Toets1_KlimaatLandschap

advertisement
Aardrijkskunde Pabo
Thema Klimaat en landschap – Toetsvragen
1
Door welke klimaatzones ga je achtereenvolgens als je van de evenaar naar de Noord- of
Zuidpool reist? Door de ...
A. tropische, gematigde, koude en droge klimaatzone
B. tropische, droge, koude en gematigde klimaatzone
C. tropische, droge, gematigde en koude klimaatzone
D. tropische, gematigde, droge en koude klimaatzone
2
Waarom lopen de klimaatzones op aarde niet in rechte lijnen van oost naar west?
A. omdat deze zones op verschillende afstanden van de evenaar liggen.
B. omdat klimaat niet alleen beïnvloed wordt door de hoek waaronder zonnestralen op
het aardoppervlak vallen.
C. omdat iedere klimaatzone zijn eigen landschap heeft.
D. omdat het steeds kouder is naarmate je verder van de evenaar af bent.
3
De aarde kun je verdelen in verschillende klimaatzones: de tropische zone, de droge
klimaatzone, gematigde zone en de koude zone.
Verschillende klimaatzones verschillen niet alleen qua weer van elkaar.
Ook de flora en de fauna verschilt per klimaatzone.
1 Welke klimaatzone ligt het dichtst bij de evenaar?
2 Welke klimaatzone hoort bij de volgende beschrijving: vochtig en warm en daardoor
heel benauwd. Het regent er vaak en heel veel.
3 In welke klimaatzone ligt Nederland?
4 In welke klimaatzone zijn er grote verschillen tussen de vier seizoenen?
4
Wat is geen oorzaak voor klimaatverschillen.
A. De manier waarop de zonnestralen op het aardoppervlakte vallen.
B. De aanwezigheid van de zee.
C. De hoogte van het gebied.
D. De soort dieren die in het gebied voorkomen.
5
Kooldioxide (CO2) komt op verschillende manieren in de atmosfeer terecht.
Bij welke manier is de mens betrokken?
A. Verbranding van olie
B. Verrotting en vertering
C. Savanne en bosbranden
D. Vulkaanuitbarstingen
Toetsvragen thema Grenzen en identiteit
Aardrijkskunde Pabo
6
Waar of niet waar?
a Dat er leven op aarde is, hebben we te danken aan het broeikaseffect.
b Naarmate er meer CO2 in de dampkring zit, stijgt de temperatuur op aarde.
c Broeikasgassen in de dampkring houden warmte vast die vanaf de zon de dampkring
binnendringt.
d Door versterking van het broeikaseffect kan een deel van Nederland onder water
komen te staan
7
Er wordt onderscheid gemaakt in ‘stijgingsregen’, ‘stuwingregen’ en ‘regen bij een front’.
a Welke van deze regensoorten komt niet in Nederland voor?
b Welke van deze drie soorten regen krijg je als vochtige lucht van zee opstijgt tegen de
helling van een berg?
c Welke van deze drie soorten regen krijg je als warme lucht uit het zuiden botst tegen
koude lucht uit het noorden.
8
De waterkringloop kun je omschrijven in een aantal stappen.
Die stappen staan hieronder. Ze staan alleen nog niet helemaal in de goede volgorde.
In welke volgorde moeten de stappen staan?
1
2
3
4
5
6
7
Door opwarming door de zon verdampt water van de zee.
Waterdamp gaat over in water en valt als regen naar beneden.
Het regenwater komt op het land terecht en uiteindelijk in een rivier.
De warme lucht wordt een wolk en die waait in de richting van het land.
Warme lucht met waterdamp stijgt op.
De rivieren brengen het water terug naar zee.
Bij het land stijgt de wolk waardoor de lucht afkoelt.
Goede volgorde: 1 - .. - .. - .. - .. - .. - .. - ..
9
De vijf landen die grenzen aan de Noodpool worden de polaire landen genoemd.
In welk alternatief staan alleen polaire landen?
A. Canada, Verenigde Staten, Rusland, Zweden
B. Canada, Denemarken, Rusland, Noorwegen
C. Canada, Japan, Rusland, Noorwegen
D. Verenigde Staten, Denemarken, Noorwegen, Finland.
10
In welk alternatief staan de ‘gebeurtenissen’ in de juiste historische volgorde?
A. Zuiderzee – Noordoostpolder – IJsselmeer – Flevoland
B. Zuiderzee – IJsselmeer – Flevoland – Noordoostpolder
C. Zuiderzee – Noordoostpolder – Flevoland – IJsselmeer
D. Zuiderzee – IJsselmeer – Noordoostpolder – Flevoland
Toetsvragen thema Grenzen en identiteit
Aardrijkskunde Pabo
11
Morenen in Nederland zijn landschapsvormen die zijn ontstaan door:
A. vorming van duinen aan de zeekust.
B. het afbrokkelen van oevers van rivieren en beken.
C. een ijskap die zich tijdens een ijstijd over een deel van Nederland uitbreidde.
D. afzetting van rivier- of zeeklei tijdens overstromingen.
12
Polder of droogmakerij?
Een ..1.. is een vorm van landwinning waarbij een watergebied, dat aan alle zijden door
land wordt omgeven, wordt drooggelegd. Denk aan een meer bijvoorbeeld.
Een ..2.. is een getijdengebied dat door indijking en bemaling definitief droog blijft. Aan
de kust gaat het meestal om kwelders, langs de rivier om voormalige uiterwaarden.
A. 1 = droogmakerij, 2 = polder
B. 1 = polder, 2 = droogmakerij
Toetsvragen thema Grenzen en identiteit
Aardrijkskunde Pabo
Thema Grenzen en identiteit – Antwoorden toetsvragen
1C
2B
3
1 + 2 tropische zone
3 + 4 gematigde zone
4D
5A
6
a, b en d waar
c niet waar.
7
a stuwingregen
b stuwingregen
c regen bij een front
81–5–4–7–2–3–6
9B
10 D. Zuiderzee (klaar in 1932) – Ijsselmeer (start in 1932) – Noordoostpolder (vanaf
1950) – Flevoland (enkele jaren later)
11 C
12 A
Toetsvragen thema Grenzen en identiteit
Download