Hoe sportief ben jij? Inleiding: Verdeling van de opdrachten Omdat niet iedereen tegelijk met dezelfde opdracht bezig kan zijn wordt je verdeeld in groepjes van 2. Van je docent krijg je te horen met welke opdracht je begint. Vervolgens kijk je steeds welke materialen niet gebruikt worden. Hier zoek je dan de volgende opdracht bij. LET OP! Het is heel belangrijk dat je goed leest wat je moet doen en precies uitvoert wat er in de opdracht staat, anders lukt het je niet de opdrachten op tijd af te krijgen! Houd je ook aan de tijdsplanning anders kunnen andere groepjes ook niet verder omdat ze moeten wachten op de materialen die jij gebruikt hebt. Heb je een opdracht niet op tijd af, ga dan toch verder met de volgende opdracht. Testen van hart, longen en bloedsomloop 2 Hoe sportief ben jij? Inhoudsopgave Onderwerp Bladzijde Inleiding: Verdeling van de opdrachten 2 Deel 1: Meet je vitale capaciteit 4 Deel 2: Meet de ademhalingsfrequentie 5 Deel 3: Meet de bloeddruk 6 Deel 4: Meet de polsslag 7 Deel 5: Meten met de hartslagmeter 8 Deel 6: Meten met de handkrachtmeter 10 Deel 7: Maken van vragen 11 Testen van hart, longen en bloedsomloop 3 Hoe sportief ben jij? Deel 1: Meet je vitale capaciteit (10 min.) De vitale capaciteit is de maximale hoeveelheid lucht die je na een diepe inademing in 1x kunt uitademen. De vitale capaciteit is afhankelijk van je leeftijd, je lengte en je geslacht 1. Pak de spirometer. Deze ziet er als volgt uit: Mondstukjes Spirometer 2. Zet de meter op 0 en doe er een schoon mondstukje op. De meter zet je op 0 door aan de grijze ring te draaien. 3. Haal diep adem zonder dat je de spirometer in je mond hebt. 4. Adem nu diep uit door de spirometer. Let op! Houd je handen niet voor de openingen in de meter, dan kan de uitgeademde lucht niet weg. 5. Lees de spirometer af. Mijn vitale capaciteit is:……………………………………ml 6. De vitale capaciteit is ook afhankelijk van je lengte. Ik ben ongeveer……………………………………………meter lang Testen van hart, longen en bloedsomloop 4 Hoe sportief ben jij? Deel 2: Meet de ademhalingsfrequentie (15 min.) De ademhalingsfrequentie is het aantal ademhalingen per minuut. 1. Pak een stopwatch en ga rustig zitten. 2. Leg 1 hand op je borstkas en start de stopwatch. De stopwatch laat je lopen tot je alle onderdelen van deze opdracht gedaan hebt. 3. Tel nu 1 minuut lang je ademhalingen. In 1 minuut haal ik ………………………………………keer adem 4. Start de stopwatch en ren nu 1 minuut lang op je plaats. LET OP! De stopwatch blijft door lopen. Deze zet je bij deze opdracht niet stil. Tel als de stopwatch op 1 minuut staat direct 20 seconden lang al je ademhalingen (A) en schrijf dit getal hieronder bij A op. Als de stopwatch op 2 minuten staat tel dan weer 20 seconden lang het aantal ademhalingen (B). Schrijf dit hieronder bij B op. A: Aantal ademhalingen in 20 seconden is ………… direct na het rennen B: Aantal ademhalingen in 20 seconden is………….1 minuut na het rennen 5. Stop de tijdmeting met de start/stop knop (grote rode knop) Zet de stopwatch daarna weer op 0 door beide rode knoppen tegelijk in te drukken voor de stopwatch met het zakje eraan. Bij de andere stopwatch druk je op de zwarte resetknop. Testen van hart, longen en bloedsomloop 5 Hoe sportief ben jij? Deel 3: Meet je bloeddruk (15 min.) Wat is bloeddruk eigenlijk? Ongeveer 60 tot 80 keer per minuut trekt de hartspier samen, hierdoor wordt bloed continu door de bloedvaten gepompt. De bloeddruk is de kracht waarmee het bloed tegen de wanden van de bloedvaten drukt. Wanneer het hart samentrekt wordt de druk op de vaatwanden hoger. Dit wordt bovendruk of systolische bloeddruk genoemd. Tussen twee slagen ontspant de hartspier en neemt de druk weer af. Deze druk heet onderdruk of diastolische bloeddruk. Je kunt de bloeddruk alleen meten als je ondertussen niet beweegt! Je gaat werken met de bovenstaande bloeddrukmeter. Deze meter werkt als volgt: 1. Als de bloeddruk meter in een zakje zit, haal je deze er uit. 2. Doe de bloeddrukmeter om je linker bovenarm, zoals aangegeven op de rechter afbeelding. LET OP! Het slangetje moet langs de binnenkant van de arm lopen. 3. Druk op de aan/uit knop. Ga pas verder met punt 4 als in het scherm 0 en het hartsymbool staan. 4. Knijp in de ballon tot je in het scherm ongeveer 170 mmHg (max. 180 mmHg) ziet staan. 5. Blijf rustig zitten tot op het scherm 3 getallen verschijnen: bovendruk (SYS), onderdruk (DIA) en hartslag (PULSE). 6. Na afloop van de meting noteer je de uitslagen. Zittend: - De bovendruk is: ….…………………………………….……..… - De onderdruk is: ……………………………………….………… 7. Meet de bloeddruk daarna ook liggend en staand. Om de bloeddruk liggend te meten kun je een matje gebruiken. Liggend: - De bovendruk is:………………………………………………..…. - De onderdruk is:………………………………………………....… Staand: - De bovendruk is: …………………………………………….……. - De onderdruk is: ……………………………………..……………. Testen van hart, longen en bloedsomloop 6 Hoe sportief ben jij? Deel 4: Meet de polsslag (15 min.) De polsslag is de hartslag zoals je die voelt in je pols. Iedere keer dat je de polsslag voelt in je pols heeft het hart 1x geslagen. Dus door de polsslag te tellen weet je ook wat je hartslag is. 1. Pak een stopwatch en ga rustig zitten. 2. Leg je wijsvinger en middelvinger aan de onderkant van de pols zoals in het plaatje hieronder. 3. Als je de polsslag goed voelt kun je de stopwatch starten. 4. Tel 20 seconden lang het aantal polsslagen. Zet het aantal in de tabel hieronder. Polsslag op dit moment Zittend Na rustig lopen Na rennen op de plek 0.30 minuten na het rennen 1.00 minuut na het rennen 1.30 minuten na het rennen 2.00 minuten na het rennen 2.30 minuten na het rennen 3.00 minuten na het rennen 3.30 minuten na het rennen Polsslagen in 20 seconden 5. Zet de stopwatch weer op 0 door de beide rode knoppen tegelijk in te drukken (voor de stopwatch in het zakje) of op reset te drukken (voor de andere stopwatch). 6. Start de stopwatch opnieuw en loop nu rustig door het lokaal. Meet na 1 minuut weer 20 seconden lang de hartslag. DE STOPWATCH BLIJFT DUS AAN! Noteer deze weer in de tabel hierboven. Zet vervolgens de stopwatch weer op 0. 7. Start de stopwatch opnieuw en ren gedurende één minuut ter plaatse (knieën hoog heffen, tot op heuphoogte) met een ritme van twee keer per seconde heen en weer (rechts-links). STOP DE STOPWATCH NU NIET MEER! Bepaal direct weer hoe vaak je de polsslag voelt in 20 seconden. Laat dit opschrijven in de tabel. 8. Wacht 10 seconden en meet weer, vul zo de hele tabel in. Let op! Je hoeft maar 1x te rennen! Testen van hart, longen en bloedsomloop 7 Hoe sportief ben jij? Deel 5: Meten met de hartslagmeter (20 min.) De hartslagmeter wordt gebruikt voor het meten van je hartslagfrequentie. Deze hartslagmeter is zo gemaakt dat deze gedurende een langere tijd je hartslag kan meten. Als twee of meer personen uit de groep een hartslagmeter om hebben, zorg er dan voor dat deze personen minimaal een meter uit elkaar blijven lopen anders werkt de hartslagmeter niet. Hartslagfrequentie = hartritme = hartslag De hartslagfrequentie is de snelheid waarmee het hart samentrekt. Deze snelheid is afhankelijk van de lichaamsgrootte. Bij pasgeboren baby’s gebeurt dit ongeveer 130 keer per minuut, bij volwassen in rust ongeveer 70 keer per minuut. Door inspanning of bijvoorbeeld de invloed van hormonen kan het hart sneller gaan samentrekken. Je hartslag wordt hoger. De hartslagmeter bestaat uit verschillende onderdelen: - De borstband - Het horloge Om de hartslag te kunnen meten, moet je de borstband omdoen. Hierbij mag je gaan zitten. 1. Bevestig een uiteinde van de borstband aan het elastische bandje (plaatje 1) 2. Stel de lengte van het elastische bandje zo in dat de borstband strak maar comfortabel zit. Doe de borstband om uw borst, net onder de borstspieren en bevestig het elastische bandje aan de borstband. (plaatje 2) 3. Trek de borstband iets van de borst af en maak de twee geribbelde delen dia aan de binnenkant zitten vochtig (plaatje 3) 4. Zorg ervoor dat de vochtige elektrodeplaten dicht tegen de huid liggen en dat het logo rechtop in het midden zit (plaatje 4) 5. Doe het horloge om je pols. Testen van hart, longen en bloedsomloop 8 Hoe sportief ben jij? 6. Druk 2x op de start/stopknop onder het schermpje (plaatje hieronder) en de meting start automatisch. Noteer de hartslag in rust (als je zit), maar zet de meter niet stop. Hartslag Alarm aan/uit Start/Stop Mijn hartslag is in rust:……………………………………………..slagen/minuut 7. Doe in 45 seconden snel 30 diepe kniebuigingen. Houd je hierbij met gestrekte armen vast aan de rand van een tafel. De rug blijft recht, en de voeten moeten plat op de grond blijven. Noteer direct hierna de hartslag weer. Mijn hartslag na 30 snelle kniebuigingen:………………....slagen/minuut 8. 1 minuut na beëindigen van de kniebuigingen meet je opnieuw de hartslag. Mijn hartslag is 1 minuut later:…………………………………slagen/minuut 9. Maak na gebruik de borstband en het bandje van het horloge goed schoon (alleen water gebruiken) en droog. Testen van hart, longen en bloedsomloop 9 Hoe sportief ben jij? Deel 6: Meten met de handkrachtmeter (5 minuten) De handkrachtmeter wordt gebruikt voor het meten van de grijpkracht (in kg). Met behulp van deze meter kan op redelijk betrouwbare wijze de kracht van de meest belangrijke spiergroepen van de hand worden gemeten. Er is een bewezen, sterke samenhang tussen de grijpkracht (=handknijpkracht) en de algemene kracht van andere grote spiergroepen in het lichaam. Start On/set Instelknop Je gaat werken met bovenstaande krachtmeter. Deze meter werkt als volgt: 1. Zet de meter aan door op start te drukken. 2. Knijp vervolgens zo hard mogelijk met de rechterhand in de meter. 3. 4. 5. 6. Krijg je de handen niet om de meter, dan kun je de positie van het handvat veranderen, door de instelknop naar links of naar rechts te draaien. Draai je naar rechts, dan gaat het handvat omhoog. Draai je naar links, dan gaat het handvat omlaag. Noteer het getal dat op de meter verschijnt in de tabel hieronder. Meet nu de knijpkracht in je linkerhand. Noteer ook nu het resultaat in de tabel. Na 20 seconden gaat de meter vanzelf uit. Je kunt de meter ook zelf uitzetten door 3 seconden op ON/SET te drukken. Grijpkracht rechts (kg) Testen van hart, longen en bloedsomloop Grijpkracht links (kg) 10 Hoe sportief ben jij? Deel 7: Maken van vragen (1 lesuur) Vragen bij deel 1 1. Vergelijk jouw vitale capaciteit met de tabel hieronder. TABEL: Vitale capaciteit, de gemiddelde waarden per leeftijd. Leeftijd 11 12 13 14 15 16 17 18 Man 2200 2540 2900 3250 3600 3900 4100 4200 Vrouw 1950 2150 2350 2480 2700 2700 2750 2800 Is jouw vitale capaciteit hoger/lager/(ongeveer) hetzelfde als de gemiddelde waarde voor jouw leeftijd? Mijn vitale capaciteit is:………………………...dan gemiddeld 2. Vergelijk jouw lengte met de juiste grafiek hieronder (dus jongens of meisjes) Testen van hart, longen en bloedsomloop 11 Hoe sportief ben jij? Ben jij groter, kleiner of heb je een gemiddelde lengte? Ik ben…………………………………………………………………………. 3. Sport je veel (bijna elke dag), soms (1-2 x per week), weinig (minder dan 1x per week) of nooit? Ik sport……………………………………………………………… 4. Je vitale capaciteit is afhankelijk van je lengte, je leeftijd en van hoeveel je sport. Hoe groter je bent of hoe vaker je sport hoe groter meestal je vitale capaciteit is. Sport je weinig of ben je erg klein voor je leeftijd dan is je vitale capaciteit meestal lager dan gemiddeld. Klopt dat voor jou ook? Ja / nee, want ................................................................ …………………………………................................................... Testen van hart, longen en bloedsomloop 12 Hoe sportief ben jij? Vragen bij deel 2 1. Reken uit hoeveel ademhalingen je per minuut had, direct na het rennen (A-2) en 1 minuut na het rennen (B-2) A-2: Aantal ademhalingen per minuut is…………..direct na het rennen B-2: Aantal ademhalingen per minuut is ………….1 minuut na het rennen 2. Vergelijk de antwoorden van A-2, B-2 en van je antwoord bij punt 3 van deze opdracht met elkaar met elkaar. Leg uit hoe het komt dat de antwoorden van elkaar verschillen. ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Vragen bij deel 3 1. Maak een tabel van je meetresultaten van deze proef door de lege tabel hieronder in te vullen. 2. Vergelijk je uitslagen met elkaar. Is er nog verschil te zien tussen de bloeddruk zittend, liggend en staand? ………………………………………………………………………………………………. 3. Zo ja, leg uit hoe dat komt. ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… 4. Lees het onderstaande verhaal door en maak daarna de vragen die eronder staan. Wanneer spreken we van hoge bloeddruk? De bloeddruk schommelt bij gezonde mensen in de loop van de dag en afhankelijk van de situatie. In de ochtend en 's avonds is de druk vaak lager dan 's middags. Door sport, beweging, praten en door emoties kan de bloeddruk tijdelijk stijgen. De meeste artsen zullen pas de diagnose van een te hoge bloeddrukstellen wanneer er bij iemand op tenminste zes verschillende momenten een te hoge bloeddruk is gemeten. Als richtlijn voor hoge bloeddruk wordt genomen: een bovendruk hoger dan 140 mmHg en/of een onderdruk hoger dan 90 mmHg. Testen van hart, longen en bloedsomloop 13 Hoe sportief ben jij? Is jouw bloeddruk op dit moment te hoog of normaal?.................................. Als je bloeddruk nu te hoog is kun je dan bedenken waardoor dat komt? ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………. Vragen bij deel 4 1. Na hoeveel minuten is jou hartslag weer normaal? ……………………………………………………………………………………………… 2. Vergelijk dat met onderstaande gegevens o o o o Minder dan 1 minuut: uitstekend 1 tot 2 minuten: goed 2 tot 3 minuten: matig Meer dan 3 minuten: slecht Kies uit bovenstaande antwoorden. De tijd dat jouw hart erover doet om weer rustig te gaan kloppen is: ………………………………………………………………………………………………. Vragen bij deel 5 1. Neem de gegevens van de hartslagmeting hieronder over: Hartslag in rust (R) Hartslag na kniebuigingen (K) Hartslag 1 minuut later (M) ………………………………………………………………………. Deel dit antwoord door 10 = ………………………………………………………………….. 2. Reken uit R+K+M-200 = Gebruik dit laatste antwoord om in de volgende tabel je conditie te bepalen. Waarde Kleiner dan 0 0-5 5-10 10-15 Groter dan 15 Conditie Zeer goed Goed Gemiddeld Weinig Zeer weinig Opmerkingen Kans op sporthart - Mijn conditie is:………………………………………………………….…………………. 3. Lees onderstaande informatie en maak de vraag die eronder staat. Sporthart Bij topsporters wordt vaak door de voortdurende belasting van het hart tijdens de trainingen het hartspierweefsel dikker. Hierdoor kan het hart meer bloed wegpompen. De Testen van hart, longen en bloedsomloop 14 Hoe sportief ben jij? sporter kan daardoor betere prestaties leveren. Doordat het hart in 1x meer bloed kan wegpompen hoeft het hart ook minder vaak samen te trekken. Topsporters kunnen in rust dan ook rustig een hartslag van 40 keer per minuut halen. Het gevaar bestaat dat bij plotseling stoppen van de trainingen de dikte van de hartspier afneemt terwijl de hoeveelheid bloed die moet worden weggepompt gelijk blijft. Dit kan hartklachten geven. Als topsporters langzaam de trainingen afbouwen kan dit voorkomen worden. Zal een topsporter direct na inspanning een hogere hartslag hebben dan een normale sporter? Leg je antwoord uit. …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… Vragen bij deel 6 1. Vergelijk jouw grijpkracht met de tabel hieronder. TABEL: Knijpkracht, de waarden per leeftijd. Leeftijd 10-11 12-13 14-15 16-17 18-19 Zwak <12,6 <19,4 <28,5 <32,6 <35,7 Man Normaal 12,6-22,4 19,4-31,2 28,5-44,3 32,6-52,4 35,7-55,5 Sterk >22,4 >31,2 >44,3 >52,4 >55,5 Zwak <11,8 <14,6 <15,5 <17,2 <19,2 Vrouw Normaal 11,8-21,6 14,6-24,4 15,5-27,3 17,2-29,0 19,2-31,0 sterk >21,6 >24,4 >27,3 >29,0 >31,0 Omcirkel het juiste antwoord: Mijn knijpkracht rechts is: zwak / normaal / sterk Mijn knijpkracht links is: zwak / normaal / sterk 2. Een krachtig lichaam verkleint de kans op overbelastingsklachten. Een voorbeeld van deze overbelastingsklachten zijn nek- en schouderklachten of RSI (muisarm). Er kan bij deze klachten sprake zijn van een verminderde circulatie naar de arm. Dit kan vervolgens weer invloed hebben op de grijpkracht. Lees nog eens de informatie die boven de opdracht staat en omcirkel hieronder het juiste antwoord: De grote spiergroepen in mijn lichaam zijn: zwak / normaal / sterk, ik heb dus: veel / normaal / weinig kans op overbelastingsklachten. Testen van hart, longen en bloedsomloop 15