Draaiboek: Oplossingsgerichte groepstherapie voor mensen met een verstandelijke beperking ‘Dat wat aandacht krijgt, groeit’ Aristoteles Door: Rianne Meeusen, gezondheidszorgpsycholoog Marloes Ogg-Groenendaal, psycholoog i.o. tot gezondheidszorgpsycholoog Inhoudsopgave: 1. Inleiding 2. Oplossingsgericht werken 3. Instructie Bijlage I: Complimentkaartjes Bijlage II: werkboek oplossingsgerichte groep 1. Inleiding: Voor u ligt het draaiboek ‘oplossingsgerichte groepstherapie voor mensen met een verstandelijke beperking’. Dit draaiboek is ontstaan vanuit de ervaringen met oplossingsgerichte groepsbehandeling aan mensen met een (lichte) verstandelijke beperking en psychiatrische problematiek. Het is een eerste opzet en behoeft nog verdere aanpassing. Oplossingsgericht werken is goed toepasbaar met mensen met een verstandelijke beperking. het richt zich op de versterking van de krachten en autonomie. Deze ‘empowerment’ is een belangrijk en actueel thema in de huidige zorg aan mensen met een verstandelijke beperking. Mensen met een verstandelijke beperking hebben veelal moeite met abstract denken. Het concrete denken en de praktische insteek van oplossingsgericht werken, sluiten daarom goed aan. Omdat ‘praten over’ voor mensen met een verstandelijke beperking vaak ontastbaar en moeilijk is, is er voor deze cursus gezocht naar een afwisseling tussen verbale en meer visuele opdrachten. Het doel van de oplossingsgerichte groepstherapie is het gevoel van eigenwaarde en de competentie van cliënten te vergroten. Daarnaast wordt er gepoogd de stemming te verbeteren. Een neveneffect van de therapie in groepsverband is dat het leidt tot een gevoel van ‘ergens bij horen’. In hoofdstuk 2 zal kort iets worden geschetst over oplossingsgericht werken. Hiervoor is gebruik gemaakt van het handboek ‘Oplossingsgericht werken met licht verstandelijk beperkte cliënten’ van J. Roeden & F. Bannink (2007). In hoofdstuk 3 worden instructies gegeven voor de therapeut. In bijlage I zijn hulpmiddelen voor het geven van de therapie toegevoegd en tot slot is als bijlage II het ‘werkboek oplossingsgerichte groep’ toegevoegd. 2. Oplossingsgericht werken: Het hoofdkenmerk van oplossingsgericht werken is dat er niet vanuit de beperking van ‘het probleem’ wordt gedacht, maar dat er concreet en praktisch gekeken wordt naar hoe mensen problemen oplossen en wat ze zelf aan mogelijkheden, cq. vaardigheden hebben. Het uitgangspunt is dat ieder mens beschikt over kwaliteiten en hulpbronnen. Bij mensen met een verstandelijke beperking zijn deze vaak onderbelicht. Veelal wordt er gekeken naar wat ze niet kunnen en waar ze ondersteuning bij nodig hebben. Oplossingsgerichte therapie probeert juist iemands kwaliteiten onder de aandacht te brengen om deze vervolgens te versterken en te vergroten. De therapeut heeft als taak om deze aandacht te sturen en kwaliteiten te bekrachtigen om zo te komen tot oplossingen. Oplossingsgerichte therapie richt zich op wat er al goed gaat bij mensen en wat er anders zou zijn wanneer problemen zich even niet of minder voordeden of wanneer ze opgelost zouden zijn. Bij oplossingsgericht werken wordt er niet gezocht naar oorzaken vanuit het verleden. Er wordt wel naar het verleden gekeken in zoverre het eerdere successen van de persoon en zijn omgeving betreft. Oplossingsgericht werken gaat over het ontwerpen een gewenste situatie en het vinden van oplossingen die helpen deze situatie te bereiken. De behandelaar is geïnteresseerd in wie of wat een positief effect op de persoon heeft, waar hij goed in is, wat hij graag doet en welke hulpbronnen hij al in huis heeft. Door oplossingsgerichte vragen te stellen, richt hij de aandacht op het doel, de oplossingen en de competenties. Hij stimuleert de persoon tot het ‘meer doen van wat al werkt’ of ‘iets anders doen, als het niet werkt’. De therapeut werkt vanuit de overtuiging dat geen enkel probleem voortdurend optreedt, dat de uitzonderingen op het probleem (situaties waarin het probleem niet of minder aanwezig is) de sleutels zijn voor de oplossingen ervan en dat het realiseren van een kleine verandering voldoende is om een proces van grotere verandering in gang te zetten. Daarbij gaat hij er steeds vanuit dat de oplossingen die iemand zelf aandraagt de beste zijn. Contra-indicaties voor het volgen van oplossingsgerichte therapie zijn volgens Roeden & Bannink (2007) het niet hebben van een doel en geen mogelijkheid of wens tot gesprekscontact hebben, bijvoorbeeld bij een acute psychose, een zware depressie of een ernstige verstandelijke beperking. Verder zijn er twijfels over de toepasbaarheid van deze therapie bij cliënten met autisme. Bij sommige soorten oplossingsgerichte vragen is het nodig dat de betrokkene zich kan verplaatsen in een ander, hetgeen een probleem oplevert bij mensen met een autistische stoornis. Tevens zijn er bepaalde verschijnselen die bij autisme veel voorkomen, zoals focussen op details i.p.v. op het geheel, een slecht begrip van de toekomst en moeilijk onderscheid kunnen maken tussen fantasie en werkelijkheid, die een contra-indicatie kunnen zijn voor oplossingsgericht werken. De eerste ervaringen met de oplossingsgerichte groepstherapie waren echter dat ook mensen met autisme baat hadden bij de therapie. Bij oplossingsgericht werken zijn 6 typen vragen belangrijk: (1) vraag naar veranderingen voor het eerste gesprek; welke actie is al ondernomen, of wat is er al gebeurd waardoor er verbetering in de situatie is? (2) Vraag naar uitzonderingen; op welk moment is het probleem minder of zijn er momenten waarop het al beter gaat? (3) Vraag naar het doel; stel eventueel de wondervraag: “Stel dat je vannacht ligt te slapen en er gebeurt een wonder, je probleem is opgelost, waaraan zou je dat merken, wat zou dan anders zijn dan anders?” (4) Vraag door: “En wat nog meer?” Alles wat helpt wordt uitvergroot: “Wat merk je, wat zei je, hoe ging dat precies, wat was anders?” (5) Maak gebruik van schaalvragen; deze zijn gericht op motivatie, vooruitgang, hoop en vertrouwen. (6) Vraag naar competenties waar de cliënt al over beschikt. Uitvragen van zaken die goed verliepen: “Hoe deed je dat, wat kon je goed, wat voelde goed?” In de voor u liggende ontwikkelde oplossingsgerichte groepstherapie zullen vraagtypen 1 en 4 vooral worden ingezet als gesprekstechniek tijdens de sessies. Vraagtypen 2, 3, 5 en 6 zijn verwerkt in de verschillende thema’s waar deze therapie uit is opgebouwd. Per bijeenkomst wordt er aan één thema gewerkt. 3. Instructie: 3.1. Inhoud Zoals in hoofdstuk 2 al is genoemd, wordt er per bijeenkomst gewerkt aan een thema. In totaal zijn er acht thema’s uitgewerkt en kan er een negende bijeenkomst aan toegevoegd worden voor de evaluatie. Met uitzondering van de eerste, tweede en laatste bijeenkomst ligt de volgorde niet vast. Geadviseerd wordt te beginnen met het thema ‘mijn wonder’, gevolgd door ‘persoonlijke collage’ en af te sluiten met een evaluatie aan de hand van het formulier ‘dit heb ik geleerd’. Onderstaand is aangegeven welke thema’s bij de eerder besproken vraagtypes horen: Vraagtype 2: Vraag naar uitzonderingen; op welk moment is het probleem minder of zijn er momenten waarop het al beter gaat? Een vriendelijk gezicht brengt overal licht De leuke-dingen-lijst Vraagtype 3: Vraag naar het doel; stel eventueel de wondervraag: “Stel dat je vannacht ligt te slapen en er gebeurt een wonder, je probleem is opgelost, waaraan zou je dat merken, wat zou dan anders zijn dan anders?” Mijn wonder (eerste bijeenkomst) Persoonlijke collage Oplossingsgerichte tekening Vraagtype 5: Maak gebruik van schaalvragen; deze zijn gericht op motivatie, vooruitgang, hoop en vertrouwen. Trappenplan Vraagtype 6: Vraag naar competenties waar de cliënt al over beschikt. Uitvragen van zaken die goed verliepen: “Hoe deed je dat, wat kon je goed, wat voelde goed?” Complimenten voor jezelf Complimenten voor de ander Tijdens de bijeenkomsten maakt de therapeut gebruik van de theorie en technieken zoals beschreven in hoofdstuk 2. 3.2. Groep Voor de groepsgrootte wordt een maximum van vijf deelnemers geadviseerd. Dit heeft te maken met de hoge begeleidingsintensiteit van de deelnemers vanwege de verstandelijke beperking. Indien de groep gedraaid wordt door meerdere behandelaars, kan de groepsgrootte worden uitgebreid. Het advies is daarbij de groep niet groter te maken dan acht personen. 3.3. Werkwijze De therapie bestaat uit 9 bijeenkomsten van een uur. Deelnemers krijgen allen een werkboek (bijlage II) waarin zij hun opdrachten kunnen bewaren. Naast dat het een leuke herinnering is, kan het terugkijken hierin het therapeutisch effect vergroten en voortzetten na beëindiging van de therapie. Het is van meerwaarde dat het terugkijken samen gedaan wordt met naasten of begeleiders/verzorgers. 3.4. Instructie per bijeenkomst De bijeenkomsten zijn uitgewerkt in het werkboek, bijlage II, en spreken grotendeels voor zich. Hieronder staat per bijeenkomst nog een korte toelichting voor de therapeut als aanvulling op het werkboek. 3.4.1. Mijn wonder Dit is de eerste bijeenkomst. Begin deze met een korte introductie van jezelf en vraag vervolgens de deelnemers zichzelf kort voor te stellen. Houdt het voorstelrondje kort, eventueel alleen de namen, om het veilig te houden voor iedereen. Vervolgens geef je uitleg over de oplossingsgerichte groep. Vertel dat het gaat om een groep die negen maal bijeenkomt om te praten over oplossingen. Vraag eenieder of ze weleens problemen ervaren en laat eventueel voorbeelden noemen. Leg dan uit dat we soms geneigd zijn om te blijven hangen in onze problemen, en dat dat ons vaak niet helpt. Het doel van de therapie is om te leren om je problemen aan te pakken en op zoek te gaan naar oplossingen in plaats van vast te blijven hangen in problemen. Vraag de deelnemers tegen welk probleem ze momenteel aanlopen. Besteedt hier beperkt tijd aan, maar wel voldoende zodat eenieder zich gehoord voelt. Stel eenieder vervolgens de wondervraag: “Stel dat je vannacht ligt te slapen en er gebeurt een wonder, je probleem is opgelost, waaraan zou je dat merken, wat zou dan anders zijn dan anders?” Als de deelnemers een wonder hebben geformuleerd is de volgende stap komen tot een zo werkbaar mogelijk doel. . Kenmerken van werkbare doelen zijn dat ze realistisch zijn, klein, haalbaar en positief geformuleerd (in termen van wat men wil in plaats van wat men niet wil). Dit onderdeel vraagt goede oplossingsgerichte gesprekstechnieken van de therapeut. Doorvragen is van groot belang, bijvoorbeeld: “Wat merk je, wat zeg je, hoe gaat dat precies, wat is anders, wat merkt je zoon/dochter/vriend(in)/persoonlijk begeleider etc. aan jou? Hoe gaat het verder?” 3.4.2. Persoonlijke collage De collage is bedoeld om het beeld van de wenselijke situatie van deelnemers levendiger te maken. Praten over doelen is voor veel mensen met een verstandelijke beperking nog vaag en abstract. Het onder begeleiding maken van een collage kan helpen om wensen en doelen meer helder en concreet te krijgen. Daarbij zorgt het maken van een collage ervoor dat de aandacht ligt op hetgeen men wil bereiken i.p.v. op de problemen. De therapeut heeft als taak de deelnemers te ondersteunen in het zoeken naar plaatjes die passen bij het wonder dat de deelnemers in de vorige bijeenkomst hebben geformuleerd. Zoek naar plaatjes die het wonder of doel verbeelden, die een goed gevoel geven of die een goede eigenschap van de deelnemer typeren. Aan het einde van de bijeenkomst licht eenieder zijn collage toe aan de rest van de groep. De therapeut is hierbij ondersteunend. Ter voorbereiding op de bijeenkomst is het van belang dat de therapeut zorgt voor scharen, lijm, een stevig vel om op te plakken en voldoende tijdschriften waaruit geknipt kan worden. 3.4.3. Trappenplan Het trappenplan is gebaseerd op de schaalvraag. Bij de schaalvraag wordt er gebruik gemaakt van een schaal van 0 tot 10, waarbij 10 staat voor het wonder en 0 voor de allerslechtste situatie die men zich kan indenken. Bij het trappenplan is onderaan de ladder de allerslechtste situatie die men zich kan indenken en bovenaan de ladder heeft het wonder plaatsgevonden. Het doel van het trappenplan is om het doel kleiner en daarmee haalbaarder te maken. Gekeken wordt wat kleine stapjes kunnen zijn om richting het doel te bewegen. De therapeut vraagt de deelnemers hun wonder bovenaan de ladder bij te schrijven. Vervolgens vraagt hij ze waar op de ladder ze zich nu bevinden en wat maakt dat ze daar staan en niet helemaal onderaan. Stelt iemand zich wel helemaal onderaan dan kan gevraagd worden hoe hij het toch vol weet te houden en hoe het hem bijvoorbeeld toch is gelukt om vandaag naar de therapie te komen ondanks dat hij zich zo slecht voelt. Want dat vraagt toch wel doorzettingsvermogen/discipline. Vervolgens wordt gevraagd wat er voor nodig is om een trede verder te komen op de ladder. Als de deelnemer dit goed kan aangeven kan er eventueel gevraagd worden wat er voor nodig is om nog een trede verder te komen. De bevindingen kunnen vervolgens bijgeschreven worden bij de ladder. 3.4.4. De leuke-dingen-lijst De oplossingsgerichte theorie maakt gebruik van de gedachte dat alles wat je aandacht geeft groeit. Richten we onze aandacht op onze problemen, dan lijken deze alleen maar groter te worden. Richten we onze aandacht op oplossingen, dan gaan we steeds meer mogelijkheden zien. Middels de leukedingen-lijst wordt de aandacht gefocust op dat wat al goed gaat en dat wat men leuk vindt. Deze oefening brengt deelnemers in een positieve gedachtegang en stemming. De therapeut biedt bij deze taak ondersteuning door goed door te vragen naar wat deelnemers leuk vinden om te doen, waar ze goed in zijn, waarvan anderen weleens tegen ze gezegd hebben dat ze er goed in zijn etc. Denk daarbij aan hobby’s, contacten met mensen/dieren, uitstapjes, feestdagen, televisieprogramma’s e.d. Deze lijst kan gebruikt worden om op terug te kijken als men een slechte dag heeft. 3.4.5. De oplossingsgerichte tekening De oplossingsgerichte tekening heeft een vergelijkbaar doel met de persoonlijke collage (3.4.2). De therapeut vraagt hier aan deelnemers om een tekening te maken van hoe het bereiken van hun doel eruit ziet. Hoe ze dit willen uitbeelden is vrij. Sommigen zullen zichzelf voor zich zien met een blij gezicht en dat tekenen, weer anderen tekenen liever de gewenste situatie. De therapeut heeft als taak vragen te stellen over hoe de oplossing voor hun probleem of hun wonder eruit zou zien en wat er dan anders zou zijn. Vervolgens wordt er samen nagedacht over hoe dit het beste uitgebeeld kan worden. Aan het einde van de bijeenkomst worden elkaars tekeningen bekeken en nabesproken. 3.4.6. Een vriendelijk gezocht brengt overal licht In deze bijeenkomst is het de bedoeling dat de deelnemers nagaan wanneer ze zich voor het laatst fijn en rustig hebben gevoeld, iemand voor de gek hebben gehouden of heel hard gelachen hebben. Deze situaties worden uitgebreid bevraagd door de therapeut om de deelnemers terug te brengen in dat gevoel en de aandacht daarmee te richten op het positieve. Na het bespreken van de situaties kunnen deze door de deelnemers opgeschreven worden bij het desbetreffende gezichtje. 3.4.7. Compliment voor jezelf (m.b.v. bijlage I) Mensen met een verstandelijke beperking hebben veelal een lage zelfwaardering. Dit heeft ermee te maken dat ze in hun leven vaak hebben gemerkt iets niet te kunnen / aan te kunnen. Ze hebben vele faalervaringen. In deze opdracht wordt geprobeerd te kijken naar wat ze wel goed of positief aan zichzelf vinden. Mensen, in het bijzonder mensen met een verstandelijke beperking, zijn over het algemeen niet gewend om op deze manier naar zichzelf te kijken. Om die reden wordt er voor deze bijeenkomst gebruik gemaakt van de complimentkaartjes die te vinden zijn in bijlage I. Deze worden verspreid op de tafel gelegd en eenieder wordt gevraagd en gestimuleerd om een aantal kaartjes uit te kiezen die ze op zichzelf van toepassing achten. De therapeut heeft hier vooral een stimulerende, motiverende functie en dient tevens door te vragen op de eigenschappen om zo tot concrete voorbeelden te komen. Dit maakt de toekenning van de positieve eigenschap aan zichzelf voor deelnemers geloofwaardiger. Uiteindelijk kunnen de eigenschappen van de gekozen kaartjes genoteerd worden in het werkboek. 3.4.8. Compliment voor de ander (eventueel m.b.v. bijlage I) In deze bijeenkomst is het de bedoeling dat de deelnemers elkaar complimenten geven. Het is raadzaam deze bijeenkomst meer aan het einde van de therapie te plannen, zodat deelnemers de kans hebben gekregen elkaar wat beter te leren kennen. De behandelaar heeft net als bij de bijeenkomst ‘compliment voor jezelf’ een stimulerende, motiverende taak en dient door te vragen naar concrete voorbeelden. Indien het deelnemers niet lukt tot complimenten te komen, kan er gebruik gemaakt worden van de complimentkaartjes. Het verdient echter de voorkeur om deelnemers met eigen voorbeelden te laten komen, om de spontaniteit en geloofwaardigheid van de complimenten te maximaliseren. De deelnemers schrijven de complimenten voor de andere groepsleden op een post-it en overhandigen deze aan de ander. Uiteindelijk plakt eenieder zijn ontvangen post-its op het prikbord in zijn werkboek. 3.4.9. Dit heb ik geleerd De laatste bijeenkomst wordt gebruikt om terug te blikken op de cursus en na te denken over wat men geleerd heeft. Het is prettig om dit te doen aan de hand van de werkboeken. Bijlage I: complimentkaartjes Aantrekkelijk Behulpzaam Bescheiden Beschermend Betrokken Betrouwbaar Creatief Doelgericht Doorzettend Eerlijk Eigenwijs Energiek Enthousiast Flexibel Geïnteresseerd Gemoedelijk Gevoelig Gezellig Grappig Hulpvaardig IJverig Kalm Krachtig Leergierig Lief Liefdevol Moedig Mooi Muzikaal Nieuwsgierig Optimistisch Praktisch Rustig Samenwerkend Schitterend Sociaal Sportief Standvastig Sympathiek Teder Tevreden Trouw Verstandig Verzorgend Volhardend Zachtaardig Zelfverzekerd Zorgzaam WERKBOEK OPLOSSINGSGERICHTE GROEP ‘Dat wat aandacht krijgt, groeit’ Aristoteles Dit werkboek is van Startdatum: Naam begeleider(s): Mijn wonder Mijn wonder: Mijn doel: Persoonlijke collage De vorige bijeenkomst heb je nagedacht over je wonder, je doel. Je hebt nagedacht over wat je graag zou willen. Om dichter bij je doel te komen, helpt het om heel duidelijk te maken hoe het er precies uit moet zien. Dit kan door erover te praten, maar dit kan ook met plaatjes. De opdracht voor vandaag is om in tijdschriften op zoek te gaan naar plaatjes die iets te maken hebben met jouw doel. Wat zou je willen? Wat geeft een goed gevoel? De gekozen plaatjes knip je uit en als je er voldoende hebt verzameld, plak je ze op een leeg vel. Al deze plaatjes samen noemen we een collage. Trappenplan Eerder hebben we gepraat over hoe het zou zijn als er een wonder zou gebeuren. Je hebt dit wonder opgeschreven in je werkboek. Vandaag willen we kijken naar hoe je in kleine stapjes bij dit wonder kan komen. Het zou natuurlijk heel mooi zijn als er echt een wonder zou gebeuren, maar vaak is het nodig om er in kleine stapjes zelf naar toe te werken. Ook zal het niet altijd lukken het uiteindelijke wonder te bereiken, maar misschien kom je wel wat dichterbij. En dat is al heel mooi! Hieronder is een plaatje van een ladder. Als je bovenaan de ladder komt, heb je je wonder bereikt. Samen gaan we vandaag kijken op welke trede je nu staat. Sta je nog helemaal onderaan, of ben je al een beetje in de buurt? En wat zou ervoor nodig zijn om weer een trede hoger te kunnen komen? We gaan samen jouw ladder invullen. Mijn wonder: De leuke-dingen-lijst: De oplossingsgerichte theorie maakt gebruik van de gedachte dat alles wat je aandacht geeft groeit. Richten we ons op onze problemen, dan lijken deze alleen maar groter te worden. Richten we ons op oplossingen, dan gaan we steeds meer mogelijkheden zien. Vanuit deze gedachte is het ook goed om stil te staan bij waar je plezier aan beleeft. Daar is deze oefening voor bedoelt. Bespreek met elkaar wat je leuk vindt om te doen. Denk hiervoor bijvoorbeeld aan hobby’s, contacten met mensen/dieren, uitstapjes, feestdagen, televisieprogramma’s e.d. Deze lijst kan gebruikt worden om op terug te kijken als men het even niet meer ziet zitten. Mijn leuke-dingen-lijst De oplossingsgerichte tekening: In therapie wordt vaak veel gepraat over problemen en oplossingen, maar soms zeggen beelden veel meer dan 1000 woorden. Daarom is er bij deze opdracht gekozen voor het werken met tekeningen. Bedenk samen met de therapeut en je groepsgenoten hoe het bereiken van jouw doel eruit ziet en hoe je dit zou kunnen tekenen. Misschien zie je jezelf met een lachend gezicht, misschien zie je een fijne plek voor je, iemand bij je, of iets leuks om te doen. Alles mag, het is jouw oplossing. Maak hieronder je tekening. Een vriendelijk gezicht brengt overal licht: ‘Een vriendelijk gezicht brengt overal licht’ is een spreekwoord dat wil zeggen dat iemand die vrolijk en vriendelijk kijkt vaak meer weet te bereiken dan iemand met een nors gezicht. Met een vriendelijk en vrolijk gezicht zal je merken dat anderen ook vriendelijk en vrolijk op jou reageren. Wanneer heb jij voor het laatst een vriendelijk en vrolijk gezicht gehad? En wanneer heb je voor het laatst heel erg gelachen? En heb je onlangs nog iemand voor de gek gehouden? Wanneer voelde je je voor het laatst fijn? Wanneer voelde je je voor het laatst rustig? Heb je onlangs nog iemand voor de gek gehouden of een grap verteld? Wie of wat heeft je onlangs heel hard aan het lachen gemaakt? Compliment voor jezelf Complimenten krijgen is erg fijn. Het laat ons voelen waar we goed in zijn en waarin we gewaardeerd worden. Geef je jezelf weleens een complimentje of ben je meestal erg kritisch naar jezelf? In deze opdracht is het de bedoeling dat je jezelf een aantal complimenten geeft. In het complimentendoosje zitten allemaal kaartjes met complimenten. Bekijk de kaartjes en denk eens na welke complimenten op jouw van toepassing zijn. Schrijf ze hieronder op: Compliment voor de ander: Complimenten krijgen is erg fijn, maar dat geldt ook voor complimenten geven. Denk na over complimenten voor je groepsgenoten en schrijf deze voor hen op een post-it. De complimenten die je zelf ontvangt, kan je hieronder op je prikbord plakken. Dit heb ik geleerd: