9789031362431 - proefhoofdstuk

advertisement
1
Het karakter en de plaats van de
systeemtheorie
1.1
Theorieën over menselijk gedrag
1.1.1
De psychoanalyse
1.1.2
Het behaviorisme
1.1.3
De humanistische psychologie
1.1.4
De systeemtheorie
25
25
28
29
31
1.2
Een verkenning van de systeemtheorie
1.2.1
Geschiedenis van de theorie en
praktijk van de systeembenadering
1.2.2
Het ‘kader’ en de ‘context’ als kernbegrippen
1.2.3
De belangrijkste uitgangspunten
van de systeemtheorie
1.2.4
Individueel gedrag geplaatst in de
context van voortdurende interactie
1.2.5
Informatie als kernbegrip
1.2.6
Feedback als een specifieke vorm
van informatie binnen het systeem:
circulaire informatieprocessen en
het vermogen tot informatieverwerking
1.2.7
Herhaling, beperking, voorspelbaarheid, redundantie en patroon
1.2.8
Communicatie als voertuig van de
informatie binnen systemen
31
1.3
1.4
De verschillende verklaringen van menselijk
gedrag in kaart gebracht
Vergelijking tussen de eerdere psychologische stromingen en de systeemtheorie
1.4.1
Individugericht versus systeemgericht
32
34
35
36
38
39
42
43
44
44
46
24
Anders kijken
1.4.2
1.4.3
1.4.4
1.4.5
1.4.6
1.4.7
1.4.8
1.5
Intrapsychische versus interpersoonlijke benaderingswijze
Niet-waarneembaar gedrag versus
waarneembaar gedrag
Het verleden van belang versus het
verleden niet of nauwelijks van belang
De verschillende typen waaromvragen
Wat is normaal, wat is abnormaal?
Een ander type oorzakelijkheid
Het naast elkaar bestaan en het
elkaar aanvullen van theorieën
Een ander soort theorie: het metakarakter
van de systeemtheorie
46
46
47
47
47
48
52
52
In dit eerste hoofdstuk wordt de systeemtheorie vergeleken met een
aantal theorieën uit de psychologie die als stromingen binnen deze
wetenschap aan de systeemtheoretische benadering zijn voorafgegaan. Er wordt uiteengezet hoe de systeemtheorie zich tot deze andere theorieën verhoudt en wat het kenmerkende is van de systeemtheorie. Hierbij komen de geschiedenis van de systeemtheorie en
het jaar waarin deze benadering haar intrede deed binnen de psychologie en het terrein van de sociale wetenschappen aan de orde.
Verder zal stil worden gestaan bij de manier waarop de systeemtheorie het menselijk gedrag beschouwt en bij de verschillen tussen
deze benaderingswijze en de benaderingen van eerdere psychologische theorieën.
Degenen voor wie de inhoudelijke uiteenzetting van de stromingen
die aan de systeemtheorie voorafgaan niet van belang is, kunnen
verder lezen vanaf paragraaf 1.2.
25
1 Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
1.1
Theorieën over menselijk gedrag
Menselijk gedrag is een complex gegeven, waarvoor geen eenduidige verklaring te geven is. Sinds de psychologie zich als erkende wetenschap een plaats heeft verworven in de samenleving en binnen
de wetenschappelijke wereld, hebben zich verschillende stromingen
of scholen ontwikkeld, die allemaal een andere invalshoek hanteren
voor het verklaren van het menselijk gedrag. Hier volgt een korte uiteenzetting van drie belangrijke psychologische stromingen. De systeemtheorie wordt in dit kader als vierde stroming opgevat. Voordat
deze stromingen aan de lezer worden gepresenteerd, dient een drietal opmerkingen te worden gemaakt.
1 Aan de keuze van de drie voorafgaande theoretische stromingen
kleeft een zekere mate van subjectiviteit. Andere opsommingen
dan deze zijn namelijk ook denkbaar.
2 De typeringen van de betreffende stromingen, die in dit beperkte
kader gegeven zullen worden als contrast met de systeemtheorie,
doen natuurlijk onvoldoende recht aan de rijkdom en reikwijdte
van deze stromingen.
3 Verderop zal uiteengezet worden dat de algemene systeemtheorie
een metatheorie is, dat wil zeggen een theorie op een hoger abstractieniveau dan ‘gewone’ inhoudelijke theorieën. De systeemtheorie is meer een wijze van denken en benaderen. Een metatheorie kan niet vergeleken worden met een ‘gewone’ theorie, omdat
het zaken betreft die op verschillende abstractieniveaus liggen.
Zo’n vergelijking kan wel plaatsvinden als het gaat om een specifieke toepassing van de algemene systeemtheorie binnen een
bepaald vakgebied. In deze vergelijking gaat het om de systeemtheorie in zo’n concreet jasje.
1.1.1
de psychoanalyse
Sigmund Freud wordt wel gezien als de vader van de psychologie.
Hij werd in 1856 geboren in het Moravische stadje Freiberg, dat tegenwoordig Príbor heet en in Tsjechië ligt. Hij woonde bijna zijn gehele leven in Wenen, waarvandaan de nazi’s hem in 1938 na de Anschluss een vrije aftocht boden, en hij is in 1939 in Londen gestorven.
Freud heeft de grondslag gelegd voor de psychoanalyse. Een definitie van de psychoanalyse dient de volgende twee componenten te
bevatten:
1 de psychoanalytische theorie;
2 de psychoanalytische therapie.
verschillende theorieën over
menselijk gedrag
Sigmund Freud
definitie van psychoanalyse
26
Anders kijken
De psychoanalytische theorie behandelt de dynamiek van de
psychische processen van de mens, die voor een belangrijk
deel onbewust zijn en worden bepaald door verdringing en
afweermechanismen. De voorwerpen van de afweer worden
gevormd door onaanvaardbare, pijnlijke of angst verwekkende
bewustzijnsinhouden, die vaak te maken hebben met seksuele
en agressieve driften.
De psychoanalytische therapie is de vorm van therapeutisch
handelen waarbij uitsluitend psychische beïnvloedingsmiddelen worden aangewend om stoornissen op het spoor te komen
en op te heffen, met het doel om ziekten te genezen.
drie ontwikkelingsfasen
Freud, die arts was, ontwikkelde zich in feite tot ontwikkelingspsycholoog. Als eerste benoemde hij een aantal fasen die de mens doorloopt van pasgeborene tot volwassene. De lichamelijke, seksuele en
psychische ontwikkeling van mensen hangen volgens hem nauw
met elkaar samen.
Freud onderscheidt drie ontwikkelingsfasen: de orale fase, de anale
fase en de fallische of genitale fase. Wanneer een kind een bepaalde
fase niet goed doorloopt, zal het de niet volledig doorgewerkte elementen uit deze fase meenemen naar de volgende fase. Deze erfenis kan zich later aandienen als een persoonlijkheidsstoornis of een
psychische aandoening als angst of een depressie. Het is dus van belang elke fase goed af te ronden, alvorens tot een volgende over te
gaan.
Sommige periodes in de geschiedenis bieden mensen meer ruimte en mogelijkheden bij hun seksuele ontwikkeling dan andere. In
elke samenleving moeten de seksuele driften van de mens op een bepaalde wijze worden ingeperkt en worden ingepast in de normen en
waarden van de samenleving. Als mensen in hun seksualiteitsbeleving te veel worden ingeperkt, kan dat leiden tot psychische problemen of geestesziekten. Als mensen hun driften te weinig leren beheersen, kan dit losbandigheid en ongeremd gedrag tot gevolg hebben. De tijd waarin Freud hierover schreef, wordt aangeduid als de
Victoriaanse periode, een tijdperk dat wordt gekenmerkt door een
burgerlijk cultuurpatroon en een verstikkende preutsheid. Deze burgerlijkheid en preutsheid waren bepaald niet bevorderlijk voor een
geestelijk gezonde ontwikkeling voor de mensen uit die tijd.
27
1 Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
Een belangrijk gegeven uit de psychoanalyse is het persoonlijkheidsmodel van Freud. Hierin worden drie elementen onderscheiden: het
Über-Ich, het Ich en het Es. Het Ich heeft een sturende en coördinerende functie. Het moet laveren tussen het Es en het Über-Ich. In het
Es verblijven de driften, de impulsen en de seksualiteit, die voortdurend de aandacht van de persoon vragen. Doordat het individu de
waarden, normen, geboden en verboden van de samenleving heeft
verinnerlijkt in zijn Über-Ich, kan de samenleving door middel van
het Über-Ich toezicht houden op het gedrag van het individu. Door
het Über-Ich oefent de persoon zelf de sociale controle uit met betrekking tot al die voorschriften, regels en verboden die hem geleerd
zijn door ouders, familieleden, onderwijzers, politie, justitie en andere maatschappelijke instanties die als taak hebben mensen te socialiseren en in het gareel te houden.
De verhouding tussen het Es en het Über-Ich was in de tijd van Freud
zeer problematisch, omdat hij leefde in een zeer preutse periode. In
die tijd kwamen ‘normale’ mensen met hun ‘gezonde’ driften en verlangens in conflict met de maatschappelijke normen die hun veel te
weinig vrijheid boden voor het uitleven van die driften.
Een derde aspect van de theorie van Freud – naast de genoemde ontwikkelingsfasen en het persoonlijkheidsmodel – is zijn aandacht
voor het onbewuste. Met name door zijn onderzoek naar het droomleven van mensen ontdekte Freud dat er naast ons kennende bewustzijn van de werkelijkheid ook heel veel in ons leeft waarvan we ons
niet bewust zijn. Hij stelde zich dan ook ten doel om door middel
van de door hem ontwikkelde psychoanalytische theorie en therapie
mensen in staat te stellen zich van steeds meer elementen uit hun
onbewuste levenssfeer bewust te worden en deze een plek te geven
binnen het gebied van het kennende bewustzijn. Over het onbewuste heeft Freud vooral geschreven in zijn hoofdwerk Die Traumdeutung
(Freud 1900, 1940-1941), dat zoals de titel al aangeeft de interpretatie
van dromen tot onderwerp heeft.
De essentie van Freuds theorie is als volgt weer te geven: De mens
moet tijdens zijn leven in het reine zien te komen met twee principes: het lustprincipe, dat stelt dat je in het leven zo veel mogelijk
moet zien te genieten, en het realiteitsprincipe, dat ons duidelijk
maakt dat het in het leven niet altijd feest kan zijn en dat de samenleving allerlei grenzen stelt aan de realisering van het lustprincipe.
Laveren tussen het lustprincipe en het realiteitsprincipe is dus geboden. Dit laveren tussen de genoemde principes is de taak van het Ich.
Freuds persoonlijkheidsmodel:
Über-Ich, Ich, Es
het onbewuste
lustprincipe
realiteitsprincipe
28
Anders kijken
psychoanalytische therapie
Het therapeutische model bij deze stroming is de psychoanalytische
therapie. De therapeut ontvangt de patiënt op alle werkdagen. (Vroeger werd de patiënt ook in het weekend bij de analyticus verwacht.)
De therapeut vraagt de patiënt, die op een divan of bank ligt, te associëren over zijn verleden, zijn dromen en de relatie met zijn ouders.
Deze associatieve zoektocht moet de patiënt helpen uiteindelijk bij
de problemen te komen die zijn verbonden aan een vorige ontwikkelingsfase, die door hem niet goed is doorlopen of onvoldoende is
afgemaakt. De therapie duurt meestal een aantal jaren en is daarom
uitermate kostbaar. Om die reden wordt de psychoanalytische therapie niet meer door de ziektekostenverzekering betaald. De toegankelijkheid van deze therapievorm is dus zeer beperkt.
alle gedrag is aangeleerd
1.1.2
het behaviorisme
In Amerika ontwikkelt zich rond 1920 een heel andere psychologische benadering. Zoals men de psychoanalyse kan omschrijven als
de psychologie van het innerlijk, van de processen die zich binnen
iemands persoonlijkheid voltrekken, kan het behaviorisme worden
omschreven als de psychologie van het uiterlijk waarneembare gedrag. Het behaviorisme is een theorie over de wijze waarop mensen
leren. De mens wordt gezien als een lerend wezen. Alle menselijk
gedrag is aangeleerd. De mens komt als een tabula rasa, een onbeschreven blad, ter wereld. Vanaf zijn geboorte doet hij ervaringen op
en leert hij. Veel van wat de mens nog niet kan, kan alsnog worden
aangeleerd, en ongewenst gedrag kan worden afgeleerd.
Binnen het behaviorisme bestaan theorieën over de verschillende
manieren waarop mensen leren. Begrippen als conditionering, stimulus, respons en bekrachtiging verwijzen naar de onbewuste en
bewuste leerprocessen die aan het menselijk gedrag ten grondslag
liggen.
conditionering
Ivan Petrovitsj Pavlov deed experimenten met honden. Hij gaf honden een stuk vlees en liet tegelijkertijd een bel gaan. De honden reageerden daarop steeds met een sterke speekselafscheiding. Pavlov
ontdekte dat deze speekselafscheiding zich ook voordeed wanneer
hij na verloop van tijd wél de bel liet rinkelen, maar geen vlees meer
gaf aan de dieren. Dit verschijnsel wordt klassieke conditionering
genoemd.
Burrhus Frederic Skinner (1904-1990) die als de belangrijkste vertegenwoordiger van het behaviorisme wordt gezien, was in staat ratten te programmeren een hendel in te drukken, wat tot gevolg had
dat ze te drinken kregen. Ook wanneer de beloning uitbleef, gingen
29
1 Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
de ratten door met het aangeleerde gedrag. Dit verschijnsel werd
aangeduid met het begrip operante conditionering.
De therapievorm die gebaseerd is op het behaviorisme wordt gedragstherapie genoemd. Dat is een therapievorm die beoogt gewenst
gedrag aan te leren en ongewenst gedrag af te leren. Het is bekend
dat fobieën vaak goed door middel van gedragstherapie behandeld
kunnen worden. Een bijkomend voordeel van deze therapievorm is
dat gedragstherapieën in de regel kortdurend zijn en dat de resultaten waarneembaar en meetbaar zijn.
Het uitgangspunt van het behaviorisme is dat we niet in het binnenste van de mens kunnen kijken en dat we het moeten doen met wat
we kunnen zien: het waarneembare menselijk gedrag. Wensen, behoeften en gevoelens zijn geen hanteerbare grootheden voor deze
psychologische benaderingswijze, omdat ze niet waarneembaar zijn.
Dit uitgangspunt deelt het behaviorisme met de systeemtheorie.
gedragstherapie
1.1.3
de humanistische psychologie
In de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw ontstaat er – vooral in reactie op het behaviorisme en onder invloed van een filosofische stroming die in die tijd in Europa in zwang is – een derde richting in de psychologie. Binnen deze richting ligt de nadruk op de
menselijke mogelijkheden, de mogelijkheid van de mens om te kiezen en zich te ontplooien. De verwante filosofische stroming, het
existentialisme, waarvan Sartre de belangrijkste vertegenwoordiger
was, benadrukt de vrijheid van de mens als bestaansgrond en stelt
dat voor de mens het maken van keuzes in zijn leven zijn belangrijkste mogelijkheid en tegelijkertijd zijn belangrijkste plicht is. Hij mag
niet alleen kiezen, hij moet ook kiezen. Hij mag belangrijke keuzes
niet uit de weg gaan.
Volgens de humanistische psychologie hebben mensen een aangeboren behoefte aan groei en zelfontplooiing of zelfverwerkelijking.
Abraham Harold Maslow, de theoreticus van deze stroming, heeft
zich vooral beziggehouden met de vraag wat mensen kunnen en wat
de grenzen van deze menselijke mogelijkheden zijn (Maslow, 1968,
1971). Hij komt daarbij tot een onderverdeling van de menselijke behoeften in vijf typen. Deze behoeften vormen een oplopende reeks,
in die zin dat de behoefte van het ‘lagere’ type eerst bevredigd moet
zijn voordat de behoefte van een ‘hoger’ type zich ter realisering kan
aandienen. Zijn behoeftenhiërarchie omvat in volgorde de volgende
vijf typen:
1 Fysieke behoeften, als eten, drinken en seksualiteit.
2 Behoefte aan veiligheid: een dak boven je hoofd, de zekerheid dat
je ouders voor je zorgen en zich verantwoordelijk voor je voelen,
menselijke mogelijkheden
behoeftenhiërarchie
30
Anders kijken
de afwezigheid van oorlog en een politiek klimaat dat wordt gekenmerkt door de afwezigheid van bedreiging, geweld en politieke willekeur.
3 Behoefte aan liefde, affectie en de behoefte om bij andere mensen
te horen (‘belongingness’).
4 Behoefte aan achting en waardering. Voor de ontwikkeling van
hun zelfrespect hebben mensen nodig dat ze worden gewaardeerd, dat men hen prijst, bevestigt en respecteert.
Als aan al deze behoeften is voldaan, dient de behoefte aan zelfverwerkelijking zich aan. Volgens Maslow komt de mens pas bij de bedoeling en zin van zijn bestaan als hij deze behoefte serieus neemt.
spiritualiteit als element van
groei
humanistische psychotherapie
De eerste vier behoeften noemt Maslow ‘deficiëntiebehoeften’. Het
zijn behoeften die te maken hebben met ervaren tekorten en die
steeds weer opnieuw slechts tijdelijk bevredigd kunnen worden. De
laatste behoefte, de behoefte aan zelfverwerkelijking, is van een geheel andere aard, aangezien deze niet echt bevredigd kan worden.
Als mensen zich met hun zelfverwerkelijking gaan bezighouden,
stappen ze in een proces dat geen einde kent.
Waar denkt Maslow aan als hij spreekt over de behoefte aan zelfverwerkelijking? Maslow denkt dan aan zelfkennis, psychologisch inzicht in de eigen persoonlijkheid, aan passieve en actieve kunstbeoefening en aan het zich openstellen voor schoonheid en esthetiek.
Het belangrijkste is in zijn optiek echter de belangstelling voor spiritualiteit, religie, zingeving en levensbeschouwelijkheid. Hij heeft
veel gesprekken gevoerd met boeddhistische monniken, hoogbejaarde kloosterzusters, beoefenaars van zenmeditatie, Tibetaanse
kloosterlingen en studenten die met LSD hebben geëxperimenteerd.
De echte zin van het leven ligt volgens hem in de transcendentie, de
mystiek (eenwording met het goddelijke), het immateriële. Maslow
stelt pessimistisch vast dat slechts 2 procent van de mensen daadwerkelijk aan zijn menselijke bestemming toekomt en zich met zijn
zelfverwerkelijking bezighoudt. De rest zou blijven steken in materie en auto’s, in geld en vrouwen/mannen, in ‘seks en drugs en
rock-’n-roll’…
Carl Ransom Rogers is bij uitstek de man van de praktijk van de humanistische benadering in de psychologie. Hij is de therapeut van de
cliëntgerichte therapie, een therapievorm – in het Engels aangeduid
met de term ‘client centered’ – die ervan uitgaat dat de cliënt zo veel
mogelijk door eigen inzicht en op eigen kracht weer greep op zijn situatie dient te krijgen. Om dat te bereiken moet de therapeut in de
1 Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
eerste plaats een welwillende sfeer creëren waarbinnen de cliënt zijn
verhaal kan doen en zo zelf inzicht in zijn situatie kan verwerven.
Rogers biedt zijn cliënt daartoe veel ruimte, welwillende aandacht,
begrip en ondersteuning. De cliënt moet bevestiging ervaren, onvoorwaardelijk geaccepteerd worden en alle begrip van de therapeut
krijgen voor zijn probleem. Als de therapeut niet authentiek en invoelend is, lukt dat niet. En de therapeut moet vooral niet invullen,
denken voor de cliënt, met adviezen komen en het stuur van de client overnemen. Het gaat erom dat de cliënt in staat wordt gesteld op
eigen kracht en overeenkomstig zijn eigen aard en mogelijkheden de
verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven weer op zich te nemen.
Waar de patiënt in de psychoanalyse een plaats krijgt in het medisch
model en als ‘ziek’ wordt beschouwd, worden menselijke problemen in de humanistische psychologie opgevat als moeilijke en soms
pijnlijke overgangsmomenten naar een hogere, meer integrale vorm
van bestaan. Het leven kan in de visie van de humanistische psychologie worden gezien als een spiraalvormige wenteltrap die mensen
naar een steeds hoger niveau van bestaan voert. Problemen en depressieve periodes zijn daarin bottlenecks, knelpunten, die de overgang markeren op de weg naar een completere vorm van bestaan. En
die overgangsmomenten van de ene levensfase naar de volgende horen bij het leven en moeten dus als normaal worden beschouwd (Rogers, 1951, 1961).
1.1.4
de systeemtheorie
De drie voorgaande stromingen beperken zich tot het bestuderen en
het behandelen van het individu. De systeemtheorie heeft niet het individu, maar het individu in zijn omgeving tot onderwerp.
1.2
Een verkenning van de systeemtheorie
Het verhaal van de vossen – een opmaat tot de systeembenadering1
De vossenstand in een bepaald gebied van Noord-Canada vertoont een opmerkelijk, steeds weer terugkerend patroon in het
stijgen en dalen van het aantal dieren. Volgens een cyclus van
vier jaar bereikt dit aantal een hoogtepunt, daalt dan weer tot de
soort bijna is uitgestorven en begint vervolgens weer te stijgen.
Als de bioloog zijn aandacht zou beperken tot de vossen, zouden deze cyclussen onverklaarbaar blijven. Want niets in de
1
Ontleend aan Watzlawick, Beavin en Jackson, 1970, p. 15.
31
onvoorwaardelijke acceptatie
32
Anders kijken
aard van de vos of van de soort als geheel zou voor een dergelijke verandering een passende verklaring kunnen verschaffen.
Zodra men echter beseft dat de vossen vrijwel uitsluitend jacht
maken op wilde konijnen en dat deze konijnen bijna geen andere natuurlijke vijanden kennen, biedt de betrekking tussen
de twee soorten een bevredigende verklaring voor dit anders
raadselachtige en onverklaarbare verschijnsel. Want men kan
dan waarnemen dat de konijnen een identieke cyclus doorlopen met de afwisseling van toe- en afname van hun aantal: hoe
meer vossen er zijn, hoe meer konijnen er door hen worden gedood, zodat uiteindelijk het voedsel van de vossen zeer schaars
wordt. Hun aantal neemt af, waardoor de overlevende konijnen de kans krijgen zich te vermenigvuldigen en getalsmatig
weer aan te sterken, omdat hun vijanden, de vossen, praktisch
ontbreken. De nieuwe overvloed aan konijnen begunstigt de levenskansen van de vossen en de uitbreiding van hun aantal, zodat… (enzovoort).
1.2.1
synthetische benaderingswijze
geschiedenis van de theorie en praktijk
van de systeembenadering
De wetenschap wil doorgaans haar objecten analyseren en in onderdelen uiteenleggen. In de jaren veertig van de twintigste eeuw ontstaat er binnen de biologie een wetenschapsbenadering die ervoor
pleit vanuit het grotere geheel, dus op een synthetische of holistische wijze, naar de dingen of elementen te kijken. Ludwig von Bertalanffy (1901-1972), van origine Oostenrijker, kan als de vader van
deze benadering worden aangemerkt. In de jaren vijftig van de vorige eeuw verbreedt hij zijn oorspronkelijk biologische theorie tot een
benadering die in principe bruikbaar is voor alle wetenschappen.
Hij noemt zijn theorie de algemene systeemtheorie, vaak afgekort
als AST. Binnen het sociale werkveld zien we dat de systeemtheorie
vooral een plaats heeft gevonden in de psychologie en de organisatieleer. De toepassingen binnen de sociologie, economie, planologie
en de politicologie worden hier buiten beschouwing gelaten.
In 1956 verschijnt een artikel van de Amerikaanse cultureel antropoloog Gregory Bateson en drie andere auteurs, waarin de oorzaken
voor bepaalde vormen van het disfunctioneren van mensen niet binnen het individu zelf worden gezocht, maar binnen hun omgeving,
hun systeem (Bateson e.a., 1956). Dit artikel wordt beschouwd als
het geschrift dat het fundament van het systeemtheoretisch denken
vormt binnen de sociale wetenschappen. In 1966 wordt het boek The
33
1 Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
social psychology of organizations van de Amerikaanse psychologen
Katz en Kahn gepubliceerd, waarin een systeemtheoretische benadering van organisaties wordt geïntroduceerd. Een jaar later, in 1967,
verschijnt in New York het boek van Paul Watzlawick c.s. (Watzlawick, Beavin en Jackson, 1967). Dit boek is heel belangrijk geweest
voor de verspreiding van het systeemtheoretisch gedachtegoed in de
Verenigde Staten en West-Europa. Met de publicatie van dit boek in
het Nederlands in 1970 begon de systeembenadering bekendheid te
verwerven aan de Nederlandse universiteiten en binnen de wereld
van hulpverlening en therapie.
Omdat de auteurs van het eerste uur, onder wie de genoemde Bateson en Watzlawick, allemaal verbonden waren aan het Mental Research Institute (Instituut voor Psychiatrisch Onderzoek) te Palo
Alto in Californië, wordt de systeemtheoretische stroming ook wel
aangeduid als de Palo Alto School. In het begin van de jaren zeventig verschijnt er een grote hoeveelheid literatuur op het gebied van
de gezinsbehandeling, de methodische vertaling van de systeembenadering naar het werkterrein van de psychotherapie en het maatschappelijk werk. De introductie van deze nieuwe denkwijze binnen het veld van de sociale beroepen brengt een grote verandering
teweeg. Naast de traditionele methodieken van het social casework
en het groepswerk komt nu ook de methodiek gezinsbehandeling tot ontwikkeling en gaat men organisaties als systemen zien en
benaderen.
De systeemtheorie heeft ingrijpende gevolgen gehad voor de praktijk, bijvoorbeeld voor de praktijk van de kinderbescherming en voor
de beslissingen die door kinderrechters werden genomen. Tot en
met de eerste helft van de jaren zeventig van de vorige eeuw werden
kinderen zeer vaak uit huis geplaatst. Ze kwamen dan terecht in instellingen met aantrekkelijke namen als huize Beukenrode, Eikensteijn en andere, doorgaans gesloten instellingen op het gebied van
de jeugdzorg. Het kind vertoonde immers afwijkend gedrag, en deze
vaststelling leidde bij de autoriteiten tot dan toe tot de eenduidige
conclusie dat dit kind niet wilde deugen en dus behandeld en van het
gezin gescheiden moest worden.
Maatschappelijk werkers uit die tijd weten te vertellen dat ze in de
grote steden vaak te maken hadden met typische ‘kinderbeschermingsgezinnen’. Gezinnen met zes, zeven of acht kinderen, die
doorgaans woonachtig waren in achterstandswijken, waarvan soms
wel vijf of zes kinderen uit één gezin uit huis geplaatst werden.
Palo Alto School
focus van individu naar het
gezin
de kinderbescherming
uithuisplaatsingen
het kind dat niet wilde
deugen, werd gestraft en
behandeld
34
ondersteuning van het gezin
Anders kijken
In de tweede helft van de jaren zeventig van de vorige eeuw deed met
het systeemdenken de gezinsbenadering zijn intrede in Nederland.
Men begon zich in kringen van het kinderrecht te realiseren dat het
wel kon lijken of al die kinderen niet deugden, maar dat het ook heel
goed mogelijk was dat er iets mis was met de gezinnen waaruit deze
kinderen afkomstig waren. Veel kinderrechters namen van de systeemtheorie en de gezinsbehandeling het belangrijke inzicht over
dat niet al het menselijk gedrag zich laat verklaren vanuit het individu dat dat gedrag vertoont. En dat veel gedragingen slechts verklaarbaar worden in de context van het omgevende systeem, ofwel
het gezin waaruit het kind afkomstig is. In de genoemde kinderbeschermingsgezinnen werd vaak te weinig structuur geboden en werden onvoldoende regels gesteld, met het gevolg dat de ouders en
de moeders in het bijzonder het al gauw niet meer aankonden en te
weinig zicht en greep op hun kinderen hadden. De kinderen kwamen nogal eens in de sfeer van de kleine criminaliteit terecht, lieten
zich rond zessen niet meer thuis zien voor het eten en kwamen zo nu
en dan met de politie in aanraking. Vervolgens werden ze voorgeleid
aan de kinderrechter, die hen dan vaak uit huis plaatste.
De nieuwe praktijk, die in de kinderbescherming aan het eind van
de jaren zeventig van de vorige eeuw zichtbaar werd, was dat men de
kinderen veel minder vaak uit huis plaatste. Aan het gezin werd dan
ondersteuning geboden, in het bijzonder aan de ouders. De kinderrechters van die tijd bleken ontvankelijk voor nieuwe inzichten en
stonden open voor de uit Amerika overgewaaide systeembenadering.
Dit laat zien dat een ander zicht op mensen kan leiden tot een humanere handelwijze op bepaalde terreinen.
1.2.2
het ‘kader’ en de ‘context’ als kernbegrippen
Het begrippenapparaat van de systeemtheorie is nogal abstract. Hier
wordt geprobeerd met verschillende omschrijvingen de kern van de
systeemtheorie onder woorden te brengen. Het is aan de lezer om te
kiezen voor de formulering die hem het meest aanspreekt.
je moet het breed zien
Wanneer een bepaalde wetenschap objecten met behulp van de systeemtheorie bestudeert, betekent dit het volgende:
− Men wil die objecten bestuderen door ze in een breder kader, namelijk in hun context te plaatsen.
− Men wil naar de dingen kijken via het meer omvattend geheel.
− Men kan een beter begrip van de sociale werkelijkheid krijgen indien men ‘de brede blik’ hanteert, indien men in staat is de dingen
breed te zien.
35
1 Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
− Men ziet eenvoudig meer wanneer men vanuit het geheel naar de
delen kijkt en de dingen probeert synthetisch of vanuit het geheel te
benaderen.
− In de systeemtheorie probeert men de objecten te zien als onderdelen van en beïnvloed door het systeem waarvan zij deel uitmaken.
− Het gaat om een wijze van benaderen waarbij men veel aandacht
heeft voor de structuur waarbinnen deze dingen hun plaats en hun onderlinge verband hebben.
− Bij een systeemtheoretische benadering gaat het om ‘inclusief ’
denken en kijken, wat betekent dat men de omgeving ‘meeneemt’
in zijn wijze van kijken en benaderen. Deze inclusieve manier van
kijken wordt bedoeld met het ‘anders kijken’ in de titel van dit
boek.
de belangrijkste uitgangspunten van de
systeemtheorie
De kern van de systeemtheorie kan worden samengevat in de volgende vijf principes:
1 Het geheel is meer dan de som van de delen. Dat wil zeggen dat
het systeem een eigen karakter heeft dat niet te herleiden is tot de
eigenschappen van de delen. Vroeger werd deze omschrijving al
in de groepsdynamica gehanteerd: de groep is meer dan de som
van haar delen. De groep heeft een bepaald karakter en kan bijvoorbeeld als energiek, coöperatief of sterk samenhangend worden getypeerd.
2 Binnen het systeem (geheel) zijn de delen van elkaar afhankelijk.
In een systeem hangt alles met alles samen. Daardoor heeft de
verandering in een systeem een heel eigen karakter. Als er in een
systeem iets verandert, komt het gehele systeem in beweging. Als
in het systeem van de economie de olieprijs flink wordt verhoogd,
gaan de stookkosten van de mensen omhoog, wordt het vrachten vliegverkeer duurder, gaat een aantal bedrijven failliet, groeit
de macht van de olieproducerende landen, komen veel bijstandsgezinnen in de problemen en gaan steeds meer mensen de mogelijkheid van de toepassing van zonne-energie overwegen.
3 Het systeem bepaalt in belangrijke mate het gedrag van de individuen. Henk zou nooit tot crimineel gedrag zijn gekomen als hij
niet was blootgesteld aan de groepsdruk binnen zijn vriendenkring. Sommige mensen hebben de weldadige ervaring in een
team te werken, dat het beste in hen naar boven haalt. Anderen
hebben het slechter getroffen: hun kwaliteiten worden in hun
werksituatie niet zichtbaar omdat ze het mikpunt zijn van pestende en sarrende collega’s.
vanuit het geheel naar de
delen kijken
1.2.3
het geheel is meer dan de
som van de delen
in een systeem hangt alles
met elkaar samen
het gedrag van het individu
wordt mede bepaald door het
systeem
36
systemen hebben de neiging
of behoefte om te overleven
Anders kijken
4 Het systeem probeert zich op allerlei manieren aan te passen aan
zijn omgeving, omdat het wil overleven. Een bedrijf doet marktonderzoek om in te spelen op de wensen van de consument. Een
organisatie stelt haar doelen bij als blijkt dat de oude doelen niet
meer voorzien in de behoeften van de samenleving.
5 Een systeem heeft de eigenschap zichzelf te handhaven en te
blijven voortbestaan, wanneer het eigenlijk geen recht van bestaan meer heeft. De Stichting Buitenlandse Werknemers Midden-Nederland werd overbodig toen de regering bepaalde dat de
hulpverlening aan allochtonen vanaf een bepaald moment tot de
reguliere taken van het algemeen maatschappelijk werk zou gaan
behoren. De instelling heeft zichzelf toen gepositioneerd als een
tweedelijnsinstelling, die zich ten doel stelde de deskundigheid
te bevorderen van eerstelijnshulpverleners met betrekking tot de
hulpverlening aan allochtonen. Een kwestie van overleven en blijven voortbestaan. Als het voortbestaan van een bepaalde onderneming die in belangrijke mate werkgelegenheid in de regio biedt
op het spel staat, zullen allerlei partijen van binnen en buiten de
onderneming pogingen doen die onderneming te redden: overheidssubsidie, onderzoek naar nieuwe markten en eventueel een
‘doorstart’ na een bepaalde afslanking.
1.2.4
factoren die het gedrag van
mensen beïnvloeden, worden
in het systeem gezocht
systeemtheorie is de-individualiserend
motieven, bedoelingen en
intenties doen er niet zo toe
individueel gedrag geplaatst in de context van voortdurende interactie
Waarom gedraagt Jan in gezin A zich altijd tegendraads ten opzichte
van zijn ouders? Hoe komt het dat mensen in de ene organisatie zich
constructief en welwillend gedragen en de mensen in een andere organisatie niet? In de systeemtheorie worden de factoren die de gedragingen van mensen beïnvloeden, niet in de persoon zelf gezocht,
maar in de werking van het systeem en in de wisselwerking tussen
personen. Het gedrag van een bepaald persoon vormt altijd een reactie op het gedrag van een ander of van meerdere anderen. Daarbij
gaat het om de beïnvloedende factoren van het gedrag die niet te vinden zijn in de individuen zelf, maar die gezocht moeten worden in
de structuur, waarvan deze individuen deel uitmaken.
De beschrijvingen en verklaringen van de systeemtheorie hebben
dus een sterk de-individualiserend karakter. Dat wil zeggen dat men
de gesignaleerde problemen losmaakt van het individu. Aanhangers
van de systeemtheorie gaan op zoek naar relatiepatronen binnen het
systeem, die de gedragingen van de verschillende leden van het systeem verklaren. Men gaat er daarbij van uit dat het systeem – als het
ware achter de rug om van de daartoe behorende individuen – deze
gedragingen oproept en bepaalt. Voor de verklaring van ongewenst
en niet-constructief gedrag van individuen hoeft men dan niet uit te
37
1 Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
gaan van kwade bedoelingen en boze opzet. Men ziet de werkelijkheid niet als een situatie waarin de één erop uit is de ander het leven
zuur te maken of andersom. De benadering van de systeemtheorie
is nuchter en zakelijk, omdat zij niet wenst te speculeren over de bedoelingen en motieven van mensen.
De bredere blik van de systeemtheorie op het menselijk gedrag leidt
niet alleen tot een andere manier van kijken. Het biedt ook een andere verklaringswijze van menselijk gedrag dan de meer individugerichte psychologische benaderingen. In de systeemtheorie is de
blikrichting anders en dat leidt tot het waarnemen van een ander
soort factoren en invloeden, die ten grondslag liggen aan menselijk
gedrag.
De verschuiving van aandacht waarvan sprake is binnen de systeemtheorie, laat zich illustreren aan de hand van het volgende citaat van
Haley: ‘De rapporten die psychiaters schrijven over hun patiënten,
bevatten doorgaans uitsluitend conclusies over onzichtbare processen die zich in de patiënt afspelen. Maar het is ook van belang de
vraag te stellen: Wat deed de psychiater eigenlijk toen de patiënt zich
dusdanig gedroeg dat de psychiater de conclusie meende te moeten
trekken dat de patiënt wanen had?’
In het kader van deze focusverschuiving van het individu naar het
interpersoonlijke actieveld merkt Watzlawick op dat verschillende
veelgebruikte begrippen in de psychologie tot dusver ten onrechte
een louter individuele invulling hebben gekregen. Zo is er bijvoorbeeld veel geschreven over leiderschap, over de natuurlijke leider
en over de karaktereigenschappen en vaardigheden die mensen bij
voorbaat kwalificeren voor managementfuncties in de politiek en
het bedrijfsleven. In deze beschrijvingen is zelden het relationele aspect, de betrekking met de ondergeschikten, meegenomen. ‘Leider’
is men niet op een onbewoond eiland, in zijn eentje. De leider heeft
volgelingen nodig die passen bij zijn type leiderschap. Anders zal hij
weinig tot stand brengen ondanks zijn geweldige leiderschapskwaliteiten; ‘It takes two to tango.’
De literatuur over leiderschap doet dus vaak onvoldoende recht aan
de interactieve aspecten van leiderschap. Hetzelfde geldt voor boeken en artikelen over extravertheid, introvertheid, het profiel van
de hulpverlener, verzorgingsdrang en het zogenoemde helperssyndroom. De psychologische beschrijvingen van deze ‘karaktereigenschappen’ hebben geleid tot het geloof in schijnwerkelijkheden, die
men zich meende te kunnen voorstellen als ‘een meetbare hoeveelheid in de menselijke geest, die zelf ook weer als een geïsoleerd ver-
interactieaspecten van
bepaalde verschijnselen
worden onvoldoende
onderkend
38
Anders kijken
schijnsel wordt opgevat, terwijl bijvoorbeeld het woord leiderschap
slechts een steno-uitdrukking is voor een bijzondere vorm van een
voortdurende betrekking’ (Watzlawick, Beavin en Jackson, 1970, p.
22 en 23).
informatie versus energie
1.2.5
informatie als kernbegrip
Binnen de natuurwetenschappen en ook binnen de psychoanalyse,
die gebruikmaakt van het oorzakelijkheidsdenken van de natuurwetenschappen, is energie het kernbegrip. Hierbij kan men denken aan
de zwaartekracht, de elektriciteit, de techniek, maar ook aan de levensenergie bij Freud, en aan de energie die vrijkomt wanneer mensen bepaalde manieren van zelfonderdrukking of verdringing loslaten. Vrijwel in alle gangbare wetenschappen wordt gedacht in termen van energie.
Dit geldt niet voor de systeemtheorie. Binnen de systeemtheorie
staat het begrip informatie centraal. Hierbij wordt niet in de eerste
plaats gedacht aan bedoelde en gestuurde informatie, maar aan de
voortdurende stroom van zowel verbale als non-verbale, onbewuste en onbedoelde signalen die mensen uitzenden en ontvangen. Als
ik iemand een brief schrijf, dan ben ik mij bewust van wat ik schrijf,
maar als ik toevallig een norse uitdrukking op mijn gezicht heb, ben
ik me daarvan misschien helemaal niet bewust, terwijl anderen wel
reageren op deze uitdrukking door mij bijvoorbeeld maar liever even
uit de weg te gaan. Het systeem functioneert doordat er voortdurend
informatie wordt uitgewisseld tussen de delen van het systeem en
tussen het systeem en zijn omgeving. De betrekkingen tussen de delen van een systeem zijn geen statische betrekkingen, maar relaties
die voortdurend aan verandering onderhevig zijn op basis van een
permanente uitwisseling van informatie.
Het verschil tussen energie en informatie laat zich illustreren aan de
hand van de volgende twee zinnetjes:
1 Man schopt bal (energie).
Hier is sprake van een actie van de man. De kracht van de schop van
de man bepaalt hoe ver de bal zal wegrollen. De bal zal niet reageren op de man, nadat deze hem heeft weggeschopt. We hebben hier
te maken met een verschijnsel dat zich leent voor een natuurwetenschappelijke benadering.
2 Man schopt hond (informatie).
Hier blijft het niet bij een actie van de man. De schop lokt een bepaalde reactie uit van de hond. Er is sprake van energie in de natuurwetenschappelijke zin én van informatie in systeemtheoretische zin.
39
1 Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
De man bepaalt zijn relatie met de hond op een wijze die de hond
hem vermoedelijk niet in dank zal afnemen. Deze informatie
man → hond zal weer informatie hond → man uitlokken.
Naar analogie van de bloedsomloop in het menselijk lichaam kan
men stellen dat er in systemen sprake is van een permanente circulatie van informatie en een systeem van voortdurende communicatie.
Communicatie of interactie is daarbij het voertuig van de informatie.
1.2.6
feedback als een specifieke vorm van
informatie binnen het systeem: circulaire informatieprocessen en het vermogen tot informatieverwerking
Feedback is een wezenlijk kenmerk van sociale systemen. Het woord
feedback is ontleend aan de cybernetica, de wetenschap van de terugkoppeling en de op dat principe gebaseerde zelfsturende systemen. In de jaren dertig van de twintigste eeuw werd het begrip feedback al gebruikt in de betekenis van ‘zelfregulatie’. De meest gebruikte omschrijving is ‘terugkoppeling’.
feedback is een begrip uit de
cybernetica
De thermostaat is tegenwoordig in vrijwel alle huishoudens
aanwezig. Dit apparaat zorgt ervoor dat een eenmaal ingestelde
temperatuur voortdurend constant blijft, ongeacht de temperatuurwisselingen die van buitenaf de temperatuur in de kamer
beïnvloeden.
Het begrip feedback duidt het verschijnsel aan dat organismen, organisaties, groepen en gezinnen – dus alle configuraties die als een systeem te beschouwen zijn – in staat zijn
informatie vanuit het systeem of van daarbuiten te ontvangen
en te verwerken, waardoor ze het vermogen hebben hun eigen
functioneren bij te sturen.
Wanneer men tegenwoordig spreekt over lerende organisaties en
zelfsturende teams, doelt men op systeemeigenschappen die gebaseerd zijn op dit feedbackgegeven.
Het begrip feedback uit de systeemtheorie is een ander begrip dan
dat in het algemeen spraakgebruik gangbaar is en dat duidt op de informatie – zogenoemde positieve of negatieve feedback – die men
vermogen tot bijsturen
40
Anders kijken
betekenis van feedback in
soms van anderen krijgt met betrekking tot het eigen gedrag en
functioneren.
Feedback in systeemtheoretische zin is een breder begrip dan het algemeen gangbare en duidt op alle processen van informatieterugkoppeling en -verwerking. Daarbij verloopt de informatiestroom in cirkels:
er worden binnen het systeem en tussen het systeem en zijn omgeving over en weer voortdurend berichten uitgezonden. Als deze berichten, die zowel bewust als onbewust kunnen zijn, worden ontvangen, wordt er altijd op een of andere manier op gereageerd en volgt
daarop weer een reactie van het systeem. Het systeem verwerkt namelijk de informatie, die het krijgt in reactie op de door zichzelf uitgezonden informatie, weer bij zijn verdere functioneren. Bij deze
cirkels van informatie vormt een duidelijke reactie evenzeer een ‘bericht’ als geen reactie of een onbewust gegeven reactie.
algemeen spraakgebruik
en in systeemtheorie is
verschillend
Een politieke partij houdt via opiniepeilingen de stemming van
het publiek in de gaten en peilt via vergaderingen de stemming
binnen de eigen partij. Elke zichzelf respecterende instelling
doet tegenwoordig aan kwaliteitszorg. Dat geldt voor universiteiten, hogescholen, ziekenhuizen, instellingen voor maatschappelijk werk en allerlei andere instellingen op het gebied
van de publieke dienstverlening. Men vraagt de klanten na de
levering van de betreffende dienst naar hun tevredenheid ten
aanzien van het geleverde product of de geleverde dienst. Op
basis van deze evaluaties kan men stappen nemen om de kwaliteit van het betreffende product te verhogen en besluiten het
leerplan van een bepaalde opleiding te wijzigen, de werkprocedures in de jeugdzorg ingrijpend te veranderen of kan de minister van Verkeer overwegen het contract tussen de NS en de overheid bij te stellen.
In de politiek kan het fataal zijn als er niet wordt gereageerd
op feedbacksignalen. Zich doof houden voor zulke signalen
kan fataal zijn. Eén maand voor de val van de muur sprak Gorbatsjov, die in Berlijn op bezoek was ter gelegenheid van het
veertigjarig bestaan van de DDR, naar aanleiding van de starre
houding van Erich Honnecker ten opzichte van het volksverzet
in de DDR de volgende profetische woorden: ‘Gefahren warten
nur auf jene, die nicht auf das Leben reagieren’ (Gevaren treffen diegenen, die niet op het leven reageren). Hij heeft gelijk
gekregen.
41
1 Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
Bij het systeemtheoretisch begrip feedback wordt onderscheid gemaakt tussen positieve en negatieve feedback. Deze begrippen ‘positief ’ en ‘negatief ’ verschillen in hun betekenis in sterke mate van het
algemeen taalgebruik. Ze hebben geen enkele normatieve of waarderende betekenis in de zin van goed en slecht, zoals in het algemeen
spraakgebruik.
Negatieve feedback draagt bij aan de bestendiging van de
situatie, aan het voortbestaan van de bestaande toestand van
het systeem. Negatieve feedback is erop gericht veranderingen
tegen te gaan. Positieve feedback is daarentegen de vorm van
feedback die erop is gericht dat het systeem verandert en dat
een bepaalde systeemnorm, die tot dan toe gold, wordt losgelaten.
Henk is een luie student. Zijn werkstukken en toetsen zijn
meestal onder de maat. Als de docent besluit Henk voor een onvoldoende werkstuk toch maar een 6 te geven, is dat misschien
wel ‘positieve feedback’ in de zin van het algemeen spraakgebruik, maar in systeemtheoretische zin gaat het hier om negatieve feedback. Door een voldoende te geven, beloont de docent
immers het lage prestatieniveau van Henk en draagt hij ertoe bij
dat er geen verandering plaatsvindt in het belabberde studeergedrag van deze student.
Als in een gezin waarvan de moeder een aantal jaren geleden
is overleden, de vader aankondigt dat hij wil hertrouwen, dan
kan dat verzet en weerstand oproepen bij zijn kinderen. Ze laten hun vader merken dat ze niet gediend zijn van zijn plannen.
Ze willen geen indringster of stiefmoeder en dat maken ze hun
vader op verschillende manieren duidelijk. Hun reactie is een
vorm van negatieve feedback als deze reactie het effect heeft dat
de vader niet hertrouwt. De reden dat dit een vorm van negatieve feedback is, is dus niet gelegen in het feit dat de kinderen
negatief staan ten aanzien van vaders wens om te hertrouwen,
maar omdat ze er uiteindelijk in slagen de situatie te houden
zoals die is: geen verandering en geen vreemde vrouw in hun
vertrouwde systeem.2
2 Dit voorbeeld is ontleend aan Van der Pas, 1973.
positieve en negatieve
feedback
42
Anders kijken
De inspectie voor het onderwijs laat een bepaalde opleiding weten dat zij heeft vastgesteld dat de opleiding onder de maat is.
De opleiding krijgt nu zeven maanden de gelegenheid orde op
zaken te stellen en als dit niet lukt wordt de subsidie gestopt.
De opleiding besteedt volgens het inspectierapport te weinig
aandacht aan theoretische vorming. De inspectie acht dit ontoelaatbaar. Als de interventie van de inspectie tot een in haar ogen
gewenst resultaat leidt, hebben we hier te maken met een voorbeeld van positieve feedback. Het rapport van de inspectie heeft
immers tot verandering geleid.
1.2.7
herhaling, beperking, voorspelbaarheid, redundantie en patroon
Hoewel zich in systemen allerlei veranderingen voordoen, is herhaling het kenmerk waaraan men een systeem herkent. Wanneer eenmaal een bepaald patroon van interactie in een systeem is ontstaan,
verschaffen de daarna volgende interacties steeds minder nieuwe
informatie.
Men zegt wel:
Eén keer is toeval,
Twee keer valt op,
Drie keer is een patroon.
Wanneer groep 2A van een bepaalde opleiding gedurende een
semester op maandagochtend om 10 uur sociologie heeft in lokaal 203, hoeft de opleidingsadministratie de studenten daarvan niet wekelijks in kennis te stellen. Het rooster dat in het
begin van de periode aan de studenten is uitgereikt, impliceert
dat er geen nieuwe informatie nodig is met betrekking tot de
dag en het tijdstip waarop en het lokaal waarin de sociologieles
wordt gegeven.
hoe langer de tijdsduur, des te
meer patroonvorming
Teamvergaderingen verlopen doorgaans volgens een bepaald
stramien. Het ontbijt in het gezin Jansen verloopt elke dag nagenoeg langs dezelfde patroonmatige lijnen. De communicatie
tussen partners, die bij hun kennismaking nog zo nieuw was en
werd gekenmerkt door hevige verliefdheid en voortdurende ver-
43
1 Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
rassingen, geraakt na verloop van tijd in een patroon dat grote
regelmaat vertoont en in hoge mate voorspelbaar is.
Als er in de loop van het kennismakings- en samenlevingsproces
eenmaal een bepaald traject is afgelegd en een aantal ‘wissels’ is genomen, behoort in wezen 80 à 90 procent van het totaal aan theoretische gedragsmogelijkheden niet meer tot de waarschijnlijk realiseerbare opties. Dit verschijnsel wordt beperking genoemd. Deze
beperking is niet slecht of negatief, want dit verschijnsel zorgt voor
vertrouwdheid en zekerheid en dit ingrijpende selectieproces creëert
een bepaalde mate van beheersbaarheid en voorspelbaarheid van de
situatie. Deze steeds grotere voorspelbaarheid van systemen wordt
met de term redundantie aangeduid.
De term redundantie geeft aan dat veel informatie binnen het
systeem overbodig is, geen nieuwe informatie bevat, zichzelf
herhaalt en volledig past in het patroon dat ons al bekend was.
De begrippen redundantie en patroon gelden binnen de systeemtheorie als synoniemen.
1.2.8
communicatie als voertuig van de
informatie binnen systemen
Binnen het algemeen spraakgebruik wordt communicatie opgevat
als het leggen van contact met anderen en als het vermogen naar de
ander te luisteren, met de ander te spreken en de ander te begrijpen.
Communicatie wordt gezien als iets wat soms wel en soms niet geslaagd is, algemeen maatschappelijke waardering geniet en waarvoor wij geacht worden ons in te zetten, omdat het immers om een
maatschappelijk wenselijke zaak gaat. Binnen veel beroepsopleidingen worden studenten getraind in communicatieve vaardigheden.
Ze moeten goed leren luisteren en in staat zijn de ander aandacht en
ruimte te geven.
Als we het begrip communicatie gebruiken, moeten we ons goed realiseren dat dit begrip binnen de systeemtheorie een andere betekenis heeft dan in het algemeen spraakgebruik. Het begrip communicatie in het algemeen spraakgebruik staat – zoals vermeld – voor een activiteit ten behoeve van het contact met en het bereiken en begrijpen
van de ander. Het begrip communicatie binnen de systeemtheorie heeft
een veel bredere, neutralere en niet vanzelfsprekend positieve bete-
beperking
redundantie
redundantie = patroon
44
Anders kijken
kenis. Binnen de systeemtheorie geldt dat alle gedrag communicatie
is en dat de volgende vier begrippen identiek zijn:
vier begrippen met dezelfde
communicatie = interactie = gedrag = beïnvloeding
betekenis
alle gedrag is communicatie,
ook asociaal gedrag
Alle gedrag heeft een communicatief aspect. Binnen de systeemtheorie is de term communicatie een neutraal en waardevrij begrip en
heeft het een veel ruimere betekenis dan in het algemeen spraakgebruik. Iemand helpen is communicatie, maar voordringen in de rij
bij de kassa van de supermarkt is ook communicatie. Iemand een
mooie brief schrijven voor zijn verjaardag is communicatie, maar
een ontvangen brief botweg niet beantwoorden, is net zo goed
communicatie. Alle gedrag is communicatie. Ook stelen, spieken,
kwaadspreken, iemand beledigen of belazeren, slijmen en je nieuwe
liefde ‘dumpen’. Communicatie is informatie die gevolgen heeft.
1.3
hoe vrij zijn mensen in hun
gedrag?
De verschillende verklaringen van menselijk gedrag in
kaart gebracht
Alvorens een vergelijking te maken tussen de systeemtheorie en andere psychologische stromingen, wordt eerst een andere typologie
aan de orde gesteld van de manieren waarop naar menselijk gedrag
kan worden gekeken. Het gaat daarbij vooral om de dimensie ‘bepaaldheid of gedetermineerdheid van menselijk gedrag’ versus menselijke vrijheid. De psychoanalyse, het behaviorisme en de systeemtheorie worden in de linkerkolom, de kolom van de oorzaken, gesitueerd. De humanistische benadering past in de rechterkolom (tabel
1.1).
1.4
Vergelijking tussen de eerdere psychologische stromingen en de systeemtheorie
Nu volgt een inventarisatie van de belangrijkste verschillen tussen
de traditionele psychologie enerzijds – waarbij vooral wordt gedacht
aan de psychoanalyse – en de systeemtheorie anderzijds. Het doel
van deze inventarisatie is de plaats van de systeemtheorie duidelijk te
maken binnen de psychologie.
De inventarisatie wordt voorafgegaan door tabel 1.2, waarin de verschillen tussen de traditionele psychologie en de systeemtheorie in
het kort zijn weergegeven.
45
1 Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
Tabel 1.1 Waarom doet iemand wat hij doet?3
Psychoanalyse, behaviorisme,
Humanistische benadering
systeemtheorie
Op grond van oorzaken en invloeden
die in het individu of het systeem gelegen zijn (verleden, erfelijkheid, fysieke bepaaldheid, gezin, schoolklas).
Op grond van redenen, motieven en
bedoelingen.
Deze oorzaken leiden tot menselijk
gedrag.
Deze redenen, motieven en bedoelingen leiden tot menselijk handelen.
Dit gedrag kunnen we oorzakelijk verklaren in termen van gedetermineerdheid.
Wat iemand doet, wordt als het ware
achter zijn rug om veroorzaakt.
Dit gedrag kunnen we begrijpen in termen van vrijheid en zelfbeschikking.
De mens is dan zelf oorsprong van wat
hij doet.
De waaromvraag is hier: ‘Waarom
doet hij/zij dit?’
Deze vraag kan door extern wetenschappelijk onderzoek worden beantwoord.
De waaromvraag is hier: ‘Waarom doe
jij dit?’
Deze vraag kan alleen in een interpersoonlijk gesprek door de persoon in
kwestie zelf beantwoord worden.
Tabel 1.2 Contrasten tussen de traditionele psychologie en de systeemtheorie.
Traditionele psychologie
Systeembenadering
1
1
Individugericht.
Systeemgericht.
2 Intrapsychische benaderingswijze.
2 Interpersoonlijke benaderingswijze.
3 Geïnteresseerd in waarneembaar
en niet-waarneembaar gedrag.
3 Uitsluitend geïnteresseerd in waarneembaar gedrag.
4 Het verleden wordt van zeer groot
belang geacht.
4 Het verleden wordt veel minder of
nauwelijks van belang geacht.
5 De waaromvraag staat in het
teken van de persoonsanalyse.
5 De waaromvraag staat in het teken
van de systeemanalyse.
6 Men maakt onderscheid tussen
normaal en abnormaal gedrag
van het individu.
6 Men maakt onderscheid tussen de
verschillende gedragingen van het
systeem.
7 Men gaat uit van eenduidige
oorzaken, zogenaamde lineaire
causaliteit:
oorzaak → gevolg.
7 Men gaat niet uit van eenduidige
oorzaken, maar van zogenaamde
circulaire causaliteit: oorzaak =
gevolg = oorzaak = gevolg.
3 Dit schema is ontleend aan Richard Hoogeweegen, ex-docent filosofie
aan de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening van de Hogeschool
Utrecht.
46
Anders kijken
1.4.1
individugericht versus systeemgericht
Dit aspect belicht de verschillende blikrichtingen van de betreffende
theorieën. Het verschil tussen individugericht kijken en systeemgericht kijken is hiervoor al aan de orde geweest. Mensen die geen aanhanger zijn van de systeemtheorie vinden in het individu de basis van
waaruit ze het gedrag, dat ze waarnemen, kunnen verklaren. Aanhangers van de systeembenadering zoeken hun aanknopingspunten
voor de verklaring van het gedrag van mensen in de omgeving of het
systeem.
1.4.2
het gaat om relaties en
patronen tussen mensen
intrapsychische versus interpersoonlijke benaderingswijze
Dit is misschien wel het belangrijkste verschilpunt. De ‘gewone’
psychologie gaat over driften, motivaties, verlangens, emoties, verdringing, complexen, dwanggedachten, wanen, illusies enzovoort,
zaken die worden geacht zich binnen in de psyche van de persoon te
bevinden of af te spelen. De psycholoog neemt aan dat de sleutel tot
het (problematische) gedrag van zijn cliënt zich binnen in de persoon bevindt; dit wordt een intrapsychische benadering genoemd.
De benaderingswijze van de systeemtheorie is daarentegen interpersoonlijk. Het onderzoeks- en interventieterrein van de systeemtheorie is het interpersoonlijke relatiepatroon, het netwerk van relaties
binnen het systeem waartoe de persoon behoort, het communicatiepatroon en de wijze waarop wordt gecommuniceerd.
De gezinstherapeut die een gezin verwacht dat uit twee ouders en
drie kinderen bestaat, weet dat hij in principe met zes stoelen zou
kunnen volstaan, maar toch zet hij er negen of tien neer. Dit doet
hij omdat hij vermoedt dat deze opzet hem informatie zal verschaffen over subsystemen, rolposities en eventuele coalities binnen het
gezin. Negen of tien stoelen bieden aan de vijf gezinsleden de mogelijkheid te kiezen naast wie ze gaan zitten en ten opzichte van wie
ze wat verder weg plaatsnemen. Aan deze handelwijze ligt een bepaalde verwachting ten grondslag. Men gaat ervan uit dat steeds terugkerende relatiepatronen binnen het gezin zichtbaar worden bij
deze eerste zitting, indien deze patronen de ruimte en de gelegenheid krijgen zich te manifesteren doordat een bepaalde keuzevrijheid wordt geboden.
1.4.3
niet-waarneembaar gedrag versus waarneembaar gedrag
Een van de belangrijkste bezwaren die de grondleggers van de systeemtheorie hadden ten aanzien van de psychoanalyse betrof het feit
dat de psychoanalyse het voortdurend heeft over niet-zichtbare zaken: driften, cognities, overtuigingen, verdringing, motivatie, su-
47
1 Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
blimatie enzovoort. De systeemtheorie heeft belangstelling voor
zichtbare zaken: gedrag, relaties, coalities, groepsstructuren, relatiepatronen en de wijze waarop het systeem probeert te voldoen aan
de door zichzelf gestelde norm. De vertegenwoordigers van de systeemtheorie hebben met de aanhangers van het behaviorisme gemeen dat ze er de nadruk op leggen dat uitsluitend de waarneembare
aspecten van het menselijk gedrag tot het object van de psychologie
gerekend mogen worden.
het verleden van belang versus het verleden niet of nauwelijks van belang
Van de psychoanalyse is bekend dat deze stroming de oorzaken van
psychische ongemakken in het verleden zoekt. Een jarenlange therapie dient ertoe dat de patiënt door middel van associaties contact
maakt met gebeurtenissen uit zijn zeer vroege jeugd, waarin dingen zijn gebeurd die zijn huidige bestaan in negatieve zin hebben
beïnvloed.
De vertegenwoordigers van de systeemtheorie gaan ervan uit dat de
problemen van nu ook in het hier en nu moeten worden opgelost.
Als de relaties binnen het team onbevredigend zijn, doen we er goed
aan te interveniëren in de huidige situatie om de relaties in positieve
zin te veranderen. Het is niet nodig om het verleden hierbij te betrekken. Het graven en spitten naar pijnlijke of traumatische momenten
in het verleden wordt niet zinvol geacht. De voorkeur gaat uit naar
een rechtstreekse aanpak van de relaties, het relatiepatroon en het
gedrag in het hier en nu.
wat zichtbaar is, telt
1.4.4
1.4.5
de verschillende typen waaromvragen
De psychoanalyse is geïnteresseerd in de angsten, gedachten, motieven en persoonlijke problemen van personen en in het waarom van
deze zaken. De systeemtheorie stelt eerder vragen die in het teken
staan van de analyse van het systeem en die gaan over het communicatiepatroon, over de wijze waarop de relaties binnen een systeem
zich manifesteren en de wijze waarop ze functioneren.
Een vraagstelling met betrekking tot de hoedanigheid van de problematiek binnen een systeem vereist een andere kijk op menselijk gedrag dan de pogingen om inzicht te verkrijgen in de redenen van de
motieven, verlangens, overwegingen, problemen en frustraties van
mensen.
1.4.6
wat is normaal, wat is abnormaal?
In de tijd vóór de systeemtheoretische benadering werden de oorzaken voor gedragsmoeilijkheden gezocht in het individu. Als de
problemen in het individu worden gelokaliseerd, dient het indivi-
hier en nu
niet zoeken naar redenen,
maar naar de aard van
patronen
48
een andere manier van kijken
naar ziekte en ‘vreemd’ gedrag
situaties met eenduidige
oorzaken
Anders kijken
du ook onderwerp van behandeling te zijn, zo dacht men. Iemand
met psychische problemen die behandeling nodig heeft, is immers
‘ziek’. Als je ziek bent, moet je naar de dokter en dien je een behandeling te ondergaan. Vanuit deze benadering kan men een onderscheid maken tussen zieke en gezonde mensen. Zo zou je kunnen
stellen dat degenen die zich als patiënt binnen verblijfsafdelingen
van psychiatrische inrichtingen bevinden, geestelijk niet gezond en
dus ziek zijn, terwijl degenen die daarbuiten leven als geestelijk gezond aangemerkt kunnen worden (voor het gemak worden ambulante of poliklinische patiënten even buiten beschouwing gelaten).
Op deze wijze wordt er een onderscheid gemaakt tussen ‘gezonden’
en ‘zieken’.
De systeemtheorie wil dit onderscheid niet maken. In hun artikel
uit 1956 hebben de grondleggers van de systeemtheorie immers betoogd dat bepaalde psychische aandoeningen kunnen worden opgevat als veroorzaakt door het omgevende sociale systeem en gezien
kunnen worden als de enige mogelijke reactie op een absurde en
onhoudbare communicatieve context. Terwijl communicatie wordt
gezien als een voortdurende herhaling van actie- en reactiepatronen, kan het gedrag van de één niet meer als de oorzaak van het probleem worden aangemerkt, zoals het ook te simpel is om het gedrag
van de ander als het gevolg van dit als oorzakelijk aangemerkte gedrag te benoemen (Bateson e.a., 1956). De scheiding tussen ‘normaal’ en ‘abnormaal’ gedrag en tussen ‘gezonde’ en ‘zieke’ mensen
wordt door de systeemtheorie niet vruchtbaar geacht en daarom niet
gehanteerd.
1.4.7
een ander type oorzakelijkheid
Hier raken we aan een zo fundamenteel aspect van de systeemtheorie dat het niet overdreven is om van een ander paradigma te spreken. Men spreekt in de wetenschapstheorie van een paradigma als
het een geheel eigen wetenschappelijke invalshoek en benadering
betreft.
Sinds Aristoteles en Archimedes hebben wetenschappers onderzoek
gedaan naar oorzaken van allerlei verschijnselen. Zo heeft men ook
eeuwenlang gezocht naar de oorzaken van de verschillende ziekten van lichaam en geest. Waardoor wordt een tornado veroorzaakt?
Hoe worden mensen alcoholist? Vanwege hun socialisatie, vanwege
hun genetisch bepaalde aanleg of vanwege een bepaalde karakterzwakte? Waardoor worden mensen depressief ?
Wetenschaptheoretici hebben steeds geprobeerd tot een algemeen
verklarend kader te komen, waarbinnen alle bestaande theorieën
en onderzoeksmethoden hun plaats konden vinden. Binnen dat algemeen verklarend kader vormt het begrip oorzakelijkheid of cau-
49
1 Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
saliteit de kern. Het op het spoor komen van oorzakelijke verbanden is de kernopdracht van de wetenschap en wetenschappers hebben daartoe een oorzakelijk model nodig. Ter vervulling van deze
opdracht hebben wetenschappers tot ver in de twintigste eeuw een
oorzakelijkheidsmodel gehanteerd waarvan zij de beperktheid niet
hebben onderkend, omdat dit het enige oorzakelijkheidsmodel was
waarover men beschikte. Dit model omschrijven we nu als het model
van de lineaire causaliteit.
Binnen het model van de lineaire causaliteit wordt een verschijnsel
verklaard door een oorzakelijke beïnvloeding of een complex van
oorzaken dat als losstaand van het gevolg te definiëren is.
Lineaire causaliteit verloopt volgens het model: A veroorzaakt B, zoals hieronder weergegeven.
A→B
A oefent een bepaalde invloed uit op B. B ondergaat deze invloed en
verandert erdoor.
Als je van iemand een griepbacil opdoet, krijg je ook griep.
Als metaal wordt verhit, zet het uit.
Als ijs wordt verwarmd, gaat het smelten.
Als ouders hun kind emotioneel verwaarlozen, is er een grote
kans dat dit kind later een depressieve of antisociale volwassen
zoon of dochter wordt.
Als je een taakgerichte leider toevoegt aan een werkgroep, zal
deze groep een betere prestatie leveren dan wanneer de groep
het zonder zo’n leider moet stellen.
Als een kind nooit door zijn ouders wordt geprezen en steeds
wordt afgekat en vernederd, zal het geen krachtig zelfbeeld ontwikkelen en neigen naar minderwaardigheidsgevoelens.
Als je een appel van een kerktoren laat vallen, valt hij naar
beneden.
er bestaan meerdere typen van
oorzakelijkheid
50
lineaire causaliteit
Anders kijken
Het gaat hier om eenzijdige causale relaties. Het één beïnvloedt het
ander en het ander beïnvloedt niet het één.
Het model van de lineaire causaliteit is altijd het denkmodel van de
natuurwetenschappen geweest en heeft de wetenschap heel veel
kennis en theorie opgeleverd. De sociale wetenschappen, die zich
sinds hun ontstaan gespiegeld hebben aan de natuurwetenschappen
omdat de natuurwetenschappelijke benaderingswijze binnen de wetenschappelijke wereld het enige wetenschappelijke model was, namen dit denkmodel over. Inmiddels weten we dat de sociale werkelijkheid zich eigenlijk niet zo goed leent voor deze benadering. Dat
kunnen we vaststellen nu we inmiddels weten dat er nog een andere
oorzakelijkheidsbenadering bestaat dan de lineaire.
In de systeemtheorie is duidelijk geworden dat binnen systemen een
oorzakelijkheid geldt die van een andere aard is.
Omdat het slecht gaat met de economie, gaan er allerlei bedrijven failliet. Omdat er allerlei bedrijven failliet gaan, komen
er steeds meer werklozen en gaat het steeds slechter met de
economie.
Omdat Tineke nerveus is, raakt Henk geïrriteerd. Omdat Henk
geïrriteerd is, wordt Tineke steeds nerveuzer, waardoor Henk
nog geïrriteerder wordt enzovoort.
situaties met niet-eenduidige
Omdat de directie van een bedrijf het personeel onvoldoende
vertrouwt, kiest zij voor een sterk centralistische beleidsvoering
en voor veel controle. In reactie op deze houding verzint het
personeel allerlei manieren om zijn eigen gang te gaan en zich
aan de controle van de directie te onttrekken. Hierop neemt de
directie haar toevlucht tot nog meer controle en stelt toezichthouders aan. Deze toezichthouders zijn niet erg populair bij het
personeel en worden als ‘spionnen’ betiteld. De nieuwe functionarissen worden tegengewerkt, belachelijk gemaakt en gepest.
Een en ander leidt ertoe dat de relatie tussen directie en het personeel steeds meer verstoord raakt waardoor uiteindelijk een
openlijke vertrouwensbreuk niet meer te vermijden is.
oorzaken
Henk gaat studeren en wordt lid van een studentengezelligheidsvereniging. Hij is sociaal een nogal onhandige jongen,
werd op de middelbare school veel gepest en is bang dat men
hem een kluns zal vinden. Hij houdt zich daarom wat afzijdig,
51
1 Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
waardoor anderen niet goed hoogte van hem krijgen en ook
niet de behoefte voelen hem uit te nodigen voor hun groepsgewijze bioscoop- en cafébezoek. Als Henk al contact heeft met
zijn medestudenten, stelt hij zich weifelachtig en afhankelijk
op en vermijdt hij consequent een eigen mening te laten horen. Henk bezoekt de vereniging steeds minder en voelt zich er
steeds onzekerder. Zijn jaargenoten vinden hem een zonderling. Na een halfjaar zegt Henk zijn lidmaatschap van de vereniging op. Niemand van zijn jaargenoten voelt zich geroepen om
uit te zoeken waar Henk gebleven is.
Hier hebben we te maken met een ander soort oorzakelijkheid. Het
één veroorzaakt het ander en het ander veroorzaakt weer het één. We
spreken hier van circulaire causaliteit (figuur 1.1).
Figuur 1.1 Circulaire
causaliteit.
A
B
We weten van de cirkel dat hij rond is. De cirkel heeft geen begin en
geen einde.
Voor circulaire causaliteit geldt: oorzaak = gevolg = oorzaak = gevolg = oorzaak enzovoort.
In de sfeer van circulair-causale verbanden kunnen we de begrippen
oorzaak en gevolg niet eenduidig aan een bepaald verschijnsel toekennen. Wanneer elk onderdeel van de interactie tegelijk zowel oorzaak als gevolg is, zijn de begrippen oorzaak en gevolg betekenisloos geworden en doet men er beter aan deze niet meer te gebruiken.
De ontdekking en benoeming van het verschijnsel van de circulaire
causaliteit is volgens de Amerikaanse natuurkundige Fritjof Capra
circulaire causaliteit
52
Anders kijken
(1996) de belangrijkste wetenschappelijke ontdekking van de twintigste eeuw.
Het inzicht dat gebeurtenissen beurtelings elkaar oproepen en versterken en dat elk element in de reeks van gebeurtenissen zowel een
oorzakelijk aspect als een gevolgaspect heeft en dus noch als oorzaak noch als gevolg kan worden aangemerkt, heeft – gezien in het
licht van de wetenschapsgeschiedenis – een revolutionair karakter.
Deze nieuwe zienswijze in de wetenschap vergt een verandering in
het denken. Zelfs als mensen van de eenentwintigste eeuw kunnen
wij ons die zienswijze niet gemakkelijk eigen maken, omdat we –
persoonlijk en historisch – geworteld zijn in een lange geschiedenis
van denken in termen van lineaire causaliteit.
1.4.8
verschillende theorieën vullen
elkaar aan
het naast elkaar bestaan en het elkaar
aanvullen van theorieën
Hoewel de grondleggers van de systeemtheorie zich bij de ontwikkeling en eerste formuleringen van hun theorie wel eens schamper
hebben uitgelaten over de psychoanalyse, zijn de huidige vertegenwoordigers van de systeembenadering ervan overtuigd dat de verschillende psychologische stromingen allemaal hun eigen waarde
hebben en elkaar aanvullen. We zien in de praktijk dan ook dat gezinshulpverleners, die primair werken vanuit de systeemtheorie, regelmatig gebruikmaken van elementen uit het behaviorisme door
binnen de gezinshulpverlening te werken met gedragstherapeutische opdrachten.
1.5
Een ander soort theorie: het metakarakter van de
systeemtheorie
Kenmerkend voor theorieën is dat ze ergens over gaan en betrekking
hebben op een onderwerp of een bepaald inhoudelijk gebied. Een
‘normale’ theorie is een inhoudelijke theorie. Zo zijn er theorieën die
handelen over de zwaartekracht, over het ontstaan van de aarde, over
het belang van de kinderlijke seksualiteit, over zwarte gaten in het
heelal, over de wijze waarop mensen leren, over het ontstaan van depressies, over de wijze waarop men kinderen dient op te voeden en
zo meer.
Het opmerkelijke van de systeemtheorie is dat deze ‘nergens’ over
gaat en geen echt onderwerp heeft.
53
1 Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
De systeemtheorie is inhoudelijk leeg, hoe merkwaardig dit
ook mag klinken.
De systeemtheorie is een manier van denken, een specifieke
benaderingswijze waarmee de verschillende soorten werkelijkheid, waarbinnen de theorie haar toepassing vindt, op een
vruchtbare wijze benaderd en bezien kunnen worden.
Het gaat om een bril waardoor je naar de werkelijkheid kunt
kijken, en om een begrippenapparaat waarmee je die werkelijkheid/werkelijkheden kunt benaderen.
De theorie biedt een raster waardoor de bestudeerde werkelijkheid
zich aan de waarnemer in een bepaalde structuur presenteert die
voor nadere bestudering heel vruchtbaar is. Om dit uitzonderlijke
karakter van de systeemtheorie tot uitdrukking te brengen, spreekt
men van een metatheorie.
Een metatheorie is een theorie van een hoger abstractieniveau
dan het niveau van ‘gewone’, dat wil zeggen inhoudelijke theorieën.
systeemtheorie is een wijze
van benaderen
Het systeembegrip en de
belangrijkste kenmerken
van open systemen
2
2.1
Het begrip systeem; een definitie
56
2.2
Niveaus waarop systemen en hun delen
geformuleerd kunnen worden
56
2.3
Het tijdselement
57
2.4
Totaliteit of systeemsamenhang
57
2.5
Niet-optelbaarheid
61
2.6
Subsysteem
66
2.7
Coalitie
67
2.8
Homeostase
67
2.9
Flexibiliteit van het systeem
71
2.10 De omgeving van het systeem
71
2.11 Het proces van input, throughput en output
van energie en informatie
2.11.1 Input
2.11.2 Throughput
2.11.3 Output
74
74
74
74
2.12 Systemen als kringlopen van gebeurtenissen
75
2.13 Equifinaliteit/multifinaliteit
75
2.14 Organisatie en differentiatie
77
Download