focus Klein kind, grote kwaal Onderzoek bijwerkingen chemokuur Frisse start na kanker Kinderen overleven kanker steeds vaker. Na afronding van de chemokuur willen ze fris verder. Kinderfysiotherapeut Annelies Hartman onderzocht de bijwerkingen van een veelgebruikt bestanddeel, vincristine, op de motoriek. D e over­levingskansen van de kinderen met kanker zijn de laatste decennia sterk gestegen. Onderzoekers schrijven dat succes deels toe aan de verbeterde bestanddelen van chemokuren (cytostatica). De overwinning is nog jong. De eerste generatie kinderen die kanker heeft overleefd, is hooguit dertig. Veel ex-patiënten van Erasmus MC-Sophia komen nog geregeld terug in ‘hun’ kinderziekenhuis. Dat is voor henzelf van belang, maar ook helpen zij behandelaars in Rotterdam de langetermijneffecten van de behandeling van kanker in kaart te brengen. Andere kinderen profiteren hier weer van. Weer ‘gewoon’ zijn Als de chemokuur aangeslagen is en achter de rug, gaat iedereen graag over tot de orde van de dag. Vanaf nu: fris verder. Kinderen misschien nog wel het meest. Die willen dolgraag ‘gewoon’ zijn, net als iedereen. En dat lukt: hun haar keert terug, ze kunnen weer beter fietsen, keren terug naar school. Maar een heftige behandeling als chemotherapie, die gebaseerd is op giftige stoffen tegen de kankercellen, kent naweeën. Tast zenuwbanen aan Dr. Hartman onderzocht de motoriek van kinderen die met vincristine behandeld zijn. Het gaat hier om schoolpleinvaardigheden als rennen, springen, bukken en hinkelen. Het onderzoek bevatte een test met spelopdrachten voor de handen, gooien en vangen en 28 evenwichtsoefeningen. Inderdaad, bevestigt ze, blijken de motorische prestaties van deze kinderen lager dan het gemiddelde niveau. Opmerkelijk is dat zij geen verband vond met hoe veel of hoe lang vincristine is voorgeschreven. Terwijl je zou verwachten: hoe meer toxische stof, des te erger de aantasting. Lag de mate van last dan aan de corticosteroïden die deze kinderen ook vaak kregen? Nee, daarmee bestond evenmin verband. Ligt het toch aan de genen? De achteruitgang van de motoriek van kinderen met kanker houdt geen verband met de doses vincristine of corticosteroïden die ze ooit kregen (zie artikel). Zou het dan aan de genen kunnen liggen? Ieder mens reageert immers anders op medicatie. Dr. Hartman liet van drie genetische variaties die deze kinderen kunnen hebben (polymorfismen) uitzoeken of die invloed hadden. De uitkomst was dat er geen verband bestaat tussen het niveau van de motoriek en deze drie genen (voor de liefhebbers: het gaat om CYP3A5, MDR-1, MAPT). Toch lijkt dit het onderzoek van de toekomst. Door de genetische gevoeligheid per kind of volwassene in kaart te brengen, kunnen artsen een persoonlijke behandeling opstellen. mei / juni 2009 • Monitor Tekst Joop van de Leemput | Beeld Levien Willemse Yoshi Moossdorf uit Den Haag uit Den Haag behoort tot de eerste generatie kinderen die kanker heeft overleefd Monitor • mei / juni 2009 29 focus Klein kind, grote kwaal Ouders en leerkrachten signaleren nogal eens dat het handschrift verslechtert van kinderen die vincristine krijgen. Hun handschrift wordt moeilijk leesbaar en oogt rommeliger en onvast. Dr. Hartman liet kinderen uit groepen 4 en 5 die wel en die nooit vincristine hebben gehad schrijfopdrachten uitvoeren. Dat lukte haar dankzij medewerking van basisscholen in Kapelle, Etten-Leur en Spijkenisse. De teksten zijn beoordeeld door een onderzoeker die steeds niet wist of een kind vincristine had gehad. Wat bleek? Er bestaat geen verschil in schrijfsnelheid of schrijfkwaliteit. Dit sluit niet uit dat een individueel kind minder goed is gaan schrijven, nuanceert ze. Maar de ‘chemogroep’ als geheel schrijft beslist niet slordiger. Andere manier van lopen Kinderen die een chemokuur met vincristine hebben gehad, gaan vaak anders lopen. Een op de drie kinderen had onvoldoende mobiliteit in de enkels en liep daardoor een risico op spitsvoeten (op de tenen lopen). Andere kinderen lopen en staan met de voeten opvallend ver uit elkaar geplaatst. Wat hiervan het effect is op rennen en langere afstanden lopen, moet verder worden uitgezocht. Speelse oefeningen Slimme truc: hondje cadeau Dat fysiotherapie tijdens en na de chemokuur niet helpt bepaalde bijwerkingen te voorkomen, betekent nog niet dat bewegen zinloos is. Beweging is onder meer goed voor de botten en spieren, maar ook voor het vasthouden van het niveau dat een kind heeft. Maar intensief trainen als reactie op lichamelijke achteruitgang, is niet verstandig, stelt dr. Annelies Hartman: “Deze kinderen hebben, net als iedereen, een bepaalde hoeveelheid energie tot hun beschikking. Een deel hebben ze nodig voor school. En een ander deel voor verwerking van de chemotherapie. Trainen om kracht te herwinnen is goed, rigide daarop de nadruk leggen niet. Een kind hele­ maal ontzien, om het lichamelijk te sparen, trouwens evenmin. Ik adviseer ouders vaak: onderneem al bewegend iets leuks met je kind, besteed de tijd daar liever aan. Ouders vullen dat slim in. Een ex-patiëntje wilde dolgraag een hondje en kreeg dat, op de voorwaarde dat hij het drie keer per dag zou uitlaten. Zo bleef deze jongen in beweging. Niet dat iedereen nu een hond moet gaan kopen, hoor.” Dr. Hartman, die in Londen en Rotterdam als fysiotherapeut dertig jaar ervaring heeft opgedaan, zocht uit of oefeningen kunnen helpen bij de bestrijding van krachtvermindering in de armen en benen, achteruitgang van de enkelmobiliteit en verslechtering van de botdichtheid. Ze vroeg 25 kinderen met leukemie wekelijks allerlei speelse oefeningen te verrichten, zolang de behandeling duurde, twee jaar lang. Deze spelletjes waren gericht op behoud van de motoriek, enkelmobiliteit en botdichtheid tijdens de chemokuur. Een even grote groep kinderen deed ter vergelijking geen oefeningen. Hielp het oefenprogramma? Nee. Jammer, maar een eerlijk antwoord. Al moet worden gezegd dat veel kinderen het programma niet volhielden. Begrijpelijk, want twee jaar oefenen, is lang. Ze hebben een nintendo! Het goede nieuws komt niet uit het onderzoek, maar baseert dr. Hartman op haar praktijkervaring: “Als ik jongeren spreek, zijn ze grotendeels vergeten wat er allemaal is gebeurd. Ze waren tijdens de chemokuur nog zo jong. Soms herinneren ze zich grappige details, zoals: ‘Er was zo veel leuk speelgoed in dat ziekenhuis, zelfs een nintendo!’ De ruggenprik was blijkbaar heel naar, die herinneren ze zich meestal wel. Voor de ouders is de behandeling ook zwaar, misschien zelfs wel traumatischer. Die hebben het allemaal bewust meegemaakt en zijn niets vergeten.” Proefschrift ‘Motorisch prestatieniveau na chemotherapie voor kanker op de kinderleeftijd.’ Dr. Annelies Hartman. 30 mei / juni 2009 • Monitor