De Verenigde Staten en hun federale overheid (1865

advertisement
geschiedenis voor het examen
ISBN 978 90 345 8181 5
De Verenigde
Staten en hun federale
overheid (1865-1965)
9 789034 581815
549737
549737_OM.indd 2-3
basiskatern
centraal examen
HAVO | VWO
21-06-12 14:18
Inhoud
Voorwoord
Intro
3
De Verenigde Staten en hun federale overheid 1865-1965
4
Hoofdstuk 1
Macht in evenwicht
6
Hoofdstuk 2
Gescheiden maar niet gelijk (1865-1918)
14
Hoofdstuk 2
26
Groei, crisis en oorlog (1918-1945)
28
Hoofdstuk 3
38
Een economische en politieke supermacht ( 1945-1965)
40
Examentrainer
Hoofdstuk 4
52
Examentrainer
Algemeen
54
Examentrainer
Hoofdstuk 3
Examentrainer
Hoofdstuk 4
Samenvatting
55
Begrippen
62
Jaartallen
67
Vormgeving en lithografie: Weijmans Media Groep, Helmond
Beeldresearch: Daliz Research, Den Haag
Bronvermelding beeld:
Cover: Bettmann/Corbis/Hillcreek Pictures, Den Haag
Binnenwerk: North Wind Picture Archives/Alamy, Londen: pag 6, Vintage Images/Alamy, Londen: pag 8, Shutterstock, New York: pag 10, AKG/Painting by
Edward Savage 1796, Berlijn: pag 11, Picture Desk/The Art Archive/Culver Pictures, Parijs: pag 12, Adam Zyglis/The Buffalo News, New York: pag 13, Harpers
Weekly/Broolyn Museum, Brooklyn: pag 14, Tennessee State Library and Archives, Tennesee: pag 16, Nebraska History Museum, Nebraska: pag 17(l), Associated Press/Reporters, Haarlem: pag 17(r). Pictorial Press Ltd/Alamy, Londen: pag 18, Andrew J. Russell/Collection of Oakland Museum, Oakland: pag
19, Library of Congress Prints and Photographs Division, Washington D.C: pag 21, 5 (o), United State Food Administration, New York Times: pag 22, GMT
Games, LLC: pag 23, Harpers Weekly/New York Times 1888: pag 26. Saturday Globe, Oneida County Historical Society, New York: pag 27(l). Bettmann/
Corbis/Hillcreek Pictures, Den Haag: pag 27(r), 29, 31, 32, 33, 34(o), 40, 44, 48, 49, 52(lb), Robert Minor/The Saint Louis Dispatch, 1908: pag 27(o), The
American heritage history of the 20’s & 30’s, 1970, New York: pag 28, Pacific National Bank Photograph Collection, Los Angelos Public Library, Los Angeles:
pag 30(b), Wayne F Cooper/University Press, New England: pag 34(b), Walker Evans Archive, The Metropolitan Museum of Art, New York: pag 35(b), Imperial
War Museum 1919/AKG Images, Berlijn: pag 35(o), Archive Photos/Getty Images, Londen: pag 36. Jacksonville Metro, Florida: pag 38(l), NAACP/Crisis/
Albert Smith: pag 38(b). Nigel Cattlin/Alamy, Londen: pag 38(o), aZo Vintage Stock Photos /Images.com/Corbis/Hillcreek Pictures, Den Haag: pag 39,
Willcounts collection/Indiana university, Indiana: pag 41(m), Arnie Sachs/CNP/Corbis/Hillcreek Pictures, Den Haag: pag 43. AFP/ANP Foto, Rijswijk: pag
45(b), Wisconsin Historical Society, Winconsin: pag 45(o). David J. and Janice L. Frent Collection/Corbis/Hillcreek Pictures, En Haag: pag 46. fineart America/
Granger Collection: pag 52(rb), Mandeville Special Collections Library, University of California, San Diego: pag 53(b), 53(o), The New York Times Company
and HarpWeek /The Ohio State University Billy Ireland Cartoon Library & Museum: pag 53(lo). The Dallas Morning News,Dallas: pag 53(m), Perlin, Bernard/
UNT Digital Library, North Texas: pag 54
Codenummer 549737
ISBN 978 90 345 8181 5
Eerste druk, eerste oplage
© Malmberg ’s-Hertogenbosch, 2012
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige
wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van
23 augustus 1985, St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130
KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever
te wenden.
2
Voorwoord
De bundel MeMo CE heeft als titel De Verenigde
Staten en hun federale overheid 1865 – 1965.
Het thema heeft in formele zin betrekking op domein
C van het examenprogramma en beslaat vooral
de tijdvakken 8, 9 en 10 van de oriëntatiekennis
(domein B).
Het thema beschrijft de ontwikkeling van de Verenigde Staten in deze periode op verschillende terreinen
en vanuit meerdere invalshoeken.
De hoofdlijnen van het thema zijn:
- de staatsinrichting met nadruk op de rol van de
federale overheid tegenover de afzonderlijke
deelstaten,
- de industrialisatie met haar politieke en maatschappelijke gevolgen,
- de ontwikkeling van de burgerrechten van de
zwarte bevolking,
- het buitenlandse beleid met nadruk op het
uitgroeien tot supermacht.
De tekst begint met een kort algemeen en sterk
thematisch hoofdstuk over de voorgeschiedenis
en de staatsinrichting. Daarna is de indeling meer
chronologisch-thematisch, beginnend bij 1865 en
eindigend rond 1965.
MeMo CE bestaat uit een basiskatern, een werkboek
en een methodesite (www.memoce.nl). In het
basiskatern staat de overzichtstekst, geïllustreerd
met bronnen. Hierin bevinden zich de hoofdlijnen
van het thema. In elk hoofdstuk staan verschillende
verhaallijnen; de hoofdstukken samen vormen de
behandeling van het thema.
Vanwege de overgangsfase tussen het oude en het
nieuwe examen is er meer dan voorheen aandacht
voor vaardigheden en benaderingswijzen (volgens
domein A). Dat laat MeMo CE zien door de Examentrainers bij hoofdstuk 2, 3 en 4 in het basiskatern en
de uitgebreide werkboekopdrachten.
Na de Intro, bedoeld om het onderwerp te
verkennen, begint het basiskatern. Er zijn vier
hoofdstukken, die ieder zijn verdeeld in verschillende paragrafen en na ieder hoofdstuk volgt een
Examentrainer. Niet alleen in dit basiskatern, maar
ook in het werkboek bevinden zich onderdelen van
de Examentrainers om de vaardigheden te oefenen.
Aan de hand van de bronnen die in het basiskatern
staan, beantwoord je vragen. Achter in dit basiskatern en in het werkboek staat een Examentrainer
– Algemeen, een handig hulpmiddel waardoor je
vertrouwd raakt met de vraagstelling én de manier
van antwoorden op het examen geschiedenis.
De belangrijkste historische namen en begrippen
voor het centraal examen, zijn in de tekst van het
basiskatern in rood en in hoofdlettrs gedrukt. In de
begrippenlijst achter in dit basiskatern staat de uitleg
van die namen en begrippen. In dit basiskatern staan
tevens een handige samenvatting en een overzicht
met jaartallen die gebaseerd zijn op de stofomschrijving.
In het werkboek staan vragen en opdrachten over de
overzichtstekst en ook de Examentrainer krijgt een
vervolg in het werkboek. Er is een apart werkboek
voor havo en vwo. Verder kun je gebruikmaken van
de methodesite van MeMo CE via www.memoce.nl.
Op de site staan onder andere oefentoetsen en een
eindtoets. Kortom, de site is een praktische aanvulling op het basiskatern en het werkboek.
Als je het basiskatern, het werkboek en de site hebt
doorgewerkt, ben je goed voorbereid op het examen.
Het gaat daarbij om kennen en kunnen. ‘Kennen’
betekent dat je de overzichtstekst en de begrippen
goed kent. Dit kun je nog eens controleren met behulp van de methodesite. ‘Kunnen’ houdt in dat je de
vaardigheden beheerst die je oefent in het werkboek,
met de Examentrainers en op de site.
Door de bestudering van dit basiskatern krijg je de
geschiedenis van dit zo belangrijke land in onze
wereldgeschiedenis scherp in beeld.
Vergeet vooral niet de onderdelen achter in dit basiskatern: de Samenvatting, de Begrippenlijst en de
Jaartallen. Handig voor de hoofdlijnen, zeker in de
dagen vlak voor het examen.
We wensen je heel veel succes met de voorbereiding op en het maken van het examen geschiedenis.
De samenstellers
3
Intro: De Verenigde Staten en hun federale overheid 1865-1965
Mocht je van plan zijn na jouw eindexamen een schooljaar
in de Verenigde Staten door te brengen, bereid je dan voor
op twee dagelijkse rituelen waar je raar van op zult kijken.
Aan het begin van iedere schooldag wordt op heel veel
scholen plechtig de Amerikaanse vlag gehesen en zweren
de leerlingen trouw aan die vlag. Stel je voor dat onze regering zou voorstellen dat hier ook te gaan doen. Dagenlang
zou het in de media nergens anders meer over gaan en
waarschijnlijk zou een meerderheid van de Nederlanders
het voorstel resoluut afwijzen.
Ik zweer trouw aan de Vlag
van de Verenigde Staten van Amerika,
en aan de Republiek waarvoor hij staat:
één Natie onder God, ondeelbaar,
met Vrijheid en Rechtvaardigheid voor iedereen.
( Belofte van Trouw aan de Vlag )
Dat dit in Amerika doodgewoon is, zegt veel over de Amerikanen. Ze zijn vaak nogal trots op hun geschiedenis en hun
cultuur. Een belangrijk deel van die geschiedenis wordt in
dit katern verteld en toegelicht. Dat zal begrip opleveren,
maar de kans bestaat dat je zo nu en dan ook zult denken:
toch rare types, die Amerikanen.
Veel Europeanen, en zeker Nederlanders, koesteren
4
INTRO
Verenigde Staten nu
Oorspronkelijke 13 staten
tweeslachtige gevoelens over Amerika. Ze willen beslist
niet Amerikaans lijken, maar dragen wel jeans, drinken
Starbucks, eten hamburgers en kijken elke avond naar
Amerikaanse series. Ze gruwen van de arrogante manier
waarop Amerika de wereld de wet lijkt voor te schrijven,
maar ze voelen zich er ook veiliger door. Want altijd knaagt
dat gevoel: wat zou er van ons land geworden zijn als Amerikaanse soldaten in 1945 Hitler niet hadden verslagen?
Amerika en de Amerikanen worden bewonderd en verguisd. Dat is het lot van een wereldmacht. Hoge bomen
vangen nu eenmaal veel wind. Hoe de Verenigde Staten
zich tot wereldmacht hebben weten op te werken, dat is
het onderwerp van dit MeMo CE-katern. Het beschrijft de
geschiedenis van de VS van 1865 tot 1965, waarbij steeds
drie aandachtsgebieden centraal staan: de ontwikkeling
van de burgerrechten, de groei van de VS als economische
wereldmacht en de verhouding tot het buitenland. Belangrijk aandachtspunt is daarbij steeds de verhouding tussen
de federale overheid en de deelstaten. Omdat – merkwaardig genoeg – in de stofomschrijving voor het examen niets
staat over het lot van de indianen, de oorspronkelijke bewoners van het continent, vind je daarover ook nauwelijks
iets in dit katern. Het lot van de zwarte bevolking komt wel
uitgebreid aan bod, en die geschiedenis is al zwart genoeg.
explosief in het eerste decennium en valt ver terug na de
beurscrash van 1929. De crisis van de jaren ’30 geeft de
president de kans om veel macht naar zich toe te trekken.
Ook deze keer laat Amerika zich door de omstandigheden
de Tweede Wereldoorlog in trekken, waarmee voorgoed een
einde komt aan isolationistische politiek. Voor de zwarte
bevolking verandert er in deze periode weinig. Nog altijd
hebben zij geen volledige burgerrechten en hebben zij
zwaar te lijden onder blank geweld.
De grootste wereldmacht
In hoofdstuk 4 staat de buitenlandse politiek van de VS
centraal. In deze periode ontwikkelt Amerika zich tot een
politieke wereldmacht. Dat leidt in de eerste plaats tot een
ideologische strijd en een wapenwedloop met de SovjetUnie tijdens de Koude Oorlog. Amerika maakt bewust de
keuze zich te mengen in allerlei internationale conflicten
die met deze ideologische strijd samenhangen. Op economisch gebied beleeft Amerika twee decennia van enorme
groei, maar in de jaren ’60 stagneert de economie en groeit
de armoede. De zwarten krijgen in de jaren ’60 hun burgerrechten, maar verzet hiertegen in het Zuiden leidt tot veel
geweld.
Voorgeschiedenis en staatsinrichting
Hoofdstuk 1 geeft in vogelvlucht de geschiedenis van de
VS vanaf de Onafhankelijkheidsverklaring van 1776 tot
1865. Er wordt aandacht besteed aan spanningen tussen
de noordelijke en zuidelijke staten. Die leidden in 1861 tot
de Amerikaanse Burgeroorlog en hebben tot ver in de 20e
eeuw de Amerikaanse politiek en economische ontwikkeling beïnvloed. Dit hoofdstuk behandelt verder de staatsinrichting van de VS en de geschiedenis van de twee grote
politieke partijen: de Democraten en de Republikeinen.
American Dream?
Hoofdstuk 2 besteedt veel aandacht aan het lot van de
zwarte bevolking vanaf de afschaffing van de slavernij.
In veel zuidelijke staten bestond tot ver in de 20e eeuw
een wettelijk geregelde scheiding tussen blank en zwart.
Apartheid dus. Zwarten hadden geen of slechts beperkte
burgerrechten en ze hadden weinig kansen om zich te
ontwikkelen. Dit hoofdstuk behandelt verder de snelle
industriële ontwikkeling vanaf 1865 en de sociale gevolgen
daarvan. Tot slot wordt verteld hoe de Verenigde Staten
vanaf ongeveer 1900 hun blik richten op de wereld en zelfs
gaat deelnemen aan de Eerste Wereldoorlog.
Groei en crisis
Hoofdstuk 3 gaat over de economische ontwikkeling in de
periode na de Eerste Wereldoorlog. De economie groeit
Amerikaanse presidenten
1789 – 1797
George Washington
1801 – 1809
Thomas Jefferson
1817 - 1825
James Monroe
1861 – 1865
1865 – 1869
Abraham Lincoln (Rep.)
Andrew Johnson (Rep.)
1897 – 1901
1901 – 1909
1909 – 1913
1913 – 1921
1921 – 1923
1923 – 1929
1929 – 1933
1933 – 1945
1945 – 1953
1953 – 1961
1961 – 1963
1963 – 1969
William McKinley (Rep.)
Theodore Roosevelt (Rep.)
William Taft (Rep.)
Woodrow Wilson (Dem.)
Warren Harding (Rep.)
Calvin Coolidge (Rep.)
Herbert Hoover (Rep.)
Franklin D. Roosevelt (Dem.)
Harry S. Truman (Dem.)
Dwight D. Eisenhower (Rep.)
John F. Kennedy (Dem.)
Lyndon B. Johnson (Dem.)
INTRO
5
Hoofdstuk 1
Macht in evenwicht
bron 1
Het duel tussen Alexander Hamilton en Aaron Burr.
Casus
Duel bij dageraad
In de vroege ochtend van 12 juli 1804 voeren twee boten van Manhattan over de Hudson naar
Heights of Newhaken, een plek waar geregeld duels plaatsvonden. De ene boot had Alexander
Hamilton aan boord, de andere zijn aartsvijand Aaron Burr. Allebei hadden ze gevochten in de
Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog; Hamilton als generaal en Burr (slechts) als luitenant.
Allebei waren ze jurist en hadden hoge politieke functies bekleed, waarbij ze steeds lijnrecht
tegenover elkaar hadden gestaan. In 1800 had Hamilton zijn nog grotere politieke tegenstander Thomas Jefferson aan het presidentschap geholpen, uitsluitend om zo te voorkomen dat
Aaron Burr president zou worden. In 1804 haalde hij dat trucje nogmaals uit toen Burr gouverneur van New York wilde worden. Wat deed je in die tijd met zo’n persoonlijke en politieke
vijand? Je nam je pistool en daagde hem uit voor een duel. Dit keer won Burr. Hamilton raakte
dodelijk gewond en stierf twee dagen later.
Jouw politieke tegenstander vermoorden gaat erg ver. Maar ‘karaktermoord’ kan ook een effectief middel zijn. Haal een geheime liefde naar boven of een bedenkelijke zakelijke transactie en
de kans is groot dat je tegenstander het aflegt. Amerikaanse presidentskandidaten zijn gewend
frontaal in de aanval te gaan. Dat was toen al zo en dat is nog steeds zo.
6
HOOFDSTUK 1
MACHT IN EVENWICHT
1.1 Staat in ontwikkeling
(1783-1865)
Noord-Amerika is in 1783 de eerste
kolonie die zich met succes van het
Europese moederland losmaakt. Opmerkelijk is dat het niet de oorspronkelijke bewoners zijn die zich vrijvechten,
maar de kolonisten. Een bevolking dus
die haar wortels heeft in de ‘oude wereld’, maar die zich beknot voelt in het
exploreren van de mogelijkheden die
de nieuwe wereld biedt. De Onafhankelijkheidsverklaring van THOMAS
JEFFERSON uit 1776 geeft een goed
inzicht in de opvattingen en de mentaliteit van die Amerikanen. Het zijn verbeten idealisten met een groot wantrouwen tegen iedereen die hun rechten wil
inperken of hun wil voorschrijven hoe
ze moeten leven.
In 1783 zijn de Amerikanen met 3
miljoen en ze wonen in dertien staten
langs de oostkust, verenigd in een
unie. Ze zijn blank en, vooral in het
zuiden, ook zwart. De blanken zijn vrije
mensen, ooit de oceaan overgestoken
vanuit landen als Engeland, Frankrijk,
Ierland, Duitsland en Nederland. 95
procent is boer. De zwarten zijn voor
het merendeel slaven, vanuit Afrika
verscheept naar de andere kant van
de oceaan. Verreweg het grootste deel
Dit is de vertaling van de tekst van de tweede alinea van de Amerikaanse
Onafhankelijkheidsverklaring die Thomas Jefferson in 1776 opstelde:
‘Wij beschouwen deze waarheden als vanzelfsprekend: dat alle mensen als
gelijken worden geschapen, dat zij van hun schepper zekere onvervreemdbare
rechten hebben gekregen, zoals het recht op leven, vrijheid en het nastreven
van geluk. Dat, om deze rechten te garanderen, regeringen in het leven zijn
geroepen, die hun macht van de toestemming van de geregeerde mensen
afleiden. Dat steeds wanneer een regeringsvorm deze grondrechten met
voeten treedt, het volk het recht heeft de regeringsvorm te veranderen of aan
de kant te schuiven en een nieuwe regering te vormen, waarvan het fundament
op zulke principes rust en waarvan de macht zo georganiseerd is, dat zij een
maximum aan veiligheid en geluk garandeert.’
bron 2
van het nieuwe werelddeel is nog
onbekend terrein en wordt bevolkt door
indianen, die er sinds mensenheugenis
hebben gewoond.
Een kleine eeuw later, in 1865, zijn de
Amerikanen met 35 miljoen, en wonen
ze in 37 staten en territories (gebieden
met zelfbestuur die nog niet tot de
unie zijn toegelaten). Een grote stroom
immigranten heeft in het land van de
onbegrensde mogelijkheden een vaak
nog schamel geluk gevonden. Pioniers
hebben de FRONTIER – het grensgebied
tussen de bewoonde wereld en de wildernis – steeds verder naar het Westen
opgeschoven. Ze hebben veel indianen
Verenigde Staten in 1783
vermoord of in reservaten gestopt en
hun gebied in bezit genomen. De indianen moesten ‘beschaven of uitsterven’,
aldus een Amerikaanse politicus uit die
tijd. De pioniers hebben de nieuwe gebieden ontgonnen en voor akkerbouw
geschikt gemaakt, steenkool en goud
uit de grond gehaald en spoorlijnen
aangelegd. Nog steeds is het overgrote
deel van de bevolking boer, maar in de
noordelijke staten is ook de industrie
sterk in opkomst. De SLAVERNIJ werd
inzet van een conflict tussen de noordelijke en zuidelijke staten: de AMERIKAANSE BURGEROORLOG (1861-1865) die
het Noorden heeft gewonnen.
Verenigde Staten in 1865
11 zuidelijke staten scheidden zich
tijdens de Burgeroorlog af van de unie
bron 3
De Verenigde Staten in 1783 en in 1865.
HOOFDSTUK 1
MACHT IN EVENWICHT
7
Noord en Zuid
In Amerika wordt de mythe levend
gehouden dat in 1776 de toenmalige
kolonies zich ‘als één man’ tegen
Engeland keerden. Het is waar dat ze
alle dertien de Onafhankelijkheidsverklaring ondertekenden, samen hun vrijheid bevochten en daarna met elkaar
een unie vormden onder één grondwet.
Toch bestonden er grote verschillen
tussen de staten en waren er veel spanningen. De Burgeroorlog kwam in 1861
bepaald niet uit de lucht vallen. Steeds
stonden Noord en Zuid tegenover
elkaar. Met Noord en Zuid bedoelen wij
de noordoostelijke en zuidoostelijke
staten die min of meer grensden aan
de oceaan en als eerste waren gekoloniseerd. Het land ten westen van deze
strook speelde in de eerste eeuw na de
onafhankelijkheid in politieke kwesties
nog nauwelijks een rol.
De tegenstellingen waren terug te voeren op enkele fundamentele verschillen.
bron 4
1 Geografische. De Engelse koning
Jacobus I deelde in 1606 de 2000
kilometer lange gekoloniseerde kustlijn uit praktische overwegingen in
tweeën. Beide delen – noord en zuid
– ontwikkelden zich los van elkaar
en trokken verschillende groepen
kolonisten aan.
2 Economische. De zuidelijke staten
waren lang voor de onafhankelijkheid al rijk geworden door grootschalige teelt van katoen, tabak, rijst en
indigo. De noordelijke staten waren
minder vruchtbaar en door het klimaat minder geschikt voor landbouw.
Zij legden zich meer toe op visserij
en handel en later op industrie. In
het Noorden verrezen grote steden.
Die brachten een mentaliteitsverandering teweeg van traditioneel en
behoudend naar ‘open’ en gericht op
verandering. In het Zuiden gebeurde
dit niet omdat daar de landbouw nog
lang het belangrijkste bleef. Verder
waren de noordelijke staten meestal
voor protectie van de handel om zo
de eigen industrie te beschermen. De
zuidelijke staten waren meestal juist
voor vrijhandel, vanwege hun bloeiende export van onder meer katoen.
3 Religieuze. De kolonisten die in
Amerika landden, waren afkomstig
uit verschillende religieuze groeperingen. In het zuidelijke Virginia vestigden zich anglicanen van het meer
verdraagzame soort, in het noordelijke New-England kwamen vooral
puriteinen (strenge protestanten)
wonen. In de 17e eeuw verdiepten
de verschillen zich doordat Engeland
verscheurd raakte door godsdiensttwisten, zodat bij machtswisselingen
daar de ene keer de puriteinen en
de andere keer de anglicanen het
land moesten ontvluchten. Vanuit de
‘moederkolonies’ ontstonden langs
religieuze lijnen nieuwe koloniale
staten.
4 Slavernij. Tot de afschaffing in 1863
bestond er slavernij in heel Amerika,
Nieuwe immigrantenfamilies trokken vaak in een karavaan van huifkarren naar de frontier om te gaan ‘pionieren’.
Zij leden ontberingen en moesten soms over nauwelijks begaanbare wegen en hoge passen door ‘het wilde Westen’ trekken. Ze
bouwden hun primitieve woningen zelf en leefden een sober en geïsoleerd bestaan.
8
HOOFDSTUK 1
MACHT IN EVENWICHT
maar er was sprake van een ongelijke
spreiding. Dat had te maken met
de economische verschillen tussen
het Noorden en het Zuiden. Slaven
werden vooral ingezet op de grote
katoenplantages in het Zuiden. In het
Noorden leefden nauwelijks slaven.
Verschuivende invloed
In de periode die in deze paragraaf in
vogelvlucht wordt besproken – 1783 tot
1865 – heeft in feite een ‘machtswisseling’ tussen het Noorden en het Zuiden
plaatsgevonden. Het waren de rijke zuidelijke staten die erop gebrand waren
om onafhankelijk te worden en die een
sterke stempel drukten op de totstandkoming van de unie en de grondwet. De
eerste presidenten waren mannen uit
het Zuiden. Maar na de Burgeroorlog
was de politieke rol van de zuidelijke
staten voor lange tijd uitgespeeld. Pas
in 1963 was er voor het eerst weer een
zuidelijke president, Lyndon Johnson.
De neergang van het Zuiden in de 19e
eeuw had vooral te maken met het feit
dat zich daar weinig industrie ontwikkelde, terwijl het Noorden op dat
gebied juist enorm expandeerde. De
zuidelijke staten klampten zich vast
aan wat hun ooit rijkdom had gebracht:
de landbouw. Vanwege het ontbreken
van industriële hulpmiddelen bleven
zij zich ook sterk verzetten tegen de
afschaffing van de slavernij. Het Zuiden
had sinds 1793 weliswaar de beroemde
cotton gin, de machine die katoenzaden uit katoenbollen kon plukken,
maar de katoenteelt bleef een arbeidsintensieve vorm van landbouw.
Van de weeromstuit verloren de zuidelijke staten hun geloof in de kracht van
de unie. Ze benadrukten steeds meer
hun autonomie als DEELSTATEN en meer
dan eens verklaarden zij dat zij zich
niet langer aan de grondwet gebonden
voelden. De slavernij was dus niet de
enige inzet van de Burgeroorlog die in
1861 losbarstte. Het ging om het voortbestaan van de Verenigde Staten.
1.2 De heilige grondwet
In 1787 schreven de FOUNDING
FATHERS in Philadelphia de Amerikaan-
se CONSTITUTION, de grondwet waarop
de Amerikanen nog altijd buitensporig
trots zijn. Onder leiding van George
Washington bedachten afgevaardigden uit de toenmalige dertien staten
in drie weken tijd hoe de democratische staatsinrichting van de nieuwe
republiek eruit moest zien. Knap werk,
want er bestond nog weinig waarop
zij konden voortborduren. Tijdens de
Franse verlichting waren al wel allerlei ideeën over burgerrechten en een
evenwichtig bestuur geformuleerd,
maar daar was nog niets van in praktijk
gebracht. En Engeland, waar de meeste
afgevaardigden hun wortels hadden,
had weliswaar al een parlementaire
traditie, maar een democratie kon je
dat nog niet noemen.
De grondwetschrijvers hadden twee
problemen op te lossen. Het eerste
was de vraag van de macht. Ze hadden
de monarchie afgezworen en wilden
voorkomen dat één persoon weer alle
macht in handen kon krijgen. Maar
er moest natuurlijk wel een regering
komen die de zaken goed kon regelen.
Het tweede probleem was de verhouding tussen een centrale regering, de
FEDERALE OVERHEID, en de regeringen
van de deelstaten.
Er was nog een derde belangrijk punt:
de grondwet moest zo’n stevig geheel
worden dat er nooit meer iets veranderd hoefde te worden. Want als je dat
toestond, zou er toch weer machtswillekeur kunnen ontstaan. In Amerika is de
grondwet dan ook een ‘heilig’ verklaard
document. Veranderingen zijn niet mogelijk, alleen toevoegingen in de vorm
van AMENDEMENTEN zijn toegestaan. Er
zijn tot nu toe 27 amendementen toegevoegd. Daaronder waren belangrijke
zoals de afschaffing van de slavernij,
het verbod op discriminatie vanwege
huidskleur, geloof of sekse en de invoering van het algemeen kiesrecht.
Scheiding en deling van
de macht
De Franse verlichtingsfilosoof Charles
de Montesquieu werd de grote inspi-
rator voor het regelen van de machtskwestie. De Montesquieu had in 1748
zijn boek De l’esprit des lois gepubliceerd, waarin hij drie machten onderscheidde: de wetgevende macht, de
uitvoerende macht en de rechterlijke
macht, de zogenoemde TRIAS POLITICA.
In absolute monarchieën waren de drie
machten in één persoon verenigd, in
een moderne maatschappij moesten
de machten volgens De Montesquieu
verdeeld worden om een ‘scheiding
der machten’ te verkrijgen. Amerikanen noemden dit later de ‘balance of
power’.
In bron 5 zie je hoe in de Amerikaanse
grondwet de drie machten zijn verdeeld
en welke taken en rechten aan elk van
die machten zijn toegekend.
Het volk kiest de wetgevende macht –
het HUIS VAN AFGEVAARDIGDEN en de
SENAAT – direct. In de Senaat heeft elke
deelstaat evenveel politieke macht, in
het Huis van Afgevaardigden is dat juist
gekoppeld aan het aantal inwoners
per staat. Via een ingewikkeld systeem
van kiesmannen kiest het volk ook de
PRESIDENT, die de uitvoerende macht
heeft. De president benoemt de rechters van het HOOGGERECHTSHOF. Ook
kiest de president zelf zijn ministers.
Maar het CONGRES (Senaat en Huis
samen) moet al die benoemingen goedkeuren. Op die manier wordt de macht
van de president in toom gehouden. De
rechters controleren op hun beurt ook,
want zij moeten van alle wetten beoordelen of zij in overeenstemming zijn
met de grondwet. De president kan een
negatief oordeel van het Hooggerechtshof via een VETO ongedaan maken
en de wet toch doorzetten. Dan is het
woord opnieuw aan het Congres, dat
op zijn beurt het veto van de president
weer ongedaan kan maken. Een president bezit dus veel macht, maar hij kán
naar huis gestuurd worden door het
Congres via een IMPEACHMENT PROCEDURE. Dat lot dreigde bijvoorbeeld voor
Richard Nixon in 1974, maar voordat het
zover kwam, trad hij zelf af.
Via dit systeem van checks and balances (in toom en in evenwicht houHOOFDSTUK 1
MACHT IN EVENWICHT
9
Staatsinrichting Verenigde Staten
Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht
Senaat
President
Hooggerechtshof
100 leden, twee per staat,
gekozen voor 6 jaar
Samen met de vicepresident voor
vier jaar
Negen leden
‘voor het leven’ benoemd
door de president
Huis van Afgevaardigden
Vicepresident, kabinet van
ministers
435 leden, aantal per staat op basis
van aantal inwoners gekozen voor
twee jaar
Senaat en Huis vormen samen
het Congres
TAKEN/RECHTEN CONGRES
TAKEN/RECHTEN PRESIDENT
goedkeuring wetten en begroting
benoeming/ontslag ministers,
rechters, ambassadeurs enz.
indienen wetsvoorstellen
goedkeuring verdragen
goedkeuring benoemingen
door de president
opheffen presidentieel veto
(bij 2/3 meerderheid)
afzetten president
(impeachment)
indienen wetsvoorstellen
vetorecht t.a.v. wetten
uitvoering wetten
sluiten van verdragen
opperbevelhebber van
leger en vloot
TAKEN/RECHTEN
HOOGGERECHTSHOF
toetsen van wetten aan grondwet
toetsen van bestuursbesluiten aan
grondwet
Als het Hooggerechtshof een wet of
bestuursbesluit in strijd vindt met
de grondwet, dan is de wet of het
besluit ongeldig
Behalve het Hooggerechtshof zijn
er nog tal van andere rechterlijke
instanties die onafhankelijk
rechtspreken
Niemand mag tegelijkertijd deel uitmaken van twee of drie van deze machten.
Een senator kan wel benoemd worden tot lid van het Hooggerechtshof, maar dan moet hij de Senaat verlaten.
bron 5
Schema van de staatsinrichting van de Verenigde Staten.
den) zijn de drie machten met elkaar
verknoopt en kunnen zij nooit los van
de ander te veel macht uitoefenen.
Toch is de macht van de president in
de praktijk groot. Dit blijkt bijvoorbeeld in oorlogskwesties. Alleen het
Congres kan een ander land de oorlog
verklaren, maar de president kan dit
omzeilen door de militaire inzet anders
te omschrijven. Zo is de lange en bloedige Vietnamoorlog (1957-1975) altijd
omschreven in termen van ‘het geven
van militaire steun’ of ‘het sturen van
militaire adviseurs’. Een oorlogsverklaring is er nooit geweest. Ook kan een
president gedurende 90 dagen een militaire actie in het buitenland uitvoeren
zonder toestemming van het Congres.
Dat is meermalen gebeurd.
In 1973 publiceerde de historicus Paul
Schlesinger een boek waarin hij liet
zien dat Franklin D. Roosevelt (presi10
HOOFDSTUK 1
MACHT IN EVENWICHT
dent van 1933 tot 1945) een machtiger president was geweest dan alle
anderen voor hem. Dat had met name
twee oorzaken: Roosevelt’s grote rol
in de internationale politiek (vooral tijdens de grote depressie en de Tweede
Wereldoorlog) en de propagandistische
manier waarop hij gebruikmaakte van
het nieuwe medium radio. Via vaderlijke ‘radiopraatjes bij de haard’ legde hij
het Amerikaanse volk zijn beleid uit en
riep hij de kiezers op om hem te steunen in de strijd voor een betere maatschappij. Roosevelt was bovendien
de eerste die een staf van invloedrijke
adviseurs om zich heen verzamelde.
Latere presidenten ruimden daarvoor
zelfs een aparte vleugel van het Witte
Huis in, de zogeheten West Wing. De invloed van het Congres raakte hierdoor
verzwakt, aldus Schlesinger.
De presidenten na Roosevelt, vooral
degenen die zich mengden in internationale conflicten of die zelf een oorlog
begonnen, bleven macht naar zich toe
trekken. In de volgende hoofdstukken
zullen we zien hoe zij via de buitenlandse politiek hun binnenlandse
positie wisten te versterken. Schlesinger bedacht er een term voor: IMPERIAL
PRESIDENCY. Ook recente boeken over
de macht van de president tonen aan
dat met name president George W.
Bush (2001-2009) er steeds in slaagde
het Congres op belangrijke momenten
buitenspel te zetten. Bush kon dit doen
omdat hij oorlog voerde in Afghanistan
en Irak.
Macht van de federale overheid
Tussen de Founding Fathers bestond
al grote onenigheid over de centrale
vraag hoe machtig de centrale overheid moet zijn. Ze hadden gekozen
voor de constructie van een federatie,
een bondsstaat. Een groep onder
aanvoering van ALEXANDER HAMILTON
(1757-1804) bepleitte een sterk federaal
gezag, waarbij de afzonderlijke staten
ondergeschikt zouden zijn aan de
centrale overheid. Zij redeneerden dat
de Onafhankelijkheidsoorlog nooit
gewonnen had kunnen geworden als de
staten niet onder één noemer hadden
samengewerkt. Deze FEDERALISTEN
kwamen vooral uit de noordelijke
staten. Hamilton was bang voor anarchie als de zaken niet stevig centraal
geregeld zouden worden. Hij geloofde
dat Amerika ongekende kansen had
als industriële macht, maar dan moest
het een sterk en eensgezind land zijn.
Hij vond ook dat er een centrale bank
moest komen en dat de overheid de
eigen industrie moest kunnen steunen door hoge invoerheffingen op te
leggen. Hamilton werd later de eerste
minister van Financiën onder GEORGE
WASHINGTON.
Hamilton’s grote tegenstander was
Thomas Jefferson (1743-1826). Hij en
zijn geestverwanten hadden vooral oog
voor het agrarische karakter van de
Verenigde Staten. Zonder de zelfstandige boer, met zijn doordachte oordeel
bron 6
De eerste president George Washington en zijn gezin. Helemaal rechts
staat een negerslaaf. Washington was eigenaar van een tabaksplantage in
Virginia, waar slaven werkten.
en uitgesproken individualisme, kon
een democratische samenleving niet
functioneren. De ‘kleine man’ moest
dan ook beschermd worden tegen een
al te machtige overheid. De groep rond
Jefferson was bang voor tirannie en
wilde de macht van de overheid beperken ten gunste van die van de kleine
gemeenschappen binnen de afzonder-
lijke staten. Deze ANTI-FEDERALISTEN
kwamen vooral uit het Zuiden.
De grondwet werd een compromis
tussen beide opvattingen. De federale
overheid kreeg de taak zorg te dragen
voor de financiën, de buitenlandse
betrekkingen, defensie en het economische verkeer tussen de staten. Allemaal kwesties die op dat moment nog
niet zoveel voorstelden. De deelstaten
mochten hun eigen zaken regelen op
het gebied van onderwijs, veiligheid,
verkeer en rechtspraak. Wel was de afspraak dat federale wetten boven deelstaatwetten gaan. De grondwet zweeg
over kwesties als religie en slavernij,
want daarover zouden de Founding
Fathers het nooit eens hebben kunnen worden. De bekrachtiging van de
grondwet door de deelstaten kreeg ook
niet van de ene op de andere dag haar
beslag. De zuidelijke staten accepteerden de grondwet pas na de toevoeging
van tien amendementen (de zogenoemde Bill of Rights) waarin specifieke
rechten voor individuen zijn geregeld,
zoals het recht op vrije meningsuiting,
godsdienst en wapenbezit.
De tegenstelling tussen Federalisten
en anti-Federalisten was met deze
compromissen niet voorbij. Die bleef
telkens opspelen en werd zelfs aanleiding voor een Burgeroorlog (18611865). Ook in de 20e eeuw bleef deze
tegenstelling onderhuids aanwezig,
vooral als het ging om de burgerrechten
voor de zwarte bevolking, maar ook op
economisch terrein.
Democratie in de VS en Nederland
De Verenigde Staten en Nederland zijn
allebei democratische rechtsstaten.
Maar er zijn grote verschillen.
– Amerikanen kiezen niet alleen hun
volksvertegenwoordigers, maar ook
hun president. In Nederland kiezen
we de minister-president niet en de
koning(in) al helemaal niet.
– Heel veel macht ligt in de VS bij één
persoon, de president. Dit komt
onder andere door zijn vetorecht en
omdat hij opperbevelhebber van het
leger is. De Nederlandse regering is
veel sterker afhankelijk van toestemming van het parlement.
– Amerikaanse kiezers hebben meestal de keuze uit slechts twee partijen,
in Nederland kun je meestal uit zo’n
vijftien partijen kiezen.
– De twee grote partijen – de Democraten en de Republikeinen – zijn
moeilijk vergelijkbaar met partijen in
Nederland. Hierover verderop meer.
– Amerikaanse kiezers kiezen ook de
gouverneur en de volksvertegenwoordiging in hun deelstaat. In Nederland zijn er ook verkiezingen voor
de provincies, maar de Amerikaanse
deelstaten zijn veel autonomer dan
de provincies in ons land.
– Amerikaanse burgers kiezen ook hun
rechters en officieren van justitie, in
Nederland worden die benoemd.
– De rechters van het Amerikaanse
Hooggerechtshof kunnen wetten tegenhouden door ze ongrondwettelijk
te verklaren, de Nederlandse Hoge
Raad kan dit niet.
– In Nederland kun je vanaf jouw 18e
verjaardag zonder meer jouw stemrecht in praktijk brengen. Bij landelijke verkiezingen ligt de opkomst
meestal rond de 75 procent. In Amerika moet je je eerst als kiesgerechtigde laten registreren. In de praktijk
blijkt dit een hoge drempel, vooral
voor de lagere sociale groepen.
Meestal gaat rond de 50 procent van
de Amerikaanse kiesgerechtigden
naar de stembus.
– De Amerikaanse politiek draait meer
dan in Nederland om personen en
minder om partijen en ideeën.
HOOFDSTUK 1
MACHT IN EVENWICHT
11
1.3 Democraten en Republikeinen
Sinds de onafhankelijkheid domineren twee politieke groeperingen de
Amerikaanse politiek: de Republikeinen en de Democraten. Maar met recht
kun je hierbij de vraag stellen: what’s
in a name? Thomas Jefferson zei in
zijn tijd al: ‘Bijna alle Amerikanen zijn
zowel Republikein als Democraat.’
Tegenwoordig gaat dat ook nog op.
Deelstaatpolitiek gaat vaak over totaal
andere dingen dan federale politiek.
Bovendien zijn in de Amerikaanse
politiek personen vaak belangrijker dan
hun opvattingen. Het kan dus gebeuren
dat kiezers landelijk op de Democraten
stemmen en in hun deelstaat op de
Republikeinen. En de volgende keer
andersom.
Als je naar de politieke ideeën kijkt,
hebben Democraten en Republikeinen
in de loop van de geschiedenis zelfs
stuivertje gewisseld. Ooit stonden
Republikeinen voor een sterke federale staat, voor grote infrastructurele
projecten (waarvoor veel belastinggeld nodig is), voor protectionisme
(bescherming door de overheid van
de binnenlandse economie) en voor
rassengelijkheid. Nu zijn dit veel meer
Democratische issues. Omgekeerd
geloven Republikeinen nu meer in de
deelstaatrechten (elke staat zijn eigen
wetgeving) en hebben zij weerzin tegen
veel overheidsbemoeienis en hoge
belastingen.
De Republikeinse partij kwam voort uit
de noordelijke antislavernijbeweging.
Vooral vooruitstrevende Federalisten
werden er lid van. ABRAHAM LINCOLN
werd in 1861 de eerste Republikeinse
president. Tijdens zijn presidentschap
brak de Burgeroorlog uit. Toch slaagde
hij erin twee belangrijke Republikeinse
wensen te verwezenlijken: de afschaffing van de slavernij en het behoud van
de eenheid van de unie onder federaal
gezag.
bron 7
‘Long Abraham Lincoln a
Little Longer’, schreef de cartoonist
Frank Bellew in 1864 onder zijn
tekening van Lincoln, nadat deze was
herkozen tot president.
12
HOOFDSTUK 1
MACHT IN EVENWICHT
De Democratische partij ontstond uit
de zuidelijke anti-Federalistische partij.
Democraten waren tegen afschaffing
van de slavernij. In het beste geval
stonden zij onverschillig tegenover het
lot van de zwarten. Na de Burgeroorlog
waren zij soms vóór wettelijk geregelde
rassenscheiding (segregatie). Verder
vonden ze dat de federale overheid
zich maar liever niet te veel met het
bestuur van de deelstaten en het leven
van de SELF-MADE MAN moest bemoeien. Hun aanhang hadden ze onder
de blanke bevolking in het Zuiden, de
pioniers in het westen en de immigranten in de steden.
Politieke tekenaars hebben ervoor
gezorgd dat beide partijen als symbool
een dier hebben gekregen, de Republikeinen een olifant en de Democraten
een ezel. Handig om te weten als je
cartoons bekijkt.
Conservatieven en liberalen
Je kunt het politieke landschap in de
Verenigde Staten ook los zien van de
namen van de partijen en kijken naar
de politieke stromingen. Dan zijn er
vanaf de onafhankelijkheid twee hoofdstromingen te herkennen: de traditionele of conservatieve stroming, en de
liberale of progressieve stroming. Deze
stromingen kennen verschillende richtingen, maar zij zijn beide te herkennen
aan een aantal specifieke kenmerken.
De traditionele of conservatieve stroming hecht belang aan een hiërarchische samenleving, aan behoud van
traditionele waarden en normen, is
nationalistisch en soms zeer patriottistisch. De stroming kent extreme groeperingen zoals fundamentalistische
christenen en vreemdelingenhaters,
maar ook meer gematigde groepen.
De liberale of progressieve stroming
hecht meer aan sociale gelijkheid in de
samenleving en is gericht op hervorming en vooruitgang. Ook binnen deze
stroming zijn er gematigde en fanatieke
groepen.
De ommekeer
Opmerkelijk is dat aanhangers van de
conservatieve stroming zich in eerste
instantie het meest thuis voelden bij de
Democraten en in de loop van de 20e
eeuw juist steeds meer bij de Republikeinen. Liberalen vonden elkaar eerst
in de Republikeinse partij, nu stemmen
zij meestal op de Democraten.
De ommekeer heeft niet op één moment plaatsgevonden en is ook niet
op één oorzaak terug te voeren. Een
rol speelde de transformatie van de
Verenigde Staten van een voornamelijk agrarisch naar een overwegend
industrieel land, en de heimweeachtige
reactie daarop van de oorspronkelijk
agrarische deelstaten. Jefferson bleef
daarbij steeds een grote inspiratiebron.
Daarnaast kreeg Amerika te maken
met ingrijpende nationale en internationale problemen: de grote economische crisis en twee wereldoorlogen.
De interventies hierin van krachtige
presidenten als Woodrow Wilson en
Franklin D. Roosevelt kregen niet alleen
bijval maar riepen ook veel weerstand
op. Een ander belangrijk issue was de
kwestie van de burgerrechten voor de
zwarte bevolking.
Wilson en Roosevelt waren Democraten. Zij wonnen de verkiezingen door
de steun van conservatieve blanken
uit het Zuiden. Zij stonden tamelijk
onverschillig tegenover de situatie
van de zwarten en deden niet veel
aan de discriminerende rassenwetten
die sinds 1890 bestonden. Maar ze
geloofden wel in een krachtige overheid, vooral op economisch gebied, en
ze handelden daar ook naar. Democraten na hen kregen ook meer oog voor
zwakke groepen in de samenleving en
geloofden dat de overheid hierin een
taak had. De eerste Democratische president die stevig en effectief opkwam
voor BURGERRECHTEN voor de zwarte
Amerikanen, was Lyndon Johnson
(1963-1969).
Conservatieven in Amerika konden
zich slecht vinden in de internationale
bemoeienis van Amerika in de Eerste
en de Tweede Wereldoorlog. Ze verzetten zich traditiegetrouw ook tegen sterk
overheidsingrijpen, vooral als daar veel
belastinggeld voor nodig was. Dat heet
in Amerika BIG GOVERNMENT. De afschaffing van de rassenwetten in 1964
dreef veel Democratische kiezers weg
van de partij. Zij vonden een nieuwe
thuishaven bij de Republikeinse partij,
die zich ontfermde over de conservatieve items. De conservatieve draai
werd afgerond door Ronald Reagan
(1981-1989) die de ‘Reaganomics’
introduceerde, een economisch beleid
dat gebaseerd was op vier principes:
bezuinigen op de overheidsuitgaven,
verlaging van de inkomens- en vermogensbelastingen, zo min mogelijk
overheidsingrijpen en controle op
de geldstroom. Maatregelen die de
economie vooruitgeholpen hebben,
maar die tegelijk een grotere sociale
en economische ongelijkheid hebben
veroorzaakt.
Slot
De volgende hoofdstukken vertellen
in min of meer chronologisch volgorde
het verhaal van drie hoofdlijnen uit de
geschiedenis van de Verenigde Staten
tussen 1865 en 1965: (a) de industrialisering en de politieke en maatschappelijk invloed daarvan, (b) de ontwikkeling van de burgerrechten, en (c) de
buitenlandse politiek.
bron 8
‘We the People’ zijn de eerste woorden van de Amerikaanse grondwet. De
cartoon kreeg als titel mee ‘The Teaparty’s Constitution’. De Tea Party is de naam
van een populistische groepering in de VS die op dit moment nogal wat aanhang
heeft.
HOOFDSTUK 1
MACHT IN EVENWICHT
13
Examentrainer – Hoofdstuk 2
Het levensverhaal van de in Schotland geboren Andrew Carnegie (1835-1919) is het klassieke verhaal van de
‘American Dream’. Andrew wordt op 25 november 1835 geboren in het plaatsje Dunfermline. Zijn vader werkt als
handwever en zijn moeder komt uit een familie van schoenmakers. De werkomstandigheden voor zijn vader worden steeds slechter door de toenemende industrialisatie. Daarom verhuist de familie Carnegie naar Pittsburgh in
de Verenigde Staten als Andrew 13 jaar is. Andrew begint zijn carrière in de Verenigde Staten als een ‘bobbin boy’
in een textielmolen, waarmee hij $ 1,20 per week verdient. Maar al snel weet hij zich op te werken tot telegrafist
bij een spoorwegmaatschappij, waar hij later een leidinggevende functie weet te verwerven. Hoewel Carnegie
vrijwel geen opleiding heeft genoten is hij toch zeer belezen vanwege zijn grote liefde voor boeken. Deze voorliefde was ontstaan doordat een dorpsgenoot van Carnegie zijn privébibliotheek opengesteld had voor de kinderen
uit de buurt. Later zou Andrew hetzelfde doen op veel grotere schaal.
Door handige investeringen in de spoorwegen en de oliewinning verdient hij een vermogen. In 1873 start hij zijn
eigen staalbedrijf. Het wordt een groot succes en hij breidt zijn staalimperium steeds verder uit. Later produceert
hij treinrails en voertuigen en belegt hij zijn winsten in olie. Zo profiteerde hij eerst van de ontwikkeling van de
trein en later van de overgang van kolen als brandstof naar olie. Op 65-jarige leeftijd besluit Carnegie zich terug
te trekken uit zijn bedrijven. In 1901 verkoopt hij zijn Carnegie Steel Company voor $ 480 miljoen aan de bankier
J.P. Morgan. Morgan besluit de deal met de woorden: ‘Ik wil je feliciteren met het feit dat je de rijkste man ter
wereld bent!’ Carnegie houdt zich voortaan bezig met een ‘oneindig veel moeilijker en serieuzere’ taak dan het
vergaren van geld, namelijk ‘het verstandig uitgeven’ ervan. Zijn overtuiging is namelijk: ‘Een man die rijk sterft,
sterft in schande.’ Carnegie besluit zijn vermogen te investeren in ongeveer 2811 openbare bibliotheken (dat
kostte toen al zo’n $ 60 miljoen). ‘Ik kies voor openbare bibliotheken als de beste instellingen om de mensen
te helpen, omdat ze alleen die mensen helpen die zichzelf willen ontwikkelen. Ze verpauperen nooit en een
voorliefde voor lezen verdrijft een slechte smaak.’ Ook richt hij ongeveer 22 Carnegiefondsen en trustinstellingen
op. Omdat hij een groot voorstander is van het bevorderen van de wereldwijde vrede besluit hij $ 1,5 miljoen te
investeren in de bouw van een Vredespaleis in Den Haag, waar nog steeds het Internationaal Gerechtshof zetelt.
Zeer bekend is ook Carnegie Hall in New York, een concertzaal voor bijna 3000 toehoorders. In 1919 sterft Carnegie. Het totale bedrag dat hij weggeschonken heeft wordt geschat op bijna $ 350 miljoen.
bron 1
Een beknopt overzicht van het leven van Andrew Carnegie (1835-1919).
‘Van de donkere kelder waar ik
een stoommachine bediende,
bevuild met kolenstof, werd ik
opgetild naar het paradijs, ja,
de hemel, zo voelde het voor
mij, met kranten, pennen, potloden, en zonneschijn om me
heen – ik had het gevoel dat
ik mijn voet op een ladder had
gezet en dat ik niets anders
kon dan klimmen.’
bron 2
Citaat uit de in 1920
uitgegeven autobiografie van
Andrew Carnegie. Het is afkomstig
uit hoofdstuk 3 ‘Pittsburgh and
work’, waarin hij beschrijft hoe
hij in 1850 aan de slag gaat als
telegrafist.
26
EXAMENTRAINER
HOOFDSTUK 2
bron 3
Cartoon ‘A Trustworthy Beast’ van William
A. Rogers in Harper’s Weekly
van 20 oktober 1888, naar
aanleiding van een citaat
van Andrew Carnegie in
een interview in The New
York Times elf dagen eerder.
De titel van de cartoon is
een inventieve woordspeling: trustworthy betekent
vertrouwenwekkend. Op de
hoorns van het beest staat:
sugar trust, coal trust, oil
trust, steel trust, enz.
bron 4
Cartoon van 9 juli 1892 uit The Saturday Globe. Het
onderschrift luidt: ‘Forty-Millionaire Carnegie in his great double
role. As the tight-fisted employee he reduces wages that he may
play philanthropist and give away libraries, etc.’
‘Dit is de test van mijn leven (de hand van de dood daargelaten). Wat een achterlijke stap – zo in strijd met mijn idealen,
weerzinwekkend voor alles in mijn natuur. Ons bedrijf heeft
alles gegeven wat het kon geven, zelfs genereuze termijnen.
Onze andere mannen hadden dit dankbaar geaccepteerd.
Zij gingen zover als ik hoopte dat ze konden gaan, maar de
valse stap werd gemaakt in de poging Homestead Works
met nieuwe mannen te laten draaien. Dat is een test waaraan arbeiders niet onderworpen moeten worden. Daarmee
verwacht je te veel van arme mannen, om werkeloos toe te
zien hoe anderen hun werk overnemen. (…) de pijn die ik lijd
groeit dagelijks. De Works [de fabriek] is geen enkele druppel bloed waard, ik had gewild dat ze was vergaan.’
bron 6 Op 16 juli 1892 verscheen in Harper’s Weekly een
tekening van de Homestead Riot bij Carnegie’s ‘Homestead
Steel Works’. In 1892 vond er een reeks stakingen plaats door
heel de Verenigde Staten. De stakingen bij de staalfabriek van
Carnegie braken uit doordat de prijzen van staal ernstig waren
gedaald. Daarom besloot Carnegie de lonen te verlagen en te
breken met de vakbond voor ijzer- en staalarbeiders, een van
de sterkste bonden in het land. Carnegie geloofde er heilig
in dat de arbeiders in zijn fabriek de vakbond de rug zouden
toekeren om hun baan te kunnen behouden. Rellen braken uit,
terwijl Carnegie in Schotland was. In totaal kwamen er negen
arbeiders om en raakten er elf arbeiders gewond.
bron 7
‘Down
with the rich!’
van Robert Minor
in The Saint Louis
Dispatch (1908).
Van links naar
rechts: J.P. Morgan
(bankier), E.H.
Harriman (spoorwegmagnaat),
John D. Rockefeller
(oliemagnaat).
bron 5 Carnegie in een brief aan de Britse staatsman William
E. Gladstone over de staking bij Homestead Steel Works. Zes jaar
na deze gebeurtenis kwam Carnegie terug naar Homestead om
een gebouw neer te zetten, waarin onder andere een bibliotheek, een zwembad, een bowlingbaan, een concertzaal en een
fitnessruimte werden gevestigd.
‘Het probleem van onze tijd is het goed beheren van de rijkdom, zodat de banden van broederschap arm en rijk nog steeds in
een harmonieuze relatie bijeenhouden. De omstandigheden van het menselijk bestaan zijn niet alleen veranderd, maar hebben in de afgelopen honderd jaar een revolutionaire omwenteling ondergaan. In het verleden was er weinig verschil tussen
de verblijfplaats, kleding, voeding en omgeving van de leider en zijn volgelingen. (…) Het contrast tussen het paleis van de
miljonair en het hutje van de arbeider toont vandaag de dag de verandering die de beschaving heeft gebracht. Deze verandering, daarentegen, moet niet betreurd, maar verwelkomd worden als zeer heilzaam. Het is goed, sterker nog, essentieel voor
de vooruitgang van het ras, dat de huizen van sommigen het huis voor allen zijn, de beste literatuur en kunst bezit, en zorgt
voor alle verfijning van de samenleving, dan dat geen enkel huis dat heeft. Liever deze grote onregelmatigheid dan universele
achteruitgang. Zonder rijkdom kan er geen mecenas* zijn.’
* Beschermer van wetenschap en kunst (naar de Romein Gaius Clinius Maecenas, adviseur van keizer Augustus, 70-8 voor Chr.)
bron 8
Citaat uit het artikel ‘Wealth’ van Andrew Carnegie zoals verschenen in The North American Review (no. CCCXCI) in juni 1889.
EXAMENTRAINER
HOOFDSTUK 2
27
Examentrainer – Algemeen
Zo scoor je punten
Het examen geschiedenis dat je gaat maken wordt beoordeeld door jouw eigen docent en een tweede corrector.
Als leidraad voor wat goed en fout gerekend moet worden,
krijgen alle docenten van het eindexamen een correctiemodel. Zo’n correctiemodel schrijft heel nauwkeurig voor wat
goed en wat fout gerekend dient te worden. Het is dus slim
om ook correctiemodellen te bestuderen, zodat je weet
wat voor soort antwoorden op het eindexamen worden
verwacht. In deze algemene examentrainer krijg je tips
en trucs om je examen straks zo goed mogelijk te kunnen
maken. Extra aandacht is er voor kijkvragen, kennisvragen,
in-hoeverre-vragen en licht-toe-vragen. De oefeningen
staan in het werkboek.
Vragen naar kenmerkende aspecten
In het examen zullen sommige vragen niet direct
over de geleerde stof gaan. Er kan in de vraagstelling verband gelegd worden met de ‘kenmerkende aspecten’ van de tijdvakken waarin
het thema speelt. Dat zijn in dit geval: ‘Tijd van
burgers en stoommachines’ (1800-1900), ‘Tijd van
wereldoorlogen’ (1900-1950) en ‘Tijd van televisie
en computers’ (1950-2000). Zoek de kenmerkende
aspecten die bij deze drie tijdvakken horen op
(bijvoorbeeld op internet) of vraag ze aan de
docent. Het zijn er in totaal 19, maar niet alle kenmerkende aspecten houden direct verband met
het onderwerp ‘Verenigde Staten en hun federale
overheid 1865-1965’.
bron 1
Poster gemaakt door Bernard Perlin in opdracht van de
Office of War Administration (opgericht in 1942 om de samenleving te
informeren over en enthousiast te maken voor de oorlog). Tussen 1775
en 1783 voerden de Amerikanen hun Onafhankelijkheidsoorlog. Het
onderschrift luidt:‘AMERIKANEN zullen altijd vechten voor vrijheid’.
Zie http://digital.library.unt.edu/ark:/67531/metadc425.
54
EXAMENTRAINER
ALGEMEEN
Samenvatting
De samenvatting is gebaseerd op de officiële stofomschrijving van dit examenthema. Het katern dat je bestudeerd
hebt, is vanuit deze richtlijnen samengesteld. De vragen
op het examen zullen dus ook binnen deze stofafbakening
vallen.
1 MACHT IN EVENWICHT
Na het uitroepen van de onafhankelijkheid in 1776 zochten
de dertien voormalige Britse kolonies aan de oostkust van
Noord-Amerika naar een geschikt politiek systeem. In 1787
werden de Founding Fathers het eens over een nieuwe
grondwet, die in 1789 in werking trad. De grondwet is
gebaseerd op de leer van de ‘trias politica’ van de Franse
filosoof Charles de Montesquieu en creëert een federalistisch bestel waarin de afzonderlijke staten een grote mate
van autonomie houden. Terwijl de federale overheid vooral
de buitenlandse politiek, defensie, financiën en het economische verkeer tussen de deelstaten verzorgt, hebben
de deelstaten een grote mate van vrijheid in de organisatie
van hun eigen onderwijs, politie en rechtspraak. In het
federale bestuur heeft de uitvoerende macht onder leiding
van de president grote bevoegdheden. De wetgevende
macht ligt bij het Congres. De hoogste rechterlijke macht
ligt bij het Hooggerechtshof. Om de rol van een president
niet te groot te laten worden, gaven de auteurs van de
grondwet controlerende bevoegdheden aan de andere
twee instanties op federaal niveau en verdeelden zij de
macht tussen de drie. De president, die voor vier jaar wordt
gekozen, is naast staatshoofd en regeringsleider tevens
opperbevelhebber van de strijdkrachten. Hij benoemt,
met goedkeuring van de Senaat, niet alleen de ministers
en belangrijke ambtenaren, maar ook de leden van het
Hooggerechtshof. Het Congres moet wetten, de begroting
en belangrijke benoemingen goedkeuren. Bovendien
kan het Congres met een ‘impeachment procedure’ een
president uit zijn ambt zetten. Het Hooggerechtshof heeft
de bevoegdheid wetten aan de grondwet te toetsen. Op
zijn beurt kan de president zijn veto uitspreken over wetten
die in het Congres worden aangenomen; het Congres kan
dit weer met een twee derde meerderheid in beide kamers
opheffen. Door de groeiende rol van de Verenigde Staten
bij internationale aangelegenheden groeide de president
uit tot de spil van de Amerikaanse politiek. Ten koste van
de andere instanties in het bestel is zijn invloed zodanig
toegenomen dat er sprake is van een ‘imperial presidency’.
De grondwet kan worden gewijzigd en aangevuld door
amendementen. Federale wetgeving staat boven deelstaatwetgeving. Deelstaten kunnen met behulp van eigen,
nieuwe wetgeving proberen de reikwijdte van amendementen en federale wetten in te perken. De Amerikaanse
politiek wordt sinds 1854 gedomineerd door twee politieke
partijen, de Republikeinen en de Democraten, beide met
behoudende en vooruitstrevende vleugels. De Republikeinen stonden in de Burgeroorlog uiteindelijk voor afschaffing van de slavernij. Zij waren voorstanders van ‘free labor’
en kwamen ook na de Burgeroorlog op voor de zwarte
bevolking. Zij waren voor een krachtige overheid, die de
industrie beschermde door invoerrechten te heffen. De Democraten waren tegen een regulerende federale overheid
en kwamen op voor de rechten van de afzonderlijke staten.
Hun aanhang was vooral te vinden onder de blanke bevolking van het Zuiden, pioniers in het Westen en immigranten
in de steden. Aan het einde van 19e en het begin van de
20e eeuw veranderden de partijen van karakter en van rol.
De Republikeinen werden conservatiever en werden de
vertegenwoordigers van de bourgeoisie en het bedrijfsleven; zij keerden zich tegen de instroom van immigranten
vanaf de jaren ’80 van de 19e eeuw. Zij wezen federaal
overheidsingrijpen in de economie af, maar vonden regels
op ‘moreel’ terrein wel belangrijk. De Democraten gingen
zich nu het lot aantrekken van sociaal zwakke groepen
en omarmden het idee van een activistische overheid op
economisch en sociaal gebied. In de loop van de 20e eeuw
werden de Democraten steeds meer geassocieerd met de
verzorgingsstaat en ‘big government’.
2 GESCHEIDEN MAAR NIET GELIJK (1865-1918)
De industrialisatie en haar politieke en maatschappelijke
invloed
Factoren die een rol spelen bij de industrialisatie. Reacties
op politiek en maatschappelijk gebied. Democratische en
Republikeinse presidenten zetten de eerste stappen naar
een regulerende federale overheid.
Hoewel in het noordoosten al vanaf 1820 sprake was van
industrialisatie, hadden de Verenigde Staten in 1865, toen
de Burgeroorlog eindigde, nog een overwegend agrarisch
karakter. Na de Burgeroorlog versnelde het industrialisatieproces. Hiervoor waren de voorwaarden aanwezig, zoals de
beschikbaarheid van natuurlijke grondstoffen, voldoende
goedkope werkkrachten door de toestroom van immigranten en de activiteiten van succesvolle ondernemers. Het
ontstaan van een geïntegreerde nationale economie werd
mede bevorderd door een zich snel uitbreidend spoorwegnet en nieuwe communicatiemiddelen. Bij haar economische beleid ging de federale overheid uit van de principes
SAMENVATTING
55
Begrippen en Personen
De begrippen helpen je bij de bestudering van het examenonderwerp. Zij zijn betekenisvol en verhelderend voor het
thema en dragen bij tot de beantwoording van de vraagstelling. De begrippen worden verklaard in relatie met het
CE-onderwerp. In de lees- en leertekst van het basiskatern
zijn deze begrippen cursief en in hoofdletters weergegeven.
Voor een lijst met belangrijkste presidenten: zie Intro, p.5.
Begrippen hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2
AMENDEMENT
Herziening van of aanvulling op een wet. In de VS wordt de
term gebruikt voor een aanvulling op de grondwet. Veranderingen in de grondwet zijn namelijk niet toegestaan.
AMENDEMENT 13
Aanvulling op de grondwet in 1865, die de slavernij in de
gehele unie verbiedt.
AMENDEMENT 14
Aanvulling op de grondwet in 1867, die zwarten het recht
geeft op inkomen en bezit en hun de zekerheid geeft van
gelijke behandeling.
ANTI-FEDERALISTEN
Tegenstanders van een sterke federale (= centrale) regering, die de autonomie van de deelstaten beperkt. AntiFederalisten zijn voor veel macht en autonomie voor de
deelstaten. Na de Burgeroorlog waren vooral de Democraten uit de zuidelijke staten anti-Federalisten.
BIG GOVERNMENT
Term die in trek is bij tegenstanders van een sterke centrale
overheid, tegenwoordig vooral Republikeinen en liberalen.
Er wordt een bureaucratisch en inefficiënt functionerende
overheid mee bedoeld, die zich te veel bemoeit met de
burgers en te veel geld besteedt.
BURGERRECHTEN
Rechten van burgers zoals beschreven in de ‘Bill of
Rights’, de eerste tien amendementen bij de Amerikaanse
grondwet. De belangrijkste burgerrechten zijn: vrijheid
van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, recht op een
eerlijk proces, kiesrecht en recht op gelijke behandeling.
De burgerrechten bestaan in Amerika sinds 1789, maar
waren lange tijd slechts van toepassing op een deel van de
bevolking. Indianen en zwarten kregen in de praktijk pas
burgerrechten in de jaren ’60 van de vorige eeuw.
AMENDEMENT 15
CONGRES
Aanvulling op de grondwet in 1870, die zwarten kiesrecht
geeft.
Huis van Afgevaardigden en Senaat samen. Het Congres
vormt de wetgevende macht in de VS.
AMERICAN DREAM
CONSTITUTION
De gemeenschappelijke hoop, de verwachting zelfs, dat
in Amerika alle wensen in vervulling kunnen gaan. Deze
droom bracht honderdduizenden Europeanen ertoe naar
Amerika te emigreren. In Amerika zelf wordt de droom nog
altijd levend gehouden. Er bestaat een heilig geloof dat als
je maar hard werkt en gelooft in jezelf dat je dan alles kunt
bereiken wat je wilt.
Amerikaanse grondwet, opgesteld in 1787. De grondwet telt
zeven artikelen, die niet veranderd mogen worden. Sinds
1791 zijn 27 amendementen toegevoegd. De eerste tien
staan bekend onder de naam ‘Bill of Rights’.
AMERICAN FEDERATION OF LABOR ( AFL)
Federatie van vakbonden, opgericht in 1886 door Samuel
Gomperts, die probeerde op te komen voor de slechte
omstandigheden van fabrieksarbeiders in de 19e eeuw.
CONSUMPTIEMAATSCHAPPIJ
Samenleving waarin het bedrijfsleven zich sterk richt
op het produceren van goederen die niet tot de eerste
levensbehoeften behoren en waarin mensen veel van hun
vrije tijd besteden aan het kopen en gebruiken van deze
goederen.
DEELSTAAT
AMERIKAANSE BURGEROORLOG
Oorlog van 1861 tot 1865 tussen de noordelijke en zuidelijke staten van de VS. Directe aanleiding was het feit dat
zeven zuidelijke staten zich afsplitsten van de unie. Het
conflict tussen Noord en Zuid draaide o.a. om de slavernij
en de macht van de afzonderlijke staten ten opzichte van
de federale overheid.
62
BEGRIPPEN
Een gedeeltelijk autonoom lid van een politieke federatie.
De VS bestaan uit 50 deelstaten die elk een gouverneur,
een parlement en een rechterlijke macht hebben. Elke staat
heeft bovendien eigen wetten en regelingen. De deelstaatwetten mogen niet in strijd zijn met de federale (landelijke)
wetten.
DUBOIS, WILLIAM E.B.
Strijder voor rechten van zwarten. Medeoprichter NAACP.
FEDERALE OVERHEID
De overkoepelende overheid van een federatie. In de VS
wordt de federale overheid gevormd door de president en
zijn ministers, het Congres en het Hooggerechtshof.
FEDERALISTEN
Voorstanders van een sterke federale (= centrale) regering,
die de deelstaten weinig autonomie gunt. Na de burgeroorlog waren vooral de Republikeinen (meestal noorderlingen)
federalisten.
FORD, HENRY
Ondernemer en uitvinder van de lopende band. Beroemd
om zijn autoproductie (T-Ford).
FOUNDING FATHERS
De 55 afgevaardigden die in 1787 in Philadelphia onder
leiding van George Washington de Amerikaanse grondwet
schreven.
FREEDMEN
De naam waarmee na de afschaffing van de slavernij vrijgelaten slaven werden aangeduid.
FREEDMEN’S BUREAU
Federale instelling voor hulp aan zwarten na de Burgeroorlog en de afschaffing van de slavernij. Het bureau werd in
1865 opgericht. Het bureau was actief op het gebied van
huisvesting, voedselhulp, vinden van werk en later vooral
ook onderwijs.
FRONTIER
Letterlijk: de grens. De frontier is de steeds verder naar het
Westen opschuivende grens van het grondgebied van de
unie op het Noord-Amerikaanse continent.
HAMILTON, ALEXANDER
Politicus die voorstander was van sterk centraal gezag
(Federalisten).
HOOGGERECHTSHOF
Rechtbank van negen door de president benoemde rechters. Zij worden voor het leven gekozen. Zij onderzoeken of
nieuwe wetten in overeenstemming zijn met de grondwet
en kunnen op die grond wetten tegenhouden. Het Hooggerechtshof vormt de rechterlijke macht.
HUIS VAN AFGEVAARDIGDEN
Volksvertegenwoordiging die rechtstreeks door de Amerikaanse bevolking wordt gekozen. Het aantal leden is 435,
het aantal per staat is minimaal 1 en hangt verder af van
het aantal inwoners in die staat. De leden worden voor
twee jaar gekozen. Het Huis kan wetten indienen en aannemen en controleert de uitvoerende macht.
IMPEACHMENT PROCEDURE
Speciale, uitgebreid vastgelegde procedure waarmee het
Congres de president of andere hoge functionarissen kan
afzetten. De procedure kan alleen in gang gezet worden als
er sprake is van ongeoorloofde handelingen.
IMPERIAL PRESIDENCY
Letterlijk: keizerlijk presidentschap. De term wordt gebruikt
voor presidenten die in de praktijk meer macht naar zich
toe trekken dan zij volgens de grondwet formeel bezitten.
Zij kunnen dit doen door zich te beroepen op een noodsituatie (oorlog) of door te simuleren dat er geen tijd zou zijn
voor de gebruikelijke beslissingsprocedures.
JEFFERSON, THOMAS
President van de VS en tegenstander van Hamilton en het
Federalisme.
JIM CROW WETTEN
Reeks van wetten in de zuidelijke staten na de Reconstructie die de segregatie van blank en zwart legaal maakten.
KU KLUX KLAN
Geheim en verboden genootschap (opgericht in 1866)
in het zuiden waarvan de leden geloofden in de blanke
suprematie en via terreur ervoor zorgden dat zwarten hun
burgerrechten niet in praktijk konden brengen.
LINCOLN, ABRAHAM
President van de VS ten tijde van de Burgeroorlog en de
afschaffing van de slavernij.
LUSITANIA
Naam van een Engels passagiersschip dat in 1915 door
de Duitsers werd getorpedeerd, waarbij 128 Amerikanen
omkwamen. De gebeurtenis vormde een van de aanleidingen waardoor Amerika uiteindelijk ging deelnemen aan de
Eerste Wereldoorlog.
BEGRIPPEN
63
MARSHALLPLAN
TONKIN-RESOLUTIE
Economisch hulpplan van de Verenigde Staten om Europa
na de Tweede Wereldoorlog economisch weer op de been
te krijgen.
Blanco volmacht uit 1964 van het Congres voor de Amerikaanse president naar aanleiding van het Tonkin-incident,
om op grote schaal troepen naar Vietnam te sturen en het
land te bombarderen.
McCARTHYISME
Heksenjacht op communisten en kritische lieden in de
jaren vijftig onder leiding van senator Joseph McCarthy.
NEW CAPITALISM
Aanduiding voor de verbeterde productiemethoden, verkeerde werkomstandigheden en opbrengst in de fabrieken
in vergelijking met die van de vroegere (zware) industrie.
Meestal gekoppeld aan de jaren ’20 in de VS.
NEW DEAL
Pakket maatregelen van president Roosevelt om de economische crisis in de jaren ’30 aan te pakken.
TRUMAN DOCTRINE
Door president Truman in 1947 uitgesproken uitgangspunt
waarin hij verkondigde wanneer en hoe er tegen de uitbreiding van het communisme, buiten de bestaande communistische invloedssfeer, opgetreden diende te worden.
VEERTIEN PUNTEN
Principe-programma van de Amerikaanse president Wilson
voor de inrichting van de wereld na de Eerste Wereldoorlog.
Waarin o.a. zelfbeschikkingsrecht van volken en oprichting
van een Volkenbond.
VERENIGDE NATIES (VN)
NEW ERA
Door de economische expansie en de materiële overvloed
in de jaren ’20, meenden de Amerikanen dat er een nieuw
tijdperk aangebroken was waarin armoede en gebrek spoedig zouden verdwijnen.
Internationale organisatie, opgericht in 1945 met als doel
vrede en veiligheid in de wereld te handhaven.
VOLKENBOND
Internationale organisatie opgericht in 1919 om via onderhandelingen oorlogsdreiging tussen landen weg te nemen.
NEW FRONTIER
Belofte van Kennedy om het onder Eisenhower verslofte
Amerika politiek weer in beweging te zetten zowel op binnenlands als buitenlands gebied.
PROTECTIONISME
VREDESVERDRAG VAN VERSAILLES
Handelspolitiek waarbij o.a. de eigen producten door hoge
invoertarieven beschermd worden tegen de import van
producten uit het buitenland.
Vredesverdrag opgesteld in 1919 in Versailles (bij Parijs)
dat een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog en grote
gevolgen had voor de tijd erna.
RED SCARE
ZELFBESCHIKKINGSRECHT
Overdreven Amerikaanse angst rond 1919-1920 voor de
communistische ondermijning van de VS (aangejaagd door
de gebeurtenissen in Europa) die door de verkilde relatie
met de Sovjet-Unie, na WO II opnieuw de kop op steekt.
Het onder andere door president Wilson in zijn veertien
punten geformuleerde recht van een volk om over zijn eigen
toekomst te beschikken.
ROOSEVELT, FRANKLIN D.
President van de VS ten tijde van de crisis en Tweede
Wereldoorlog.
66
VOTING RIGHTS ACT
Wet uit 1965 die ervoor zorgde dat de zwarte bevolking
zonder belemmeringen haar stemrecht kon uitoefenen.
BEGRIPPEN
Jaartallen
1776
1865 – 1877
Thomas Jefferson schrijft de Onafhankelijkheidsverklaring.
Reconstructie.
1783
1865
Geboortejaar van de Amerikaanse Republiek der Verenigde
Oprichting Ku Klux Klan.
Staten.
1869
1787
De eerste transcontinentale spoorlijn is een feit als bij Promon-
De Founding Fathers schrijven de grondwet.
tory Point twee spoorlijnen met elkaar verbonden worden.
1789
1877
George Washington wordt de eerste president van de Verenigde
Jim Crow wetten beperken de rechten van zwarten.
Staten.
1879
1791
Oprichting van de Standard Oil Company.
De ‘Bill of Rights’ wordt aan de grondwet toegevoegd.
1886
1801
Oprichting American Federation of Labor.
Thomas Jefferson wordt de derde president van de Verenigde
Staten.
1823
Monroe Doctrine.
1845
Manifest Destiny.
1891
Oprichting People’s Party.
1896
Hooggerechtshof doet uitspraak in de zaak Plessy vs. Ferguson.
1898
Oorlog tegen Spanje op Cuba en op de Filippijnen.
1861
Abraham Lincoln wordt de zesde president van de Verenigde
Staten.
1863
Afschaffing van de slavernij.
1900
Begin Progressive Movement.
1901
Theodore Roosevelt wordt de zesentwintigste president van de
Verenigde Staten.
1861 – 1865
Amerikaanse Burgeroorlog.
1909
Oprichting van de NAACP.
1865
President Lincoln wordt vermoord en opgevolgd door Andrew
Johnson.
1913
Woodrow Wilson wordt de achtentwintigste president van de
Verenigde Staten.
1865 – 1871
Oprichting van een nationale bank door de Federal Reserve Act.
De amendementen 13, 14 en 15 worden aan de grondwet
toegevoegd.
JAARTALLEN
67
Download