File

advertisement
Samenvatting Landenanalyse
Lezen: Hoofdstukken 1 t/m 8
Landenmatrix op basis van rendement en risico – afweging tussen exportrisico’s en potentieel
rendement.
Eco. Groei
Maatschappelijke
Consensus*
Hoog
Laag
Hoog
A
B
Laag
C
D
*mate van tegenstellingen tussen groepen in de samenleving.
A. V.S. omdat in de V.S. een hoge economische groei is en een hoge maatschappelijke
consensus. Mensen zijn het veelal met elkaar eens, waardoor er minder risico is.
B. China/India veel risico
C. West-Europa, Hier is sprake van een verzadigde markt.
D. Afrika, kan ook B zijn
Hoge economische groei  Hier is veel rendement te behalen. (Men krijgt meer koopkracht)
Maatschappelijke consensus  De mate van tegenstellingen tussen groepen in de samenleving
bepalen de risico’s
Welke risico’s en problemen zijn er verbonden aan het exporteren naar het buitenland?
 Importbelemmeringen
 Oorlogen
 Valuta crisis
 Corruptie
 Bureaucratie
 Politieke crisis
 Gebrek aan urbanisatie
 Cultuurverschillen
 Juridisch systeem
Classificatie naar regio
1. Ontwikkelingslanden – Africa etc.
2. Emerging markets – Opkomende markten: Brazilie, Rusland, India, China (BRIC)
3. Triade – De aller rijkste landen: V.S, West-Europa, Japan
Proverty trap = armoede val.
Take-off = Opstijgen, economie van de grond
Als je land wil groeien, heb je geld nodig, ontwikkelingslanden kunnen dat geld niet in het eigen land
halen, dus die zouden het uit het buitenland moeten halen. Maar, die zijn daar niet in geïnteresseerd.
Het houdt elkaar in de klem
1
West-Europese thuismarkt: 4 ‘regio’s’
1. Scandinavische landen
2. Rijnlandregio’s: Nederland, Duitsland, Zwitserland
3. Angelsaksische landen: Ierland, Schotland
4. Zuid- Europa
A.
B.
C.
D.
E.
F.
Vrijheid, prestatiegericht, rivaliteit, eigenbelang en een afkeer van overheidsregels.
Hiërarchie, sociale controle en loyaliteit spelen een belangrijke rol.
De bevolking stijgt nauwelijks en de vergrijzing neemt toe.
Grote solidariteit met de zwakken, gelijkheid tussen mannen en vrouwen, duurzaamheid.
Erg hoog welvaartsniveau
Hoge mate van onzekerheidsvermijding (veel gestandaardiseerde regels en procedures).
1. D, E
2. C,
3. A,
4. B, F
Exportrisico’s
1. Onvoldoende deviezen in het land aanwezig of beschikbaar (LANDENRISICO)
2. Wisselkoersrisico
3. Culturele risico’s (oa. Betalingsmoraal  debiteurenrisico)
4. Transportrisico (door vaak grotere afstand)
5. Aansprakelijkheidsrisico (vak: recht)
Landenrisico = Onvoldoende deviezen in het land aanwezig of beschikbaar
Deviezen zijn buitenlandse valuta.
Het risico dat handelspartners in het buitenland door een tekort aan deviezen hun
betalingsverplichtingen niet kunnen nakomen. (p256)
Economisch risico =
deviezen generend
vermogen
‘Onvermogen’
LANDENRISICO
Politiek risico
‘Onwil’
ONWIL  Zodat de overheid wapens kan aanschaffen bij zeer instabiele landen..
ONVERMOGEN  Of ze exporteren producten naar Europa of ze lenen uit het buitenland. Spullen
exporteren eerder.
Hoe verschilt het landen risico voor een exporteur en een multinational?
2
Deviezen = Buitenlandse valuta in een land aanwezig
Deviezen genererend vermogen! Hoeveel?
550 komt er binnen (ontvangsten)
600 gaat eruit (betalingen)
Het deviezen genererend vermogen is best groot
(grote aantallen) Maar ze gebruiken dat om spullen te
kopen of om uit te lenen. Dus is gelijk weer weg.
Hoe het ‘LANDENRISICO’ meten?
 Invoerdekking (= internationale reserves / import)
 Debt ratio (= buitenlandse schuld / export)
 Debt- service ratio (= Rente + aflossing / export)
Buitenl. Schuld
Bereken de invoerdekking en de debt-ratio van onderstaand land:
Waarde goud + deviezen
Buitenlandse schuld
Import (2013)
Export (2013)
500
1500 (rente 5%, aflossing 100 per jaar)
100
500
Is het landenrisico voor dit land groot?
Invoerdekking
Debt ratio
Debt-service ratio
 500 / 100
 1500 / 500
 75 + 100 / 500
=5
(betekekent dat er genoeg diezen in huis zijn)
=3
= 0,35
Wat invoerdekking (=5) zit het goed. Wat betreft Debt-ratio niet als de schulden een korte looptijd (minder dan
een jaar) zouden hebben. Er komen dan onvoldoende deviezen uit de export om de schuld af te lossen. Daarom
is de Debt-service ratio (= 175/500) een betere maatstaf. Namelijk voldoende deviezen uit de export om de
schuldenlasten te betalen.
Analyse betalingsbalans: Waarom is het niet verstandig om naar een land te exporteren met een
hardnekkig tekort op de lopende rekening?  (Import > Export)
Bijvoorbeeld de V.S. importeert meer dan ze exporteren.
Het gevolg = Ontstaan van een deviezen tekort, en waarde van de munt kan dalen?
Import
- Wordt de lokale valuta aangeboden
Export
- Wordt er naar de lokale valuta gevraagd
Als er veel geïmporteerd wordt, worden er veel munten aangeboden. Hierdoor zal de waarde van de
munt dalen
Analyse betalingsbalans:
1. Deviezen raken op
2. Overheid devalueert de eigen munt
3. Overheid voert import belemmeringen in
4. Overheid treft bestedings-beperkende maatregelen
5. Rente kan gaan oplopen
3
Wisselkoerssystemen
1.) Vrije wisselkoers ( = zwevende wisselkoers)  apprecieren / deprecieren
€/$ Euro = meer waard
= Appreciëren
Dollar naar beneden
= Depreciëren
2.) Vaste wisselkoers  revalueren/devalueren
Deense kroon / €
3.) Vaste wisselkoers met bandbreedte
4.) Eén munt
Euro
In waarde terug geschroefd
Revaluatie
= Devaluatie
= Waarde weer omhoog
Devaluatie en revaluatie van de vaste wisselkoers 
Exportrisico’s
1.
2.
3.
4.
5.
Onvoldoende deviezen in het land aanwezig of beschikbaar = Landenrisico
Wisselkoersrisico of valutarisico
Culturele risico’s
Transportrisico
Aansprakelijkheidsrisico
Wisselkoersrisico = valutarisico = risico dat de (toekomstige) winst van een onderneming beïnvloed
wordt door wisselkoers-schommelingen.
Hoeveel valutarisico een bedrijf loopt hangt af van:
- Valuta-exposure
- Valuta-volatiliteit  veel schommelingen/bewegingen
Shell kent een hoge Valuta-exposure (is dat zo?) JA!
Handelen met de VS is riscovoller dan met denemarken? Ja, Denemarken heeft een vaste
wisselkoers
4 vormen van valutarisico
1) Pretransactierisico
= ‘offerterisico’ – In de offerte staat de vaste prijs in lokale munt
2) Transactierisico
= ‘kredietermijnrisico’ - Klant betaalt niet meteen, dus de waarde
van de munt kan veranderen – dit kan je voorkomen!
3) Translatierisico
= ‘omrekenrisico (vaste) activa op de balans’ - het vertalen in je –(pas
als je gebouw verkoopt heb je een probleem)
4) Economisch of structureel risico = ‘concurrentierisico’ - Phillips is nu te duur voor Rusland,
Russen kopen liever in in China.
Bij welk risico horen onderstaande gebeurtenissen?
A. Philips verkoopt een dochterbedrijf in de VS (3)
B. AH hoeft de geleverde frisdrank pas over een maand te betalen aan haar Duitse leverancier. (2,
als beide niet dezelfde munt hebben) vb. Engeland & Duitsland
C. BMW verkoopt steeds meer auto’s in China. (4)
4
Valuta-instrumenten
INTERNE VALUTA-instrumenten
1. Netting (in-house banking)  Salderen vreemde valutaposities.
2. Matching
 Inkomsten en uitgaven op zelfde tijdstip
3. Leading en lagging
 Betalingen en/of inningen versneld of vertraagd uitvoeren.
bv klant tegelijk laten betalen, als je de leverancier betaald
4. Balansbeheer
 Afstemming bezittingen en schulden in vreemde valuta’s
EXTERNE VALUTA-instrumenten
1. Valutatermijncontract (via een bank af te sluiten)
Contante koers
€1 = $1,23
3 maandstermijnkoers €1 = $1,25
2. Transacties op de geldmarkt
 Tegenover een bezitting in een vreemde valuta wordt een schuld gecreëerd of
omgekeerd
Opgave: een Amerikaans bedrijf ontvangt over een half jaar € 100.000.
De debetrente (=leenrente) in Europa bedraagt 5% en de creditrente (=spaarrente) in de VS 2%.
De contante koers van een $ is 0,76€.
a) Hoeveel euro zal het Amerikaans bedrijf nu lenen? (En direct omzetten in $!)
b) Wat is de zekere opbrengst voor het bedrijf in dollars?
a. 100.000/1.025 = 97560,98
b. 97560,98 / 0,76 (huidige koers) = 128369,70
128369,70 * 1,01 = 129653,39
3. Valutaoptie
 ‘Recht’ om een bepaalde valuta te kopen (call) of te verkopen (put) tegen een
vastgelegde koers(uitoefenprijs)
WAAROM EEN OPTIE-CONTRACT I.P.V EEN TERMIJNCONTRACT?
Opdracht: een Amerikaan koopt een calloptie op de euro met een uitoefenprijs van €0,75.
Op de expiratiedatum is de koers €0,78. Zal hij de optie uitoefenen?
4. Valutaswap
 Tijdelijke ruil van valuta’s (contante valutatransactie + tegenovergestelde
valutatransactie op termijn)
5. Koersrisicoverzekering
 Is af te sluiten bij een kredietverzekeraar (vb. Atradius)
5
Hoe doet UCC Benelux dat?
Twee risicomomenten
-
Inkoop koffie op de wereldmarkt in $
Bij het tekenen van het contract wordt direct de waarde in dollars op de $-rekening gestort tegen
huidige koers.
-
Verkoop aan klanten in andere valuta
Bij verkoop van koffie wordt de buitenlandse valuta direct aan de bank verkocht tegen
termijnkoers. Als het bedrag later binnenkomt staat de €-waarde wast.
Landenselectie volgens de filtermethode
Mogelijke voorselectiecriteria: hoogte BBP per inwoner,
(burger)oorlog, hoogte importbelemmeringen, bepaalde kenmerken
van de binnenlandse markt.
Macrocriteria: politieke situatie, demografische ontwikkelingen,
hoogte buitenlandse schuld, overgewaardeerde munt.
Meso- en microcriteria: analyse van de bedrijfstak en de markt.
Bijvoorbeeld de intensiteit van de concurrentie in de bedrijfstak.
Economische ontwikkeling/groei verloopt in 3 fasen:
1. Factorgedreven groei - Landen die wat betreft hun groei
afhankelijk zijn van de export van grondstoffen en arbeidsintensieve producten (veelal bij de
armere landen, groeien door goedkope arbeidskrachten en grondstoffen)
2. Investeringsgedreven groei - Buitenlandse directe investeringen zorgen voor een verdere groei,
waar deze landen standaardgoederen en –diensten vaak goedkoop kunnen produceren door hun
lage prijzen van productiefactoren (m.n. arbeid). (Door investeringen)
3. Innovatiegedreven groei - Het steeds opnieuw innoveren zorgt voor verdere groei. (Dan groei je
intern, je groeit omdat jou land zoveel kapitaal heeft opgebouwd, dan kan je door innovatie
verder groeien)
Opdracht: Welke groei is van toepassing op de volgende landen: V.S. / Ghana / China
1. Ghana
2. China
3. VS
Macro-analyse





Politiek
Demografisch
Cultureel
Juridisch
Economisch
6
Politiek
- Politieke structuur en stabiliteit
- Kwaliteit van de overheid – corruptie
- Internationale betrekkingen
- Handelspolitiek
Dreigen er op korte termein interne of externe conflicten?
Staatsvorm, internationale betrekkingen, politieke structuur en stabiliteit, lidmaatschap int. organisaties
(WTO, IMF)
Overheid corrupt, bureaucratisch functioneren, eigen ondernemingen bevoordelen, importbelemmeringen
Demografisch
- Omvang en groei van bevolking
- Samenstelling bevolking
- Urbanisatiegraad
- Opleidingsniveau
Vergrijzing door afname bevolkingsgroei (minder jongeren) en betere medische zorg. In Japan is de vergrijzing
nog veel groter dan in Europa. Vergrijzing kan leiden tot spanningen op de arbeidsmarkt.
Voordelen urbanisatie (meer kans op gezondheidszorg en scholing). Nadelen urbanisatie: armoede, vervuiling
Bedrijven kunnen door urbanisatie hun klanten beter bereiken.
Cultureel
- Taal en religie
- Omgangsvormen
- Hiërarchische verhoudingen
- Handelsethiek en betalingsmoraal
Individu vs. Collectief
Masculien vs. Feminien
Korte termijnoriëntatie (VS) vs. Lange termijnoriëntatie (China)
Juridische  Zie lessen recht
Economisch
- Economisch systeem
- Omvang en verdeling BBP
Interne economische situatie:
- Belangrijke sectoren;
- Inflatie;
- Economische groei;
- Economische politiek.
Externe economische situatie:
- Wisselkoers
- Betalingsbalans
- Buitenlandse schuld
- Internationale reserves
7
1)
Een Europees bedrijf ontvangt over 3 maanden $ 100.000.
a.
Welk soort valutarisico loopt dit bedrijf?
Transactierisico
b.
Welke ‘intern’ instrument kan worden ingezet om het wisselkoersrisico af te dekken?
Leading en lagging, maar ook matching
c.
Welk ‘extern’ instrument kan worden ingezet om het wisselkoersrisico af te dekken?
2 mogelijkheden: Optie contract – valuta optie & valutatermijncontract.
2)
Waarom is het wellicht onverstandig om te exporteren naar een land dat:
a. Een hoge inflatie heeft? Omdat de muntwaarde waarmee je betaalt gaat dalen. Daarnaast
wordt de koopkracht in dat land lager door de hoge inflatie. (hoge inflatie kan ook betekenen
dat het goed gaat in dat land)
b. Relatief veel importeert? Deviezen nemen af. (hoge import t.o.v. export betekent dat de munt
waarde zal dalen)
c. Een lage economische groei kent? Betekent dat men qua inkomen ook niet vooruit gaat
(koopkracht) of dat de markt verzadigd is zoals in Europa.
Internationaliseringsvormen
Export
Direct
Indirect
Productie
ter plekke
Licentieverlening
Joint venture
Directe
investering
Export  Direct en Indirect (= via agent of
importeur)
Productie ter plekke  Licentieverlening(= Risico is
geen controle meer hebben), Jointventure (=geen
zeggenschap), Directe investering (=wel
zeggenschap)
Wanneer kiezen voor export en wanneer voor
productie te plekke?
De keuze van de internationaliseringsvorm
Eigendomsvoordelen
Opbrengstenkant: superieure kwaliteit of
technologie, sterk merk of marketingformule.
Kostenkant: grote schaal- of ervaringsvoordelen.
Landenvoordelen
Landenvoordelen: voordelen van het ter plekke
gevestigd zijn, zoals inspelen op de lokale
voorkeuren, omzeilen van importheffingen, lage
productiekosten.
Internalisatievoordelen: voordelen van
zeggenschap hebben over het bedrijf, zoals
zekerheid dat merknaam niet in diskrediet wordt
gebracht, er geen kennis weglekt naar
concurrenten, je niet hoeft te onderhandelen
over de waardering van het eigendom.
1. Eigendomsvoordeel? (nee, je kunt je bijvoorbeeld niet onderscheiden daar.)
2. Landenvoordelen? Als je daar gaat vestigen, bijvoorbeeld lage lonen.
3. Internalisatie voordelen
8
Indirecte export  Via een buitenlandse agent
Licentie verlening  Als een onderneming bier wil exporteren naar Polen. Zij heeft vastgesteld dat er
wel voldoende eigendoms- en lande specifieke voordelen bestaan, maar onvoldoende
internaliseringsvoordelen. De meest toepasselijke internationaliseringsvorm is dan licentieverlening.
Hoge importbelemmeringen  een voorbeeld van een landen specifiek voordeel
De basis voor internationale handel = Comparatieve kostenverschillen
Eenvoudig cijfervoorbeeld:
Aantal uren arbeid per
eenheid product
Computer (C)
Voedsel (V)
Nederland
Japan
25
50
10
40
Opofferingskosten
Computer (C)
Voedsel (V)
Nederland
1C = 0,5V
1V = 2C
Japan
1C = 0,25V
1V = 4C
 De opofferingskosten om een computer te produceren zijn in Japan het laagst.
 De opofferingskosten om voedsel te produceren zijn in Nederland het laagste.
De landen doen er verstandig aan om zich in deze producten te specialiseren. Op die manier wordt
arbeid het meest efficiënt gebruikt.
=B
NL: 1 koelkast = 3 stereo
SI: 1 koelkast = <2
=A
9
Betalingsbalans = Overzicht van alle ontvangsten uit en betalingen aan het buitenland
Voorbeeld: V.S. Is een tekort land  Ze importeren veel meer dan ze exporteren. (tekort op de
lopende rekening en overschot op de kapitaal rekening)
Lopende rekening
Kapitaalrekening
het buitenland.
 Alle geldstromen door export en import van goederen en diensten
 Alle geldstromen door beleggingen, leningen en investeringen uit en aan
Wat gebeurt er met de muntwaarde van het betreffende land?
Land A.) 750 = vraag naar ponden, 550 = aanbod van ponden. Dus de Pond waarde zal stijgen.
Land B.) is andersom, waarde zal dalen.
Current account = lopende rekening.
VS
China
Euro regio
Lopende rekening
- 467
+ 259
- 49
Als % van het BNP
- 3,1
+ 2,9
- 0,5
Uitleg pijlenschema:
Voor de Euro:
In het zuiden is de inflatie altijd het hoogst geweest in
vergelijking met het noorden (Europa).
Producten zijn in het zuiden te duur.
De export gaat omhoog en de import omlaag.
Waardoor de munt waarde ook gaat dalen en hierdoor
gaat de concurrentiepositie weer omhoog.
10
Les 4.
Kenmerken van verschillende regio’s kennen.
Vragen:
1. Wat is de oorzaak van het enorme tekort op de lopende rekening van de V.S.?I
Omdat het elders veel goedkoper was, vb in China. (Groei van chinezen economie heeft dit tekort
veroorzaakt.)
2. Wat zou dit moeten betekenen dit voor de waarde van de dollar?
De waarde zal dalen
3. Waarom gaat de dollar niet compleet onderuit?
Het is een wereldwijd geaccepteerde valuta.
Regionale economische integratie – vier vormen
- Vrijhandelsgebied
- Douane-unie
- Gemeenschappelijke markt
- Economische unie
- (EMU)
Vrijhandelsgebied – geen import heffingen meer / geen onderlinge tarieven  dit is bevorderlijker
voor de onderlinge handel, maar ook voor de onderlinge concurrentie wat lijdt tot prijsverlagingen.
(en waarschijnlijk kwaliteit omhoog)
Douane unie – geen onderlinge tarieven en een gemeenschappelijk buiten tarief.
Vb
VS
5%
Mexico 10 %
Europees bedrijf gaat spullen verkopen aan Mexico, dit zal niet rechtstreeks gaan maar via de VS.
Daarom een gemelijk buitentarief. Dan loopt Mexico ook geen geld (import) mis.
Gemeenschappelijke markt
Geen onderlinge tarieven
Gemeenschappelijk buitentarief
Maar ook Vrij verkeer van productiefactoren = zijn ook mensen.
Doel het lost hopelijk allerlei spanningen op markten op. In noord zijn bv extra mensen nodig en die
zitten in het zuiden. Zo kan voor beide landen het probleem opgelost worden.
Geld ook voor geldstromen(lenen), concurrentie neemt toe, waardoor de rente lager wordt
Economische Unie
Geen onderlinge tarieven
Gemeenschappelijk buitentarief
Vrij verkeer productiefactoren
Gemeenschappelijk economisch beleid.
Europa gaat zich bemoeien met het beleid van een land. Er worden allerlei regels daarvoor
opgesteld.
EMU zoals engeland. – geen Euro
11
Handelsschepping: Binnenlandse productie wordt vervangen door import uit het land met de laagste
kosten binnen de douane-unie. (lijdt tot extra welvaart)
= Positief effect op welvaart
Handelsverschuiving (tot minder welvaart) Import uit een land met lage kosten buiten douane-unie
wordt vervangen door import uit een land met hogere kosten binnen de unie.
= welvaartsverlies
4.14 A ) omdat er handel ontstaat in frankrijk.
Wat is de prijs van een voetbal? – voor deelname aan de douane unie (uit Frankrijk voor de unie 49)
dus uit Nederland) VS 30 + 40% = 42)
Prijs voetbal ?– na deelname aan douane unie (voor NLse handelaar. ) Uit Frankrijk 35,Ned. bal 40
Ned. bal: 40
Frans bal 35+14 =49
Franse bal:35
Am. Bal 30+12 = 42
Am. Bal 30+12 = 42
Dus bal uit nl
dus nu wordt Franse bal geïmporteerd
4.15 = A, overheid krijgt niks meer eerst 6 dus -6, consument betaalt euro minder dus +1
Voor unie uit Indonesië
Na de unie uit Frankrijk
3 opgave  uitwerkingen op docentensheets.
12
Download