Notitie praktijk, resultaten, meerwaarde en financiering

advertisement
NOTITIE PRAKTIJK, RESULTATEN, MEERWAARDE,
IMPLEMENTATIE EN FINANCIERING VAN DE ONAFHANKELIJKE
CRISISKAART
1. DE CRISISKAART EN HAAR DOELGROEP
1.1.
De crisiskaart
De crisiskaart is bedoeld voor mensen met min of meer ernstige psychische
problemen (veelal met de DSM 4 diagnose bipolaire stoornis, schizofrenie c.q.
psychotische aandoeningen) die gevoelig zijn voor een psychische crisis.
Een crisiskaart is een klein persoonlijk document dat opgevouwen niet groter is
dan een bankpasje en past in een portemonnee. Zo kan iemand de crisiskaart
gemakkelijk bij zich dragen
De crisiskaart beschrijft hoe er bij een (dreigende) crisis gehandeld moet
worden en heeft tot doel het voorkomen crisissen en (gedwongen) opnames en
verbetering van de kwaliteit van de acute zorg.
De crisiskaart bevat een samenvatting van het crisisplan en is daar
onlosmakelijk mee verbonden. In het crisisplan staat uitgebreide informatie over
hoe een crisis er bij de betreffende persoon uit ziet en wat er wel en niet moet
gebeuren als er een crisis optreedt. Het crisisplan wordt op een centraal punt in
de regio bewaard (adres is op de kaart aangegeven) en is zeven maal 24 uur
opvraagbaar.
De crisiskaart is een instrument waarmee cliënten hun wensen ten aanzien van
crisisopvang kunnen verwoorden en daarmee hun eigen regie kunnen versterken.
Hulpverleners en cliënt kunnen samen met de omgeving de juiste maatregelen
nemen om de persoon in (dreigende) crisis te helpen. Hulpverleners kunnen
adequater handelen met de aanwijzingen op de kaart.
Gebruik van de crisiskaart kan (gedwongen) opnamen voorkomen.
Het is de bedoeling dat de cliënt aan het crisisplan werkt op een moment dat
zij/hij helder voor ogen heeft wat er wel en niet wenselijk is in geval van een
crisis. Hiermee kan voorkomen worden dat beslissingen worden genomen over de
cliënt op een moment dat hij/zij niet in staat is aan te geven wat er aan de hand
is en wat er wel en niet moet gebeuren.
Het crisisplan is een meerzijdige overeenkomst: de afspraken die hierin worden
vastgelegd zijn door de cliënt afgestemd met zijn/haar reguliere hulpverlener(s)
en de personen in zijn/haar omgeving, die, als ze het eens zijn met de inhoud,
allemaal het crisisplan ondertekenen.
De crisiskaart is, naar Engels voorbeeld, in 1997 ontwikkeld door het toenmalige
Amsterdams Cliënten en Consumenten Platform dat onderzoek deed naar de
knelpunten in en de wensen van cliënten aangaande de acute GGZ.
De crisiskaart is een cliënt gestuurd instrument en onderscheidt zich van andere
documenten in de acute zorg zoals signaleringsplannen en crisispreventie plannen,
in het bijzonder op de volgende aspecten:
Het crisisplan en -kaart zijn altijd opgesteld op initiatief van en door de
cliënt zelf, met ondersteuning van een onafhankelijke consulent. Deze
consulent is in dienst bij een cliëntenorganisatie of bij een GGZ aanbieder
en is bij voorkeur een ervaringsdeskundige.
1
-
In het crisisplan worden aanwijzingen gegeven op alle belangrijke
levensterreinen van de cliënt.
Met de ondertekening van het crisisplan door alle betrokken partijen wordt
instemming verkregen voor alle noodzakelijke handelingen tijdens een
(dreigende) crisis.
Vanwege dit unieke karakter rust op de crisiskaart copyright.
1.2.
Landelijk beeldmerk, kwaliteitscriteria en gedragscode
In 2011 heeft het LCIO een beeldmerk ontwikkeld voor de landelijke crisiskaart.
In 2012 heeft het LCIO kwaliteitscriteria voor de landelijke crisiskaart vastgelegd,
evenals een gedragscode voor crisiskaartverstrekkers.
Bestaande crisiskaartverstrekkers die het landelijk beeldmerk voeren zijn in april
2012 getoetst aan de hand van de kwaliteitscriteria.
In september 2012 wordt een visitatiecommissie ingesteld die nieuwe
crisiskaartverstrekkers gaat toetsen.
Door de certificering van de crisiskaartverstrekkers kunnen cliënten die gebruik
maken van deze organisaties rekenen op goede en transparante dienstverlening.
Het LCIO streeft naar één gecertificeerde organisatie per regio.
1.3.
Omvang van de (potentiële) doelgroep
De groep mensen die in aanmerking komt voor een crisiskaart betreft personen
met een beperking op grond van min of meer ernstige psychische problemen die
in meerdere of mindere mate zelfstandig in de samenleving leeft, maar zich
zonder een vorm van compensatie voor die beperkingen niet in redelijke mate
staande kan houden.
Het Trimbos instituut (Michon & Kroon) heeft in 2002 voor de Taskforce
Vermaatschappelijking een schatting gemaakt van de omvang van deze populatie.
Samenvattend komen zij op een samengestelde doelgroep uit van minimaal
52.000 voor het aantal mensen met chronisch psychiatrische problematiek in
Nederland (uitgezonderd 15 à 20.000 die langdurig in APZ of RIBW verblijven); 10
tot 12.000 mensen die dak- en thuisloos zijn met ernstige psychische stoornissen;
en 10 tot 28.000 mensen die sociaal kwetsbaar zijn en ernstige psychische
stoornissen hebben. Het minimum ligt dus rond de 50.000 personen en het
maximum rond de 90.000 voor heel Nederland. Dat komt overeen met een
percentage van 3 tot 6 promille van de totale bevolking. Voor een stad als Utrecht
met 311.254 inwoners (01.01.2011) is dat een aantal van 1000 tot 2000
personen, waaronder niet degenen die langdurig in woonvoorziening of APZ
verblijven.
Uit kerncijfers van GGZ Nederland (oktober 2010) bleek dat in Nederland er in
2009 999.100 patiënten in de totale GGZ waren. Daarvan waren er 64.200
opgenomen en 43.600 in deeltijdopname (< 50% opname).
GGZ Nederland schat het aantal crisisgevoelige mensen anno 2012 op meer dan
110.000.
In 2007 waren er 17.611 onvrijwillige opnames (Trimbos, Bpozis-4). Een
belangrijk deel (globaal 30%) van het aantal opnames in Nederland is derhalve
onvrijwillig.
Crises en (gedwongen) opnames zijn ingrijpend voor patiënten en hun omgeving.
In sommige landen, waaronder Nederland, is het aantal crises en (gedwongen)
opnames de laatste tijd sterk gestegen. Ook is er gebrek aan effectieve
interventies om ze te voorkomen.
2
De crisiskaart is gericht op het voorkomen van crisissituaties en (gedwongen)
opnames en heeft dan ook voor een groot deel betrekking op patiënten die al in
zorg zijn. Globaal blijkt dat rond de helft van alle crisissituaties betrekking heeft
op bij de instellingen bekende patiënten. Als we het totaal aantal opnames in de
GGZ relateren aan de crisisopnames van de bij de GGZ instellingen bekende
patiënten, blijkt dat aandeel rond de 15% uit te komen. Globaal heeft derhalve
tenminste 15% van de opgenomen patiënten van de GGZ aantoonbaar belang bij
het gebruik van een crisisplan gekoppeld aan een crisiskaart. Het aandeel dat er
belang bij heeft/ervaart is in de praktijk veel hoger, omdat niet iedere patiënt die
een kaart maakt/gebruikt in de loop der jaren wordt opgenomen. Gaan we uit van
de helft van de totale crisissituaties die zich voordoen, dan heeft een nog veel
grotere groep belang bij een plan en kaart.
Relateren we de berekening van 15% aan de totale groep in Nederland
opgenomen patiënten dan hadden in 2009 (64.200) tenminste rond de 10.000
patiënten belang bij het beschikken over een crisisplan en bijbehorende
crisiskaart.
Daarnaast werken de projecten ook op aanvraag van mensen die (nog) niet in
zorg zijn of/en mensen die via het welzijnswerk of de maatschappelijke opvang
een crisiskaart aanvragen. Deze mensen hebben (nog) geen diagnose en krijgen
een “basiskaart” die hen een houvast kan geven bij een psychische crisis. Voor
velen van hen is zo’n basiskaart een eerste stap op weg naar noodzakelijke zorg.
Het marktaandeel van deze groep is (nog) niet becijferd. Aangenomen mag
worden dat met name het preventieve effect (zoals niet of in vroege fase in zorg
komen, voorkomen van uitval en schulden) van deze crisiskaart hier van groot
belang is.
2.
DE PRAKTIJK VAN DE ONAFHANKELIJKE CRISISKAART IN NEDERLAND
Op basis van gegevensverzameling door het LCIO kan worden vastgesteld dat er
in Nederland anno maart 2012 12 regionale projecten zijn die werken met de
landelijke crisiskaart. Daarnaast zijn er met ondersteuning van het LCIO 9
projecten in voorbereiding.
We gebruiken de term projecten omdat in geen enkele regio de crisiskaart
structureel wordt gefinancierd. Geld voor het kunnen aanbieden van de crisiskaart
moet ieder jaar weer opnieuw aangevraagd worden en de financieringsbronnen
zijn divers (zie 2.2.).
2.1.
Projecten crisiskaart per provincie in Nederland
Groningen
Geen crisiskaart. Onderhandelingen van provinciale cliëntenorganisatie
(Zorgbelang Groningen, platform GGZ) met gemeente en verzekeraar zijn gaande.
Menzis is bereid om een pilot in de stad Groningen te financieren.
Friesland
Geen crisiskaart. LCIO heeft sinds begin 2011 een consultatietraject met de
provinciale cliëntenorganisatie AanZet waar ook Zorgbelang Friesland en de
zorgverzekeraar bij betrokken zijn. Doel: verkennen van de mogelijkheden voor
de start van een project.
Drenthe
Geen crisiskaart. Start van pilots in drie regio’s is in voorbereiding bij de
provinciale cliëntenorganisatie.
3
Overijssel
Project bij Mediant (GGZ aanbieder) sinds 2010.
Flevoland
Geen crisiskaart. Pilotproject met steun van de gemeente Almere in
voorbereiding bij het regionale steunpunt GGZ.
Gelderland
Project bij Pro Persona (GGZ aanbieder) sinds 2008. Consulenten voor de regio’s
Arnhem, Tiel, Ede en Nijmegen.
Project Harderwijk in voorbereiding bij GGZ Centraal (zorgaanbieder).
Utrecht
- Project Utrecht Midden West bij Steunpunt GGZ Utrecht sinds 2005.
- Project Amersfoort e.o bij Reijer ter Burgh sinds 2008.
- Project Hilversum e.o. in voorbereiding bij Informatiewinkel GGZ in
samenwerking met MEE en de gemeente Hilversum.
Noord Holland
- Project bij regionale cliëntenorganisatie De Hoofdzaak in West Friesland op twee
locaties sinds 2006. Wegens gebrek aan financiering zijn de uitvoerende
activiteiten opgeschort.
- Project regio Amsterdam e.o bij Cliëntenbelang Amsterdam sinds 1998.
Zuid Holland
- Project Zorgvragers Organisatie GGZ Midden Holland sinds 2009.
- Project Zorgvragers Organisatie Noordelijk Zuid Holland sinds 2008.
- Project Basisberaad Rijnmond sinds 2000; maakte in maart 2011 een doorstart.
- Steunpunt GGZ Kompassie in Den Haag, neemt onderhoud bestaande kaarten
over van de Haagse cliëntenorganisatie die onlangs haar deuren moest sluiten.
Zeeland
Geen crisiskaart. Emergis en Klaverblad Zeeland hebben een project voorbereid.
Emergis besloot onlangs een voorgenomen pilot uit te stellen tot 2013.
Noord Brabant
- Project cliëntenorganisatie Door en Voor Noord Oost Brabant sinds 2005.
- Project Regionaal Servicecentrum Midden Brabant (GGZ Breburg) sinds 2006.
Het project ligt tijdelijk stil vanwege organisatorische problemen.
- Project Cliëntenbelangenbureau GGZ Eindhoven de Kempen sinds 2009.
Limburg
Geen crisiskaart.
Onlangs is door het fonds Zeggenschap subsidie toegezegd aan Huis voor de Zorg
(provinciale cliëntenorganisatie) voor een pilot die start in september 2012.
2.2.
Financiering van de projecten
Gemeente-WMO
Van de 12 projecten ontvangen er 6 subsidie op jaarbasis van de gemeente vanuit
de WMO. In bijna alle gevallen staat deze financiering onder druk en is er sprake
van vermindering en in sommige gevallen stopzetting van de financiering in 2012.
Dat heeft sommige projecten ertoe genoodzaakt om betaalde consulenten in te
wisselen voor vrijwilligers, om, in afwachting van nieuwe financiering, het project
draaiende te kunnen houden.
4
Instellingsbudget van regionale cliëntenorganisaties
Drie projecten ontvangen op dit moment geen aparte projectsubsidie voor de
crisiskaart en betalen de activiteiten met vrijwillige consulenten uit hun
instellingsbudget, dat uit verschillende bronnen komt en ook jaarlijks opnieuw
moet worden aangevraagd.
Zorgverzekeraars
Twee projecten worden op jaarbasis gefinancierd door de zorgverzekeraar in de
regio; NUTS/OHRA en AGIS.
GGZ aanbieder
Twee projecten worden gefinancierd door de GGZ aanbieder, uit verschillende
financieringsbronnen (DBC’s, Dwang en Drang gelden).
2.3.
Consulenten crisiskaart
Bijna alle consulenten hebben ervaring als GGZ cliënt. Daardoor kunnen zij zich
goed verplaatsen in de aanvrager van een crisiskaart.
Een belangrijke meerwaarde van de consulent is zijn/haar intermediaire functie;
het bijeen brengen van de verschillende partijen.
De consulent heeft een belangrijke signalerende functie als het gaat om de
kwaliteit van het zorgaanbod. De meest consulenten hebben dan ook
verschillende samenwerkingsverbanden met hulpverleners in de regio.
Drie projecten werken met vrijwillige consulenten. Deze projecten kennen wel een
beroepskracht als coördinator/ondersteuner.
De overige projecten werken met betaalde consulenten, al dan niet ondersteund
door vrijwilligers. Het aantal uren per week loopt van 4 tot 47; gemiddeld gaat het
om 23,17 uur per week per project. Gemiddeld wordt per project 2 uur
coördinatie/begeleiding gerekend.
Bij 5 projecten vallen de consulenten onder de CAO GGZ (van schaal 35 tot schaal
50), bij 3 projecten wordt gewerkt met de CAO Welzijn (schaal 7 of 8).
De meeste consulenten hebben de LCIO cursus consulent crisiskaart gevolgd.
Naast het maken, wijzigen en evalueren van de crisiskaarten wordt er door de
consulenten veel tijd besteed aan signalering en samenwerking met de
hulpverlenende instellingen, en aan publiciteit en voorlichting.
Gemiddeld is de tijdsbesteding als volgt: 65 % kaarten maken, PR en voorlichting
15 %, en 20 % overige zaken.
De verdeling van de uren hangt sterk samen met de ontwikkeling c.q. fase van
het project. Zo wordt in de startfase vooral geïnvesteerd in de samenwerking en
de publiciteit en voorlichting en ligt in de vervolgfase de nadruk meer op het
maken en onderhouden van de kaarten zelf.
Onderdeel van de kwaliteitscriteria van het LCIO is de verplichting de landelijke
cursus consulent crisiskaart te volgen. Ook ontwikkelt het LCIO een profiel voor de
consulent. Het profiel is gebaseerd op een HBO niveau (opleiding of ervaring), bij
voorkeur ervaring als cliënt in de GGZ, LCIO cursus hebben gevolgd, en een
aantal specifieke kenniselementen en vaardigheden.
2.4.
Aantal crisiskaarten in Nederland
De peiling onder 12 crisiskaartverstrekkers in april 2012 geeft de volgende cijfers:
Aantal crisiskaarten per april 2012: Ongeveer 1010.
Aantal kaarten in de maak: Ongeveer 180.
5
De peiling in januari 2011 (onder 13 organisaties) kwam uit op 792 crisiskaarten
in gebruik en 208 in de maak.
Het aantal crisiskaarten is dus wel gestegen, maar lang niet zo substantieel als we
hadden gewild.
2.5.
Gemiddelde tijd voor het maken van een crisiskaart
De gemiddelde tijd voor het afmaken van een crisiskaart is zeer divers en is
gerelateerd aan de behoefte van de cliënt en zijn/haar problematiek.
Het aantal door 7 projecten aangegeven uren varieert van 3 tot 30 uur en is
gemiddeld afgerond 13 uur per kaart.
Het aantal uren is exclusief de jaarlijkse of halfjaarlijkse evaluatie van de werking
van de crisiskaart die consulenten van bijna alle projecten met hun cliënten
houden.
2. 6.
Kosten van de crisiskaart
Gevraagd is naar de kosten all in per crisiskaart. De kosten variëren van 300 tot
2000 € per kaart.
De kosten zijn natuurlijk afhankelijk van de infrastructuur van het project. Bij een
project dat alleen werkt met vrijwilligers worden de kosten geraamd op 300 € per
kaart. Bij een project dat werkt met een consulent in CAO-GGZ schaal 50 kost een
crisiskaart gemiddeld 2000 €. Ook van invloed is het aantal uren van de
consulent(en).
Het gemiddelde ligt op afgerond 1115 € per kaart.
De volgende berekening kan een richtlijn zijn: Op basis van 26 kaarten per jaar,
opgesteld met een consulent voor 25 uur CAO GGZ FWG 50, kost een crisiskaart
1850€. Dit is inclusief alle overheadkosten.
2.6.
Kosten van een project crisiskaart op jaarbasis
Het gaat hier weer om all in kosten, inclusief overhead.
De kosten op jaarbasis variëren van 25.000 tot 49.500 €; het gemiddelde is
35.500 € voor een crisiskaart project op jaarbasis.
Ook hier zijn de kosten weer afhankelijk van de infrastructuur van het project en
de vraag in en omvang van de regio.
Een bedrag van gemiddeld ruim 48.000 € voor een project met een consulent
voor 25 uur op HBO niveau is een richtlijn.
3.
MEERWAARDE EN EFFECTEN VAN DE CRISISKAART
3.1.
De meerwaarde van de crisiskaart voor de betrokken stakeholders
In het concept van een businesscase voor de projecten crisiskaart in Zuid Holland,
opgesteld door Zorgbelang Zuid Holland, wordt een goede omschrijving gegeven
van de winst die een crisiskaart volgens betrokken cliënten en hulpverleners
oplevert voor alle betrokken partijen.
Cliënt:
o meer grip op eigen situatie: zelf kunnen kiezen voor eigen oplossingen;
o meer inzicht in eigen situatie en factoren die mogelijk tot crisis leiden;
o rust in hoofd omdat er overzicht is;
o voorkomen van crisis;
6
o
o
betrokkenheid omgeving en informeel steunsysteem;
aandacht voor praktische zaken/problemen bij acute opname (zorg voor
huisdieren, planten, baan etc.).
Instelling:
o sluit aan op interne signaleringsplannen;
o leidt tot minder crisisopnames en ingeval van opname weet men de
wensen/behoeften van de patiënt;
o ondersteunt eigen kracht cliënten;
o houvast voor hulpverleners.
Maatschappij:
o minder crisissituaties;
o houvast voor politie en crisisdiensten;
o actieve inzet omgeving en versterking emancipatie, burgerschap en eigen
kracht.
Financiers:
o minder crisissituaties; en daardoor minder (gedwongen) opnames;
o hogere kwaliteit zorg;
o meer patiëntgerichte en doelmatige zorg.
3.2.
De inzet van ervaringsdeskundigheid
Het belang van het opzetten en beheren van crisiskaart projecten door
cliëntenorganisaties ligt vooral in het feit dat zij denken vanuit de belangen van de
crisiskaarthouder.
Steeds vaker nemen ook instellingen het initiatief om met de crisiskaart te
werken en daarbij ervaringsdeskundigheid in te zetten binnen de eigen
instelling. Dit sluit aan op het inzicht dat de kracht van mensen versterken een
goede toekomstinvestering is.
De onafhankelijke positie van de consulent is van doorslaggevend belang.
De cliënt formuleert immers zijn/haar eigen wensen zonder daarbij beperkt te
worden door mogelijke restricties van de GGZ instelling en de reguliere
behandelaar. Vervolgens ontstaat er een onderhandelingsproces tussen cliënt en
hulpverlener, ondersteund door de onafhankelijk consulent. Uiteindelijk doel is
overeenstemming te bereiken over wat in het crisisplan komt te staan en dat
vervolgens te ondertekenen.
Ook bij het mogelijk niet nakomen van afspraken uit het crisisplan kan de
onafhankelijk consulent een intermediaire rol spelen.
Voor de cliënt is van belang dat hij/zij ondersteund wordt door iemand die hij/zij
vertrouwt, die hem/haar begrijpt en die hem/haar waar nodig kan begeleiden en
coachen op zo’n manier dat hij/zij uiteindelijk zelf de beslissingen neemt.
Het maken van een crisisplan en crisiskaart moet niet onderschat worden. Het
aangaan van een gesprek met de consulent, het op papier teruglezen van het
eigen, vaak toch dieppersoonlijke verhaal, kiezen welke anderen dit verhaal
mogen lezen, het zijn allemaal intensieve processen. Het maken van een
crisiskaart kan een stevige confrontatie zijn voor de cliënt. Het is in dit proces van
belang dat de begeleider aan de kant van de patiënt staat en tevens dat in het
plan er zicht is op de bredere context. Het zo goed mogelijk helpen doorstaan van
een crisis is geen exclusieve taak van de professionele hulpverlening. Waar steun
van de eigen omgeving onmisbaar of wenselijk is, moet worden geprobeerd daarin
te voorzien. Hierdoor wordt het plan ingebed in de leefwereld van de patiënt.
7
3.3.
Wetenschappelijk vastgestelde effecten van de crisiskaart
Er is tot nu toe beperkt wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de effecten van
(een vorm van) crisisplannen c.q. -kaart. Hieronder een samenvatting van de
resultaten; meer informatie is te vinden op de website van het LCIO; www.lcio.nl.
(1) Henderson et al toonden in 2004 aan dat een crisisplan, gemaakt door een
triade van cliënt, hulpverleners en een onafhankelijke derde, leidde tot 14%
minder dwangopnames in vergelijking met een controlegroep.
(Effect of joint crisis plans on use of compulsory treatment in psychiatry, single
blind randomised controlled trial. Claire Henderson, Chris Flood, Morven Leese,
Graham Thornicroft, Kim Sutherby, George Szmukler. Gepubliceerd 7 juli 2004).
(2) Flood et al onderzochten in 2006 160 personen met een crisisplan, opgesteld
door de cliënt, hulpverleners en een onafhankelijk projectmedewerker. Conclusies:
crisisplannen leiden tot een (niet significante) afname van opnames en totale
kosten. Secundaire analyse wijst uit dat er grote kans is dat crisisplannen meer
kosteneffectief zijn dan standaard instellingsprocedures; het gaat om 6000
Engelse pond per crisis.
(Joint crisis plans for people with psychosis: economic evaluation of a randomised
controlled trial; Chris Flood, Sarah Byford, Claire Henderson, Morvan Leese,
Graham Thornicroft, Kim Sutherby and George Szmukler. Originele publicatie in
het British Medical Journal in augustus 2006).
(3) Een onderzoek naar de crisiskaart in Nederland (het ROCK onderzoek) wordt
uitgevoerd door het Erasmus Medisch Centrum in samenwerking met BAVOParnassia, het Basisberaad Rijnmond en het LCIO. Dit onderzoek is gestart in
2006 en loopt minimaal tot en met september 2012. Het betreft een
promotieonderzoek (in de vorm van een gerandomiseerde trial) naar de
preventieve effecten van de crisiskaart op het aantal crisiscontacten en
(gedwongen) opnames.
Belangrijkste vraagstelling van het onderzoek is of het hebben van een crisiskaart
leidt tot vermindering van het aantal crisiscontacten en het aantal (gedwongen)
opnames; en of het daarbij uitmaakt of de crisiskaart samen met de behandelaar
of samen met de consulent is opgesteld. De cliënten (drie groepen van 60
cliënten) worden gedurende 18 maanden gevolgd. Tijdens deze periode worden
hen drie keer verschillende vragenlijsten afgenomen.
(Onderzoeksprotocol maart 2007 Drs. A. Ruchlewska, Prof. dr. C.L . Mulder, Drs.
R. Smulders, Drs. B.J. Roosenschoon. Onderzoek naar de effecten van de
crisiskaart met of zonder inschakelen van een crisiskaart consulent op het aantal
crisiscontacten en (gedwongen) opnames. Het onderzoek wordt gefinancierd door
ZonMw binnen het programma 'Praktijkzorgprojecten', dossiernummer
100003018), en BAVO/Parnassia.
Voorlopige uitkomsten van dit onderzoek wijzen uit dat het hebben van een
crisiskaart significant het aantal gedwongen opnames terugbrengt.
(4) Binnen het ROCK onderzoek lopen een aantal secondaire onderzoeken. Van
het eerste secundaire onderzoek, naar de factoren die de kwaliteit van de
crisisplannen bepalen, zijn de resultaten inmiddels bekend. Een citaat uit de
scriptie hierover van R. de Waal, studente aan het EMC:
“In een psychotische populatie werd met behulp van vragenlijsten onderzocht
welke factoren bijdragen aan een hogere kwaliteit van de crisiskaart. Wanneer de
crisiskaart werd opgesteld met een onafhankelijk consulent, bleek de kwaliteit van
de kaart significant beter te zijn dan wanneer de kaart werd opgesteld met de
behandelaar. Verschillende kenmerken van de patiënt en de behandelaar bleken
nauwelijks invloed te hebben op de kwaliteit van de crisiskaart. Een kwalitatief
8
goede crisiskaart lijkt daarom voor de meeste psychotische patiënten bereikbaar
en kan het beste opgesteld worden met een onafhankelijk consulent.”
(Rianne van der Waal, Erasmus Universiteit Rotterdam, Instituut voor Psychologie,
2010).
(5) De VU Amsterdam deed in 2011 een evaluatiestudie naar de effecten van de
crisiskaart bij Pro Persona (GGZ instelling). Er werden interviews afgenomen bij
cliënten, consulenten, familieleden, hulpverleners van Pro Persona, politie en
huisartsen. Hoewel de geïnterviewden allen positief stonden tegenover de
crisiskaart, signaleerde een aantal van hen ook dat er nog wat te verbeteren valt.
De belangrijkste onderwerpen waren de onbekendheid van de crisiskaart, de
werkwijze van hulpverleners en de opname van de crisiskaart in het zorgaanbod.
3.4
Ervaringsverhalen
De effecten c.q. resultaten van de crisiskaart zijn vastgelegd in talloze
ervaringsverhalen.
Zie hiervoor diverse publicaties op de website van het LCIO, www.lcio.nl.
Als illustratie een citaat van een cliënt die geen crisiskaart had en gedwongen
werd opgenomen:
“Onze gemeente is hierover nu in ieder geval geïnformeerd en ik hoop dat
hierdoor de invoering van de kaarten meer prioriteit gaat krijgen. Ik heb de
Burgemeester aangesproken op zijn functie als hoofd van de agenten en verteld
hoe belangrijk ik het vind dat ook de agenten op de hoogte zijn van het bestaan
van crisiskaarten of zoals ik het geregeld had, mijn verklaring.
Voor mij en anderen in mijn directe omgeving zou er dan een grotere kans
bestaan dat er in crisis misschien iets naar onze wensen wordt gehandeld. Want
hoe goed ik alles ook heb geprobeerd te regelen door verklaringen bij de
huisartsen in mijn woonplaats te deponeren etc. er is niet naar gekeken. Zelfs
tijdens mijn opname is hierover geen contact geweest.
Het had mij zo wie zo 5 dagen van de 6 dagen separatie of zelf de gehele opname
kunnen besparen, indien ik de beschreven medicatie ook had gekregen.
Een groot deel van deze traumatische ervaring had mij en mijn omgeving
bespaard kunnen blijven. Ik ervaar dit als gemiste kansen en wil er voor vechten
dat de communicatie tussen de hulpverlening, het uitvoeringsapparaat ( zoals de
agenten) en de cliënten, liefst samen met familie, wordt verbeterd.”
4.
KOSTEN, BATEN, MARKT EN FINANCIERING VAN DE CRISISKAART
4.1.
Kosten en opbrengsten van de crisiskaart
Zorgbelang Zuid Holland gebruikt in het concept van de businesscase een kosten
en baten model dat gebaseerd is op het model Maatschappelijke Kosten en
Batenanalyse van het SEO en komt tot het volgende schema:
9
NB: In dit schema wordt uitgegaan van 1500 € + A voor de kosten van een
crisiskaart. In deze LCIO notitie gaan we uit van 1850 € all in per kaart.
Toelichting van Zorgbelang Zuid Holland:
De baten zitten met name in lagere zorgkosten door vermindering van opnames.
Deze vermindering kan uitgaande van het nu beschikbare onderzoek liggen tussen
de 50 en 80%. Als we uitgaan van een vermindering van crisis- terugvalsituaties
met 50% en het gemiddelde aantal opgenomen dagen schatten op 10, dan
betekent dit een winst van 10 opnamedagen voor elke 2 deelnemers, d.w.z. een
winst van 5 dagen per deelnemer oftewel 5.000 euro uitgaande van de kosten van
1000 euro per opnamedag. Deze winst kan nog hoger oplopen als er meerdere
malen per deelnemer een crisis wordt voorkomen of verminderd. De opbrengsten
in de vorm van lagere maatschappelijke kosten zijn niet goed te berekenen, maar
aangenomen mag worden dat dit een positief bedrag is. Ook met al deze
aannames is de maatschappelijke winst van de kaart duidelijk.
Dit model biedt zeker inzicht, maar er zitten een aantal onduidelijkheden in:
Onduidelijk is of een gemiddeld aantal opnamedagen van 10 praktijk is.
Onduidelijk is waar de opgave van kosten van een opnamedag (ad 1000 €)
vandaan komt.
Een aantal baten is niet te becijferen, zoals kwaliteitsverbetering van de
zorg, emancipatie, herstel en participatie.
4.2.
Kosten van crisiszorg
Op verzoek van het LCIO heeft Zorgverzekeraars Nederland uitkomsten van het
onderzoek van Vektis naar recente uitgaven aan crisiszorg geleverd.
10
Manco bij dit cijfermateriaal is dat het maar een deel van de kosten weergeeft.
Alleen crisissituaties die “nieuw” zijn worden als zelfstandig DBC product
gedeclareerd en zijn op deze manier herkenbaar voor Vektis.
Er bestaat dus geen beeld van de kosten van crisissituaties van patiënten die al in
behandeling zijn.
In 2008 werd 48 % van de uitgaven crisiszorg (dus nogmaals, het gaat hier om
nieuwe declaraties) berekend op 10.451.582 € (15.814 “schadegevallen”).
Omgerekend naar 100% kom je op 21.787.033 € over het jaar 2008.
In 2009 werd 53 % van de uitgaven crisiszorg berekend op 12.228.545 € (17.024
“schadegevallen”), omgerekend naar 100 % is dit een bedrag van 23.226.628 €.
4.3.
Draagvlak voor de crisiskaart bij de zorgverzekeraars
Het LPGGz heeft in 2011 onder zorgverzekeraars onderzoek gedaan naar het
gebruik van input van GGZ cliëntenorganisaties bij hun zorginkoopbeleid 2011.
Daarbij werd op verzoek van het LCIO onder andere de vraag gesteld of
verzekeraars het belangrijk vinden dat hun verzekerden een crisiskaart kunnen
laten opstellen door een onafhankelijk crisiskaart consulent en zo ja, op welke
wijze de verzekeraars deze mogelijkheid stimuleren.
De resultaten tonen aan dat het draagvlak voor de onafhankelijke crisiskaart bij
verzekeraars groeiend is.
4.4.
Nut en noodzaak van toetsing door de zorgverzekeraar
Naar aanleiding van de LCIO conferentie “ Vaart in de landelijke crisiskaart”
(november 2011) heeft het LCIO Achmea verzocht te onderzoeken hoe
omvangrijk de extra stimulans is die Achmea geeft aan GGZ zorgaanbieders
die werken met de onafhankelijke crisiskaart.
Iets minder dan de helft van de instellingen waar Achmea zorg inkoopt onder het
representatiemodel geeft aan voor de deelmarkten C1 en D (dit zijn de zwaardere
doelgroepen) geld te geven voor een onafhankelijke crisiskaart. (25 instellingen
niet en 20 wel). In totaal geeft 93% van deze instellingen aan wel standaard voor
deze doelgroep een crisiskaart ‘aan te bieden’.
Deze cijfers komen niet overeen met het aantal (onafhankelijke) crisiskaarten in
Nederland.
4.5.
Structurele implementatie en financiering van de crisiskaart; hoe nu
verder?
De langzame groei van het aantal crisiskaartverstrekkers en het aantal
crisiskaarten heeft alles te maken met het ontbreken van een structurele plek en
daarmee een structurele financieringsregeling van de crisiskaart in de zorg.
In het najaar van 2011 zijn resultaten geboekt die hoopgevend zijn voor het
streven naar een structurele implementatie en financiering van de crisiskaart:
Van GGZ Nederland en Zorgverzekeraars Nederland is commitment
verkregen voor een gemeenschappelijke inzet bij het streven naar dit doel.
Op de LCIO conferentie van november 2011 werd duidelijk dat alle
aanwezige partijen instemmen met dit doel.
Zorgverzekeraars Nederland en GGZ Nederland hebben het LCIO verzocht
gesprekken aan te gaan met de belangrijkste bij de crisiskaart betrokken
beroepsgroepen teneinde hun bereidheid te toetsen tot medewerking aan de
implementatie van de crisiskaart in hun systematiek.
11
In mei en juni 2012 zijn gesprekken gevoerd met de NVvP (psychiaters), de V en
VN, afdeling sociaal psychiatrisch verpleegkundigen, en het NIP (psychologen).
Deze gesprekken zijn zeer positief verlopen. Enkele conclusies uit de gesprekken:
1.
De beroepsgroepen onderschrijven het belang van de cliëntgestuurde
crisiskaart; met name de onafhankelijke rol van de consulent crisiskaart en
het crisisplan dat zich richt op alle belangrijke levensterreinen van de
cliënt.
2.
Er zijn tal van aangrijpingspunten voor de implementatie van de
crisiskaart; het gaat daarbij om verschillende bestaande en toekomstige
richtlijnen, wetgeving en bestuurlijke overeenkomsten, die meerdere
beroepsgroepen raken.
Daarom vinden de beroepsgroepen het belangrijk om een bijdrage te
leveren aan een multidisciplinaire werkgroep waarbij de inbreng van de
landelijke partners ZN en GGZ-N noodzakelijk is.
Met de beroepsgroepen is afgesproken dat het LCIO een startnotitie maakt waarin
doel en werkwijze van de werkgroep omschreven wordt.
De eerste bijeenkomst van de werkgroep vindt plaats in september 2012.
Drs. Renée Smulders
Landelijk Crisiskaart Informatie en Ondersteuningspunt (O)GGZ; LCIO
Juli 2012
12
Download