INHOUDSOPGAVE - Regionale uitvoeringsdienst Overijssel

advertisement
Handhavingsuitvoeringsprogramma 2012
Gemeente:
Vastgesteld door college van B&W op:. xx-xx-2012:
Samenvatting
Voor u ligt het regionale handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP) 2012. Vorig jaar is voor
de eerste keer begonnen met het opstellen van een gezamenlijk HUP; dit door een achttal
Twentse gemeenten. Dit jaar is het opgepakt voor alle 14 Twentse gemeenten. Dit wordt
gedaan vooruitlopend op de vorming van de RUD in Twente.
Doel HUP
Het doel van dit HUP is drieledig, te weten:
1. samenwerking in RUD-verband vraagt om een gelijke methodiek van risico-analyse;
2. door een gezamenlijk HUP op te stellen kan er efficiënter gewerkt worden;
3. door gezamenlijk een HUP op te stellen, kan er van elkaar worden geleerd.
Aandachtspunten/ontwikkelingen.
Bij het opstellen van het HUP is gekeken naar zaken die in 2011 zijn opgevallen omdat ze
goed of minder goed waren. Belangrijke aandachtspunten die hieruit naar voren zijn
gekomen is dat de pilot voor de vorming van de RUD veel tijd heeft gekost. Ook in 2012 zal
hier de benodigde tijd door de gemeenten in moeten worden gestoken. Bij het opstellen van
dit HUP is er dan ook voor gekozen om het aantal projecten te beperken. Een ander
aandachtspunt is dat vorig jaar geen tussentijdse monitoring van het regionale HUP heeft
plaatsgevonden. Omdat dit wel van belang is, is de keuze gemaakt om de werkgroep HUP
vanaf begin 2012 regelmatig bijeen te laten komen voor monitoring en het eventueel
tussentijds bijsturen.
Ook voor het jaar 2012 zijn er weer de benodigde ontwikkelingen te verwachten (wetgeving
en anderszins), waar door de gemeenten op geanticipeerd moet worden. Gedacht kan
worden aan (niet limitatief) de wijziging van het Vuurwerkbesluit, wijziging van het
Bouwbesluit en de Drank- en Horecawet. Daarnaast is er natuurlijk de vorming van de RUD
Doelstellingen/projecten.
De hoofddoelstelling van toezicht en handhaving, zoals in dit HUP benoemd, luidt:
Het realiseren van een hoogwaardige uitvoering van taken en gezamenlijke projecten op het
gebied van toezicht en handhaving en een relevante bijdrage leveren aan meer veiligheid en
betere naleving in Twente.
Daarnaast is het volgende motto opgenomen:
Bouwen aan een NetwerkRUD onder het motto: Lokale binding, regionale bundeling!
Op het gebied van milieu, bouwen en brandveiligheid zijn in dit HUP een aantal operationele
doelen geformuleerd. Verder zijn er 4 projecten opgenomen die in het jaar 2012 zullen
worden uitgevoerd (gebaseerd op een inventarisatie bij de gemeenten en de uitkomsten van
werkgroep risico-analyse). Deze projecten zijn Bouw- en sloopafval, concernaanpak
tankstations, eindejaarscontroles vuurwerk en de brandveiligheid van zorginstellingen.
2
Voorwoord
Wie drie jaar geleden in bestuurdersland het begrip RUD hanteerde kreeg in Twente en
IJsselland kwade blikken naar zich geworpen. En niet alleen in Overijssel scheen dat te
gebeuren. De minister bepaalde daarop dat er geen keus zou worden voorgelegd en zie
daar ….. Als we dan toch moeten, laten we het dan goed doen. En Twente zou Twente niet
zijn als ze niet een tikkeltje eigenzinnig te werk zou gaan en een model zou bedenken dat
sterk afwijkt van alle andere. De provincie heeft haar rol als regisseur goed opgepakt en
zowel Twente als IJsselland uitgedaagd om met een goed plan te komen dat aan alle
randvoorwaarden kon voldoen.
Het enthousiasme en de inzet van zeer velen heeft er toe geleid dat er nu een model ligt
voor een RUD dat niet alleen de mogelijkheid biedt om daarin alle Wabo taken op het gebied
van vergunningverlening, toezicht en handhaving onder te brengen, maar ook andere
handhavingstaken en vergunningen. Bovendien is door het proces zoals dat is doorlopen
zoveel draagvlak en inzicht gecreëerd dat in feite de inhoud centraal is komen te staan en
niet het organisatiemodel.
Het gemeenschappelijke HUP voor alle Twentse gemeenten is een van de eerste producten
die concreet uitgewerkt is en als basis zal dienen voor de gemeenten om de werkvoorraad
inzichtelijk te maken.
Een ieder die hieraan heeft meegewerkt wil ik hartelijk danken voor de inzet, vaak ook in
eigen tijd, die tot dit product heeft geleid. Een product dat niet op zichzelf staat, maar een
klein maar niet onbelangrijk onderdeel is van een groter geheel. Mocht er door wie dan ook
nog getwijfeld worden aan de Overijsselse RUD dan kan ik met een gerust hart en met ruime
trots verwijzen naar dit document
M.K.M. Stegers
Voorzitter stuurgroep RUD Overijssel
3
Inhoudsopgave
SAMENVATTING................................................................................................................................................ 2
VOORWOORD ..................................................................................................................................................... 3
1.
INLEIDING REGIONAAL HUP ................................................................................................................. 5
1.1 Aanleiding ................................................................................................................................................ 5
1.2 Wettelijk kader .......................................................................................................................................... 5
1.3 Kaders regionaal HUP ............................................................................................................................. 5
1.4 Plaats in P&C cyclus ............................................................................................................................... 6
1.5 Leeswijzer ................................................................................................................................................. 7
2.
TERUGBLIK 2011 ........................................................................................................................................ 8
2.1 Oordeel provinciale handhavingsregisseur .............................................................................................. 8
2.2 Veranderde wetgeving .............................................................................................................................. 8
2.3 Projecten 2011 ......................................................................................................................................... 9
2.3.1 Geplande projecten opgenomen in het regionaal HUP ......................................................................... 9
2.3.2 Overige projecten ................................................................................................................................ 11
2.4 Sterke punten en verbeterpunten ............................................................................................................ 11
3.
ONTWIKKELINGEN 2012 ...................................................................................................................... 13
3.1 Wet- en regelgeving ................................................................................................................................ 13
3.2 Overige ontwikkelingen .......................................................................................................................... 18
4.
REGIONAAL PROGRAMMA TOEZICHT EN HANDHAVING 2012 ................................................... 21
4.1 Prioriteiten ............................................................................................................................................. 21
4.2 Doelen .................................................................................................................................................... 22
4.2.1 Strategische doelen .............................................................................................................................. 22
4.2.2 Operationeel ........................................................................................................................................ 22
4.3 Projecten ................................................................................................................................................ 23
5.
LOKAAL HUP GEMEENTE X .................................................................................................................. 26
5.1 Terugblik 2011 ....................................................................................................................................... 26
5.2 Doelstellingen en prioriteiten 2012 ........................................................................................................ 26
5.3 Capaciteit 2012 ...................................................................................................................................... 26
5.4 Programma 2012 .................................................................................................................................... 26
BIJLAGE 1: LIJST MET AFKORTINGEN .................................................................................................... 27
BIJLAGE 2: VOORLOPIG VASTGESTELDE RISICO-ANALYSE ........................................................... 28
BIJLAGE 3: OORDEEL REGISSEUR PROFESSIONALISERING HANDHAVING. ............................. 30
4
1.
Inleiding regionaal HUP
1.1 Aanleiding
Elk bevoegd gezag moet op grond van artikel 7.3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) een
Handhavingsuitvoeringsprogramma (hierna HUP) opstellen. In 2010 is, met in gedachten de
ontwikkelingen in het kader van de Regionale Uitvoeringsdiensten (hierna RUD), begonnen
met het schrijven van een gezamenlijk HUP voor een achttal Twentse gemeenten. Hierbij is
ook afstemming gezocht met de overige zes gemeenten in Twente (die hier onderling
contact met elkaar over hebben gehad).
In 2011 is er voor gekozen om dit initiatief voort te zetten, dus om een gezamenlijk HUP voor
alle veertien Twentse gemeenten voor het jaar 2012 op te stellen. Het doel hiervan is
drieledig, te weten:
1. samenwerking in RUD-verband vraagt om een gelijke methodiek van risico-analyse;
2. door een gezamenlijk HUP op te stellen kan er efficiënter gewerkt worden;
3. door gezamenlijk een HUP op te stellen, kan er van elkaar worden geleerd.
Bij de overleggen om te komen tot dit HUP zijn ook vertegenwoordigers vanuit IJsselland
aanwezig geweest.
Hoewel gemeenten vaak elk hun eigen werkwijze, systematiek en hulpmiddelen hebben
ontwikkeld, is de onderliggende motivering/gedachtengang vaak gelijk. Dit maakt het
mogelijk om een gezamenlijk HUP op te stellen, waar een ieder zich in kan herkennen.
Naast het regionale gedeelte blijft er ruimte om lokaal invulling te geven aan prioriteiten en
doelstellingen die niet regionaal worden gedeeld.
1.2 Wettelijk kader
Met het in werking treden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op
1 oktober 2010 zijn de kwaliteitseisen voor handhaving opgenomen in hoofdstuk 7 van het
Bor en hoofdstuk 10 van de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor). Hierin wordt
voorgeschreven dat het handhavingsbeleid jaarlijks in een HUP moet worden uitgewerkt. Het
HUP beschrijft welke van de voorgenomen activiteiten het bestuursorgaan het komende jaar
uitvoert en wat de daarvoor benodigde en beschikbare financiële en personele middelen zijn.
Indien nodig moeten de middelen worden aangevuld of moet een aanpassing van het HUP
en de werkplannen plaatsvinden. Bij het opstellen van het HUP moet onder andere rekening
worden gehouden met vastgesteld (lokaal)beleid, zoals het handhavingsbeleid. Het HUP
moet volgens artikel 7.3 lid 2 van het Bor worden afgestemd met andere betrokken
bestuursorganen en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving.
1.3 Kaders regionaal HUP
Het uitgangspunt van het regionale HUP is om te voldoen aan de kwaliteitseisen, zoals die
gesteld zijn in de Wabo. Om hieraan te kunnen voldoen zijn de taakvelden milieu, bouwen en
brandveilig gebruik verder uitgewerkt met als uiteindelijk doel dat elke deelnemende
gemeente dezelfde termen en kengetallen gaat gebruiken (hiervoor is een specifieke
werkgroep aan het werk). Deze gegevens zijn echter op dit moment nog niet beschikbaar.
Daarom wordt tevens een gezamenlijke risico-analyse opgesteld voor de diverse taakvelden.
Dit regionale HUP is afgestemd met de strafrechtelijke (OM en politie) en de andere
handhavingspartners (provincie en waterschappen).
Naast dit regionale deel van het HUP is er in hoofdstuk 5 ruimte om lokaal invulling te geven
aan prioriteiten en doelstellingen die niet regionaal worden gedeeld; hier kan bijvoorbeeld
aandacht worden gegeven aan de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
5
1.4 Plaats in P&C cyclus
Vanuit de kwaliteitscriteria worden criteria gesteld aan het proces van vergunningverlening,
toezicht en handhaving. Er worden eisen beschreven die worden gesteld aan de
beleidscyclus. Door de criteria te volgen wordt de cyclus, die begint met het opstellen van het
beleid en via de uitvoering uiteindelijk leidt tot het bijstellen van het beleid, gesloten. De
criteria bieden kaders voor het kwaliteitssysteem van het bevoegd gezag. De criteria geven
de elementen aan die minimaal aanwezig moeten zijn. Daarnaast moeten de criteria gebruikt
worden voor de inrichting van de organisatie. Hiervoor wordt de dubbele regelkring
gehanteerd, ook wel Big-8 genoemd (zie onderstaand figuur).
Het HUP vormt het hart van de beleidscyclus voor toezicht en handhaving en is de schakel
tussen de strategische en operationele cyclus. Het HUP wordt door de colleges van de
deelnemende gemeenten vastgesteld en ter informatie aan de gemeenteraden gestuurd. Het
maakt onderdeel uit van de gemeentelijke handhavingsbeleidcyclus. Binnen die cyclus heeft
het de volgende functies:
 de vertaling van het handhavingsbeleid in een concrete aanpak. Het HUP geeft
inzicht in de prioriteiten en de uitvoering van de werkzaamheden op het gebied van
toezicht en handhaving;
 het transparant maken van de financiële, personele en organisatorische
consequenties;
 waarborgen dat ambities en taken in balans zijn met de middelen;
 het richting geven aan de uitvoering van de handhavingstaken (operationele
prioriteiten);
 het transparant maken van de samenhang en context van de uitvoering van de
gemeentelijke handhavingstaken in relatie tot de landelijke en regionale afspraken.
Onder andere het toezicht en de (integrale) handhaving moeten leiden tot het bevorderen
van het naleefgedrag. Door de resultaten van het toezicht en handhaving goed te
registreren, wordt het mogelijk deze resultaten te monitoren en eventueel subdoelstellingen
tussentijds bij te stellen.
6
Het uitvoeringsprogramma speelt op deze manier een cruciale rol als het gaat om de
concretisering van de beleidsmatige en financiële kaders die jaarlijks worden vastgesteld.
Gezamenlijke risico-analyse
Vorig jaar was tijdens het opstellen van het HUP al duidelijk geworden dat het noodzakelijk is
om over een gezamenlijke risico-analyse te beschikken (op dit moment hanteren niet alle
gemeenten dezelfde methodiek voor de risico-analyse, waardoor zaken moeilijk vergelijkbaar
en dus ook af te stemmen zijn). Parallel is een werkgroep actief die zich bezig houdt met de
gezamenlijke risico-analyse. Op dit moment is er een methodiek gekozen en een voorlopige
vastgestelde risico-analyse voorgesteld voor de in 2012 te hanteren prioritering voor de
taakvelden milieu en bouwen (zie bijlage 2). Hierbij is gebruik gemaakt van de systematiek
van de risicomodule van Oranjewoud. Deze risico-analyse zal in het jaar 2012 nader worden
geconcretiseerd.
De uitkomsten daarvan zijn als input gebruikt bij onderdelen van dit HUP, te weten bij het
formuleren van gezamenlijke operationele doelen en de keuze van de projecten. Voor het
lokale gedeelte van dit programma zullen voor het jaar 2012 gemeenten nog hun eigen
risico-analyses en de daarop gebaseerde prioritering hanteren.
Handhavings- en gedoogstrategie Fysieke Leefomgeving Overijssel
Een beschikbaar beleidskader voor de handhavingspartners in Overijssel is de gezamenlijke
handhavings- en gedoogstrategie Fysieke Leefomgeving Overijssel. Dit is een beleidskader
voor de bestuursrechtelijke- en strafrechtelijke handhaving en voor het gedogen. Deze
strategie was in het verleden gericht op de milieuregelgeving, maar is in 2009 vernieuwd tot
een Wabobestendige strategie. Dit sluit dus aan bij de reikwijdte voor het HUP. Het is een
kader dat aangeeft hoe met handhaving wordt omgegaan en ook hoe er gehandeld wordt bij
afwijkingen van de strategie. Elke Twentse gemeente heeft deze strategie inmiddels
vastgesteld.
1.5 Leeswijzer
Het programma
Het HUP bestaat uit twee delen, te weten het regionale deel en het lokale deel.
Regionaal deel
In hoofdstuk 2 wordt teruggeblikt op het jaar ‘handhavingsjaar’ 2011. In hoofdstuk 3 worden
de te verwachten ontwikkelingen voor het jaar 2012 benoemd. Dit betreft zowel
ontwikkelingen in wet- en regelgeving als andere ontwikkelingen die gaande zijn en die van
invloed kunnen zijn op de handhaving. In hoofdstuk 4 komen de doelen en prioriteiten aan de
orde evenals de projecten die in regionaal verband worden opgepakt in 2012.
Lokaal deel
In het lokale gedeelte zijn de specifieke prioriteiten en doelstellingen voor de gemeente X
uitgewerkt binnen de verschillende deelprogramma’s, waarbij onder andere de beschikbare
capaciteit voor het jaar 2012 is opgenomen. Ook wordt hier ingegaan op de Algemene
Plaatselijke Verordening (APV) en eventuele samenhang binnen het lokale deel.
7
2.
Terugblik 2011
Het regionaal HUP 2011 heeft onder andere inzicht gegeven in de regionale doelen en
prioriteiten op het gebied van toezicht en handhaving, de uitvoering van (regionale) projecten
en de verschillende wijzigingen in wet- en regelgeving. In dit hoofdstuk worden de gestelde
doelen en de verrichte werkzaamheden geëvalueerd. Deze terugblik dient alleen als
monitoring te worden gezien. Het betreft hier nadrukkelijk geen uitgebreide evaluatie,
aangezien deze wordt uitgewerkt in de handhavingsjaarverslagen 2011 van de diverse
gemeenten.
2.1 Oordeel provinciale handhavingsregisseur
Ook dit jaar is de regisseur professionalisering handhaving omgevingswetten van de
provincie Overijssel gevraagd een algemeen oordeel te geven over de kwaliteit van de
HUP's over 2011. Dit betreft zowel het oordeel op het regionale HUP 2011 (met elk ook een
lokaal deel) van de acht gemeenten als de individuele HUP's van de overige zes Twentse
gemeenten. Hieronder staan de kernpunten uit de reactie vermeld (de gehele reactie is als
bijlage 3 in dit HUP opgenomen)






De doelstellingen kunnen smarter worden geformuleerd; hierbij dient indien
mogelijk gebruik te worden gemaakt van indicatoren.
De resultaten van de risico-analyse moeten nog duidelijker worden vertaald in het
HUP, zodat ze ook bepalend zijn voor de prioritering;
Er moeten duidelijke prioriteiten worden gesteld;
De plaats van het HUP moet beter worden geborgd in de de kwaliteitssystemen
van gemeenten;
Naast het regionale HUP was minder aandacht besteed aan het lokale deel;
hierbij gaat het dan met name om die onderdelen die buiten het milieudeel van
het Wabo-brede takenpakket vallen;
Voor een gezamenlijk HUP is het van belang om een gezamenlijke risico-analyse
met een eenzelfde methodiek te hanteren.
2.2 Veranderde wetgeving
Het Rijk is al vele jaren bezig met een modernisering van de geldende wet- en regelgeving.
De laatste jaren is al een behoorlijk aantal wijzigingen doorgevoerd. In 2011 zijn daar de
volgende wijzigingen bijgekomen waar gemeenten op moesten anticiperen1.
Wabo
Met de inwerkingtreding van de Wabo zijn diverse vergunningen en ontheffingen
ondergebracht in één vergunning, de zogenaamde omgevingsvergunning. Burgers en
ondernemers hebben zo in de meeste gevallen te maken met één loket, één procedure, één
vergunning en dus één besluit. Een gevolg is dat dit ook grote veranderingen voor
gemeenten tot gevolg heeft gehad op het gebied van vergunningverlening, toezicht en
handhaving.
In 2011 zijn nog een aantal wijzigingen in de wetgeving doorgevoerd, onder andere de
aanpassing van de Wabo in het verband met de wijzigingen in de Modernisering
Monumentenzorg en de Kaderrichtlijn Water.
1
Daarnaast zijn een aantal voorgenomen wijzigingen in de wetgeving, zoals de wijziging van het Vuurwerkbesluit en de
ontwikkelingen Besluit landbouw, in 2011 niet doorgevoerd, maar doorgeschoven naar 2012.
8
Wijziging Activiteitenbesluit (Barim)
Op 1 januari 2011 is een wijziging van het Activiteitenbesluit in werking getreden. Door dit
wijzigingsbesluit vallen nog meer activiteiten die eerst vergunningplichtig waren onder de
werking van het Activiteitenbesluit. Dit houdt in dat meer bedrijven onder de meldingsplicht
vallen, waardoor het aantal vergunningaanvragen afneemt.
BAG
Op 1 juli 2009 is de wet- en regelgeving rond de Basisregistraties Adressen en Gebouwen
(BAG) in werking getreden. Alle gemeenten zijn daarmee vanaf 1 juli 2009 verplicht een
complete adressen- en gebouwenregistratie te hebben en te leveren aan de Landelijke
Voorziening. De BAG bevat gegevens over adressen en gebouwen, zoals:
 alle woonplaatsen, straatnamen en nummeraanduidingen;
 panden, verblijfsobjecten en (semi-) permanente stand- en ligplaatsen.
Vanaf 1 juli 2011 moeten de BAG gegevens worden gebruikt in alle overheidstoepassingen;
niet alleen gemeenten moeten gebruik maken van de BAG, ook alle andere bronhouders
overheden moeten de aansluiting inmiddels gerealiseerd hebben.
2.3 Projecten 2011
De individuele gemeenten hebben eigen speerpunten en projecten voor 2011 vastgesteld
naast de regionale speerpunten en projecten. In deze paragraaf worden de resultaten van de
regionale speerpunten/projecten samengevat. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de
uitgevoerde projecten conform het regionaal HUP en de overig uitgevoerde projecten.
Daarbij dient te worden opgemerkt dat hier alleen de projecten zijn opgenomen die meerdere
gemeenten al dan niet gezamenlijk hebben uitgevoerd. Dit betekent dus niet dat elke
gemeente heeft deelgenomen aan alle hieronder genoemde projecten.
2.3.1 Geplande projecten opgenomen in het regionaal HUP
In het regionaal HUP 2011 stonden de volgende projecten opgenomen welke ook
daadwerkelijk in 2011 zijn uitgevoerd.
Ketenhandhaving II - Grondstromen
In 2007 en 2008 is het provinciaal project "Voet aan de grond" gedraaid en hier zijn
verschillende aanbevelingen uitgekomen. Onder andere om de ketenaanpak verder uit te
werken en om meer kennis te delen met elkaar. Dit is uitgewerkt in een werkafspraak die is
gemaakt in het Trekkersnetwerk Bodemkwaliteit Overijssel (TBO). Deze werkafspraak houdt
in dat volume registratie plaatsvindt per partij per bevoegd gezag. Centrale registratie
gebeurt bij het Servicepunt Handhaving (SepH). Verder is een mailnetwerk samengesteld
van handhavers per bevoegd gezag die elkaar informeren over geweigerde partijen. Door
deze werkafspraak voor Twente in de eerste helft van 2011 verder te intensiveren, is de
ketenaanpak versterkt en zijn c.q. worden de grondstromen in Twente (meer) inzichtelijk
gemaakt. Tevens heeft het bijgedragen aan kennisdeling en is het "wij-gevoel" tussen
gemeenten versterkt.
Toezicht bij LPG stations
In SepH-verband is in 2009/2010 het project “take me out” bij LPG tankstations uitgevoerd.
Hieruit bleek dat nog veel overtredingen werden geconstateerd, ondanks dat LPG
tankstations in de meeste gemeenten een hoge prioriteit hebben en daarom veel
toezichtsaandacht krijgen. Deze problematiek bij LPG tankstations zijn vervolgens door
zogenaamde "interventieteams" gezamenlijk opgepakt. Daarbij is gebruik gemaakt van de
reeds ontwikkelde materialen in het project "take me out".
9
Voordeel hiervan is dat minder mensen hun kennis over LPG-toezicht op peil moeten
houden, dat de toezichthouders uit de poule frequenter controles uitvoeren en zodoende
meer gespecialiseerd raken in LPG-toezicht. Gebleken is dat deze aanpak de uniformiteit en
kwaliteit ten goede komt.
De volgende gemeenten hebben het afgelopen jaar aandacht besteed aan dit onderwerp:
Hellendoorn en Hof van Twente.
Gezamenlijke risico-analyse
Bij het schrijven van het regionale HUP 2011 is gebleken dat in Twente verschillende
methodieken worden toegepast om de risico’s te bepalen bij overtredingen van wettelijke
bepalingen. Om gezamenlijk de werkvoorraad te kunnen uitvoeren, is het noodzakelijk om de
risico’s op dezelfde manier te bepalen. Hierdoor kunnen de prioriteiten voor toezicht en
handhaving in Twente beter worden afgestemd.
Inmiddels is een werkgroep aan de slag gegaan met het inventariseren van alle risicoanalysemethoden in Twente en het selecteren van een gezamenlijke methodiek voor het
bepalen van de risico's, met behoud van de eigen "couleur locale".
Kwaliteitscriteria
Het professioneel toezicht houden op en handhaven van de Wabo is wettelijk verankerd en
is ook in de kwaliteitscriteria vastgelegd. Elke individuele gemeente heeft hier in de
afgelopen jaren op een eigen manier vorm aan gegeven. Daarnaast is een aparte werkgroep
binnen de pilot NetwerkRUD hiermee aan de slag gegaan. Daarbij is gekeken naar de
kritieke massa (formatie en specialisme), de inhoud (toezichtprotocol, de gezamenlijke
handhavingsstrategie en de risico-analyse) en het proces (cyclus). Hierdoor is inzicht
verkregen in het huidige kwaliteitsniveau van toezicht en handhaving in Twente.
Slim handhaven
Door het MKB-Nederland, het Verbond Nederlandse Ondernemingen en het Nederlands
Christelijk Werkgeversverbond (VNO-NCW) is in januari 2008 de nota “Lokaal toezicht, mag
het wat minder?” uitgebracht. In deze nota kwam duidelijk naar voren dat volgens het
bedrijfsleven nog veel schort aan de wijze waarop het toezicht door de gemeenten wordt
uitgevoerd. In dit HUP wordt hier verder niet op ingegaan, maar duidelijk is dat het
bedrijfsleven een signaal heeft afgegeven aan de gemeentelijke bestuurders over de
toezichtlast die bedrijven ondervinden van de gemeente.
Rekening houdend met bovengenoemde nota en met de gedachte om zo effectief mogelijk
integraal te handhaven, zijn door een aantal gemeenten individuele methoden uitgewerkt.
Het betreft hier onder andere het vooraf informeren van bedrijven, het verminderen van het
aantal hercontroles, het verminderen van correspondentie met bedrijven en toezicht op
zwaartepunten van de vergunning (aspectcontroles). Dergelijke methoden dragen bij aan de
vermindering van toezichtlast bij bedrijven en aan een meer effectieve wijze van handhaven.
Dit wordt ook wel “slim handhaven” genoemd. Bovenstaande methoden worden indien
mogelijk ook bij burgers toegepast.
Dit project is door de volgende gemeenten (individueel) uitgevoerd:
Borne, Hof van Twente, Oldenzaal, Almelo, Enschede, Hellendoorn en Tubbergen.
10
2.3.2 Overige projecten
Naast de hiervoor genoemde projecten zijn ook de volgende projecten door meerdere
gemeenten uitgevoerd.
NetwerkRUD
De pilot NetwerkRUD is in juni 2011 afgerond. Hieraan hebben veel medewerkers van
diverse gemeenten, de provincie, waterschappen enz. een bijdrage geleverd. In de pilots in
zowel IJsselland als Twente is aangetoond dat de Overijsselse methode kan voldoen aan de
eisen van robuustheid, de kwaliteitscriteria en aan efficiencyeisen, mits aan een aantal
voorwaarden is voldaan. Alle colleges en besturen hebben kennis genomen van deze
positieve resultaten uit de pilot en hebben ingestemd verder te willen bouwen aan een
NetwerkRUD. Dit betekent dat nu de tweede fase is aangebroken waarin het een en ander
nader zal worden geconcretiseerd. Ook deze fase zal weer een grote inbreng vragen van de
diverse medewerkers.
Witgoed en elektronica
In SepH-verband is in 2010 het project "Witgoed" uitgevoerd. Het doel van het project was
om een gezamenlijke aanpak voor de gehele "witgoedketen" te organiseren: afgifteinzameling-opslag-vervoer-export en het uniform uitvoeren van toezicht en handhaven. Het
project "Witgoed" sluit aan bij de prioriteit Europese Verordening overbrenging afvalstoffen
(EVOA) uit het landelijk HUP 2010/2011 van het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM).
Een groot aantal gemeenten heeft in 2010 meegedaan aan het project tijdens de actieweek
“handhaven voor elkaar” georganiseerd door SepH.
Door de volgende gemeenten is in 2011 alsnog uitvoering gegeven aan dit project:
Borne, Dalfsen, Hof van Twente en Hellendoorn.
HUP 2011
Elk bevoegd gezag moet een HUP opstellen. In 2011 is, als onderdeel van de pilot
NetwerkRUD Twente, begonnen met het schrijven van een gezamenlijk HUP voor een
achttal gemeenten: Hof van Twente, Almelo, Enschede, Borne, Oldenzaal, Hengelo, Losser
en Haaksbergen. Hierbij is afstemming gezocht met de overige zes gemeenten in Twente.
2.4 Sterke punten en verbeterpunten
Aan de gemeenten is gevraagd welke zaken op het gebied van toezicht en handhaving in
2011 er uitsprongen of opvielen, omdat ze goed waren of juist minder goed. Op deze manier
kan lering worden getrokken uit de opgedane ervaringen en kunnen de doelen en prioriteiten
voor het komende jaar doelmatiger uitgezet worden. Hieronder zijn de belangrijkste punten
samengevat.
Pilot NetwerkRUD en onderlinge samenwerking
Zoals in de vorige paragraaf al is vermeld , is de pilot NetwerkRUD in juni 2011 afgerond.
De gezamenlijke inzet, de bijdrage van veel medewerkers en het uiteindelijke positieve
resultaat wordt enerzijds als zeer positief gezien. Hierdoor heeft ook de regionale
samenwerking een boost gekregen. Anderzijds vergde de pilot wel heel veel tijd en
capaciteit. Door onder andere de inzet van medewerkers voor de pilot is er bijvoorbeeld
minder aandacht geweest voor andere projecten, lokale werkzaamheden enz. Zolang de
NetwerkRUD dan ook nog geen feit is, zullen de vele uit te voeren werkzaamheden beter
moeten worden gedoseerd om een juiste balans te vinden tussen regulier (wettelijk verplicht)
werk en niet regulier (maar eventueel wel politiek wenselijk) werk.
11
Realisatie kennisnetwerk Bouwen
Tijdens de Twentse RUD-pilot Bouwtoezicht bleek er behoefte te zijn aan een informeel
netwerk. Anders dan in vakgebieden als milieu of bodem zijn de bouwtoezichthouders en
collega's uit de aanverwante disciplines minder georganiseerd op regionaal of Overijssels
niveau. Hier komt dus nu verandering in. Daarbij richten de initiatiefnemers zich op de
mogelijkheid tot en bevordering van het vakinhoudelijk collegiaal contact, waarbij met name
kennis, informatie en praktijkervaringen kunnen worden uitgewisseld.
Monitoring regionaal HUP 2012
Afgelopen jaar heeft tussentijds geen monitoring plaatsgevonden van het regionale HUP
2011. De werkgroep die is samengesteld voor het opstellen van het HUP 2012 heeft
besloten om de werkgroep in 2012 ook regelmatig bij elkaar te laten komen, zodat er in 2012
wel ruimte is voor monitoring en, indien nodig, het tussentijds bijsturen van het regionale
programma.
12
3.
Ontwikkelingen 2012
Ook in 2012 krijgen gemeenten weer te maken met diverse ontwikkelingen waarop
geanticipeerd moet worden. In dit hoofdstuk worden deze ontwikkelingen beschreven.
Daarbij is onderscheid gemaakt tussen wijzigingen in wet- en regelgeving en overige
ontwikkelingen.
3.1 Wet- en regelgeving
Wijziging Vuurwerkbesluit
Inhoud
Het wijzigingsbesluit met betrekking tot het Vuurwerkbesluit is opgesteld naar aanleiding van
de evaluatie van het Vuurwerkbesluit die in 2007/2008 is uitgevoerd. De wijziging van dit
besluit zal de uitvoering en handhaving van het huidige besluit verbeteren. Enkele
ingrijpende wijzigingen zijn:
 verhogen meldingsgrens voor opslag tot 10.000 kg;
 verhogen meldingsgrens voor ontbranden professioneel vuurwerk tot 200 kg;
 opnemen eisen voor ontbrandingen in een ministeriële regeling;
 verlenen toepassingsvergunningen door de Minister van I&M;
 verhogen van de verkoophoeveelheid van 10 kg naar 25 kg;
 verhogen van de hoeveelheid vuurwerk in de verkoopruimte van 250 naar 500 kg;
 toestaan tweede bufferbewaarplaats;
 extra bepalingen om de strafrechtelijke vervolging van de handel van illegaal,
gevaarlijke vuurwerk te verbeteren.
Inwerkingtreding
De verwachting is dat de inwerkingtreding van het gewijzigde Vuurwerkbesluit zal zijn op
1 juli 2012.
Consequenties voor toezicht en handhaving
 Opleiding/cursus om kennis te nemen van de wijzigingen. Dit kan eventueel ook
meegenomen worden bij de jaarlijkse bijeenkomst georganiseerd door SepH voor het
project “eindejaarscontrole vuurwerk”;
 Aanpassen van de werkprocessen.
Ontwikkelingen agrarische activiteiten
Inhoud
Het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen
milieubeheer (agrarische activiteiten in het Besluit algemene regels voor inrichtingen
milieubeheer) is voorgepubliceerd. In het ontwerpbesluit worden een aantal bestaande
regels voor agrarische activiteiten omgezet naar het Activiteitenbesluit. Het gaat dan om de
volgende besluiten: Lozingenbesluit open teelt en veehouderij (Lotv), Besluit landbouw
milieubeheer (Bl), Besluit glastuinbouw (Bgtb), en het Besluit mestbassins milieubeheer
(Bmb). Het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij wordt niet in deze wijziging
opgenomen.
Daarnaast zijn een aantal zaken in het ontwerpbesluit opgenomen die op dit moment in
vergunningen voor intensieve veehouderijen geregeld worden, zoals:
 de beoordeling van op grond van de Wet ammoniak en veehouderij;
 de beoordeling op grond van de Wet geurhinder en veehouderij;
 de beoordeling van de gevolgen van fijn stof;
13


voorschriften voor huisvestingssystemen;
voorschriften voor het reinigen en ontsmetten van veewagens.
Inwerkingtreding
De verwachting is dat het Besluit landbouwactiviteiten op 1 juli 2012 in werking treedt.
Consequenties voor toezicht en handhaving
 opleiding/cursus om kennis te nemen van deze wijzigingen;
 aanpassen van de werkprocessen en brieven.
3e tranche Activiteitenbesluit
Inhoud
Het ministerie van I&M (voorheen VROM) wil een modernisering van de algemene regels.
Voor het Activiteitenbesluit heeft dit als doel om meer vergunningplichtige inrichtingen onder
het Activiteitenbesluit te laten vallen. Er is voor gekozen om dit in tranches te doen. De
eerste en tweede tranche zijn inmiddels in werking getreden. In april 2010 is het ministerie
van I&M gestart met de derde tranche. Dit betreft meer complexe bedrijfstakken als rubberen kunststofverwerking, schietinrichtingen, betonindustrie en onderhoudsplaatsen voor
trams, metro en treinen. Daarnaast wordt in de derde tranche het Besluit emissie-eisen
middelgrote stookinstallaties (Bems) opgenomen in het Activiteitenbesluit. Hierdoor vervalt
onder ander de vergunningplicht voor houtgestookte stookinstallaties.
Inwerkingtreding
De derde tranche treedt naar verwachting op 1 januari 2013 in werking.
Consequenties voor toezicht en handhaving
 opleiding/cursus om kennis te nemen van deze wijzigingen
 aanpassen van de werkprocessen en brieven.
Omgevingswet
Inhoud
Het huidige omgevingsrecht gaat ingrijpend veranderd worden. Bestaande regelgeving op
het gebied van onder meer milieu, natuur en ruimtelijke ordening zal gebundeld in één
Omgevingswet worden opgenomen. De bedoeling daarnaast is dat de Omgevingswet zorgt
voor vereenvoudiging, modernisering en versobering van de bestaande regelgeving. Dit
moet dan leiden tot een snellere besluitvorming en minder onderzoeksverplichtingen.
Inwerkingtreding
De Omgevingswet zal gefaseerd in werking treden. De eerste fase staat nu gepland in 2013
en dan zullen zoveel mogelijk bestaande wetten worden ingetrokken.
Consequenties voor toezicht en handhaving
 opleiding/cursus om kennis te nemen van deze wijzigingen;
 aanpassen van de werkprocessen en brieven.
De omgevingswet zal voor de gehele gemeentelijke organisatie consequenties hebben.
Welke dat zijn, is nu nog moeilijk aan te geven. Dit omdat nu nog niet bekend is hoe deze
wet er inhoudelijk uit komt te zien.
14
Bouwbesluit 2012 en wijziging van de Bouwverordening
Inhoud
Om de bouwtechnische eisen leesbaarder, eenvoudiger en eenduidiger te maken, wordt
gewerkt aan een nieuw Bouwbesluit. Het nieuwe Bouwbesluit zal het Bouwbesluit 2003 en
het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit) vervangen. Een groot aantal
voorschriften over het (ver)bouwen, gebruiken en slopen van gebouwen en andere
bouwwerken wordt in het nieuwe Bouwbesluit samengevoegd. Belangrijke wijzigingen zijn:
 de sloopvergunning wordt afgeschaft. Hiervoor in de plaats komt een meldingsplicht;
 een nieuwe systematiek voor brandveiligheidseisen;
 de gebruiksvoorschriften worden eenvoudiger (het aantal situaties waarbij een
automatische doormelding naar de brandweer verplicht is, wordt sterk verminderd).
Inwerkingtreding
De verwachting is dat het nieuwe Bouwbesluit op 1 april 2012 in werking treedt.
Consequenties voor toezicht en handhaving
 opleiding/cursus om kennis te nemen van deze wijzigingen. SepH is al gestart met
inventariseren naar de behoefte om een opleiding/cursus hieromtrent te volgen;
 aanpassen van de werkprocessen en brieven.
De inwerkingtreding van het nieuwe Bouwbesluit heeft gevolgen voor de gemeentelijke
Bouwverordening. Deze moet worden aangepast, omdat een aantal voorschriften
overgeheveld wordt uit de model Bouwverordening naar het nieuwe Bouwbesluit. Hierdoor is
landelijke uniformiteit gewaarborgd. Daarnaast zullen ook de werkprocessen en de brieven
bij vergunningverlening moeten worden aangepast. Eventueel dient ook de
Brandbeveiligingsverordening te worden aangepast. Deze dient pas te worden aangepast als
de Amvb Brandveilig gebruik niet-bouwwerken later in werking treedt dan het Bouwbesluit
2012.
Wet vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen
Inhoud
De Wet vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen regelt dat gemeenten een
vergunning moeten verlenen aan mensen die voor 1 november 2003 in hun recreatiewoning
zijn getrokken en daar sindsdien onafgebroken, maar onrechtmatig hebben gewoond. Als
voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden, geeft de gemeente een dergelijke vergunning
af. De aanvrager dient zelf door middel van bewijsmiddelen aan te tonen dat aan de gestelde
voorwaarden wordt voldaan. De aanvraag dient binnen twee jaar na inwerkingtreding van de
wet te zijn ingediend.
Inwerkingtreding
De verwachting is dat deze wet medio 2012 in werking gaat treden. Bij de inwerkingtreding
dient wel een kanttekening te worden gemaakt. De Vereniging Nederlandse Gemeenten
VNG is namelijk tegen deze wet en ook de Eerste Kamer moet nog over deze wet beslissen.
Consequenties voor toezicht en handhaving
Voor toezicht en handhaving zijn de consequenties minimaal. Het kan zijn dat lopende
handhavingszaken beëindigd moeten worden. In gevallen waar nog geen handhaving is
ingezet, kan definitief van handhaving worden afgezien als een dergelijke vergunning wordt
verleend.
15
De consequenties zijn groter bij vergunningverlening. Er dient immers een vergunning
aangevraagd te worden. Dit vraagt om het aanpassen van werkprocessen en brieven bij
vergunningverlening. Tevens kan een verleende c.q. geweigerde vergunning leiden tot
bezwaar- en/of beroepsprocedures.
Drank- en Horecawet
Inhoud
De huidige Drank- en Horecawet wordt gewijzigd. De wijziging van de Drank- en Horecawet
heeft als gevolg dat procedures met betrekking tot vergunningverlening, beoordeling
leidinggevenden, toezicht en handhaving, oplegging en afhandelingen bestuurlijke boetes,
verordeningen moeten worden aangepast of vastgesteld.
Wat toezicht en handhaving betreft, is er sprake van een grote wijziging. Het toezicht op de
naleving van de Drank- en Horecawet gaat namelijk over van de nieuwe Voedsel- en
Warenautoriteit (nVWA) naar de gemeente. Dit betekent dat een gemeente toezichthouders
moet aanwijzen die met dit toezicht worden belast. Deze toezichthouders dienen tevens als
Bijzonder opsporingsambtenaar Boa te worden aangewezen. Gemeenten krijgen geen extra
bijdrage van het rijk uit het gemeentefonds voor de uitvoering van deze nieuwe wettelijke
taak.
Inwerkingtreding
De verwachting is dat de nieuwe Drank- en Horecawet in de eerste helft van 2012 in werking
treedt.
Consequenties voor toezicht en handhaving
Het wijzigen van de Drank- en Horecawet heeft gevolgen voor vergunningverlening en voor
toezicht en handhaving. Het betreft hier wijzigingen die een gemeente niet zelf kan
oppakken. Er is daarom in Twents verband al een RUD-project opgestart. De gemeenten
Rijssen-Holten, Twenterand, Wierden en Hellendoorn pakken dit project op.
Besluit bodemenergiesystemen
Inhoud
Dit besluit is geen zelfstandige besluit, maar omvat wijzigingen in vijf bestaande besluiten.
Dit zijn: het Activiteitenbesluit, het Waterbesluit, het Besluit lozen buiten inrichtingen, het
Besluit bodemkwaliteit en het Besluit omgevingsrecht.
Het Besluit bodemenergiesystemen bepaalt de regels met betrekking tot het installeren en in
werking hebben van bodemenergiesystemen. In het besluit wordt onderscheid gemaakt
tussen open en gesloten bodemenergiesystemen. De open systemen circuleren grondwater
en worden ‘warmte koude opslagsystemen’ (WKO) genoemd. De gesloten systemen
wisselen warmte en koude uit via een gesloten buizenstelsel in de ondergrond en worden
daarom 'bodemwarmtewisselaars' genoemd.
De open systemen zijn vergunningplichtig, de gesloten systemen op dit moment nog niet.
Om zoveel mogelijk een vergelijkbaar speelveld voor open en gesloten systemen te creëren,
komt er een vergunning- of meldingplicht voor gesloten systemen. Om aantasting van de
bodemkwaliteit te voorkomen bevat dit besluit uniforme voorschriften voor alle open en
gesloten bodemenergiesystemen, of ze nu wel of niet vergunningplichtig zijn.
Inwerkingtreding
De verwachting is dat het Besluit bodemenergiesystemen op 1 januari 2013 in werking
treedt.
16
Consequenties voor toezicht en handhaving
De gemeenten zijn bevoegd voor gesloten systemen en kunnen ten aanzien van handhaving
een HUM en/of beleid opstellen. De provincie is bevoegd voor open systemen en kan
hiervoor beleid opstellen. Gemeenten kunnen dit indirect doen via het Gemeentelijk
rioleringsplan waaronder de waterbeheer plannen vallen, die ook als toetsingskader voor de
provincie moeten gaan gelden.
Wetsvoorstel verhoging griffierechten
Inhoud
De minister van Veiligheid en Justitie heeft een wetsvoorstel gedaan met betrekking tot het
verhogen van de griffierechten. Uit het wetsvoorstel blijkt dat het griffierecht voor een beroep,
welke is ingesteld tegen een handhavingsbesluit, € 400 gaat bedragen. De financiële
consequenties voor een gemeente worden ook groter. Dit geldt als een bij verzoek om
voorlopige voorziening en/of een (hoger) beroepschrift de gemeente in het ongelijk wordt
gesteld. Een gemeente moet dan aan de griffier griffierecht moet betalen. Afhankelijk hoe de
procedure in eerdere instanties verlopen, is de gemeente een griffierecht verschuldigd welke
kan variëren van € 5.000 tot ruim € 30.000.
Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, dient ook de Algemene wet bestuursrecht te worden
aangepast.
Inwerkingtreding
De beoogde invoering van dit wetsvoorstel is vervroegd van 1 januari 2013 naar 1 juli 2012.
De reden voor deze vervroeging is dat de rechtspraak in de rode cijfers dreigt te komen.
Consequenties voor toezicht en handhaving
Het gaat met name om financiële consequenties. De financiële consequenties kunnen groot
zijn als een gemeente in het ongelijk wordt gesteld. Dit betekent dat in de begrotingscyclus
hiervan melding moet worden gemaakt. Daarnaast zal in bepaalde gevallen ook (bewuster)
nagedacht moeten worden met betrekking tot de afweging om wel of niet tot handhavend
optreden over te gaan.
Wijziging Besluit omgevingsrecht
Inhoud
Voor bouwwerkzaamheden aan een monument is een omgevingsvergunning nodig voor de
activiteit bouwen en voor het wijzigen van een monument. Tot en met 31 december 2011
was voor elke wijziging aan een rijksmonument en voor elke bouwactiviteit in, aan of op een
rijks-, provinciaal of gemeentelijk monument een omgevingsvergunning nodig. Per 1 januari
2012 is dit veranderd.
Gewoon onderhoud aan rijksmonumenten is nu vergunningvrij. Voor onderhoud met
gevolgen voor de monumentale waarde blijft wel een vergunning nodig.
Bouwactiviteiten in, aan of op onderdelen van een monument zonder monumentale waarde,
maar die wel onderdeel uitmaken van het beschermd monument zijn nu ook vergunningvrij.
Welke bouwactiviteiten dit zijn, is opgesomd in het Besluit omgevingsrecht (artikel 4a van
Bijlage II). Ook bouwactiviteiten bij een monument zijn nu in sommige gevallen
vergunningvrij. Voor zover de bouwactiviteiten het monument wijzigen, blijft nog wel een
omgevingsvergunning voor de activiteit 'wijzigen van een monument' nodig.
Inwerkingtreding
De wijziging van het Besluit omgevingsrecht is in werking getreden per 1 januari 2012.
17
Consequenties voor toezicht en handhaving
Opleiding/cursus om kennis te nemen van deze wijzigingen.
3.2 Overige ontwikkelingen
RUD Twente
Inhoud
In juni 2011 is de pilotfase voor de vorming van RUD’s in Overijssel afgerond. Alle partners
hebben besloten om verdere uitwerking te geven aan het oprichten van twee NetwerkRUD´s
in Overijssel: Twente en IJsselland.
Met de oprichting van de NetwerkRUD Twente wordt een samenwerkingsverband beoogd
met een herkenbare gemeenschappelijke externe identiteit dat zich kenmerkt door
uitwisseling van werkvoorraad en middelen tussen autonome organisaties waarbij de
coördinatie- en sturingseenheid zorgt voor de werking van het netwerk. Dit alles onder het
motto: lokale binding, regionale bundeling.
In 2012 wordt gewerkt aan het plan van aanpak en de implementatie van de RUD Twente,
zodat uiterlijk 1 januari 2013 de RUD Twente operationeel is voor de bovenlokale taken. De
bovenlokale taken dienen nog vastgesteld te worden, maar de taken opgenomen in het
basistakenpakket worden in ieder geval als bovenlokale taken aangemerkt. Het heeft
daarnaast de voorkeur dat ook het Wabo-brede pakket per 1 januari 2013 staat. Dit is echter
geen verplichting. De verplichting geldt echter wel voor de bovenlokale taken.
Consequenties voor toezicht en handhaving
Per 1 januari 2013 moet de RUD (voor minimaal het basistakenpakket) operationeel zijn. Om
dit te bereiken, is inzet nodig van medewerkers toezicht en handhaving van elke gemeente.
In het lokale deel (hoofdstuk 5) dient elke gemeente rekening te houden met deze inzet. Dit
betekent dat hiervoor uren ingepland moeten worden voor 2012.
Eén Brandweer Twente
Door de politieke besluitvorming rondom de Wet veiligheidsregio’s en de oprichting van de
Veiligheidsregio Twente per 1 januari 2011 is de basis gelegd voor de inrichting van één
brandweerorganisatie. In het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio is het proces in gang
gezet om per 1 januari 2013 te komen tot één brandweer in Twente.
In de afgelopen jaren zijn verschillende stappen in de samenwerking van de 14 gemeenten
gezet, maar 2012 is het jaar ter voorbereiding op ‘één brandweer Twente’. Met het ontstaan
van de nieuwe organisatie ‘brandweer Twente’ zullen de ook taken / werkzaamheden op het
gebied van brandveiligheid (advisering en toezicht) ontvlecht worden van de gemeentelijke
organisatie.
Brandweer Twente heeft zich met het visiedocument ‘Brandweer Twente over morgen’ ten
doel gesteld burgers en bedrijven bewuster en verstandiger te maken op het gebied van
brandveiligheid. In dit kader organiseert brandweer Twente verschillende activiteiten en
ontplooit het nieuwe netwerken (woning-bouwcorporaties, onderwijsinstellingen, etc.)
Naast deze nieuwe stijl van risicobeheersing blijft brandweer Twente vanuit haar kennis en
expertise op het gebied van brandveiligheid voor gemeentelijke organisaties de adviseur bij
vergunningverlening en toezicht. Brandweer Twente zal aankomende jaren investeren in een
duurzame relatie met de 14 gemeenten, waarbij de advisering en toezichthoudende taken op
het gebied van brandveiligheid een extra bijdrage zullen geven aan een Veiliger Twente.
18
Gemeentelijke samenwerkingsverbanden
Inhoud
Veel gemeenten in Twente zijn – naast samenwerking in RUD verband – ook bezig om met
één of meerdere andere gemeenten te gaan samenwerken. De stappen omtrent
samenwerking verschillen per gemeente. Daarom wordt verwezen naar het lokale deel van
dit HUP wat betreft de samenwerking met één of meerdere andere gemeenten voor wat
betreft de gemeente X.
Consequenties voor toezicht en handhaving
De consequenties zijn voor elke gemeente verschillend. In het lokale deel van dit HUP wordt
voor gemeente X ingegaan op de consequenties voor toezicht en handhaving.
Digitaal toezicht
Inhoud
De gevolgen van digitale aanvragen omgevingsvergunning en de daarbij behorende
tekeningen werken ook door naar toezicht en handhaving. Dit is vooral merkbaar bij
bouwtoezicht, omdat de bouwinspecteurs graag met actuele tekeningen op controle willen.
Het is de omgekeerde wereld om digitale tekeningen om te zetten naar papieren versies om
vervolgens een controle te kunnen uitvoeren. Daarnaast is het ook wenselijk om
overeenkomstig de Wabo de toezichtsresultaten te kunnen vastleggen en om conform de
Bor (art. 7.6) en Mor (art. 10.6) overtredingsgegevens te kunnen monitoren.
Het maken van de stap naar digitaal toezicht wordt in RUD-verband Overijssel opgepakt. Dit
om afstemming te vinden en het ambitieniveau met elkaar te kunnen vergelijken.
Consequenties voor toezicht en handhaving
De uitkomst van de werkgroep dient eerst afgewacht te worden voordat duidelijk is wat de
consequenties zijn.
Echter gelet op de ontwikkelingen zal elke gemeente wel een stap moeten maken met
betrekking tot digitaal toezicht. Dit zal financiële consequenties hebben. Gemeenten dienen
– voor zover dit nog niet is gedaan – in de begroting een bedrag op te nemen om in de
toekomst digitaal toezicht te kunnen invoeren.
Inzet gemeente bij "strafrechtelijke zaken"
Inhoud
Gemeenten krijgen bij "strafrechtelijke" zaken (ook) een steeds belangrijkere rol toebedeeld.
Ook gemeenten zijn c.q. worden tegenwoordig een partij in het toezicht en de handhaving bij
onder andere het ontmantelen van een hennepkwekerij of bij prostitutie op grond van de
nieuwe Prostitutiewet. Waar eerder de politie voornamelijk deze taken uitvoerde, voert nu de
gemeente (ook) een deel van deze taken uit. Het doel: meer zicht op en controle over de
branches.
Met betrekking tot hennepkwekerijen is reeds in 2011 door het Openbaar Ministerie te
Almelo, de veertien Twentse gemeenten, politie Twente, de Woningcorporaties en Enexis/
Cogas het convenant ‘Integrale aanpak Hennepteelt’ ondertekend. Met betrekking tot
prostitutie wordt er gewerkt aan de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden
seksbranche.
19
Inwerkingtreding
Wanneer de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche in werking
treedt, is thans nog niet bekend. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel aangenomen. De
wet ligt nu voor behandeling bij de Eerste Kamer.
Consequenties voor toezicht en handhaving
Elke gemeente dient zelf uit te werken welke consequenties dit heeft. Er zijn namelijk
onderling grote verschillen tussen de gemeenten wat betreft het aantal seksinrichtingen.
Interbestuurlijk toezicht
Inhoud
De provincie houdt interbestuurlijk toezicht op een goede uitvoering van Wabo-taken door de
gemeenten. Het kabinet heeft ingezet op een herziening van het interbestuurlijk toezicht. Er
wordt ingezet op minder interbestuurlijk toezicht en alleen als een decentrale overheid
handelt in strijd met het recht of het algemeen belang of bij verwaarlozing van
medebewindstaken. Specifiek interbestuurlijk toezicht wordt op sommige domeinen
verminderd en op veel domeinen volledig afgeschaft. Gelijktijdig wordt de horizontale
verantwoording en kwaliteitszorg versterkt, zoals past in het huidige dualistische stelsel, en
het toezicht op gemeenten wordt door de meest nabije bestuurslaag, de provincie
uitgeoefend. De provincie Overijssel heeft daarom ingezet op een nieuwe vorm van
interbestuurlijk toezicht dat voldoet aan de uitgangspunten van het kabinet.
Consequenties voor toezicht en handhaving
In 2011 zijn al met enkele gemeenten bestuursovereenkomsten gesloten. Dit geldt ook voor
het interbestuurlijk toezicht op de Wabo. In 2012 zullen ook andere gemeenten deze
bestuursovereenkomst met de provincie voorgelegd krijgen. Dit heeft geen directe
consequenties voor de dagelijkse uitvoering van toezicht en handhaving. De provincie zal
zich meer gaan richten op de horizontale verantwoording, vanuit de ’HUP’s en de
jaarverslagen.
20
4.
Regionaal programma toezicht en handhaving 2012
In dit hoofdstuk wordt het regionaal deel van het HUP beschreven. Een gezamenlijk
toezichtsprogramma opstellen voor veertien gemeenten, blijkt (net als vorig jaar voor de het
HUP voor acht Twentse gemeenten) geen eenvoudige opgave. Zo blijkt er nog steeds veel
lokale diversiteit te bestaan in de methoden die worden gebruikt bij het uitvoeren van
toezicht, de frequentie van toezicht en de tijd die hieraan gemiddeld wordt besteed. Deze
noodzakelijke gegevens, zogenaamde kengetallen, zullen in het kader van de ontwikkeling
van de NetwerkRUD nader ontwikkeld worden. Bij het opstellen van het HUP 2013 zullen
deze gegevens wel beschikbaar (moeten) zijn.
De uitkomsten van de werkgroep risico-analyse (zie bijlage 2) zijn als input gebruikt bij
onderdelen van dit HUP, te weten bij het formuleren van gezamenlijke operationele doelen
en de keuze van de projecten. De prioriteiten voor de uiteindelijke inzet van toezicht en
handhaving voor 2012 worden bepaald door de landelijke en regionale prioriteiten,
strategische en operationele doelstellingen en de uit te voeren gezamenlijke regionale
projecten.
4.1 Prioriteiten
Voorheen werden in het Landelijk handhavingsprogramma van het Landelijk Overleg
Milieuhandhaving (LOM) jaarlijks prioriteiten vastgesteld, welke ook voor de gemeenten van
belang zijn c.q. de werkzaamheden van gemeenten raken. Voor het jaar 2012 is geen
handhavingsprioriteitenbrief verzonden door het LOM; achterliggende gedachte hierbij is dat
het LOM wil komen tot een meerjarenprogramma waaraan partijen deelnemen die zich
verplichten tot activiteiten en prestaties en bereid zijn zich daarover tegenover de
deelnemers aan het programma aanspreekbaar te stellen. Aanleiding hiervoor is dat
handhaving, de samenwerking hierbij en de aanpak van ketenproblemen sterk in beweging
is. Dit geldt ook voor de werkwijze van het LOM en veranderingen zijn aanstaande. Eén van
de merkbare veranderingen is het verminderen van de vrijblijvendheid in de samenwerking.
Wel zijn de prioriteiten van de afgelopen jaren hieronder opgenomen, omdat deze nog
steeds relevant zijn. .
Prioriteiten LOM
 Asbest (bouw- en sloopafval).
 Bodem- en grondstromen.
 Illegaal consumentenvuurwerk.
 Natuurwetgeving.
 EVOA (export van afval naar landen die niet deel uit maken van de Organisatie
Economische Samenwerking en Ontwikkelingslanden (OESO-landen)).
Een algemeen kenmerk van al deze prioriteiten is dat deze zich niet binnen een inrichting
afspelen, maar in ketens van inrichtingen, werken en transporten. De effectiviteit van de
handhaving hangt af van de samenwerking tussen verschillende overheden (ketentoezicht).
Door het LOM wordt benadrukt om in 2011 actief uitvoering te geven aan de collegiale oogen oorfunctie en andere mogelijke samenwerking die de gezamenlijke effectiviteit van
toezicht en handhaving kan verhogen.
Aandachtspunten VROM-inspectie
De VROM-inspectie heeft tijdens bezoeken aan gemeenten in 2011 de aandachtspunten
voor 2012 aangeleverd. Dit zijn:
 gecombineerde afvoersystemen voor ventilatie en rookgas;
 asbest;
 belemmeringen Toezicht Besluit bodemkwaliteit (Bbk) en handreiking "Starten met
handhaving Bbk;
21

koolmonoxidegevaar in relatie tot verwarmingsketels.
Daarnaast zijn de volgende onderwerpen actueel:
 natte koeltorens;
 brandwerendheid kanaalplaatvloeren;
 andere vorm van welstand.
4.2 Doelen
4.2.1 Strategische doelen
Dit HUP geeft inzicht in de regionale prioriteiten en de uitvoering van de handhavingstaken
voor het jaar 2012. De prioriteiten in een HUP worden normaliter gebaseerd op één of meer
strategische doelstellingen die worden genoemd in het handhavingsbeleid. Er is echter (nog)
geen gezamenlijk handhavingsbeleid voor de veertien Twentse gemeenten. Daarom is een
gezamenlijke algemene strategische doelstelling geformuleerd, gebaseerd op de
strategische doelstellingen van de individuele gemeenten. De gedeelde strategische
hoofddoelstelling van toezicht en handhaving in Twente luidt:
Het realiseren van een hoogwaardige uitvoering van taken en gezamenlijke projecten op het
gebied van toezicht en handhaving en een relevante bijdrage leveren aan meer veiligheid en
betere naleving in Twente.
In 2012 wordt verdere uitwerking gegeven aan het oprichten van twee NetwerkRUD´s in
Overijssel: Twente en IJsselland. Daarom is het volgende motto geformuleerd:
Bouwen aan een NetwerkRUD onder het motto: Lokale binding, regionale bundeling!
4.2.2 Operationeel
Op basis van de uitkomsten van de werkgroep risico-analyse (de voorgestelde voorlopige
risico-analyse) zijn de volgende gezamenlijke operationele doelstellingen geformuleerd.
Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de taakvelden Milieu, Bouwen en Brandveiligheid.
Milieu
 zware industrie (IPPC) en bevi-inrichtingen minimaal 1 x per jaar controleren;
 vuurwerkverkooppunten minimaal 1 x vooraf controleren en 1 x tijdens de
verkoopdagen controleren.
Bouwen
 sloop met asbest minimaal 1 x bezoeken;
 bij toezicht op vergunningen bouwen prioriteit geven aan constructieve en
brandpreventieve veiligheid.
Brandveiligheid
 als onderdeel van de te controleren gebruiksvergunningplichtige gebouwen, klasse 1
en 2 zoals opgenomen in Twents controleplan, minimaal 1x per 2 jaar controleren op
brandveilig gebruik.
(dit betreft met name bouwwerken ingericht voor overnachting of dagverblijf van
gehandicapten en/of kinderen jonger dan 12 jaar).
22
4.3 Projecten
In 2012 zullen in regionaal verband diverse projecten uitgevoerd worden. Om te bepalen
welke projecten in 2012 worden uitgevoerd, is een inventarisatie geweest bij de
deelnemende gemeenten naar de behoefte voor projecten in 2012. De meeste gemeenten
hebben aangegeven belangstelling te hebben voor een aantal projecten, maar dat gezien de
ontwikkelingen omtrent de RUD en de te verwachten tijdsbesteding daarbij, het aantal
gezamenlijke projecten beperkt moet blijven. Dit is ook gebaseerd op de ervaringen van
vorig jaar, waarbij het grootste deel van de SepH-projecten niet is uitgevoerd. Dit vanwege
de tijd die gemeenten al kwijt waren met de Pilot RUD en het reguliere werk.
Bij de selectie van projecten is de gezamenlijke risico-analyse als uitgangspunt gehanteerd.
Vervolgens zijn in willekeurige volgorde de volgende uitgangspunten als leidraad
gehanteerd:
 projecten dienen in 2012 te kunnen worden uitgevoerd en afgerond;
 het onderwerp c.q. probleem dient regionaal aan de orde te zijn;
 belangstelling vanuit gemeenten en andere instanties;
 aansluiting bij de projecten van het SepH bij de RUD in uitvoering;
 landelijke prioriteiten;
 voor elk taakveld dan wel een combinatie van taakvelden minimaal één project;
 verwachte bijdrage aan de (strategische) doelstellingen.
Op basis van het bovenstaande zijn de volgende projecten opgenomen in dit HUP. Daarbij
wordt opgemerkt dat overige projecten gemeenten naar behoefte zelf zullen toevoegen in het
lokale HUP.
Bouw- en Sloopafval, in het bijzonder asbest/vervolgproject ketenhandhaving asbest
Met betrekking tot asbest speelt de volgende problematiek:
 naleefgedrag Branche / overtreding asbestregelgeving door (gecertificeerde)
bedrijven;
 freeriders;
 onvoldoende uitvoering gemeentelijke asbesttaak, vooral toezicht.
In dit kader heeft eerder een project gedraaid, waaruit het WAS Overijssel is ontstaan
(Werkdocument Asbestsloop Overijssel, voor toezichthouders en handhavers). Een
ander project dat al gedraaid heeft is de ketenhandhaving Asbest (RUD-pilot) met als
resultaat: Inzicht in mogelijke regionale samenwerkingsvormen; in noodzakelijke en
beschikbare capaciteit en deskundigheid en prioriteitstelling bij partners; en twee, op
papier uitgewerkte, praktijkcasussen van ketenhandhaving Asbest.
Dit krijgt nu een vervolg.
Doelstellingen
 de haalbaarheid van het netwerkmodel voor ketentoezicht Asbest in de praktijk te
toetsen;
 resultaten als input voor verdere realisatie van de RUD
Dit is een project, waarbij het SepH een trekkersrol vervult. SepH inventariseert
deelnemers en in dit kader zal een projectgroep worden gevormd. De start zal in de
eerste helft van 2012 plaatshebben.
23
Concernaanpak tankstations
Binnen Overijssel is geconstateerd dat het naleefgedrag van bepaalde ketens
tankstations stations te wensen overlaat. Hierbij is een beeld ontstaan dat het
management van de koepelorganisatie zeer bekwaam is in het uitspelen van bevoegde
gezagen. Om dit te doorbreken, is het zinvol om dit concern eenduidig en gecoördineerd
aan te pakken. Door hierbij met een klein team te werken, stimuleer je eenduidigheid en
geef je de ondernemer geen ruimte om overheden tegen elkaar uit te spelen.
Doelstellingen
 concern leeft regelgeving beter na;
 concern kan overheden niet meer tegen elkaar uitspelen;
 model kan ook worden toegepast op andere ketens.
Voor dit project zal een werkgroep worden geformeerd.
Eindejaarscontroles vuurwerk
Op 29, 30 en 31 december vindt normaal gesproken de verkoop van vuurwerk aan
particulieren plaats; in verband met het feit dat 31 december op een zondag valt, zal dat
in 2012 op 28, 29 en 30 december zijn. Tijdens die dagen worden de verkooppunten
gecontroleerd op de naleving van de regels uit het Vuurwerkbesluit. In 2008, 2009 en
2010 zijn in IJsselland uitstekende ervaringen opgedaan met controles op bovenlokaal
niveau. De te controleren verkooppunten werden verdeeld over een pool van
toezichthouders, waarvan er per controledag 4 personen actief zijn. Deze
toezichthouders zijn aangewezen om in andere gemeenten hun werk te kunnen doen. .
Naast het taakveld milieu, zal ook het taakveld brandveiligheid trachten bij dit project
aansluiting zoeken.
Doelstellingen
 verhogen kwaliteit, efficiency en uniformiteit controles
Dit is een jaarlijks terugkerend project. SepH fungeert hier een trekkersrol en organiseert
een startbijeenkomst. Dit vindt plaats in het derde kwartaal van 2012.
Brandveiligheid zorginstellingen
In december 2011 heeft de VROM-inspectie het rapport ‘Brandveiligheid van
zorginstellingen’ aangeboden aan de Tweede Kamer. In het rapport wordt o.a.
geconcludeerd dat bij ruim 30% van de zorginstellingen sprake is van ernstige
bouwkundige tekortkomingen ten aanzien van de brandveiligheid. Uit onderzoek blijkt dat
bij veel instellingen de (sub)brand- en rookcompartimentering onvoldoende is, dat bij
brand kan leiden tot een snellere verspreiding van rook en vuur.
In de lijn van de aanbeveling die VROM doet richting gemeenten, zijnde kwalitatief en
kwantitatief meer toezien op brandveiligheid bij zorginstellingen, gaat Brandweer Twente
dit als project in relatie tot de RUD-Twente in 2012 oppakken.
Om te voldoen aan de kaders (o.a. uitvoering / afronding 2012) zal dit project qua aantal
bouwwerken, verdeeld over de 14 Twentse gemeenten, afgebakend worden.
De te controleren bouwwerken (op basis van criteria aangemerkt, minimaal 25 stuks) te
laten controleren door 3 koppels, middels een uniform te hanteren Twents
controledocument.
24
Doelstellingen
 Verhogen kwaliteit, efficiency en uniformiteit controles;
 Verhogen samenwerking gemeentelijke afdeling bouwhandhaving;
Netwerken
Naast bovengenoemde projecten zijn twee netwerken die (ook) in 2012 actief zullen zijn.
Deze netwerken worden door het SepH ondersteund. Het betreft de volgende netwerken:
 trekkersnetwerk Bodemkwaliteit Overijssel;
 kennisnetwerk Bouwen.
25
5.
Lokaal HUP gemeente X
In dit hoofdstuk is ruimte voor het lokale gedeelte van het HUP. Dit is bedoeld om ook lokaal
kleur te kunnen geven aan de inzet van toezicht en handhaving. Het is een aanvulling op het
regionale programma. Hierin wordt kort teruggeblikt wordt op het HUP van gemeente X van
2011. Vervolgens worden aanvullende of afwijkende prioriteiten en doelstellingen genoemd,
specifiek voor gemeente X in 2012.
5.1 Terugblik 2011
5.2 Doelstellingen en prioriteiten 2012
De prioriteiten voor 2012 zijn in het regionale uitvoeringsprogramma gebaseerd op de risicoanalyse en landelijke prioriteiten. De hoogste risico’s hebben derhalve ook regionaal de
hoogste prioriteit gekregen. In bijlage X zijn de uitkomsten van de risico-analyse van
gemeente X opgenomen.
Aanvullend worden ook op lokaal niveau prioriteiten gesteld.
Hieronder worden per taakveld de lokale prioriteiten gesteld, aanvullend op de prioriteiten
zoals deze worden gesteld in het regionale handhavingsuitvoeringsprogramma.
5.3 Capaciteit 2012
5.4 Programma 2012
Milieu
Bouwen
Brandveilig gebruik
Bodem
APV
Etc.
26
Bijlage 1: Lijst met afkortingen
AMvB
APV
BAG
Barim
Bems
Bevi
Bgtb
Bl
Bmb
Boa
Bor
EVOA
HUP
I&M
IPPC
LOM
Lotv
MKB
Mor
Nbw
NCW
OESO
OM
P & C Cyclus
RUD
SepH
TBO
VNG
VNO
VROM
nVWA
Wabo
WKO
Wm
: Algemene Maatregel van Bestuur
: Algemene Plaatselijke Verordening
: Basisregistraties Adressen en Gebouwen
: Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
: Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties
: Besluit externe veiligheid inrichtingen
: Besluit glastuinbouw
: Besluit landbouw
: Besluit mestbassins milieubeheer
: Buitengewoon opsporingsambtenaar
: Besluit omgevingsrecht
: Europese verordening inzake internationale afvaltransporten
: Handhavingsuitvoeringsprogramma
: (ministerie van) Infrastructuur en Milieu (voormalig VROM)
: Integrated Pollution Prevention and Control (in Nederland GPBV)
: Landelijk Overleg Milieuhandhaving
: Lozingenbesluit open teelt en veehouderij
: Midden- en Kleinbedrijf
: Ministeriele regeling omgevingsrecht
: Natuurbeschermingswet
: Nederlands Christelijk Werkgeversverbond
: Organisatie voor Economische Ontwikkeling en Samenwerking
: Openbaar Ministerie
: Planning & Control Cyclus
: Regionale uitvoeringsdienst
: Servicepunt handhaving Overijssel
: Trekkersnetwerk Bodemkwaliteit Overijssel
: Vereniging van Nederlandse Gemeenten
: Verbond Nederlandse Ondernemingen
: (ministerie van) Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer
: nieuwe Voedsel- en Warenautoriteiten
: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
: Warmte koude opslagsystemen
: Wet milieubeheer
27
Bijlage 2: Voorlopig vastgestelde risico-analyse
Milieudeel.
Klasse
Opmaak
Van
tot en met
I
ZEER GROOT RISICO
54
66,0
punten
II
GROOT RISICO
40
53,0
punten
III
BEPERKT RISICO
27
39,0
punten
IV
KLEIN RISICO
13
26,0
punten
V
ZEER KLEIN RISICO
0
12,0
punten
Code
Beschrijving
Effecten
Naleving
Totaal
Klasse
Aantallen
WM01
Zware industrie (o.a. IPPC)
9,1
6,9
62,4
I
0
WM05
Bevi-inrichtingen
8,5
5,8
49,5
II
0
WM02
LPG
8,1
5,1
41,7
II
0
WM06
Zwembaden met opslag gevaarlijke stoffen
6,3
6,1
38,9
III
0
WM07
Vuurwerk opslag/verkoop
7,7
4,9
37,6
III
0
WM03
Opslag gevaarlijke stoffen < 5000 kg
6,4
5,6
35,8
III
0
WM33
Opslag gevaarlijke stoffen > 5000 kg
6,4
5,6
35,8
III
0
WM08
Agrarisch (IPPC, Opslag gevaarlijke stoffen,
chemische luchtwasser)
4,8
6,9
33,0
III
0
WM04
Opslag-, be-, verwerken en/of overslaan van
afvalstoffen < 1000 m3
4,8
6,2
30,0
III
0
WM09
Tankstations
4,1
6,7
27,6
III
0
WM12
Metaalindustrie
4,1
6,1
24,9
IV
0
WM13
Transportbedrijven
3,7
6,1
22,6
IV
0
WM15
Campings en verblijfsrecreatie (>20
verplijfplaatsen)
3,6
6,2
22,4
IV
0
WM10
Bouw- en houtbedrijven
3,6
6,0
21,7
IV
0
WM18
Herstelinrichting motorvoertuigen en
mechanisatiebedrijven
3,6
5,9
21,4
IV
0
WM14
Loon- en grondverzetbedrijven
3,4
6,2
21,1
IV
0
WM16
Opslag gassen (>115 liter)
3,9
5,4
20,8
IV
0
WM23
Detailhandel en opslag gevaarlijke stoffen
3,7
5,7
20,7
IV
0
WM24
Detailhandel
3,6
5,6
19,8
IV
0
WM19
Horeca
3,3
5,8
19,2
IV
0
WM11
Installatiebedrijven
3,2
5,9
18,8
IV
0
WM17
Overig agrarisch
3,3
5,5
18,4
IV
0
WM20
Groothandel
2,8
5,6
15,6
IV
0
WM22
Grafische industrie
2,8
5,6
15,6
IV
0
WM32
Campings en verblijfrecreatie (<20
verblijfplaatsen)
2,6
5,6
14,4
IV
0
WM30
Ditributie gas, electra en water
2,8
5,0
14,1
IV
0
WM26
Maatschappelijke dienstverlening
2,4
5,7
13,3
IV
0
WM21
Rioolgemalen en IBA's
2,5
5,3
13,2
IV
0
WM31
Autowasinstallatie
2,5
5,1
12,7
IV
0
28
WM25
Sport- en recreatie
2,3
5,4
12,2
IV
0
WM27
Zakelijke dienstverlening
2,0
4,9
9,6
V
0
WM28
Zorg incl. tandartsen
2,0
4,9
9,6
V
0
WM29
Akker bos- en tuinbouw
1,9
4,7
8,8
V
0
Bouwdeel.
Code
BWT01
Beschrijving
Klasse
Sloop met asbest
BWT02
Publiek Cat 3 >1.000.000
BWT03
Wonen Cat 3 >1.000.000
BWT04
Bedrijf Cat 3 >1.000.000
BWT05
Publiek Cat 2 100.000-1.000.000
BWT06
BWT07
BWT08
BWT09
BWT10
BWT11
BWT12
Aantallen
I
I
0
I
0
II
III
0
0
III
0
Bedrijf Cat 2 100.000-1.000.000
Publiek Cat 1 <100.000
III
0
IV
0
Wonen Cat 1 <100.000
IV
0
Bedrijf Cat 1 <100.000
IV
0
Overig Cat 1, 2 en 3
V
0
Sloop
V
0
Wonen Cat 2 100.000-1.000.000
Aantal
controle
vlgs ITP
uur/controle
totaal
2
1,5
0
30
2
0
30
2
0
30
2
0
8
2
0
8
2
0
8
2
0
1
1,5
0
1
1,5
0
1
1,5
0
0
1
1
Totaal
Wat zit in de basisuren :
Voorbereiding bezoek
Reistijd
Invullen toezichtprotocol
Archiveren toezichtprotocol
{excl. aanschrijving en
handhaving}
29
0
0
Bijlage 3: Oordeel regisseur professionalisering handhaving.
Hieronder staat het oordeel van de regisseur professionalisering handhaving
omgevingswetten m.b.t. de HUP’s 2012.
In 2011 hebben een aantal Twentse gemeenten in het kader van de RUD-ontwikkelingen een
gezamenlijk handhavingsuitvoeringsprogramma (regionale HUP) geschreven. Elke deelnemende
gemeente heeft dat aangevuld met een lokaal deel. Als handhavingsregisseur van de provincie
Overijssel is mij gevraagd een algemeen oordeel te geven over de kwaliteit van de HUP’s over 2011.
Het is goed om te constateren dat de Twentse gemeenten veel energie en tijd steken in de
samenwerking in een gezamenlijke programmering. Dat is een prima voorbereiding richting de RUD’s.
Er zijn verschillen in de kwaliteit van de beleidscyclus per gemeente. Over 2011 is t.o.v. 2010 nog
steeds, logischerwijs, een wisselend beeld te zien omdat o.a. de organisatiestructuur, de middelen en
doelstellingen per g emeente erg verschillend zijn. Daar liggen echter ook kansen om elkaar te
versterken.
Met betrekking tot het regionale HUP over 2011 kan ik wel enige algemene opmerkingen maken. Een
deel van mijn opmerkingen zullen herkenbaar zijn uit het beeld over 2010. Dat heeft vooral te maken
met het feit dat het gezamenlijk opstellen van een regionaal programma veel afstemming vraagt.
Daarnaast vraagt het tijd voor het doorvoeren van veranderingen bij de deelnemende gemeenten. Het
is een goede start voor de toekomstige samenwerking in de RUD’s.
Algemeen kan gezegd worden dat de doelstellingen ‘smarter’ kunnen worden geformuleerd en waar
mogelijk met indicatoren. De gemeenten zijn goed in staat om de programmering mondeling toe te
lichten, maar is op schrift niet altijd helder genoeg. In de praktijk worden regelmatig, begrijpelijke en
vanuit de pragmatische aanpak, keuzes gemaakt die echter bij het bestuur liggen. Wees daar alert op.
Gemeenten doen er verstandig aan om duidelijk te zijn in wat wel wordt gedaan en vooral wat niet
wordt gedaan in relatie tot de beschikbare middelen.
Van belang is dat er gewerkt wordt met/aan een heldere, actuele risico-analyse en waarmee de
doelstellingen meer SMART gemaakt worden. Waar mogelijk met indicatoren. In begin 2012 zal ik een
aantal gemeenten benaderen om dit verder te bespreken.
Sommige gemeenten hebben hun beleidscyclus en uitvoeringsprogramma 2011 op orde terwijl
anderen nog verbeterpunten hebben. (Denk daarbij vooral aan een Wabo-breed pakket, risico-analyse
koppelen aan heldere doelstellingen met indicatoren). In het algemeen geldt wel dat er vooruitgang is
geboekt en dat de onderlinge samenwerking tot een verbetering en verduidelijking van de
programmering heeft geleid.
Mijn terugkerende opmerking dat je vooral moet laten zien wat je wel en niet kan doen én het
benoemen van indicatoren is van groot belang. Dit is vooral van belang vanwege de blijvende druk op
de gemeentelijke budgetten/begroting en de ontwikkeling naar RUD’s. Stel duidelijke prioriteiten met
daaraan gekoppelde doelstellingen die “SMART” zijn geformuleerd.
De programmering wordt ook leesbaarder voor het bestuur en de samenleving door de prioriteiten en
doelstellingen beter te linken aan gewenste of juist ongewenste maatschappelijke effecten. Laat zien
wat jullie activiteiten kan beteken voor de samenleving.
De plaats van het HUP in het kwaliteitssysteem kan in de meeste gemeenten beter worden geborgd.
Dat wil zeggen dat er ook daadwerkelijk sprake moet zijn van een cyclus, die begint met het opstellen
van het beleid en dat deze cyclus via de uitvoering uiteindelijk leidt tot het bijstellen van het beleid. Er
zou ook beter onderscheid gemaakt kunnen worden tussen het monitoren en evalueren van
doelstellingen. Ook de horizontale verantwoording zou beter ingericht kunnen worden.
30
Wat mij is opgevallen dat er in enkele gevallen naast het regionale HUP er minder aandacht is
besteed aan het lokale deel. Sinds de komst van de Wabo dient de programmering breder te zijn dan
alleen het milieudeel. Het milieudeel van het WABO-brede takenpakket is wel aanwezig. Een volledig
heldere Wabo-brede programmering is niet in alle gevallen herkenbaar.
Over het algemeen kunnen de resultaten van de risico-analyse duidelijker worden vertaald in het HUP,
zodat deze ook bepalend zijn voor de prioritering. Als er een regionaal HUP geschreven wordt, is het
gebruik van een gezamenlijke risico-analyse met eenzelfde methodiek aan te bevelen. Zodoende
kunnen ook de lokale verschillen tussen gemeenten bekeken worden. Daaruit zou vervolgens
aangegeven kunnen worden hoe lokale tekorten in tijd/formatie eventueel kunnen worden opgelost. Ik
weet dat jullie daar in Netwerk-verband ook een project over hebben lopen.
31
Download