hoe reken je? (je rekent met afgeronde getallen) De leerlingen mogen getallen nemen waar ze makkelijk mee rekenen. Er is nog geen sprake van strakke afrondingsregels. Voor de hand ligt afronden op (vijf)honderdvouden en duizendvouden. 6 Maak gelijke sprongen Verder- en terugtellen tot 10 000 in sprongen van 100 en 1 000 Je ziet ervoor staan hoe groot de sprong is. Maak steeds van die sprongen. 7 Schat de uitkomst (ezelsooropgave) Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 Eerst afronden, dan optellen. Bij het aftrekken kun je de getallen die eraf gaan eerst samennemen en dan ineens eraf halen. Afronding van de les In tweetallen. De een noemt een getal en de ander rondt af. Afronden op duizendvouden en op vijfhonderdvouden. Bijv. 5 923 is ongeveer 6 000. 7 467 is ongeveer 7 500. les 2 op blz. 82 75 226190_HL6A.indb 75 03-08-2010 11:32:24 3 Les 3 Lesinhoud Vooraf Splitsen in honderdvouden, tienvouden en eenheden: 487 = 400 + 80 + 7 356 = 747 = 823 = 589 = 3 1 les 2 5 150 – 70 = 140 – 80 = 240 – 120 = 360 – 150 = 780 – 140 = 650 – 130 = 5 c les 4 6 000 7 000 7 000 8 000 4 000 d e f 6 000 Hoeveel tegels Hoe reken je?heb je nodig? Ik schrijf het En hoeveel sluitbanden? naast elkaar. a Teken de tegels op het terras. b 0 4 000 7 000 7 000 8 000 Rekenen t/m 1 000: • kolomsgewijs optellen Materialen Geen 5 500 7 000 362 287 + 300 + 200 → 500 60 + 80 → 1 4 0 aantal sluitbanden: + 2+ 7→ 1m aantal tegels: + Van verhaal naar rekentaal Minder en meer a Meneer Baars koopt een wasmachine van 364 euro en een wasdroger van 225 euro. d Meneer Fliso koopt een kostuum van 393 euro en een regenjas van 175 euro. b Mevrouw Oran koopt een boormachine van 165 euro en een werkbank van 4 650 359 euro. e Mevrouw Krook koopt een computer van 956 euro en een printer van 199 euro. Meneer Kriek koopt een racefiets6 van 666 566 euro en een kinderfiets van 7 000 268 euro. f Mevrouw Jansen koopt een jurk van 127 euro en een winterjas van 275 euro. 5 300 c 8 990 Ik schrijf het onder elkaar. kolomsgewijs Kleur de omtrek. Daar liggen de sluitbanden. Sluitbanden hebben een lengte van 50 cm. 362 + 287 = 500 + Lesdoelen kolomsgewijs optellen Welk getal ligt in het midden? b 3 740 + 16 = 530 + 18 = 670 + 13 = 460 + 12 = 120 – 80 = 130 – 90 = Hoeveel euro kosten twee sieraden samen? a les 228 500 + 200 = 700 + 500 = 500 + 110 = 800 + 130 = 700 + 130 = 400 + 150 = 3 Les 3 Reken uit: 70 + 50 = 40 + 80 = 30 + 90 = 60 + 40 = 200 + 300 = 600 + 200 = 6 les 5 3 692 Kies telkens twee voorwerpen Reken uit hoeveel samen kosten. Welke schatting past hetze best bij de som? Geef de vakken die bij elkaar passen dezelfde kleur. a = Hoeveel kosten ze samen? ➜ wb blz. 34 b les 3 3 aHoeveel kosten ze samen? b les 5 c Waar liggen de getallen ongeveer? Schrijf het op twee manieren op. a 555 + 342 = 800 + + = b 349 + 224 = 555 3 4 2+ 4 34 + + a = 7 349 2 2 4+ 500 + 300 ¡ + ¡ 50 + 40 ¡ + ¡ + ¡ Reken 5 + uit2 onder ¡ +elkaar (kolomsgewijs) 435 + 723 = c in 528Reken + 646 = je schrift uit. Maak vast aan de getallenlijn 564 + 723 = 638 + 556 = Reken uit a b 1 250 830 2 250 + b 565 345 1 204 + c 385 3 573 1 115 + + 863 + 664 = 976 + 589 = 58 59 226265_WB6_B3.indd 34 Kijktips • Kan de leerling getallen splitsen in honderdvouden, tienvouden en eenheden? 08-06-2009 09:17:16 • Kan de leerling honderdvouden (tienvouden, eenheden) bij elkaar optellen? • Kan de leerling de tussenantwoorden hoofdrekenend bij elkaar optellen? 76 226190_HL6A.indb 76 03-08-2010 11:32:27 Lesbeschrijving 1 Hoeveel euro kosten twee sieraden samen? Kolomsgewijs optellen De bedragen kunnen worden gesplitst in briefjes van 100 euro, briefjes van 10 euro en munten van 1 euro. De notatie kan op verschillende manieren. a Je kunt de getallen en tussenantwoorden naast elkaar schrijven. Dat is eigenlijk niet anders dan de strategie splitsen, alleen doen we daar de honderdjes bij elkaar. Nu splitsen we de rest ook uit. Je telt de honderdjes bij elkaar en noteert dat. Idem met de tientjes en de euro’s. Dan tel je alles bij elkaar op. Je kunt daarbij aan geld denken. Bijv.: 638 + 465 = 1 000 + 90 + 13 = 1 103 b Je kunt ook de getallen en tussenantwoorden onder elkaar noteren. Het is eigenlijk bijna hetzelfde: je telt de honderdjes bij elkaar en schrijft dat op. Idem met de tientjes en de euro’s. Je schrijf het nu alleen onder elkaar. Dan tel je hoofdrekenend alles bij elkaar op: 1 000 + 90 = 1 090, en dan nog 13 erbij, 1 103. 638 + 465 600 + 400 → 1 000 30 + 60 → 90 8 + 5 → 13 1 103 Laat deze leerlingen nog eenmaal beide notatievormen opschrijven (naast elkaar en onder elkaar). Zien ze dat het niets uitmaakt? Dan gaan we vanaf nu verder met onder elkaar opschrijven. 4 Reken uit onder elkaar (kolomsgewijs) Kolomsgewijs optellen De leerlingen schrijven de sommen op een kladblaadje of in hun schrift. Niet iedereen zal nog de hulpsommen ervoor schrijven. Dat hoeft ook niet. Het is prima wanneer leerlingen alleen nog de tussenantwoorden onder elkaar opschrijven: eerst de honderdvouden, dan de tienvouden en dan de eenheden. Die tussen­ antwoorden worden vervolgens hoofdrekenend bij elkaar opgeteld (rijgen in je hoofd). Deze getallen hebben ook honderdvouden die samen meer dan 1 000 zijn. U kunt nu vast aandacht besteden aan de manier waarop de leerlingen de sommen noteren. Dat is nu nog niet zo van belang, omdat de leerlingen de tussenantwoorden hoofdrekenend bij elkaar optellen. Maar zodra ze gaan cijferen (volgende blok) wordt dit belangrijk. De honderdvouden moeten recht onder elkaar komen, de tienvouden onder de tienvouden en de eenheden onder de eenheden. 5 Van verhaal naar rekentaal Optellen in context Bedenk eerst de vraag. Welke som hoort daarbij? Hoe reken je? Hoe noteer je het? Je mag het op een kladblaadje schrijven of in je schrift. Leerlingen kunnen ook komen met de oplossing, waarbij ze eerst de eenheden, dan de tienvouden en daarna de honderdvouden optellen. Ook dat is een goede oplossing, het maakt immers niet uit waar je begint. We komen daar later nog op terug. 6 Kies telkens twee voorwerpen Bij sommige optellingen zijn de honderdvouden samen meer dan 1 000. Besteed daar even aandacht aan. 7 Reken uit (ezelsooropgave) 2 Hoe reken je? Kolomsgewijs optellen Wie schrijft de tussenantwoorden naast elkaar? Wie schrijft ze onder elkaar? Is er verschil? (het antwoord is hetzelfde) Bespreek de verschillende manieren van noteren en rekenen. 3 Hoeveel kosten ze samen? (WB) Optellen in context Welke som? Hoe reken je? Laat zien op een kladblaadje of in je schrift. Kolomsgewijs optellen Hier staan drie getallen onder elkaar. Probeer het maar. Afronding van de les Hoe reken je de volgende sommen uit? 9 + 99 + 999 + 9 999 = 9 + 98 + 998 + 9 998 = Bedenk zelf een paar van dit soort sommen. Kolomsgewijs optellen Bespreek met de zwakke rekenaars nog eens de procedure van het kolomsgewijs optellen: eerst de honderdvouden, dan de tienvouden en dan de ­eenheden. Belangrijk is om aan te geven dat alles vervolgens hoofdrekenend bij elkaar wordt opgeteld (rijgen in je hoofd). les 4 en 5 op blz. 82-83 77 226190_HL6A.indb 77 03-08-2010 11:32:27 3 Les 6 Lesinhoud Wat is het dichtstbijzijnde honderdvoud? 345 598 472 231 279 819 651 310 382 Vooraf Schrijf in cijfers: • driehonderd zeven • achthonderd zeventien • negenhonderd zeventig • negenhonderd drieënnegentig • tweeduizend vierhonderd eenentachtig 3 1 6 Les Reken uit: 720 : 9 = 360 : 9 = 540 : 9 = 640 : 8 = 320 : 8 = 720 : 8 = 490 : 7 = 280 : 7 = 350 : 7 = Lesdoelen Getalbegrip: • verschillende betekenissen van getallen Rekenen t/m 1 000: • kiezen tussen kolomsgewijs rekenen en hoofdrekenen Materialen Geen getalbegrip optellen: kolomsgewijs of met hoofdrekenen 3 Wat betekenen deze getallen? Van plaatje naar rekentaal Hoeveel is het samen? a a d 3246 of b c g 3264? e ➔ Hoe reken je? b 4 De omtrek van de aarde is 40 000 km. h Van verhaal naar rekentaal a Frits koopt een computer voor ` 786 en een cd-speler voor ` 235. c Jaap koopt een boot voor ` 743 en een surfplank voor ` 598. b Vader rijdt de eerste dag van de vakantie 668 km en de tweede dag 571 km. d De fietsenwinkel verkoopt een fiets van ` 797 en één van ` 829. ➔ Hoe reken je? c 5 f Reken uit i Maak van elke rij ten minste één som met hoofdrekenen. Probeer van elke rij één som met hoofdrekenen te maken. ➔ Zijn deze getallen nauwkeurig? 2 547 + 765 = 762 + 238 = 693 + 428 = Reken uit Maak van elk rijtje één som onder elkaar (kolomsgewijs). De andere sommen reken je uit met hoofdrekenen. Denk bij het hoofdrekenen aan: splitsen, langs een rond getal, met teveel. 6 846 + 409 = 777 + 333 = 679 + 297 = 957 + 575 = 888 + 444 = 588 + 612 = Reken uit Kies uit splitsen en rekenen met teveel. 499 + 37 = * 240 + 220 = 356 + 237 = 376 + 238 = 325 + 215 = 325 + 99 = * 582 + 111 = * 738 + 547 = 630 + 295 = 2 738 + 590 = 3 928 + 1 631 = 1 255 + 3 845 = 1 548 + 2 332 = 3 975 + 5 450 = 3 482 + 3 280 = 4 350 + 3 425 = 2 745 + 2 755 = 4 565 + 1 980 = ➔ Hoe reken je de sommen met een * uit? 64 65 Kijktips • Begrijpt de leerling dat getallen verschillende betekenissen kunnen hebben? • Lukt het kolomsgewijs optellen? • Herkent de leerling sommen waarbij hij kan hoofdrekenen en kolomsgewijs optellen dus niet nodig is? 78 226190_HL6A.indb 78 03-08-2010 11:32:29 Lesbeschrijving 1 Wat betekenen deze getallen? Verschillende betekenissen van grote getallen Bekijk samen de afbeeldingen in het boek. Er staan ook getallen tussen boven de 10 000. De leerlingen hoeven deze getallen nog niet te kunnen uitspreken of schrijven. Dat wordt pas in een later stadium geoefend (vanaf blok 8). Het gaat nu om de verschillende betekenissen van getallen zoals: hoeveelheid (kardinaal), volgorde (ordinaal), naam, enz. a Een telefoonnummer is een naam voor dat nummer. Het heeft niets te maken met het aantal abonnees, of met een volgorde. b De bedragen op het bankafschrift geven aan om hoeveel geld het gaat (geven dus een hoeveelheid aan). c 40 000, de omtrek van de aarde, geeft het aantal kilometers aan (hoeveelheid). d Als bij b. 50 000 geeft het aantal kranten aan (hoeveelheid). e Als bij a. f Stappenteller geeft het aantal stappen aan dat gelopen is (hoeveelheid). g Als bij d. Het gaat om het aantal km’s. De auto heeft 32 525 km gereden, op de dagteller staat 133 km. De auto rijdt 15 km/u. h Het toevoegsel e duidt erop dat in de lange rij van inwoners, deze inwoner er als 100 000e bij komt. Het geeft de volgorde aan (ordinaal getal). i 65 000 is een kardinaal getal, het geeft aan hoeveel supporters in het stadion zitten. Mogelijke vragen: ➔ Wat zie je? Welke betekenis heeft het getal? Welk getal kan er staan? Zijn deze getallen nauwkeurig? De leerlingen geven hun mening. De telefoonnummers, de pincode en de bedragen op het bankafschrift kloppen natuurlijk precies. Maar zouden er precies 50 000 kranten gedrukt zijn? En weet iemand iets te vertellen over de afwijking bij kilometertellers? Is de omtrek van de aarde exact 40 000 km? En wat is er aan de hand met de 100 000e inwoner? Welke getallen zijn afgerond? (c omtrek aarde, d krantenoplage, i supporters) 2 Reken uit Optellen: kiezen tussen kolomsgewijs rekenen en hoofdrekenen (splitsen, langs een rond getal, met teveel) De leerlingen kiezen een strategie op basis van de getallen. Bij welke som is welke strategie handig? Daar moet de discussie over gaan. De hoofdrekenstrategieën zijn in blok 1 herhaald. Kijk eerst welke sommen je makkelijk kunt maken met hoofdrekenen. Laat zien hoe je rekent. Waarom is dit bij deze som een handige manier? Je mag een kladblaadje gebruiken om tussenantwoorden op te schrijven. Enkele voorbeelden: 499 + 37 reken je handig uit langs een rond getal: eerst 1 erbij en dan 36. 325 + 99 reken je handig uit met teveel: 100 erbij en dan 1 eraf. De som 582 + 111 kun je makkelijk uitrekenen met splitsen: 500 + 100 en 82 + 11. 376 + 238 kun je beter onder elkaar zetten en kolomsgewijs uitrekenen. 3 Van plaatje naar rekentaal Optellen in context ➔ Bedenk eerst de vraag. Welke som hoort erbij? Hoe reken je? Laat maar zien hoe je rekent op je kladblaadje of in je schrift. 4 Van verhaal naar rekentaal Optellen in context Bedenk eerst de vraag. Welke som hoort erbij? ➔ Hoe reken je? Laat maar zien hoe je rekent op je kladblaadje of in je schrift. 5 Reken uit Optellen: kiezen tussen kolomsgewijs rekenen en hoofdrekenen (splitsen, langs een rond getal, met teveel) Je mag verwachten dat de leerlingen uit elke rij ten minste één som kunnen vinden die ze kunnen maken met hoofdrekenen. Deze leerlingen proberen dit. Welke som kun je makkelijk uitrekenen met splitsen? (bijv. 762 + 238) Waarom die som? (700 + 200 = 900 en 62 + 38 = 100; samen 1 000) Wanneer is langs een rond getal handig? (als het eerste getal bijna rond is) Bij welke som kan dat? (zit er niet bij) Welke som reken je uit met teveel? (bijv. 679 + 297) Laat op het kladblaadje zien hoe je rekent. Je mag op het kladblaadje ook tussenantwoorden noteren. Veel leerlingen denken dat hoofdrekenen betekent dat je niets mag opschrijven. Het is belangrijk dat dit idee verdwijnt. Hoofdrekenen betekent rekenen met je hoofd. Dit in tegenstelling tot het latere cijferen. Je mag gerust af en toe een tussenantwoord noteren of een getallenlijntje gebruiken. 6 Reken uit (ezelsooropgave) Optellen t/m 1 000 met splitsen, met teveel Welke manier kies je? Waarom? Laat zien hoe je rekent op je kladblaadje of in je schrift. Afronding van de les Bedenk eens drie getallen waarvan je kunt vertellen dat ze niet nauwkeurig zijn. Noem dan drie getallen die precies kloppen. Vertel waarom ze wel/niet nauwkeurig (kunnen) zijn. les 7 op blz. 84 79 226190_HL6A.indb 79 03-08-2010 11:32:30 3 Les 8 Lesinhoud Vooraf Schrijf in cijfers: • zevenhonderd veertien • honderd zevenenzestig • achthonderd vijftig • tweeduizend driehonderd twaalf Reken uit: 80 + 50 = 70 + 60 = 90 + 80 = 60 + 50 = 3 1 100 – 2 = 300 – 4 = 600 – 9 = 500 – 3 = Les 8 Lesdoelen Reken uit: 300 + 800 = 700 + 600 = 500 + 700 = 400 + 900 = 1 000 – 3 000 – 6 000 – 5 000 – 3 000 + 2 000 = 4 000 + 5 000 = 6 000 + 3 000 = 2 000 + 7 000 = 1 000 – 20 = 3 000 – 40 = 6 000 – 90 = 5 000 – 30 = Meetkunde: plattegronden: • plattegrond kunnen lezen (route volgen, lokaliseren van straten en gebouwen met behulp van coördinaten en afstanden meten m.b.v. een schaallijn) 2= 4= 9= 3= Materialen • draad • liniaal • plattegrond van de omgeving (liefst meerdere) • teken- of ruitjespapier Tel vier getallen verder: • 987, 988, ... • 98, 99, ... • 498, 499, ... • 1 278, 1 279, ... plattegronden Wat zie je allemaal op deze kaart? 3 De kaart van ’s-Heerenberg. 3 Hoe groot is de afstand? Frits woont op de hoek van de Stokkumseweg en de Zeddamseweg (vak H10). Hij gaat naar het sportpark aan de Veenseweg (vak K9). Langs welke weg kan hij daar het snelst komen? in bVulHoeveel kilometer is dat? c Hoe lang is dat lopen? voor de middag na de middag voor de middag na de middag 0 13 23lang d Hoe is dat fietsen? a les 5 8 22 4 3.00 uur 15.00 uur uur 14.00 uur 21 Beantwoord de 15 vragen5.00 uur uur uur 21.00 uur 20 16 7.30 uur ligt de slotgracht uur van het kasteel. uur Aan eind van de Molenstraat 19 het 18 17 In welk vak ligt de slotgracht? 9.30 uur uur uur b In welk vak komt de Drieheuvelenweg uit op de Lengelseweg? cKleur In welk vak ligt de Marktstraat? 2 figuren die een oppervlakte hebben van 2 cm a les 7 5 5 14 a a b c d e les 766 In welke vakken zie je stukken van de grens met Duitsland? In welk vak vind je de meeste industrie? Welke doorgaande weg zie je in vak I9? Aan welke wegen ligt de begraafplaats? In welke vakken vind je het grootste sportpark? 7 d 5 cm op de kaart is 500 m in het echt e m in het echt 1 cm op de kaart is m in het echt 2 cm op de kaart is m in het echt 3 cm op de kaart is m in het echt 4 cm op de kaart is b j i b f 1 cm op de kaart is 100 1 mm op de kaart is 10 2 mm op de kaart is 3 mm op de kaart is 4 mm op de kaart is 5 mm op de kaart is 8 mm op de kaart is g m in het echt m in het echt m in het echt mk in het echt m in het echt m in het echt m in het echt les 9 Hoe lang zijn de wegen? 3 787 Verdeel eerlijk te verdelen dropslierten Welk gaat duizendvoud ligtsportterrein er het dichtst aan bij? de Veenseweg Frits naar het 4 138 6 000 les 9 ➜ wb blz. 36 op de plattegrond 6 cm + 8 mm Lengelseweg (I10, J10) cm + mm Ulenpasweg (I11, J10) cm + mm De Bongerd (J9, J10) 9 27 12 51 5 63 7 90 11 78 25 Teken drie rechthoeken m in het echt 600 m + 80 m = 680 m 69 36 226265_WB6_B3.indd 36 Kijktips • Kan de leerling aan de hand van gegeven coördinaten het juiste vak bepalen? • Kan de leerling met de juiste coördinaten aangeven in welk vak iets ligt? 08-06-2009 09:17:17 • Kan de leerling een afstand in cm met behulp van de schaallijn of een verhoudingstabel omrekenen naar meters? 80 226190_HL6A.indb 80 aantal kinderen 53 Hoe lang zijn de wegen? Zeddamseweg (H9, H10) 68 23.30 uur c elk getal dezelfde aGeefWelke route volgt kleur hij? als het duizendvoud dat er het dichtst bij ligt. b Hoe ver is dat fietsen? 4 112 3 872 6 123 2 981 6 185 5 626 c Bij slecht weer brengt zijn vader hem met de auto. Welke route neemt vader? 3 000 4 000 5 000 les 8 7 18.30 uur 500 m 2 cm2 h Verken de kaart a c b 0m Maak vast aan de getallen Waar liggen de getallen onge Reken met de schaallijn a 2 les 9 03-08-2010 11:32:33 Lesbeschrijving 4 Beantwoord de vragen 1 Wat zie je allemaal op deze kaart? Plattegrond lezen Verken samen de kaart (plattegrond) van ’s-Heerenberg. Mogelijke vragen: Waar gaat de plattegrond over? Wat zie je? (een deel van een stad, straten, wijken, grondgebruik in ’s-Heerenberg) Staan er ook gebouwen op? Bomen? Wat betekenen de letters G, H, t/m K en de getallen 9 t/m 12 langs de rand? (de letters geven een kolom aan, de cijfers een rij; hiermee kun je een vak aan­ duiden) Wie kan H10 aanwijzen? Welke straten liggen er in J11? Waarom zouden A t/m F ontbreken? En 1 t/m 8? (in het rekenboek staat een fragment van een grotere kaart) Wat betekenen de kleuren? (in de legenda staat voor vrijwel elke kleur en ieder symbool een verklaring) Welke kleur heeft het bos of park? (groen) Wat betekent oranje? (bebouwd, woningen) Blauw staat niet in de legenda, ik zie wel blauw op de kaart, in vak G11. Wat zou dat kunnen zijn? (water) En die witte lijnen? (dat zijn de straten) 2 Verken de kaart 3 Hoe groot is de afstand? Afstanden meten op een plattegrond m.b.v. een schaallijn Bespreek eerst met de leerlingen de mogelijke routes. Besteed aandacht aan de manier waarop je dit kunt verwoorden. Gebruik termen als linksaf, rechtsaf, rechtdoor. Van één door de leerlingen gekozen route wordt de lengte gemeten. Dat kan door elk recht stukje in mm nauwkeurig te meten en deze lengten op te tellen. Het kan ook door een draad over de route te leggen en deze daarna te strekken over de liniaal. Misschien komen de leerlingen nog met andere suggesties. Vertaal vervolgens met de leerlingen de afstand op de kaart naar de werkelijke afstand. Hiervoor gebruikt u de schaallijn. De leerlingen maken hierbij gebruik van de verhoudingstabel die ze al vaker hebben gebruikt. afstand in werkelijkheid 5 Reken met de schaallijn Afstanden meten op een plattegrond m.b.v. een schaallijn 5 cm op de kaart is in het echt 500 m. En als je nou 1 cm meet? Hoe ver is dat in het echt? (100 m) Hoe weet je dat? (delen, met een verhoudingstabel) 6 Frits gaat naar het sportterrein aan de Veenseweg Routes bepalen Wat is een korte route met de fiets? Is dat een veilige route? Welke route zou vader met de auto kunnen nemen? Waarom is dat handig? 7 Hoe lang zijn de wegen? (WB) Plattegrond lezen Bespreek de vragen in het rekenboek. afstand op de kaart Plaats bepalen met coördinaten Oefen met leerlingen die dit moeilijk vinden nog even met het plaats bepalen op de kaart. Bijv. H11, hoe kun je dat vinden? (eerst de kolom zoeken, dan de rij, dan waar ze samenkomen) Zoek eens op, vak J10, welke grote weg loopt daar? (Lengelseweg) Door welke vakken loopt deze weg nog meer? (K10, I10, H10) Zie je de Veenseweg, vlak onder de naam ’s-Heerenberg? Welk vak is dat? Zoek eerst op in welke kolom (K) en dan de rij (9). 1 cm ... ... ... ... ... ... ?m Afstanden op een plattegrond opmeten en dan omrekenen naar de werkelijkheid m.b.v. een schaallijn Hoe lang is de weg? Hoe meet je? (met draadje, liniaal) Hoeveel in het echt? Zet het in de tabel. Afronding van de les Laat leerlingen in tweetallen vragen en opdrachten bedenken bij een plattegrond uit hun eigen omgeving. Een ander tweetal beantwoordt de vragen. Daarna wisselen. Een andere mogelijkheid is dat leerlingen (in groepjes) zelf een kaart maken van de naaste omgeving. Laat de kaart kleuren en er een legenda bij maken. Het gaat niet om de precisie van de kaart, maar om een globaal idee. Kunnen ze er ook een schaallijn bij maken? Ook voor het vinden van de tijd die nodig is om naar het sportpark te lopen of fietsen, kan gebruik worden gemaakt van een verhoudingstabel. les 9 en 10 op blz. 84-85 81 226190_HL6A.indb 81 03-08-2010 11:32:33 3 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10 Les 2 1 Weet je nog? Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 Rond eerst af naar een duizendvoud of een (vijf)honderdvoud. Tel dan op. Hoeveel is het ongeveer? Les 4 1 Weet je nog? Kolomsgewijs optellen Schrijf onder elkaar en reken uit. Eerst de honderdvouden, dan de tienvouden en ten slotte de eenheden. Daarna alles hoofdrekenend optellen. (rijgen in het hoofd) 2 Maak vast aan de getallenlijn (WB) Schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de getallenlijn Van waar tot waar gaat de lijn? Welke getallen horen bij de streepjes? Waar komen de getalkaarten ongeveer? 3 Hoeveel kost het samen ongeveer? Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 Rond de getallen eerst af. Tel dan op. Hier gaat het om afrondingen op honderdvouden en duizend­ vouden. 4 Welke sommen passen bij deze schatting? Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 Rond af naar een duizendvoud, schrijf de duizend­ vouden op en tel op. 5 Welk getal ligt in het midden? (WB) (uit 2.1) Plaatsen van getallen t/m 10 000 op de getallenlijn Welke getallen zie je op de lijn? Hoe groot is de sprong tussen die twee getallen? Welk getal ligt precies in het midden tussen de twee getallen? 6 Reken uit op jouw manier (uit 1.3) Aftrekken t/m 1 000 met basisstrategieën (rijgen en splitsen) en variastrategieën (aanvullen, met teveel) Kijk goed naar de getallen. Welke manier is handig bij welke som en waarom? Denk aan rijgen, splitsen, aanvullen en met teveel. Wie ziet een som die je makkelijk kunt uitrekenen met splitsen? (bijv. 548 – 120) Waarom kan dat? (48 – 20 kun je zo van elkaar aftrekken) Bij welke som is aanvullen handig? (bijv. 318 – 297) Welke som kun je makkelijk uitrekenen met teveel? (bijv. 546 – 198) Als je geen handige manier ziet, ga je rijgen. 7 Reken uit (uit 1.6) 2 Van verhaal naar rekentaal Optellen in context Bedenk eerst de vraag. Welke som hoort daarbij? Hoe reken je? Laat zien hoe je rekent op een kladblaadje of in je schrift. 3 Van plaatje naar rekentaal Optellen in context Bedenk eerst de vraag. Welke som hoort daarbij? Hoe reken je? Laat zien hoe je rekent op een kladblaadje of in je schrift. 4 Reken uit (kolomsgewijs) Kolomsgewijs optellen Schrijf onder elkaar en reken kolomsgewijs. Laat zien hoe je rekent op een kladblaadje of in je schrift. 5 Reken uit (uit 1.6) Vermenigvuldigen met basisstrategie (splitsen) of variastrategie (met teveel) Reken uit op jouw manier. Denk aan splitsen en met teveel. Kijk goed naar de getallen. Wanneer is splitsen handig (bijv. 7 × 42) en wanneer rekenen met teveel? (bijv. 8 × 39) Waarom? Laat zien hoe je rekent op een kladblaadje of in je schrift. Reken uit met splitsen. Splitsen is de basisstrategie. Het is belangrijk dat leerlingen deze strategie goed begrijpen en vlot kunnen toepassen. Gaat dat goed, neem dan nog een keer de tijd om de variastrategie met teveel opnieuw onder de aandacht te brengen bij deze leerlingen en kijk of ze deze nu oppikken. 6 Maak tangramfiguren (uit 12.8) Construeren met behulp van tangram Het werken met tangrammen is in groep 5 geoefend. Gebruik het kopieerblad of echte tangrammen om de figuren te laten leggen. Delen met rest en zonder rest in formele notatie 27 : 4: aan welke keersom denk je? 6 × 4 = 24, 7 × 4 = 28. Je kunt er dus niet 7 × 4 afhalen. Wel 6 × 4. Blijft er iets over? Rekenfiguurtje: 403 : 4, 100 keer 4 eraf, dan heb ik 3 over. 8 Hoeveel tegels heb je nodig? (WB) (uit 2.8) Bepalen van oppervlakte en omtrek Teken eerst de tegels. Elke tegel is 1 m breed. Kleur dan de omtrek, hoeveel sluitbanden nodig? 82 226190_HL6A.indb 82 03-08-2010 11:32:33 7 Reken uit (uit 11.1 en 1.3) Aftrekken t/m 1 000: kiezen uit basisstrategieën (rijgen en splitsen) of variastrategieën (aanvullen, met teveel) Kijk goed naar de getallen. Welke strategie kies je bij welke som en waarom? Denk aan rijgen, splitsen, aanvullen en met teveel. Laat zien hoe je rekent. Welke som kun je makkelijk uitrekenen met splitsen? (bijv. 435 – 112) Waarom? (35 – 12 kun je makkelijk van elkaar aftrekken) Wanneer is aanvullen handig? (als de getallen dicht bij elkaar liggen) Bij welke som kan dat? (bijv. 412 – 392) Welke som reken je uit met teveel? (bijv. 673 – 299) Wanneer je geen handige strategie ziet, dan ga je rijgen. Je mag gerust tussenantwoorden noteren. 8 Minder en meer (WB) (uit 2.3) Verder- en terugtellen tot 10 000 in sprongen van 1, 10 en 100 1 erbij, 10 erbij, 100 erbij. En 1 eraf, 10 eraf en 100 eraf. Les 5 1 Welke schatting past het best bij de som? (WB) Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 Eerst de getallen afronden op (vijf)honderdvouden of duizendvouden. Dan optellen. Kleur de vakken die bij elkaar horen. (bijv. 543 + 140) Waarom? (43 + 40 kun je makkelijk bij elkaar optellen; niet over honderdvoud) Wanneer is aanvullen handig? (bij aftrekken, als de getallen dicht bij elkaar liggen) Bij welke som kan dat? (bijv. 319 – 298) Welke som reken je uit met teveel? (ook bijv. 319 – 298 of 278 + 199) Wanneer je geen handige manier ziet, ga je rijgen. Rekenfiguurtje : de som 1 278 – 1 199 is handig uit te rekenen met aanvullen, 1 erbij is 1 200 en nog 78. Dus 79. 6 Reken uit (uit 11.3 en 1.6) Vermenigvuldigen met basisstrategie (splitsen) en variastrategieën (met teveel en ombouwen) Kijk goed naar de getallen. Welke strategie kies je bij welke som en waarom? Denk aan splitsen, met teveel en ombouwen. Laat zien hoe je rekent. Welke som kun je makkelijk uitrekenen met splitsen? Waarom? Wanneer is met teveel handig? Bij welke som kan dat? Welke som reken je uit ombouwen? Reken de eerste twee rijen uit met splitsen. Splitsen is de basisstrategie. Het is belangrijk dat leerlingen deze strategie goed beheersen (begrijpen en vlot kunnen toepassen). Gaat dat goed, neem dan nog een keer de tijd om de variastrategieën opnieuw onder de aandacht te brengen bij deze leerlingen en kijk of ze deze nu oppikken. 7 Van verhaal naar rekentaal (uit 2.6) 2 Hoeveel kost het ongeveer? Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 in context Welke som? Rond de getallen eerst af. Duizend­ vouden of (vijf)honderdvouden. Reken dan uit. 3 Maak vast aan de getallenlijn (WB) Schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de getallenlijn Van waar tot waar gaat de lijn? Welke getallen horen bij de streepjes? Waar komen de getallen ongeveer? Vermenigvuldigen en delen met grote ronde getallen naar analogie, in context Bedenk eerst de vraag. Welke som hoort daarbij? Ga je vermenigvuldigen of delen? Aan welke hulpsom denk je? 8 Vul in (WB) (uit 1.8) Tijd (omzetten van analoge naar digitale tijd) Hoe laat is het na de middag? (voor de middag?) Op de digitale klok is het na de middag twaalf uur later. 4 Reken uit onder elkaar (kolomsgewijs) Kolomsgewijs optellen Schrijf onder elkaar en tel op. Eerst de honderd­ vouden, dan de tienvouden, dan de eenheden. Ten slotte hoofdrekenend de tussenantwoorden bij elkaar optellen (rijgend in het hoofd). 5 Reken uit op jouw manier (uit 12.1 en 1.3) Optellen en aftrekken t/m 1 000 met basisstrategieën (rijgen en splitsen) en variastrategieën (aanvullen, met teveel) Kijk goed naar de getallen. Welke strategie kies je bij welke som en waarom? Denk aan rijgen, splitsen, aanvullen en met teveel. Laat zien hoe je rekent. Welke som kun je makkelijk uitrekenen met splitsen? 83 226190_HL6A.indb 83 03-08-2010 11:32:33 3 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10 Les 7 1 Weet je nog? Optellen t/m 1 000: kiezen tussen kolomsgewijs rekenen en hoofdrekenen Welke som kun je uitrekenen met splitsen? Welke som reken je uit langs een rond getal? Welke som reken je handig uit met teveel? De leerlingen moeten in staat zijn om in elke rij wel 2 sommen te vinden die ze kunnen maken met hoofdrekenen. Het is belangrijk dat ze goed leren kijken naar de getallen. De andere sommen rekenen ze uit onder elkaar, kolomsgewijs. Deze leerlingen proberen ook zoveel mogelijk sommen met hoofdrekenen te maken maar daarbij ligt de lat wat lager en kunnen we tevreden zijn met één som per rij. De andere sommen worden onder elkaar uitgerekend, kolomsgewijs. 2 Van plaatje naar rekentaal Optellen t/m 1 000 in context Welke som hoort bij het plaatje? Hoe reken je? Laat zien hoe je rekent op een kladblaadje of in je schrift. 3 Reken uit Optellen t/m 1 000: kiezen tussen kolomsgewijs rekenen en hoofdrekenen Welke som kun je uitrekenen met splitsen? Welke som reken je uit langs een rond getal? Welke som reken je handig uit met teveel? Ook hier is weer het onderscheid tussen zon en smiley: van de zon verwachten we een grotere getalgevoeligheid en daarmee meer sommen die ze met hoofdrekenen kunnen maken. 4 Reken uit (uit 1.6) Delingen als 265 : 5 m.b.v. splitsen Denk aan sinaasappels in netten. 5 in een net. Je hebt 265 sinaasappels. Hoeveel netten kan ik vullen? 10? 20? 30? Enz. Laat de leerlingen ervaren dat 50 netten vullen wel lukt, maar 60 netten lukt niet. Nog sinaasappels over? Welke splitsing hebben we gemaakt? (265 splitsen in 250 en 15) Welke sommen horen daarbij? (250 : 5 en 15 : 5) 5 Kleur figuren die een oppervlakte hebben van 2 cm2 (WB) (uit 2.8) Bepalen van oppervlakte Welke figuren zijn precies 2 cm2? Hoe tel je handig? Hoeveel hokjes naast elkaar? Hoeveel onder elkaar? Wat doe je met de driehoeken? 6 Welk duizendvoud ligt er het dichtst bij? (WB) (uit 1.1) Afronden van getallen naar het dichtstbijzijnde duizendvoud Denk aan de getallenlijn. Bij welk duizendvoud ligt het getal in de buurt? 7 Reken uit (uit 12.3 en 1.6) Vermenigvuldigen met basisstrategie (splitsen) en variastrategie (met teveel) Kijk goed naar de getallen. Welke sommen reken je uit met splitsen? Welke met teveel? Waarom? Laat zien hoe je rekent. In je schrift of op een kladblaadje. Reken de eerste drie rijen uit met splitsen. Splitsen is de basisstrategie. Het is belangrijk dat leerlingen deze strategie in ieder geval beheersen. Gaat dat goed, neem dan nog een keer de tijd om de variastrategieën opnieuw onder de aandacht te brengen bij deze leerlingen en kijk of ze deze nu oppikken. Les 9 1 Weet je nog? Afstanden op een plattegrond omrekenen naar de werkelijkheid m.b.v. een schaallijn Leerlingen die het niet meteen zien, kunnen de afstanden in een verhoudingstabel zetten. 2 Hoeveel meter is het rondje? Afstanden op een plattegrond opmeten en dan omrekenen naar de werkelijkheid m.b.v. een schaal­ lijn Hoe meet je? (met de liniaal elk recht stukje in mm meten, alle stukjes optellen; een draadje op de route leggen, dan het draadje langs een liniaal leggen en opmeten) 3 Meet de afstanden in meters Afstanden op een plattegrond opmeten en dan omrekenen naar de werkelijkheid m.b.v. een schaal­ lijn Eerst meten, dan omrekenen. Gebruik een verhoudingstabel. 4 Maak vast aan de getallenlijn (WB) (uit 2.1) Schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de getallenlijn Van waar tot waar gaat de lijn? Welk getal hoort bij het streepje? Waar komen de getallen ongeveer? 5 Van verhaal naar rekentaal (uit 1.3) Aftrekken in context Welke som? Hoe reken je handig? 6 Verdeel eerlijk (WB) (uit 12.6 en 1.6) Delen met en zonder rest in formele notatie Welke keersom past erbij? Is er een rest? 84 226190_HL6A.indb 84 03-08-2010 11:32:34 7 Teken drie rechthoeken met een omtrek van 12 m (WB) (uit 11.8 en 1.8) Maken van figuren met een verschillende oppervlakte bij een gegeven omtrek Elke cm is 1 m. Maak rechthoeken met een omtrek (hek eromheen) van 12 meter. 7 Ontwerp een kaart (WB) Plaats bepalen op plattegrond met coördinaten Wat teken je? In welk(e) vak(ken)? Les 10 1 Welke schatting past het best bij de som? (WB) Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 Hoe reken je? (met afgeronde getallen) Hoe rond je af? Wat is het dichtstbijzijnde ronde getal? Afronden op (vijf)honderdvouden en duizendvouden. Dan optellen. Kleur de vakken die bij elkaar horen. 2 Hoeveel hebben ze samen ongeveer? Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 in context Maak er eerst een rond getal van. Afronden op (vijf)honderdvouden of duizendvouden. Tel dan op. 3 Reken uit onder elkaar (kolomsgewijs) Kolomsgewijs optellen; hoofdrekenen Schrijf onder elkaar en tel op. Begin met de honderdvouden, dan de tienvouden en ten slotte de eenheden. Tel daarna de tussenantwoorden hoofdrekenend op. 4 Kies telkens twee voorwerpen Optellen in context Welke som? Hoe reken je? Hoofdrekenen of kolomsgewijs? 5 Van plaatje naar rekentaal Optellen t/m 1 000 in context Welke som? Laat zien hoe je rekent, kolomsgewijs of hoofdrekenen. 6 Reken uit Optellen t/m 1 000: kiezen tussen kolomsgewijs rekenen en hoofdrekenen Welke som kun je uitrekenen met splitsen? (bijv. 847 + 330) Welke som reken je handig uit langs een rond getal? (geen één) Welke som reken je handig uit met teveel? (bijv. 587 + 698) We verwachten hier een grotere getalgevoeligheid. De leerlingen zouden van elke rij ten minste één som moeten vinden die ze kunnen maken met hoofd­ rekenen. Hier wordt gestimuleerd om te proberen van elke rij één som met hoofdrekenen te maken. De andere sommen worden onder elkaar uitgerekend, koloms­ gewijs. 85 226190_HL6A.indb 85 03-08-2010 11:32:34 3 Toets Blokdoelen Blokdoelen Les Toetsopgave Weeropgave Getalbegrip: • schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de getallenlijn • verschillende betekenissen van grote getallen 1 6 3 geen 5-6 geen 1 1-2 1-2-3-4 3 6 4 5-6 9 10 8 7 geen Schatten: • schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 Rekenen t/m 1 000: • kolomsgewijs optellen • sommen herkennen waarbij je kunt hoofdrekenen; kiezen tussen kolomsgewijs rekenen en hoofdrekenen Meetkunde, plattegrond: • plattegrond kunnen lezen (route volgen, lokaliseren van straten en gebouwen met behulp van coördinaten en afstanden meten m.b.v. een schaallijn) Schriftelijk Les 1 Weeropgave 1, 2, 3, 4 6 a 1 3 naam Welke schatting past het best bij de som? Geef de vakken die bij elkaar passen dezelfde kleur. (r = rood, g = geel, b = blauw, gr = groen) a 514 + 988 r 482 + 1 911 g 993 + 1 006 b 501 + 1 498 b 1 000 + 1 000 b 500 + 1 000 r 500 + 1 500 b 500 + 2 000 g 1 500 b 2 3 r 2 500 r 989 + 515 5 000 Les 1 Weeropgave 5, 6 Antwoorden Toets blad 1 b g 1 427 + 578 1 500 2 000 g r b 3 517 + 1 479 6 000 1 000 b 1 489 + 4 522 gr 2 000 gr g Hoeveel hebben ze samen ongeveer? a Marcelle heeft ` 493 en Mattijn heeft ` 512. Samen hebben ze ongeveer ` 1 000 b Achmed heeft ` 1 521 en Yamin heeft ` 4 482. Samen hebben ze ongeveer ` c Janneke heeft ` 2 978 en Thijs heeft ` 2 037. Samen hebben ze ongeveer ` d Merijn heeft ` 6 023 en Joan heeft ` 2 974. Samen hebben ze ongeveer ` 6 000 5 000 9 000 Maak vast aan de getallenlijn a 5 000 7 000 5 248 b 5 900 6 245 6 752 3 000 7 000 4 990 5 552 6 990 Rekenrijk 6a © Noordhoff Uitgevers bv 3 501 47 86 226251_RR_KM_6a_Toets_antw.indd 226190_HL6A.indb 86 47 03-08-2010 09:48:27 03-08-2010 11:32:35 Beslissingsregels Opgave Diagnose en Hulp Weer (voldoende) Meer (goed) Bijbehorende Weeropgave 1 en 2 > 2 fout 1 of 2 fout 0 fout 1 t/m 4 3 > 1 fout 1 fout 0 fout 5 en 6 4 > 1 fout 1 fout 0 fout 9 5 en 6 > 1 fout 1 fout 0 fout 10 7 > 1 fout 1 fout 0 fout geen 3 6 a 4 naam Reken uit (kolomsgewijs) 543 + 723 = 863 + 654 = 5 Antwoorden Toets blad 2 1 266 1 517 564 + 632 = 976 + 398 = 1 196 1 374 926 + 576 = Les 3 Weeropgave 9 1 085 1 502 Van verhaal naar rekentaal a Mevrouw Oran koopt een boormachine van 174 euro en een werkbank van 268 euro. som: Les 6 Weeropgave 10 b Mevrouw Krook koopt een computer van 876 euro en een printer van 99 euro. 174 + 268 = 442 som: antwoord: 442 euro 6 638 + 447 = 876 + 99 = 975 antwoord: 975 euro Reken uit Welke sommen kun je maken met hoofdrekenen? Reken alleen die uit. 536 + 748 = 753 + 247 = 698 + 426 = Rekenrijk 6a © Noordhoff Uitgevers bv 7 1 284 1 000 1 124 946 + 311 = 333 + 444 = 569 + 298 = 1 257 777 867 586 + 714 = 968 + 586 = 777 + 444 = 1 300 1 554 1 221 Gebruik de kaart Les 8 geen Weeropgave a In welk vak ligt de Trompstraat? In vak b In welk vak ligt het station? In vak D2 B2 A1 In welk vak ligt Industrieterrein Hoogeind? In vak C2 c In welk vak ligt het Elkerliek Ziekenhuis? In vak d 48 87 226251_RR_KM_6a_Toets_antw.indd 226190_HL6A.indb 87 48 03-08-2010 09:48:29 03-08-2010 11:32:38 3 Diagnose Materialen Kijktips • getalkaarten • Kan de leerling aangeven waar de duizend­ vouden liggen? • Weet de leerling bij welk duizendvoud een getal in de buurt ligt? Diagnose per doel Getalbegrip: rekenen t/m 1 000 Kan de leerling uitkomsten schatten van optellingen tot 10 000? Neem opgave 1 van de toets als uitgangspunt voor het gesprek. Wat moet je doen? (schatten, kleuren wat bij elkaar past) Lees maar voor (514 + 988) Hoe schat je? (eerst afronden) Met welke getallen reken je? (500 en 1 000) Hoeveel ongeveer? (1 500) Bespreek zo nog enkele sommen bij a. Bekijk dan b. Nu moet je zelf afronden, 989 + 515, met welke getallen ga je rekenen? (1 000 + 500 = 1 500) Neem dan toetsopgave 2 erbij. Lees maar voor. Welke som? (493 + 512) Hoe reken je? Lukt dat niet vlot: hoeveel is 493 ongeveer? (500) En 512? (500) Hoeveel is dat samen? (1 000) Zo ook met 1 521 + 4 482. Zo nodig: bij welk rond getal ligt 1 521 in de buurt? En 4 482? Neem op deze manier nog enkele optelsommen door, tot de diagnose duidelijk is. Kijktips • Kan de leerling getallen afronden op duizendvouden? • Lukt het ook af te ronden op (vijf)honderd­ vouden? • Kan de leerling optellen met duizendvouden en (vijf)honderdvouden? Kan de leerling getallen tot 10 000 schattend plaatsen op de getallenlijn? Neem opgave 3 van de toets als uitgangspunt voor het gesprek. Welke getallen zie je staan? (5 000 en 7 000) Hoe groot is die sprong? (2 000) Welk getal staat daar midden tussen? (6 000) Schrijf het er maar bij. Wijs dan een getalkaartje aan. Welk getal zie je? (5 248) Ligt dat tussen 5 000 en 6 000 of tussen 6 000 en 7 000? (5 000 en 6 000) Waar ligt het dichterbij? (5 000) Bespreek zo ook de andere getallen. Kan de leerling kolomsgewijs optellen? Neem de sommen uit toestopgave 4 als startpunt voor het gesprek. Lees deze som eens voor. (543 + 723 =) Zet de getallen onder elkaar. Hoe reken je? Wanneer het niet lukt: kun je 543 splitsen in honder­ den, tienen en enen? En kun je 723 splitsen? Nu optellen. Begin je met de honderden of met de enen? Schrijf de tussenantwoorden maar onder elkaar en reken de som uit. Neem op deze manier nog enkele sommen door tot de diagnose duidelijk is. Kijktips • Noteert de leerling de sommen juist onder elkaar? • Werkt de leerling bij het kolomsgewijs rekenen van links naar rechts of van rechts naar links? • Kan de leerling getallen splitsen in honderdvouden, tienvouden en eenheden? • Kan de leerling respectievelijk de honderdvouden, tienvouden en eenheden bij elkaar optellen? • Lukt het hoofdrekenend bij elkaar optellen van de tussenantwoorden? Kan de leerling sommen herkennen waarbij hij kan hoofdrekenen; kiezen tussen kolomsgewijs rekenen en hoofdrekenen? Neem opgave 6 als uitgangspunt voor het gesprek. Kijk eerst welke sommen je makkelijk kunt maken met hoofdrekenen. Welke strategie kies je bij welke som? Waarom is dat bij deze som een handige manier? Zie je een som die je kunt uitrekenen met splitsen? (bijv. 946 + 311 of 333 + 444) Waarom kun je daar splitsen? (honderden kun je in één keer bij elkaar optellen en 46 + 11 ook: het tienvoud of honderdvoud wordt niet overschreden) Hoe reken je? Laat maar zien. Zie je een som die je kunt uitrekenen langs een rond getal? (bijv. 698 + 426) Hoe reken je? Laat maar zien. Je mag een kladblaadje gebruiken om tussenant­ woorden op te schrijven. Hoe zie je dat je bij die som kunt rekenen langs een rond getal? (eerste getal bijna rond) 88 226190_HL6A.indb 88 03-08-2010 11:32:39 Zie je ook een som die je kunt uitrekenen met teveel? (bijv. 569 + 298) Hoe gaat dat, kun je dat uitleggen? Laat maar zien. Je mag een kladblaadje gebruiken om tussenantwoorden op te schrijven. Bij welke sommen zou je onder elkaar willen reke­ nen, kolomsgewijs? Kun je er een of twee aanwijzen? (bijv. 968 + 586 of 536 + 748) Kijktips • Kan de leerling aangeven waarom een manier bij een bepaalde som handig is? • Past de leerling de manier goed toe? Meetkunde: plattegrond Kan de leerling een plattegrond lezen (route volgen, lokaliseren van straten en gebouwen met behulp van coördinaten en afstanden meten m.b.v. een schaallijn)? Neem toetsopgave 7 als startpunt voor het gesprek. Wat moet je doen? (op de kaart kijken waar iets ligt en dan het vak benoemen) Kun je aanwijzen waar de windas ligt? En hoe heet dat vak? Waar kijk je dan naar? Kun jij vak D2 aanwijzen? En C4? Kijktips • Kan de leerling aan de hand van gegeven coördinaten het juiste vak bepalen? • Kan de leerling met de juiste coördinaten aangeven in welk vak iets ligt? 89 226190_HL6A.indb 89 03-08-2010 11:32:40 3 Hulp Hulp per doel Rekenen t/m 1 000 De leerling heeft problemen met het schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 Bij problemen met het optellen en/of aftrekken met honderd- en duizendvouden, zie suggesties voor hulp blok 2. Bij problemen met de structuur van de telrij tot 10 000 zie suggesties voor hulp blok 2. Afronden op honderdvouden, (vijf)honderdvouden en duizendvouden In tweetallen: Schrijf een aantal getallen op kaartjes. Eén leerling leest het getal voor. De andere leerling zegt hoeveel het ongeveer is. Steeds afronden op een (vijf-) honderdvoud of een duizendvoud. Bijv.: 496, 3 100, 6 890, 392, 2 030, 8 430, 4 392, enz. Lees deze som maar voor (390 + 498 is ongeveer ...). 390, hoeveel is dat ongeveer? Schrijf er maar onder. En 498, hoeveel ongeveer? Schrijf er ook maar onder. Op papier staat nu recht onder elkaar: 390 + 498 is ongeveer ... 400 + 500 = ... Reken nu de som maar uit. Welke som vind je gemakkelijker? Uitrekenen of schatten? Bij schatten reken je met afgeronde getallen. Idem met de volgende sommen: 390 + 499 is ongeveer 599 – 201 is ongeveer 295 + 416 is ongeveer 709 – 112 is ongeveer 298 + 592 is ongeveer 8 999 – 5 005 is ongeveer In drietallen: Schrijf een aantal sommen op kaartjes. Eén leerling leest de som voor. Een tweede rondt beide getallen af en schrijft de nieuwe som eronder. Een derde rekent de som uit. Steeds wisselen. Hulpbladen De leerling heeft problemen met kolomsgewijs optellen Bij kolomsgewijs optellen kan zowel van links naar rechts als van rechts naar links worden gewerkt. De hulp wordt gestart met het werken van links naar rechts. Bij de overgang naar het cijferen (in blok 4) wordt ook van rechts naar links gewerkt. Lees deze som eens hardop. (536 + 258 =) Zet de getallen onder elkaar. Hoe kun je 536 splitsen? (500 + 30 + 6) En 285? (200 + 80 + 5) Schrijf de splitsingen maar apart op. Onder elkaar. Nu moet je optellen. Begin maar met de honderden. Welke som? (500 + 200 = 700) Schrijf maar op. En dan? (30 + 80 = 110 en 6 + 5 = 11) Schrijf de tussenantwoorden bij de som. Al pratend komt op papier: 536 = 500 + 30 + 6 285 = 200 + 80 + 5 500 + 200 = 30 + 80 = 6 + 5 = 536 285 + 700 110 11 Hoeveel is het nu samen? (821) Het is de bedoeling dat de leerling de tussenantwoorden hoofdrekenend bij elkaar optelt: 700 + 110 = 810 en nog 11, dat is 821. Nu deze. Lees maar voor. (473 + 349 =) Zet de getallen onder elkaar. Eerst splitsen. Hoe splits je 473? (400 + 70 + 3) En hoe splits je 349? (300 + 40 + 9) Schrijf de splitsingen maar weer apart op, onder elkaar. Nu optellen. Begin maar bij de honderden. Welke som? (400 + 300 = 700) En dan? (70 + 40 = 110 en 3 + 9 = 12) Schrijf de hulpsommen en de tussenantwoorden weer bij de som. Al pratend komt op papier: 473 = 400 + 70 + 3 349 = 300 + 40 + 9 400 + 300 = 70 + 40 = 3 + 9 = 473 349 + 700 110 12 Reken de som nu maar uit. (700 + 110 = 810 en nog 12, dat is 822) Maak zo nog enkele optelsommen. Bijv.: 536 + 321 = 783 + 442 = In een volgend lesmoment de splitsing en de hulpsommen niet meer opschrijven. Lees deze som eens voor. (579 + 754 =) Zet de getallen onder elkaar. Tel op, begin bij de honderden. Welke som? (500 + 700 = 1 200) Schrijf het antwoord maar vast op. En dan? (70 + 50 = 120 en 9 + 4 = 13) Schrijf er maar onder. Reken nu de som maar uit. (1 200 + 120 = 1 320 en dan nog 13, dat is 1 333) 579 754 + 1 200 120 13 + 1 333 Maak zo nog enkele sommen: 561 + 648 = 872 + 385 = 709 + 443 = 276 + 954 = Hulpbladen 90 226190_HL6A.indb 90 03-08-2010 11:32:40 De leerling heeft problemen met sommen herkennen waarbij je kunt hoofdrekenen; kiezen tussen kolomsgewijs rekenen en hoofdrekenen a Kiezen tussen splitsen of kolomsgewijs optellen Schrijf op: 433 + 266 =. Lees deze som eens voor. Hoe reken jij? Zo nodig: probeer het eens met splitsen. Welke hulpsommen maak je? (400 + 200 en 33 + 66) Hoeveel is 400 + 200? (600) Zet gelijk met het stellen van deze vraag een streep onder de 4 en de 2. En hoeveel is 33 + 66? (99) Zet gelijk met het stellen van deze vraag een golflijntje onder de 33 en de 66. Wat is nu het antwoord op de som? Schrijf er maar achter en lees maar op: 433 + 266 = ... → 433 + 266 Zo ook 446 + 221 =. Geef dan drie optellingen: 582 + 605 = 764 + 387 = 435 + 745 = Welke kun je ook uitrekenen met splitsen? Geef zo nog een aantal keer drie opgaven, waarvan er steeds één of twee opgelost kunnen worden met splitsen. Bijv.: 764 + 517 = 764 + 512 = 452 + 341 = b Kiezen tussen rekenen met teveel of kolomsgewijs optellen Schrijf op 452 + 299 = Lees deze som eens voor. Hoe reken jij? Zo nodig: kun jij deze som uitrekenen met teveel? Hoe reken je dan? Zo nodig: welk getal is bijna een rond getal? (299 is bijna 300) Als je er een rond getal bij optelt, wat moet je daarna nog doen? (1 eraf) Geef dan drie optellingen: 884 + 399 =, 756 + 345 = 356 + 798. Welke kun je ook met teveel uitrekenen, net als 452 + 299 =? Geef zo nog een aantal keer drie opgaven, waarbij er steeds één of twee opgelost kunnen worden met teveel. Bijv.: 157 + 799 = 157 + 688 = 517 + 498 = c Kiezen tussen rekenen langs een rond getal of kolomsgewijs optellen Schrijf op 299 + 112 =. Lees deze som eens voor. Hoe reken jij? Zo nodig: kun jij deze som uitrekenen langs een rond getal? Hoe reken je dan? Zo nodig: kom je langs een rond getal? Spring daar eerst maar naar toe. Hoeveel moet er dan nog bij? Geef dan drie optellingen: 398 + 435 = 699 + 345 = 756 + 568 = Welke kun je ook uitrekenen langs een rond getal, net als 299 + 112 =? Geef zo nog een aantal keer drie opgaven, waarbij er steeds één of twee opgelost kunnen worden met rekenen langs een rond getal. Bijv.: 698 + 219 = 568 + 783 = 399 + 524 = Schrijf tot slot onderstaande opgaven op. 547 + 698 = 674 + 848 = 525 + 645 = 478 + 398 = 498 + 267 = 799 + 305 = 534 + 263 = 756 + 498 = 986 + 678 = 298 + 367= Welke reken je uit met splitsen, welke langs een rond getal en welke met teveel? De sommen die je overhoudt reken je uit onder elkaar, kolomsgewijs. Hulpbladen Getalbegrip De leerling heeft moeite met het schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de getallenlijn Teken een getallenlijn met daarop aangegeven 0, 100 en 200 zoals hierna. 0 100 200 Maak eens sprongen van 100: 100 – 200 – .... Nu jij. Schrijf de getallen maar onder de lijn. Waar ligt ongeveer 410 op de lijn? Wijs maar aan. Tussen welke honderdvouden? Waar kun je het op afron­ den? (400) Als de leerling het getal verkeerd plaatst op de getallenlijn: ligt 410 dichter bij 400 of bij 500? Idem met 620, 90, 713, 428, 897, 599. Teken een getallenlijn met daarop 0, 1 000 en 2 000. Maak eens sprongen van 1 000: 1 000 – 2 000 – ... Nu jij. Schrijf de getallen maar onder de lijn. Waar ligt 4 800 ongeveer? Tussen welke duizenden? Waar kun je het op afronden? (5 000) Zo nodig: ligt 4 800 dichter bij 4 000 of bij 5 000? Of ligt het dichtbij het midden? Idem met de getallen 4 100, 7 800, 9 019, 6 109, 5 898, 2 198. In tweetallen: Maak kaartjes met de getallen 4 109, 4 675, 3 214, 5 180, 3 905, 4 595, 5 302, 3 702, 4 918, 5 804, 3 377, 5 436 (streepje voor vijfhonderd en duizendvouden). Teken een gemarkeerde getallenlijn van 4 000 tot 6 000. Eén leerling pakt een kaartje, leest het getal hardop voor en legt dit op de goede plaats op de getallenlijn. De andere leerling controleert: tussen de juiste duizendvouden? Dicht bij het midden (bij een (vijf)honderdvoud) of juist in de buurt van een duizendvoud? Hierna wisselen. Hulpbladen 91 226190_HL6A.indb 91 03-08-2010 11:32:40 3 Weer 3 1 Weer Welk 100-voud ligt er het dichtst bij? 125 → 875 → 235 → 785 → 713 → 792 → 563 → 541 → Weer weer23 Welk ligt er het dichtst bij? Wat is1000-voud een goede schatting? 2005 → lijn tussen de som en de schatting. Trek een 1995 → a 5012 → 2 005 + 3 955 3 000 + 5 000 6987 → Weer 3 045 + 3 575 3 weer 3 3045 → 3955 → 70951 → 995 + 7 095 6901 → b 2 000 + 4 000 7 000 + 1 000 6 987 + 1 135 7 000 + 2 500 7 108 + 2 525 2 000 + 7 000 1 995 + 7 095 7 000 + 1 000 6 987 + 1 235 500 7 000 + 2 500 410 6 987 + 2 625 1 995 + 7 095 490 2 000 + 7 000 7 000 + 1 000 Wat is een goede schatting? ➜ wb blz. 39 Wat is een goede schatting? 3 012 + 4 985 3 000 + 3 500 Weer Trek een lijn tussen de som en de schatting. weer 5 a Maak vast aan de getallenlijn 2 005 + 3 955 3 000 + 5 000 weer 3 Wat is een goede schatting? a 400 3 045 + 3675 2 000 + 4000 Trek een lijn tussen de som en de schatting. 440 460 Schat a 3 het 012 +antwoord 4785 3 000 + 3500 2 005 + 3 955 3 000 + 5 000 4 weer 5 3b024 + 6 973 is ongeveer vast de getallenlijn 045 +aan 3 is575 2 000 + 4 000 1Maak 964 3+0 5 080 ongeveer 6 938 + 2 034 is ongeveer a 5 weer 5 weer 6 c 440 5 000 Maak vast aan de getallenlijn 410 ➜ wb blz. 39 490 6 000 5 400 5 600 5 100 5 900 10500 000 3460 500 6 410 500 8 490 5008 000 c b 7 400 5 000 0 7 600 7 100 7 900 100 65 500 5 900 8 500 Maak vast aan de getallenlijn 5 000 400 2 Maak vast aan de getallenlijn 600 35 500 Waar liggen de getallen ongeveer? 6 000 10 ➜ wb blz. 39 75400 000 000 8600 000 6 000 75498 600 600 75547 100 100 75575 900 900 57 090 600 57 900 100 499 76900 600 498 547 b d 5 000 Maak vast aan de getallenlijn 7 000 a 5 010 400 7 400 451 Maak vast aan de getallenlijn 226265_WB6_B3.indd 39 ab Opgavenuitleg Afronden van getallen naar het dichtstbijzijnde honderdvoud Denk aan de getallenlijn. Tussen welke honderdvouden? Naar welk cijfer kijk je? Bij welk honderdvoud ligt het getal dichterbij? 460 8 500 500 2 000 + 7 000 000 7 0002440 0400 451 400 57 400 weer 6 6 500 7 108 + 2 525 d 74 weer 6 4 410 + 5 980 is ongeveer 000 6 987 1 135 2 431 + 6 +978 is ongeveer 7 000 + 210500 6 999 + 3 572 is ongeveer Waar liggen de getallen ongeveer? a cd 1 Welk 100-voud ligt er het dichtst bij? 3 500 3 000 + 3 500 b Maak vast aan de getallenlijn ab 6 2 000 400 3 012 + 4 985 b b 08-06-2009 09:17:21 7600 000 5498 090 5547 900 6575 499 5 000 4 Schat het antwoord 5 010 39 575 5400 000 5451 010 226265_WB6_B3.indd 39 7 000 8 000 39 7 000 5 090 5 900 6 499 05-05-2009 09:24:29 Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 Eerste de getallen afronden. Afronden op een duizendvoud of een (vijf)honderdvoud. Tel de afgeronde getallen op. 226265_WB6_B3.indd 39 39 08-06-2009 09:17:21 5 Maak vast aan de getallenlijn (WB) 2 Welk 1 000-voud ligt er het dichtst bij? Afronden van getallen naar het dichtstbijzijnde duizendvoud Denk aan de getallenlijn. Tussen welke duizendvouden? Naar welk cijfer kijk je? Bij welk duizendvoud ligt het getal dichterbij? Plaatsen van getallen t/m 10 000 op de getallenlijn Kijk van waar tot waar de lijn gaat. Bedenk welke getallen er bij de streepjes horen. Honderdvouden, tienvouden, eenheden? Hoe kom je daarachter? (controleren!) Waar komen de getallen? 6 Maak vast aan de getallenlijn (WB) 3 Wat is een goede schatting? (WB) Schatten van uitkomsten van optellingen tot 10 000 Rekenen met afgeronde getallen. Afronden naar het dichtstbijzijnde duizendvoud of (vijf)honderdvoud. Daarna optellen. Trek een lijn tussen de som en de schatting. Schattend plaatsen van getallen tot 10 000 op de getallenlijn Kijk van waar tot waar de lijn gaat. Welk getal ligt in het midden? Waar komen de getallen ongeveer? 92 226190_HL6A.indb 92 03-08-2010 11:32:42 7 Maak gelijke sprongen 100: 100: 1 000: 1 000: 1 000: 8 - 1 000 - 1 300 1 000 - 1 400 1 000 - 1 600 1 000 - 1 700 - - - - - - - Reken uit onder elkaar (kolomsgewijs) 349 425 + 700 60 14 + 352 263 + 500 110 5+ 349 + 425 = 263 + 529 = 339 + 144 = 548 + 237 = 10 - Maak gelijke sprongen 300: 400: 600: 700: 9 1 500 - 1 600 8 800 - 8 900 2 000 - 3 000 3 100 - 4 100 1 600 - 2 600 - 447 1 95 + 500 1 30 12+ 352 + 263 = 272 + 455 = 465 + 474 = 581 + 148 = 848 794 + 1500 130 12 + 447 + 195 = 485 + 376 = 579 + 353 = 658 + 175 = 848 + 794 = 639 + 587 = 463 + 859 = 976 + 365 = Reken uit Maak van elk rijtje één som met hoofdrekenen. 257 + 200 258 + 199 = 345 + 402 = 456 + 238 = 634 + 283 = 327 + 98 = 446 + 238 = 474 + 358 = 433 + 266 = 399 + 435 = 75 Opgavenuitleg 7 Maak gelijke sprongen Verdertellen tot 10 000 in sprongen van 100 en 1 000 Maak steeds gelijke sprongen. Steeds 100 (1 000) verder. 8 Maak gelijke sprongen Verdertellen tot 10 000 in sprongen van 100 en 1 000 Maak steeds gelijke sprongen. Je ziet ervoor staan hoe groot de sprongen moeten zijn. 10 Reken uit Kolomsgewijs optellen; hoofdrekenen Maak van elke rij één som met hoofdrekenen. Zie je een som die je handig kunt uitrekenen met splitsen? (bijv. 345 + 402) Langs een rond getal? (bijv. 399 + 435) Met teveel? (bijv. 258 + 199) Reken de andere sommen uit onder elkaar, kolomsgewijs. 9 Reken uit onder elkaar (kolomsgewijs) Kolomsgewijs optellen Schrijf onder elkaar en tel op. Eerst de honderdvouden, dan de tienvouden en ten slotte de eenheden. Tel daarna de tussenantwoorden op; rijgen in je hoofd. 93 226190_HL6A.indb 93 03-08-2010 11:32:44 3 Meer 33 meer 1 1 Meer Meer Maak sprongen van 1 000 3 000 - 4 000 - - - - 2 400 - 3 400 - - - - 4 246 - - - - - 1 628 - - - - - - - - 3 3 - Meer - 4 038 meer Vul de tabel in Schat de uitkomst 2 meer 3 ➜ wb blz. 40 Maak sprongen van 1 000 Wat hoort bij elkaar? meer 1 meer 1 Meer Maak sprongen van 1 000 742 275 + 325 3 000 - 667 +4 000 - meer 728 884 + - 2 400 3 400 Maak sprongen van 1 000 4 246 Stacaravan E 6.449 - 549 939 -+ Auto 925 - + 778 - - - 7.899 E - 12 meer 3 11 4 246 Wat hoort bij elkaar? 1 628 - samen ongeveer E meer 4 7 - Vul de ontbrekende getallen- 4in038 742 325 + 667 7 8 275hoort 7 7 +4 3 3 Wat bij elkaar? meer 3 Wat hoort bij elkaar? + + 900 800 325 1 2 0742 140 + 6671+2 + 9275 1+ 500 900 100 12 - 13 - - - - 549 939 + - samen ongeveer E 150 11 728 884 + 2 8 9 meer Schat eerst meer Vul de tabel in E 8.699 Vul daarna ‘groter’ of ‘kleiner’ 995 1 498 + 495 925 737 is 4 999 + 2 889 + 1 898 is 3 123 + 4 885 + 1 099 is 882 379 + ➜ wb blz. 40 4 129 + 4 115 + 1 899 is Schat meermeer Schat hoe eerst ver het hemelsb + 700 9925 0 778 9 ++ 900 80 12 549 939 + 1 600 90 13 699 + 4 199 + 1 885 + 1 899 is samen ongeveer E 4 9778 9 + + 600 728 170 884 + 17+ 900 110 7 Zeiljacht Jachthaven E -900 1 400 E --80 Korting 70 18 - 12 628 -- 495 31 000 000 --Kampeergeld E41.495 Rijklaar maken -E 1 500 900 900 1 600 Aanleg terras 2 400 -- 150E31.599 400 -- 4 038 --E- 1.125 100 110 Wegenbelasting 90 Vul de tabel in 882 379 + Vul de daarna Gebruik atlas ‘groter’ erbij. of ‘kle 882 379 + 1 400 70 18 meer 1 498 + 699 + 737 is Schat eerst 4 199 + 1 885 + 1 899 is 4 999 + 2 889 + 1 898 is Vul daarna ‘groter’ of ‘klei 7 81 500 8900 6 5 4 getallen900 4 2 3 Vul de ontbrekende in 2 8 9 4 1 600 Vul de ontbrekende getallen in meer 4 150 + 110 90 +100 + 12 11 7 6000 13 4 0 0 03 7 8 9 0 0 07 7 4 289 900 800 1200 + + + 120 120 140 Vul meer 4 99+0de0 ontbrekende getallen 1 38+0 0 in 1 16+0 0 120 140 170 3 7 89 + 7 71 42 + 2 81 97 + Vul de+tabel in meer 5 Vul de tabel in 900 5 120 + 330 2 3 7 98 + 40 − 76 226265_WB6_B3.indd 40 40 meer 6 Opgavenuitleg 1 Maak sprongen van 1 000 (WB) Steeds 1 000 verder. 2 Schat de uitkomst Eerst afronden en dan optellen. 3 Wat hoort bij elkaar? (WB) + 4000 4000 900 2 31 72 80 9+ + 4000 900 120 9+ 9 6 900 29 + + + 800 140 8 6 15 24 + 600 170 2 8 19 74 + 700 90 9 6 2 99 + + + + 9000 800 8 61 52 40 13+ + 9000 800 120 13+ 6000 1200 2 81 94 40 11+ + 6000 1200 140 11+ 17000 1300 9 61 21 90 18+ + 17000 1300 110 18+ 3610 ➜ wb blz. 40 1 400 70 18 80+ 1 7 0 012 04 9 9 1300 + 110 1 87+0 0 90 4 9 99 + 123 ++ 4 699 885 ++ 1 737 099 isis 13 498 129 ++ 14 885 115 ++ 11 899 899 isis 44 199 meer 4 999 + 2 889 + 1 898 is Schat hoe ver het hem 3 123 + 4 885 + 1 099 is atlas 4Gebruik 129 + 4de115 + 1erbij. 899 is ➜ wb blz. 41 meer Schat hoe ver het hem Gebruik de atlas erbij. 08-06-2009 09:17:21 Schat eerst Vul daarna ‘groter’ of ‘kleiner’ in. 40 1 498 + 226265_WB6_B3.indd 40 699 + 737 is kleiner dan 4 000 4 199 + 1 885 + 1 899 is dan 8 000 4 999 + 2 889 + 1 898 is dan 9 000 08-06-2009 09:17:21 4 Vul de ontbrekende getallen in (WB) 3 123 + 4 885 + 1 099 is dan 9 000 226265_WB6_B3.indd 40 08-06-2009 09:17:21 4 129 + 4 115 + 1 899 is dan 10 000 Welke getallen moeten er op de plaats van de Schat hoe ver het hemelsbreed is meer 7 stippeltjes staan? Gebruik de atlas erbij. 5 Vul de tabel in (WB) route afstand ongeveer Amsterdam - Madrid 1500 km Londen - Amsterdam Naar rechts steeds 330 erbij. En naar links? (330kmeraf) Marseille - Brussel km Hoeveel gaat er naar benedenLonden bij of af? - Madrid km Trek een lijn tussen de sommen en de tussenantwoorden die erbij horen. © Noordhoff Uitgevers bv 226265_WB6_B3.indd 41 Madrid - Marseille km Parijs - Berlijn km Amsterdam - Berlijn km 41 08-06-2009 09:17:22 94 226190_HL6A.indb 94 03-08-2010 11:32:47 meer 5 Vul de tabel in meer 5 Vul de tabel in + 330 − + 330 − 4000 4000 3610 3610 meer 6 6 meer 6 7 meer 7 meer 7 Schat eerst Schat eerst ➜ wb blz. 41 Schat eerst Vul daarna ‘groter’ of ‘kleiner’ in. 1 498 + 699 + 737 is kleiner Vul daarna ‘groter’ of ‘kleiner’ in. dan 4 000 4 498 199 + 1 699 885 + 1 737 899 is 1 8 000 dan 4 kleiner 999 + 1 2 885 889 + 1 899 898 is 4 199 dan 9 8 000 3 4 123 999 + 4 2 885 889 + 1 099 898 is dan 9 000 4 3 129 123 + 4 115 885 + 1 899 099 is dan 10 9 000 4 129 + 4 115 + 1 899 is dan 10 000 Schat hoe ver het hemelsbreed is ➜ wb blz. 41 Schat hoe ver het hemelsbreed is Schat hoe ver het hemelsbreed is Gebruik de atlas erbij. Gebruik de atlas erbij. route afstand ongeveer route Amsterdam - Madrid afstand ongeveer 1500 km Londen Amsterdam - Amsterdam Madrid 8 Gebruik de kaart 1500 km Marseille Londen - Brussel Amsterdam km Londen Marseille - Madrid Brussel km Madrid Londen - Marseille Madrid km Parijs Madrid - Berlijn Marseille km Amsterdam - Berlijn Parijs km Amsterdam - Berlijn km © Noordhoff Uitgevers bv 41 © Noordhoff Uitgevers bv 41 226265_WB6_B3.indd 41 08-06-2009 09:17:22 226265_WB6_B3.indd 41 08-06-2009 09:17:22 a b c d e f Aan welke gracht ligt het Anne Frankhuis? Hoe loop je van het Centraal Station naar het Anne Frankhuis? Hoeveel kilometer is dat? Je loopt ongeveer 4 km per uur. Hoe lang doe je er dan over? Hoeveel kilometer is het als je via de Dam loopt? Hein fietst ongeveer 15 km per uur. Hij moet 6 × 45 seconden wachten bij verkeerslichten. In hoeveel tijd fietst hij via de Dam naar het Anne Frankhuis? © Noordhoff Uitgevers bv 77 Opgavenuitleg 6 Schat eerst (WB) Eerst afronden, optellen en dan vergelijken: groter of kleiner. 7 Schat hoe ver het hemelsbreed is (WB) Schat de afstanden, gebruik een atlas. 8 Gebruik de kaart Beantwoord de vragen uit het boek. Gebruik de schaallijn en een verhoudingstabel. 95 226190_HL6A.indb 95 03-08-2010 11:32:49 Contexttoets bij blok 1, 2, 3 6 a 1 123 Antwoorden Contexttoets naam blad 1 Hoeveel euro heeft Remy? Remy heeft 8 briefjes van ` 100, 12 briefjes van ` 10 en 15 munten van ` 1. Bij elkaar is dat` 2 935 Hoeveel geld heeft Anke over? Anke heeft ` 675 in haar portemonnee. Zij koopt voor ` 294 kleren. 381 Anke heeft ` 3 over. Hoeveel ijsjes in totaal? De winkel heeft een voorraad van acht dozen met 35 ijsjes en nog vier dozen met 28 ijsjes. In totaal zijn er 4 392 Wat staat er op de kilometerteller na 100 km rijden? 35 097 km. Hoeveel uur duurt het om alle sleutelhangers te maken? Een machine maakt 900 sleutelhangers per uur. In totaal moeten er vandaag 6 300 sleutelhangers gemaakt worden. Dat duurt 7 uur. Rekenrijk 6a © Noordhoff Uitgevers bv Op de teller staat dan 5 ijsjes. 55 226251_RR_KM_6a_Toets_antw.indd 1 Getallen tot 1 000, blok 1 antwoord: 935 2 Optellen en aftrekken met diverse strategieën, blok 1 55 03-08-2010 09:48:40 4 Telrij tot 10 000, blok 2 antwoord: 035 097 km 5 Delen met grote ronde getallen, blok 2 antwoord: 7 uur antwoord: 381 3 Vermenigvuldigen met diverse strategieën, blok 1 antwoord: 392 ijsjes 96 226190_HL6A.indb 96 03-08-2010 11:32:51 6 a 6 Antwoorden Contexttoets 123 Hoeveel is het totale aantal inwoners ongeveer? Kies uit: a 2 000 inwoners b 2 500 inwoners Het totale aantal inwoners is ongeveer 7 naam blad 2 c 3 000 inwoners d 3 500 inwoners 3 000 Hoeveel kost het samen? Samen kost het ` 523 347 176 8 Hoeveel minuten kan Jasmijn nog spelen? Jasmijn moet om half zes naar huis. Rekenrijk 6a © Noordhoff Uitgevers bv Jasmijn kan nog 9 78 minuten spelen. Hoe lang is Fieke nu? Fieke was vorig jaar 127 cm lang. Ze is dit jaar 15 cm gegroeid. Fieke is nu 1 m en 42 cm. 56 226251_RR_KM_6a_Toets_antw.indd 56 6 Schatten van uitkomsten van optellingen, blok 3 antwoord: 3 000 7 Kolomsgewijs optellen, blok 3 antwoord: 523 03-08-2010 09:48:40 8 Tijd, algemeen antwoord: 78 minuten 9 Meten, algemeen antwoord: 1 m en 42 cm 97 226190_HL6A.indb 97 03-08-2010 11:32:52